IEF 22499
6 juni 2025
Artikel

AI-Forum gelanceerd: hét platform voor AI en recht

 
IEF 22734
6 juni 2025
Uitspraak

Beslag op babymelkpoeder onterecht opgeheven, NewBreath wordt veroordeeld in alle proceskosten

 
IEF 22733
5 juni 2025
Uitspraak

Beoordeling normaal gebruik van het merk AIRBNB, gedeeltelijke vernietiging EUIPO-beslissing door het Hof

 
IEF 13562

Bernold Nieuwesteeg winnaar internetscriptieprijs 2013

Tijdens het symposium "Internetrecht bestaat niet" in De Balie, Amsterdam is de Internet Scriptieprijs 2013 uitgereikt aan Bernold Nieuwesteeg van de Technische Universiteit Delft / Universiteit Utrecht. Hij schreef de scriptie "The legal position and social effects of security breach notification laws."

De winnende scriptie zal als boek worden uitgegeven door uitgeverij deLex. U kunt zich hier aanmelden. U ontvangt dan een bericht wanneer de scriptie in boekvorm beschikbaar is.

Uit het persbericht: De meldplicht datalekken moet burgers vertrouwen geven in de digitale omgeving en zorgen dat burgers de controle over hun eigen gegevens hebben. Bernold Nieuwesteeg onderzocht voor zijn masterscriptie of zo’n meldplicht een effectief middel is om dat doel te bereiken. Zijn conclusie: de plicht schiet het doel voorbij. Hij won de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische scriptie over internet.

De Internet Scriptieprijs is een initiatief van Brinkhof Advocaten en XS4ALL en wordt jaarlijks uitgereikt. Het onderwerp dat Nieuwesteeg koos voor zijn onderzoek is hoogst actueel: zowel in Den Haag als in Brussel wordt gewerkt aan een meldplicht datalekken. Nieuwesteeg onderzocht het resultaat van zulke wetgeving door het aantal meldingen te vergelijken voor en na invoering van meldplicht in Amerika, waar de plicht al wettelijk is vastgelegd. Het aantal meldingen nam toe, maar het effect was minimaal: over de onderzochte periode van 8 jaar deed slechts 0,05% van de bedrijven in Amerika een melding, terwijl uit Brits onderzoek al bekend was dat ruim 80% van ondervraagde veiligheidsmanagers met een datalek te maken krijgt.

Ondanks de wettelijke plicht lijken bedrijven ervoor te kiezen datalekken niet te melden, bijvoorbeeld vanwege imagoschade die de melding kan opleveren. In Europa zou door overlappende regelgeving bovendien de situatie kunnen ontstaan dat bedrijven soms dubbel moeten notificeren: zowel aan de Europese als aan de nationale autoriteiten. Nieuwesteeg pleitte er daarom gisteren voor het melden van datalekken aantrekkelijker te maken voor bedrijven.

Uit het onderzoek bleken overigens ook positieve effecten: de notificatieplicht lijkt bij te dragen aan de bereidheid van bedrijven te investeren in securitymaatregelen en op het samenwerken met andere bedrijven op dit vlak. Het zou bovendien kennis en awareness van consumenten over datalekken kunnen vergroten

De jury van de Internet Scriptieprijs roemde Nieuwesteeg’s empirische aanpak: hij heeft de effecten van wetgeving daadwerkelijk gemeten. Daarnaast wist hij in zijn scriptie een uitermate complex en taai onderwerp helder en goed leesbaar te beschrijven zodat het belang van het onderwerp ook voor niet-ingewijden duidelijk wordt. De jury raadt iedereen aan de scriptie te lezen.

Bernold Nieuwesteeg studeerde aan de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft. Brinkhof Advocaten en XS4ALL organiseren de Internet Scriptieprijs jaarlijks om rechtenstudenten te stimuleren zich te specialiseren in het belangrijke rechtsgebied van het internetrecht. De uitreiking vond plaats op het Symposium Internet en Recht, op 20 februari in De Balie in Amsterdam. De winnende scriptie zal in papieren vorm worden uitgegeven door DeLex.

