IEF 22563
26 februari 2025
Uitspraak

HvJ EU: artikel 24.4 Brussel I bis-Verordening ziet alleen op geldigheid, niet op inbreuk

 
IEF 22552
26 februari 2025
Uitspraak

Geschil tussen artiest en muziekexploitant over royalty’s

 
IEF 22559
26 februari 2025
Uitspraak

Geen overeenstemming tussen waren: verzoek tot nietigverklaring terecht afgewezen

 
IEF 11986

Deze sterke kwalificeert niet als Schotse whisky

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 3 oktober 2012, zaaknr. AR 2012/57729KG (The Scotch Whisky Association en Chivas tegen Supermercado Luz B.V. h.o.d.n. Goisco)

Uitspraak ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier.

Beschermde geografische aanduiding. Misleiding. De door Goisco als huismerkverkochte sterke drank wordt verkocht onder de naam "Goisco's "De Luxe" Blended Scotch Whisky. Na analyse blijkt deze drank minder dan 40% alcohol bevat, niet van granen afkomstige spiritualiën bevat, geen drie jaar op vaten heeft gerijpt en de toevoeging van vanille-extracten indiceert. Goisco's kwalificeert niet als Schotse whisky.

Omdat Scotch Whisky een beschermde geografische aanduiding is in de zin van artikelen 22-24 TRIPs en artikelen 10 en 10bis van het Verdrag van Parijs en dat Schotse whisky bij wet is gedefinieerd dat  er sprake is van een onjuiste aanduiding zowel met betrekking tot herkomst en identiteit als de aard en samenstelling sprake is van onrechtmatig handelen van gedaagden. Ook is er sprake van ongeoorloofde mededinging, omdat leden van de SWA zich wel aan stringente regelgeving van Scotch whisky houden. Verbod wordt gegeven.

IEF 11985

Verschuiving van de aansprakelijkheid naar de onwillige host

Een bijdrage van Merel Arnoldus, Novagraaf.

BREIN vs Xs Networks; verschuiving van de aansprakelijkheid naar de onwillige host [red. IEF 11916]. Het is overduidelijk dat een site als SumoTorrent.com, waar je als gebruiker zijnde vele torrents kunt vinden die leiden naar auteursrechtelijk beschermd werk, illegaal is en daarmee onrechtmatig handelt. Om te downloaden hoef je niet technisch onderlegd te zijn. Via een simpele klik op de knop kan je gratis en voor niks films, TV-series, muziek en games downloaden. Het gemak staat voorop, alle mogelijke downloads staan netjes gegroepeerd en zelfs via Facebook linkt SumoTorrent.com je door naar alle nieuwe titels.

Aan stichting BREIN de taak om voor de belanghebbenden op te komen en de bron hierachter aan te pakken. Immers is het niks nieuws aan de horizon dat websitehouders onrechtmatig handelen wanneer zij het maken van inbreuken op auteursrechten faciliteren en bevorderen. Volgens vaste rechtspraak is het voor BREIN mogelijk om websitehouders in dit geval aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.

Omdat het technisch onhaalbaar is voor BREIN en ze daarnaast op dit moment, net als Justitie, niet over de middelen beschikken om de houder achter de torrentsite SumoTorrent.com te achterhalen, zijn zij genoodzaakt geweest om een schakel terug te gaan om achter de naw-gegevens van de houder te komen, namelijk via de internet hosting provider (in casu XS Networks ). XS Networks heeft zich contractueel met (de houder van) SumoTorrent.com verplicht om de site te hosten. Zij stelt haar server op contractuele basis ter beschikking. Feitelijk en technisch gezien is dat het enige wat ze doen een stukje ruimte op het internet vrijgeven aan een klant die naar eigen behoeften, dan wel inzicht, kan bepalen hoe de website ingevuld wordt. Het behoort niet tot de werkzaamheden van XS networks om zich verder te bemoeien met de inhoud en eventuele illegale activiteiten op gehoste websites. Na het vrijgeven van een gedeelte op hun server zit hun taak erop, althans dat is wat XS networks vindt. Zo zou het niet aan hen zijn om te bekijken wat er zich op de website van de klant bevindt, immers heb je hier te maken met privacy aspecten. Het een en ander blijkt wel uit het beleid van Xs Networks:

We do not see hosting as an added bonus or unavoidable burden; it is the only thing we do and we want to do it right.

Xs Networks neemt het hosten van een website erg letterlijk. Het hosten is inderdaad het enige wat ze doen. Klant is koning, de klant mág en kán alles op het internet plaatsen en faciliteren zonder ze hiervoor terug te fluiten, zelfs als ze jarenlang door BREIN erop zijn gewezen dat er zich op de site van hun klant, Sumotorrent.com, onrechtmatige praktijken afspelen. Puur hosten doen ze ‘right’, maar hoe zit het met de gerelateerde rights?