IEF 13561

Vermarkten concurrerende legnesten rechtvaardigt opzegging duurovereenkomst

Hof Arnhem-Leeuwarden 4 februari 2014, 200.129.760 (Duurovereenkomst legnesten)
Uitspraak ingezonden door Ranee van der Straaten, Marree Dijxhoorn.
Als randvermelding. Duurovereenkomst. Opzegging. Concurrerende producten. Eiseressen [A] houden fabriceren en verkopen legnesten voor pluimvee. Gedaagden [B] fabriceren volièresystemen voor de behuizing van kippen met daarin legnesten van verschillende producenten. Partijen hadden een distributieovereenkomst, welke eiseressen heeft opgezegd, waarna gedaagden nakoming heeft verlangd. Partijen hadden niet voor ogen dat gedaagden onder eigen naam een nest voor de Europese markt zou ontwikkelen dat zou concurreren met de nesten van eiseressen. Eiseressen mochten de overeenkomst opzeggen.

Uit de overeenkomst blijkt dat eiseres niet hoefde te begrijpen dat gedaagden haar vroegen een nest te ontwikkelen voor de Europese markt.

4.16. [..] Het is op voorhand bepaald onaannemelijk dat een producent akkoord zou gaan met een exclusieve distributieovereenkomst waarbij het de distributeur tevens vrij zou staan om concurrerende producten op dezelfde markt te brengen, te meer als deze zijn afgeleid van het product van de producent. [..]
 
4.17. [..] Het Hof is voorshands van oordeel dat het [B] nest concurreert met het [A] nest. [B] biedt het [B] nest aan op haar website voor dezelfde toepassingen als de [A] nesten. Daarbij is niet in geschil dat het [B] nest goedkoper is. Dat is voorshands voldoende voor het oordeel dat van een concurrerend product sprake is. Daarbij is niet van doorslaggevend belang of sprake is van slaafse nabootsing, zoals [A] stelt, maar [B] betwisten. Dat punt kan daarom in het midden blijven. Deze concurrentie met het [B] nest is naar het oordeel van het Hof een voldoende grond voor opzegging van de duurovereenkomst. [..]

Lees hier de uitspraak:
200.129.760 (pdf)

IEF 13560

Samenhang Gooische Vrouwen Bingo en TV-serie door naamswijziging doorbroken

Rechtbank Noord-Nederland 11 februari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:816 (World of Bookings tegen [A] Horeca c.s.)
Concept/formule Bingo Show. Contractenrecht. Merkenrecht. WOB ontwikkelt onder meer entertainmentshows door heel Nederland onder de naam “Gooische Bingo Show” en voorheen genaamd “Gooische Vrouwen Bingo”. Club Champino heeft hierover een overeenkomst gesloten met WOB. Door het organiseren van een bingo op 12 februari bij (zusterbedrijf) Feu, handelt Club Champino echter niet in strijd met het non-concurrentiebeding. Met de doorgevoerde naamswijziging naar Gooische Bingo Show is de samenhang tussen bingo-evenementen en de tv-serie van Talpa/RTL doorbroken. De formule “Gooische Bingo Show” valt buiten de reikwijdte c.q. bescherming van de overeenkomst.

Naar voorlopig oordeel dient de overeenkomst aldus te worden uitgelegd, dat deze – louter - ziet op het (door WOB en Club Champino) gezamenlijk organiseren van bingo-evenementen die gerelateerd zijn aan de bekende TV-serie “Gooische Vrouwen”, die gedurende enkele jaren door Talpa/RTL werd uitgezonden.

De door WOB doorgevoerde naamswijziging van “Gooische Vrouwen Bingo” in “Gooische Bingo Show” heeft de in de overeenkomst belichaamde onverbrekelijke samenhang tussen de te organiseren bingo-evenementen én de TV-serie “Gooische Vrouwen” doorbroken. WOB heeft ter zitting ook aangegeven dat zij niet meer op de oude naam kan terugkomen. 

 

5.5.    Naar voorlopig oordeel dient de overeenkomst – gelet op de gebruikte bewoordingen, in de context van de gehele overeenkomst - aldus te worden uitgelegd, dat deze – louter - ziet op het (door WOB en Club Champino) gezamenlijk organiseren van bingo-evenementen die gerelateerd zijn aan de bekende TV-serie “Gooische Vrouwen”, die gedurende enkele jaren door Talpa/RTL werd uitgezonden. Dit blijkt reeds uit de daarmee samenhangende benaming van de overeenkomst (“Gooische Vrouwen Bingo Overeenkomst”) en het daarboven afgedrukte beeldmerk “Gooische Vrouwen Bingo”, maar ook uit de considerans van de overeenkomst. In deze considerans wordt immers expliciet vermeld dat WOB exclusief gerechtigd is om namens Talpa de naam, het beeldmerk en de formule van Gooische Vrouwen te exploiteren én dat WOB zich onder auspiciën van Talpa bezighoudt met het organiseren van Gooische Vrouwen Bingo Shows. Dat (het concept van) de bingo-evenementen niet gebaseerd zou(den) zijn op de TV-serie Gooische Vrouwen, maar – zoals door WOB ter zitting is betoogd – (slechts) op de Gooise lifestyle, wat dat laatste ook moge zijn (hetgeen WOB niet nader heeft toegelicht), acht de voorzieningenrechter in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. Voorstelbaar is dat juist de naamsbekendheid en aantrekkingskracht van de TV-serie “Gooische Vrouwen”, zoals [A] Horeca c.s. hebben betoogd, dé redenen waren om de onderhavige overeenkomst met WOB aan te gaan. Aldus konden [A] Horeca c.s. zogezegd meeliften op deze naamsbekendheid en aantrekkingskracht. De (aanvankelijke) samenhang van het bingo-evenement van WOB met de TV-serie “Gooische Vrouwen” wordt nog eens ondersteund door de omstandigheid dat Talpa/RTL op enig moment aan WOB heeft laten weten dat men de associatie van “Gooische Vrouwen” met de bingo-evenementen niet meer wenselijk achtte, waarna WOB de benaming van de voorheen onder de naam “Gooische Vrouwen Bingo” te organiseren bingo-evenementen heeft gewijzigd.

5.6.    De door WOB doorgevoerde naamswijziging van “Gooische Vrouwen Bingo” in “Gooische Bingo Show” heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter de in de overeenkomst belichaamde onverbrekelijke samenhang tussen de (eventueel) te organiseren bingo-evenementen én de TV-serie “Gooische Vrouwen” doorbroken. WOB heeft ter zitting ook aangegeven dat zij niet meer op de oude naam kan terugkomen. Als gevolg daarvan kon en kan WOB niet meer voldoen aan haar verplichting uit hoofde van de overeenkomst om op locatie van [A] Horeca c.s. een bingo-evenement onder de “Gooische Vrouwen”-vlag te organiseren. Het organiseren van een bingo-evenement onder de (thans gehanteerde) naam “Gooische Bingo Show” is naar het oordeel van de voorzieningenrechter wezenlijk iets anders dan de in de overeenkomst belichaamde bingo-evenementen. Het in de (nieuwe) benaming voorkomende element Bingo Show is een algemeen beschrijvende term van een bingo-evenement, terwijl het woord Gooische een algemeen beschrijvende geografische term is, waarbij hooguit kan worden geoordeeld dat deze bij de regio Het Gooi aansluiting beoogt te zoeken. De formule “Gooische Bingo Show” valt dan ook buiten de reikwijdte c.q. de bescherming van de overeenkomst van partijen.

5.7.    Gelet op het vorenstaande oordeelt de voorzieningenrechter dat het voor 12 februari a.s. geplande bingo-evenement van Club Champino als zodanig niet in strijd komt met het non-concurrentiebeding ex artikel 3 van de overeenkomst. In het verlengde daarvan kan evenmin geoordeeld worden dat Feu onrechtmatig profiteert van het niet nakomen van dit beding door Club Champino. De daarop gebaseerde vorderingen van WOB strekkende tot een verbod op genoemd evenement en toekomstige soortgelijke bingo-evenementen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBNNE:2014:816 (link)
ECLI:NL:RBNNE:2014:816 (pdf)

 

IEF 13559

Hyperlinks naar ongeautoriseerde content zijn inbreukmakend

Stichting BREIN bericht: (...) Het Hof van Justitie EU [in de zaak Svensson; IEF 13540] oordeelt dat het plaatsen van een link een mededeling aan het publiek is en dat daarvoor afzonderlijke toestemming nodig is indien de link een nieuw publiek bedient ten opzichte van het publiek dat bij de oorspronkelijke mededeling in aanmerking is genomen. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als beperkte toestemming voor de oorspronkelijke mededeling is, omdat die enkel voor abonnees bedoeld is. Een link die zo een mededeling ook aan anderen dan aan abonnees ter beschikking stelt, is inbreukmakend, aldus het hof.