In de Scientology-zaak (1999, LJN AA1039, hoger beroep 2003, LJN AI5638) was al door de rechter uitgemaakt dat de internet hosting provider zich in een machtige en unieke positie bevindt. De provider beschikt over de naw-gegevens van de houders van de gehoste websites, waardoor er bepaalde verantwoordelijkheden ontstaan. De internet hosting provider dient medewerking te verlenen en adequate maatregelen te nemen als hij ervan op de hoogte wordt gesteld dat een gebruiker inbreuk op het auteursrecht pleegt of anderszins onrechtmatig handelt. Dat een stichting als BREIN kan eisen van een internet hosting provider om een website te staken en gestaakt te houden is daarom ook weinig vernieuwd. Dit is ook in lijn van de eerdere Lycos/Pessers-uitspraak [LJN AU4019], waarbij is uitgemaakt dat de dienstverlener onder omstandigheden verplicht is om aan derden informatie te verstrekken waarmee de afnemers van een dienst kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de afweging van de betrokken belangen. Zo kan het zijn dat de vrije meningsuiting van de websitehouder een rol speelt. Op een dergelijke site als sumotorrent.com, waarmee de houders op onrechtmatige wijze tonnen per jaar ophalen, mag het duidelijk zijn dat de vrijheid van meningsuiting nihil is.

Op grond van eerdere rechtspraak verzocht BREIN dan ook sinds 2008 aan XS Networks om SumoTorrent.com te staken en gestaakt te houden, waar XS Networks geen gehoor aan gaf. Zelfs na het aanbod van BREIN om tegemoet te komen in eventuele claims van (de houders van) SumoTorrent.com, bleef XS Networks de beruchte site hosten. Willens en wetens zorgde XS Networks ervoor dat de onrechtmatige situatie niet ophield en de schade voor de belanghebbende bleef voortduren. XS Networks wilde zelf niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Uiteindelijk kreeg XS Networks waar zij zelf om vroeg; alleen na tussenkomst van de rechter zou zij de verzoeken van BREIN honoreren. Zo gezegd, zo gedaan. BREIN sleepte als ultimum remedium XS Networks voor de rechter, met (onder ander) als vordering; het vergoeden van de schade veroorzaakt door de houders van SumoTorrent.com. Een merkwaardige verschuiving van de schadevergoedingsplicht naar de onwillige internet host toe.

Auteursrechtelijk heeft de rechter als uitgangspunt genomen dat het beschikbaar stellen van auteursrechtelijk beschermde werken via het internet, waardoor deze toegankelijk worden voor andere (zoals gebeurt bij het uploaden van torrents) kan worden aangemerkt als een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten. Dit kan niet zonder meer worden aangenomen voor het downloaden, immers is er bij het downloaden van illegale content geen sprake van inbreuk (art. 16 sub c Auteurswet). Technisch gezien is het bij een site als SumoTorrent.com zo dat als je download je het bestand daarna automatisch upload (ter beschikking stelt) wat wel weer inbreuk op auteurs- en naburige rechten oplevert. SumoTorrent faciliteert deze onrechtmatige gelegenheid. Het 'slechts' faciliteren levert geen inbreuk op auteurs- en naburige rechten op, maar er is wel sprake van onrechtmatig handelen. Dat (de houders van) SumoTorrent.com aansprakelijk kunnen worden gesteld dat mag op grond van het voorgaande en eerdere rechtspraak duidelijk zijn.

Volgens de rechter is, mede door het nalaten van XS Networks, een verschuiving van de aansprakelijkheid gekomen richting de internet hosting provider, nu BREIN niet kon achterhalen wie de houder achter SumoTorrent.com is. Zo heeft, blijkens de uitspraak, XS Networks een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij heeft gehandeld jegens de aangesloten bij BREIN, omdat het onrechtmatige karakter van de site evident en duidelijk was. Privacy-argumenten richting de houder gaan hierbij niet op. In dergelijke omstandigheden prevaleren de belangen van BREIN boven de belangen van XS Networks' klant SumoTorrent.com.

De houders achter SumoTorrent.com blijven een prooi voor BREIN. Het is dan ook van belang dat XS Networks identificerende gegevens van deze houder aan BREIN verstrekt. Ondanks het verzoek van BREIN om deze gegevens te verstrekken, heeft XS Networks valse gegevens verstrekt waar BREIN XS Networks herhaaldelijk op heeft gewezen, zonder enig resultaat. Ook hierbij was het gezien de omstandigheden duidelijk dat het valse gegevens betroffen. Er is voor de internet hosting provider een zorgplicht in het leven geroepen om de juistheid naar redelijkheid te controle, althans, de gegevens moeten in voldoende mate gecontroleerd zijn. Mochten er onjuistheden zijn, dan is het aan de internet hosting provider zelf om evenredige inspanningen te verrichten om de juiste gegevens te achterhalen. Bij onvoldoende controle levert dit een schending op van de zorgplicht. Dit omdat, zoals al eerder aangegeven, de internet hosting provider vaak de enige link is naar de houder. In het geval van BREIN vs XS Networks was het evident duidelijk waarom BREIN de naw-gegevens van de houder wilde verkrijgen. Het belang van BREIN dient hierbij te prevaleren boven het anoniem kunnen blijven van de houder. Immers houdt de houder zich bezig met onrechtmatige praktijken. Door het niet verstrekken van de naw-gegevens handelt XS Networks in strijd met het ongeschreven recht.