Uit de uitleg van het hof is op te maken dat een link ook inbreukmakend is als die verwijst naar een mededeling die geheel zonder toestemming is geplaatst. Wat voor een beperking van toestemming geldt, heeft immers ook te gelden voor een geheel ontbrekende toestemming. Eerder al werden zulke links naar illegale content al als onrechtmatig aangemerkt, maar nu ze als inbreukmakend aangemerkt kunnen worden, komt dat de handhaving tegen georganiseerd aanbod van zulke illegale links ten goede.

Dat is toe te juichen omdat dit de verdere ontwikkeling en groei van legale online diensten ten goede komt. Die hebben immers te lijden onder de illegale concurrentie die veelal via links toegang tot evident ongeautoriseerde content bieden.

IEF 13558

Gebruik Kuifje door Herge Genootschap toegestaan

Rechtbank Den Haag 19 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:2028 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Auteursrecht. Merkenrecht. Contractenrecht. Het gebruik van de werken van Hergé – de geestelijk vader van Kuifje – door het Hergé Genootschap in de periode van 2009 tot 2012 is door de rechtbank Den Haag niet verboden. Het Belgische bedrijf Moulinsart, dat om een dergelijk verbod vroeg, heeft onvoldoende aangetoond dat het Hergé Genootschap inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten door Kuifje-tekeningen in haar eigen publicaties te gebruiken.

De rechtbank oordeelt dat er sinds 2000 een overeenkomst tussen Moulinsart en het Hergé Genootschap bestond die nooit is opgezegd en op grond waarvan Moulinsart toestemming voor dergelijk gebruik heeft gegeven. Moulinsart stelde dat opzegging van de overeenkomst niet nodig was, omdat deze in haar ogen niet bestond.

De rechtbank oordeelt verder dat door Moulisart onvoldoende is aangevoerd om te kunnen aannemen dat het Hergé Genootschap met het gebruik van de domeinnaam kuifje.nl inbreuk maakt op een woord/beeldmerk van Moulisart waarin het bestanddeel “Kuifje” is opgenomen.

2.6. Op 24 augustus 2000 is een overeenkomst gesloten tussen Moulinsart en HG waarin is overeengekomen dat Moulinsart aan HG in het kader van de verwezenlijking en de publicatie van het trimestriële tijdschrift Duizend Bommen! en de tweemaandelijkse nieuwsbrief Sapristi!! – onder voorwaarden – het recht verleent om de naam van Hergé en de namen, personages, onderwerpen en tekeningen uit het werk van Hergé te gebruiken. In deze overeenkomst is voorts opgenomen dat Moulinsart gratis aan HG het geheel van grafisch materiaal zal verschaffen (15 afbeeldingen voor de trimestriële publicatie en 2 afbeeldingen voor de nieuwsbrief) dat vereist is voor de reproductie van afbeeldingen. De voorwaarden hebben – onder meer – betrekking op voorafgaande schriftelijke toestemming van Moulinsart voor publicatie, verwijzing naar de oorsprong en de copyright notice bij publicatie en gratis toezending van exemplaren van ieder nummer van Duizend Bommen! Deze overeenkomst is gesloten voor de bepaalde duur van 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001. De overeenkomst bepaalt dat op het einde van deze periode partijen hun samenwerking zullen evalueren ten einde vast te stellen of een verlenging van de overeenkomst opportuun is.

Opzegging
4.14. Gesteld noch gebleken is dat de hiervoor vastgestelde overeenkomst tussen Moulinsart en HG (na het eerste jaar) een bepaalde duur kende. Partijen zijn eenvoudigweg voortgegaan, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een overeenkomst van onbepaalde duur in beginsel kan worden ontbonden of opgezegd door partijen. Gesteld noch gebleken is echter dat partijen deze overeenkomst hebben ontbonden of opgezegd. Moulinsart is daar zelfs zeer stellig in: zij heeft niet opgezegd omdat er niet hoefde te worden opgezegd aangezien er geen overeenkomst bestond. Dat HG in Moulinsarts houding een opzegging zou hebben gelezen, doet niet af aan het feit dat Moulinsart de overeenkomst niet heeft opgezegd en dat deze derhalve is blijven bestaan tot het moment dat partijen andere afspraken hebben gemaakt, dat wil zeggen: tot het moment dat HG het door Moulinsart voorgelegde charter heeft aanvaard. Het charter is door HG in de loop van 2012 ondertekend, maar zoals partijen ervan uitgaan dat HG het charter per 1 januari 2012 heeft aanvaard, gaat ook de rechtbank daarvan uit.

Tussenconclusie
4.15. Gelet op het voorgaande heeft Moulinsart, tegenover de met producties onderbouwde stelling dat er sinds 2000 een overeenkomst heeft bestaan op grond waarvan HG (onder voorwaarden) toestemming had om gebruik te maken van het oeuvre Hergé bij de publicatie van de HG-publicaties, haar betwisting daarvan onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat ervan uit dat de rechtsverhouding tussen partijen vanaf 2000 tot 1 januari 2012 is bepaald door de overeenkomst die partijen daarover in 2000 gesloten hebben en die in de loop van de tijd is aangevuld en aangepast (bijvoorbeeld door de e-mailbrieven van 11 mei 2004 en 29 maart 2006). In aansluiting daarop wordt de rechtsverhouding tussen partijen vanaf 1 januari 2012 bepaald door het charter. Zowel in de inmiddels beëindigde overeenkomst als in het charter, hebben partijen afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder Moulinsart aan HG toestemming verleent om (delen van) het oeuvre Hergé te gebruiken in publicaties, zodat – zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt – niet valt in te zien dat HG zonder toestemming van Moulinsart gebruik zou hebben gemaakt van de auteursrechten van Moulinsart of door gebruik van het oeuvre Hergé onrechtmatig jegens Moulinsart zou hebben gehandeld. De vorderingen sub 1) tot en met 4) en de daaraan gekoppelde dwangsom zullen daarom worden afgewezen. Daarmee behoeven HG’s overige weren (waaronder haar beroep op een citaatrecht) geen bespreking meer.

Merkinbreuk
4.17. Volgens Moulinsart maakt HG door de domeinnaam kuifje.nl inbreuk op de merkrechten van Moulinsart ex artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. HG gebruikt het merk zonder geldige reden in haar domeinnaam en trekt daarmee ongerechtvaardigd voordeel uit het merk Kuifje. Het is voor HG volstrekt onnodig die domeinnaam kuifje.nl te gebruiken; haar website is immers ook te bereiken via de domeinnaam hergegenootschap.nl. Ook is het HG op basis van het charter verboden de naam Kuifje op te nemen in haar domeinnaam, aldus nog steeds Moulinsart. HG bestrijdt dit.

4.20. Met HG oordeelt de rechtbank dat kuifje.nl geen gebruik inhoudt van het woord/beeldmerk afgebeeld in 2.2.1, althans niet zonder meer. De (visuele, auditieve en begripsmatige) verschillen tussen teken en merk zijn dusdanig groot en in het oog lopend dat zonder nader onderbouwing niet valt in te zien dat sprake is van gebruik (anders dan ter onderscheiding van waren of diensten) van het merk. Of artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE ruimte biedt voor bescherming tegen met het merk overeenstemmende tekens en of er sprake is van (al dan niet relevante) overeenstemming, kan hier verder in het midden blijven aangezien Moulinsart daarvoor onvoldoende onderbouwing heeft aangevoerd. Moulinsart heeft evenmin onvoldoende concrete onderbouwing verschaft voor de – door HG bestreden – stelling dat het charter HG verbiedt gebruik te maken van “kuifje” als onderdeel van een domeinnaam. Gelet op het voorgaande zal Moulinsarts vordering met betrekking tot het gebruik van HG’s domeinnaam worden afgewezen.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBDHA:2014:2028 (link)
HA ZA 12-1132 (pdf)

IEF 13557

UPC blokkeert The Pirate Bay niet meer

NU.nl bericht: UPC heeft in overleg met Stichting Brein de blokkade van The Pirate Bay opgeheven nadat een rechter bepaalde dat Ziggo en XS4ALL de site ook niet meer hoefden te blokkeren. Eind januari werd door het gerechtshof in Den Haag [IEF 13467] bepaald dat The Pirate Bay door Ziggo en XS4ALL niet meer hoeft te worden geblokkeerd. De blokkade was van kracht sinds begin 2012 [IEF 11287]. Tijdens een actualiteitenlunch op 4 maart vertelt Arnoud Engelfriet meer over dit onderwerp: meer info en aanmelden.

Lees verder

IEF 13556

Mededingingsrecht verstoort culturele markt

Erwin Angad-Gaur, Mededingingsrecht verstoort culturele markt, Muziekwereld nummer 1, 2014.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Platform Makers.
In 2012 diende Platform Makers (het samenwerkingsverband van alle vakbonden en beroepsorganisaties voor auteurs en artiesten) een klacht in tegen de contractpraktijk van de publieke omroep bij de toenmalige Nederlandse Mededingings Autoriteit (de NMa -inmiddels de ACM).

De omroep dwingt muziekauteurs al jaren hun uitgaverechten weg te tekenen in een door de omroep aangewezen muziekuitgeverij (vaak uitgeverij Crossmex), waardoor muziekauteurs niet meer vrij zijn in hun keuze voor het al dan niet inschakelen van een muziekuitgever (en een derde van hun Buma/Stemra-rechten afstaan). In sommige gevallen (met name in het geval van multimediamuziek) worden auteurs zelfs verplicht daar bovenop via een zgn. kickbackcontract een groot deel van hun Buma/Stemra- inkomsten terug te betalen aan de omroep (al dan niet via dezelfde uitgeverij). Ook worden in diverse muziekuitgavecontracten de naburige rechten van de muziekauteur overgedragen (waardoor ook de Sena-vergoedingen worden afgeroomd).

Aangezien de omroep een bepalende opdrachtgever is op de markt van met name multimediamuziek meende Platform Makers dat (in mededingingsrechtelijke termen) sprake was van misbruik van machtspositie en mogelijk van kartelvorming (illegale afstemming door de individuele omroepen, die vrijwel allemaal dezelfde contractsvoorwaarden hanteren).

‘Prioriteitsbesluit’
Na een eenvoudig vooronderzoek nam de NMa in de loop van 2012 een prioriteitsbesluit: men concludeerde niet dat er geen sprake was van overtreding van de mededingingswet, maar besloot geen verder onderzoek te doen.
Een belangrijk deel van de argumentatie achter deze beslissing was op zijn minst opmerkelijk te noemen: men zag onvoldoende reden om te veronderstellen dat de gedragingen van de omroep in het nadeel van de consument uitpakken (in kwaliteit of prijs van het aan de consument gebodene). ‘Een inkoopkartel ten opzichte van muziekauteurs hoeft zo erg nog niet te wezen’ was kortom de redenering. Het mededingingsrecht leek er in de ogen van de NMa niet te zijn om zwakke marktpartijen tegen machtsmisbruik van grote partijen te beschermen, maar moest klaarblijkelijk louter in de effecten op de consument worden uitgelegd.

De NMa sloeg daarbij uiteraard ook de plank mis bij de veronderstelde voordelen voor de consument. Het huidige beleid van de omroep is er direct op gericht zo veel mogelijk muziek uit te zenden waarbij men zelf een zakelijk belang heeft en werkt daarmee als een prikkel om financiële afwegingen in de programmering voorrang te verlenen boven andere, artistieke/culturele overwegingen, die voortvloeien uit de wettelijke taak van diezelfde omroep. Dit heeft de afgelopen jaren geleid tot verschraling en kwaliteitsverlaging van het muziekaanbod op de (publieke) omroep.

Beroep
Platform Makers tekende beroep aan tegen de beslissing en wende zich tenslotte in 2013 tot de rechter (https://www.platformmakers.nl/data/file/4/97.pdf), die uiteindelijk oordeelde dat de ACM (opvolger van de NMa) het recht heeft prioriteitsbeslissingen te nemen.

Een treurige gang van zaken.
Conclusie dient langzamerhand helaas te zijn dat het mededingingsrecht in de culturele wereld louter in het voordeel van grote marktpartijen wordt ingezet.

De NMa verbiedt actief beroepsorganisaties en vakbonden prijsafspraken te maken met opdrachtgevers of zelfs maar adviestarieven te publiceren. De omroepen worden zo dus door de NMa (ACM) beschermd tegen kleine auteurs en artiesten (die verboden wordt gezamenlijk een front te vormen), maar de auteurs worden andersom niet tegen een mogelijk inkoopkartel en machtsmisbruik van grote partijen beschermd.

Het mededingingsrecht versterkt op die wijze louter het marktfalen op de culturele markt (waar van evenwichtige onderhandelingen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers steeds minder sprake is).

Meer en meer wordt daarom duidelijk dat spoedige invoering van een sterk auteurscontractenrecht, dat auteurs en artiesten moet gaan beschermen tegen wurgcontracten absoluut noodzakelijk is. Essentieel zal daarbij zijn dat in deze nieuwe wetgeving (naar voorbeeld van de Duitse auteurswet) een heldere uitzondering wordt opgenomen op het mededingingsrecht.
Een schrijversstaking zoals die enkele jaren geleden in Amerika werd uitgeroepen zou in Nederland verboden worden. Dat kan en mag de bedoeling van de wet niet zijn.

Erwin Angad-Gaur is voorzitter van Platform Makers

IEF 13555

Annotatie bij EHRM-arrest Delfi - Estland

B. van der Sloot, Annotatie bij EHRM 10 oktober 2013 (Delfi AS / Estland), European Human Rights Cases (EHRC), 2014-1, nr. 14.
Mediarecht. Zie IEF 13132. Het Estse Nu.nl plaatst een kritisch artikel over een bedrijf dat veerdiensten levert en L., de enige aandeelhouder. Het artikel is genuanceerd, gebalanceerd en er heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden. De site biedt gebruikers de mogelijkheid te reageren en er volgen een kleine 200 reacties. L. schrijft de site aan om 20 van deze reacties te verwijderen en om een schadevergoeding te incasseren. De site doet het eerste, maar weigert het tweede. De vraag is: in hoeverre is de site verantwoordelijk voor de door de gebruikers geplaatste reacties, die mogelijk een onrechtmatig karakter dragen. Een langdurige nationale rechtsgang volgt waarbij op basis van diverse doctrines vrijspraken en veroordelingen volgen. De uitkomst is echter dat het platform wordt veroordeeld tot het betalen van een boete.

De vraag die centraal staat is een keuze tussen twee regimes. Enerzijds is er het regime voor webhosters, die informatie opslaan die door hun gebruikers worden geleverd. Zij zijn van aansprakelijkheid uitgesloten als zij niet hebben aangezet tot het plaatsen van de informatie en geen kennis hebben van het onrechtmatige karakter van de informatie. Zodra zij deze kennis wel hebben dienen zij prompt te handelen door de informatie te verwijderen. Anderzijds is er de beschermde status van een journalistiek medium onder de vrijheid van meningsuiting-doctrine. Hierbij is juist geen passiviteit, maar activiteit vereist, onder andere in verband met redactie, kwaliteitscontrole, hoor en wederhoor en de naleving van andere journalistieke principes. Zowel in de nationale procedure als bij het EHRM wordt voor het tweede regime gekozen.

Lees verder

IEF 13554

In turbospoedappel wordt schorsing tenuitvoerlegging verbod op naam Nederlands Symfonieorkest vernietigd

Hof Amsterdam 18 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:402 (Stichting Nederlands Philharmonisch Orkest tegen Stichting Nederlands Symfonieorkest)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen, Bingh advocaten.

Schorsing tenuitvoerlegging. Turbospoedappel. In kort geding [IEF 11168] werd NedSym bevolen de inbreuk op de merkrechten van NedPho met betrekking tot het gebruik van het teken Nederlands Symfonieorkenst te staken en gestaakt te houden. Bij arrest [IEF 12802] is de vordering van NedPho toegewezen, omdat er afspraken uit 1996/97 bestaan op grond waarvan NedPho ervan uit mocht gaan dat NedSym nimmer de naam Nederlands Symfonieorkest zou gaan gebruiken. Bij kort geding [IEF 13477] oordeelde de voorzieningenrechter dat het - in afwachting van de bodemprocedure - te ver gaat NedSym te dwingen tot een naamswijziging, de tenuitvoerlegging werd geschorst. De grieven in dit appel treffen doel. Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en de vorderingen van NedSym worden alsnog afgewezen.

3.5. Voor zover NedSym zich zou willen beroepen op een noodtoestand, erin bestaande dat de naamswijziging op korte termijn tot zeer hoge, achteraf mogelijk onnodige, kosten zou leiden, gaat dat beroep niet op. Vanaf de brief van november 2011 (zie 3.1 .(vii))) en het door NedPho aangespannen kort geding (zie 3.1 .(x))) weet NedSym dat NedPho zich verzet tegen de naamswijziging. Het arrest van het hof impliceert dat het NedSym ook al in november 2011 verboden was de naam Nederlands Symfonie Orkest te voeren. Het arrest is op zodanig tijdstip uitgesproken dat de voorbereidingen voor het seizoen 2013/2014 in redelijkheid niet waren terug te draaien zodat de veroordeling is uitgesproken met betrekking tot (de voorbereiding van) het seizoen 2014/2015. Door het alleszins duidelijke arrest naast zich neer te leggen en desondanks, zonder deugdelijke reden, er bij de voorbereidingshandelingen voor het seizoen 2014/2015 van uit te gaan dat zij de naam Nederlands Symfonie Orkest zou kunnen blijven voeren, heeft NedSym eventuele schade die uit tenuitvoerlegging van het arrest van 25 juni 2013, op zeer korte termijn, zou ontstaan, volledig aan zichzelf te wijten en kan zij een eventuele noodtoestand aan NedPho niet tegenwerpen.

3.6. NedSym heeft zich tevens beroepen op de (nieuwe) feiten dat door haar na het arrest van 25 juni 2013 een bodemprocedure is gestart en dat op haar verzoek een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden. Ook dit betoog kan NedSym niet baten. Naar mag worden aangenomen heeft het hof zijn beslissing van 25 juni 2013 gegeven tegen de achtergrond van een mogelijke bodemprocedure waarin hetzelfde geschil aan de orde zou zijn. Omdat voldoende aannemelijk was dat NedPho in deze procedure in het gelijk gesteld zou worden, heeft het hof de veroordeling uitgesproken. Dit zo zijnde valt niet in te zien dat het enkele gegeven dat de bodemprocedure, die het hof voor ogen heeft gehad, inmiddels door NedSym is aangevangen en dat in februari/maart 2014 in het kader van een voorlopig getuigenverhoor getuigen zullen worden gehoord en een comparitie van partijen zal plaatsvinden, reden kan opleveren de executie te verbieden. Het hof laat daarbij nog buiten beschouwing dat, nadat de dagvaarding in de bodemzaak was uitgebracht, één van de te horen getuigen, de voormalig directeur van NedSym, een schriftelijke verklaring heeft doen uitgaan die omtrent de in 1996/97 gemaakte afspraken het standpunt daaromtrent van NedPho en niet dat van NedSym - lijkt te onderschrijven.

3.7. Ten aanzien van het beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens dwaling of bedrog heeft te gelden dat, wat er — na zovele jaren — zij van de kansen daarvan, het beroep is gegrond op feiten en omstandigheden die ten tijde van het kort geding in 2010/2011 reeds bekend waren. Het verweer had daarom reeds toen moeten worden gevoerd.

3.8. Daargelaten de vraag of de tussen partijen in 1996/97 gesloten overeenkomst naar zijn aard opzegbaar is, moet worden geoordeeld dat, tegen de achtergrond dat partijen naar de kennelijke strekking een overeenkomst voor langere duur zijn overeengekomen en dat na een kort geding in twee instanties met betrekking tot (de voorbereiding van) het seizoen 2014/2015 een verbod tot het voeren van de naam van Nederlands Symfonie Orkest was uitgesproken, een opzegging met een zeer korte termijn (bij brief van 6 september 2013 tegen 1januari 2014) in redelijkheid niet tot gevolg kan hebben dat NedSym het arrest van het hof naast zich neer zou kunnen leggen. Ook dit argument kan NedSym daarom niet baten.

3.9. Ten slotte constateert het hof dat ook anderszins niet kan worden geoordeeld dat NedPho, door het arrest ten uitvoer te willen leggen, misbruik maakt van bevoegdheid. NedPho heeft, ter bescherming van zijn naamsbekendheid en omdat het op nakoming door NedSym van de gemaakte afspraken heeft mogen vertrouwen, een reëel belang bij tenuitvoerlegging van het arrest. De belangen van NedSym, om het (in strijd met de afspraken zijnde) gebruik nog te mogen continueren, zijn in vergelijking daarmee niet onevenredig groot.

Lees hier de uitspraak:
200.141.211/01 SKG (pdf)
ECLI:NL:GHAMS:2014:402 (pdf)

IEF 13553

Geen verzoek gedaan om Flickr-account te verwijderen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:568 (Belfabriek tegen MTTM en ZakelijkeNummers)

Mediarecht. Misleidende mededelingen. Staking executie. Doel en strekking dwangsommen. Bij vonnis in kort geding [Reclameboek RB 2020] is Belfabriek verboden onjuiste/en of misleidende mededelingen te doen over MTTM c.s. en hun bedrijfsactiviteiten. Daartoe is haar geboden webpagina's offline te houden. De voorliggende vraag is of het plaatsen van afbeeldingen die gedurende een korte periode zichtbaar zijn geweest op Flickr, onder het doel en strekking vallen van hetgeen waartoe Belfabriek is veroordeeld. Belfabriek vordert succesvol MTTM te verbieden verdere executiemaatregelen te treffen op basis van het vonnis en de executoriale beslagen op te heffen.