Enige relativiteit kan er worden opgemerkt bij het verstrekken van de naw-gegevens. Er is namelijk geen actieve zorgplicht om ten behoeve van derden correcte identificerende gegevens van klanten bij te houden of daar actief onderzoek naar te verrichten. Het is niet zonder meer onrechtmatig, het hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. Een internet server provider handelt pas onrechtmatig als zij blijft weigeren de naw-gegevens te verstrekken en niet eerder de dienstverlening staakt. Pas dan vindt er een verschuiving plaats naar de internet hosting provider om de opgelopen schade te vergoeden. Ook al gaat deze verschuiving richting de internet hosting provider op het eerste oog merkwaardig ver, het kan niet vaak genoeg gezegd worden; voor XS Networks was het evident en duidelijk wat er zich afspeelde op SumoTorrent.com. Dit hoeft technisch gezien niet altijd zo te zijn met torrents. Er zijn verschillende manieren om torrents beschikbaar te stellen. Bijvoorbeeld op een site die versleuteld is met passwords en gebruikersnamen. Een provider zal in dergelijke gevallen nooit zelf actief erachter kunnen komen dat er zich illegale activiteiten plaatsvinden, terwijl er in principe hetzelfde gebeurt als op een site als SumoTorrent.com, alleen dan in een andere technische vorm gegoten. Wellicht een opluchting voor andere internet hosting providers die bang zijn om BREIN achter zich aan te krijgen en de schade te moeten vergoeden veroorzaakt door hun klant. Het is zeer casuïstisch, waarbij er moet worden voldaan aan de gestelde eisen.

Om een dergelijke claim van BREIN zoals bij XS Networks tegen te gaan, is het voor internet hosting providers van belang om op grond van eigen handelen niet aangesproken te worden. Gezien voorgaande rechtspraak, blijkt wel dat je van BREIN kan aannemen dat er bij een melding zich daadwerkelijk onrechtmatige activiteiten op de site bevinden. Er moet een voortdurend traject aan niet mee willen werken aan vooraf gaan, wil je als internet hosting provider door BREIN voor de rechter gesleept worden.

Al met al is het weer een nieuwe uitspraak in de reeks van BREIN [zie o.a. op IE-Forum]. Op dit IT-gerelateerde rechtsgebied hebben de afgelopen jaren meerdere verschuivingen plaatsgevonden waar er nu weer een bij kan worden opgeteld. Dat een websitehouder aansprakelijk kan zijn voor de schade veroorzaakt door zijn website is meer dan logisch. Tegenwoordig is het, gezien de recente uitspraak BREIN vs XS Networks, mogelijk dat de onwillige host aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade veroorzaakt door een ander. De vraag is of deze verschuiving wel eigenlijk valt te rechtvaardigen. Tot zover moet gesteld worden dat het zeer casuïstisch is. In de toekomst moet blijken hoe ver de reikwijdte van de privacy gaat dat een internet hosting provider redelijk kan (en moet) inschatten of er zich inderdaad illegale content bevindt op een gehoste site. Tot zover kan je dit als internet hosting provider overlaten aan BREIN.

Merel Arnoldus

IEF 11984

Drie smoezen in inbreukzaken over intellectuele eigendom It wasn´t me!

Een bijdrage van Evert van Gelderen, De Gier | Stam & Advocaten.

Het lijkt wel een nieuwe trend in het land van de intellectuele eigendom: de inbreuksmoezen. In de afgelopen drie maanden kwam iedere maand een uitspraak met een inbreuksmoes voorbij.

1. In september was er de ‘ik-ben-verbijsterd-deze-producten-heb-ik-niet-besteld’-smoes (in TKS S.A. vs M. Petiet, Vzr. Rb Zwolle 13 september 2012, IEF 11777).

Een eenmanszaak werd gesnapt toen bij de douane ongeveer 800 namaakhorloges werden tegengehouden van het merk ICE-WATCH. De inbreukmaker stelde dat hij verbijsterd was; hij had geen bestelling gedaan van (namaak) ICE-WATCH horloges, maar horloges van het merk TADA! Ter onderbouwing van het feit dat hij horloges van het merk TADA zou hebben besteld en de leverancier dus de verkeerde horloges had geleverd, werden documenten aan de rechtbank verstrekt. De essentiële informatie over het bestelde model was echter onleesbaar gemaakt. De rechtbank accepteerde het verweer dan ook niet.


2. Oktober was de maand van de ‘het-was-mijn-buurvrouw’-smoes (in TKS S.A. vs E. Aydar, Vzr. Rb Breda 9 oktober 2012, IEF 11855).

Ook deze zaak ging over namaakhorloges van het merk ICE-WATCH. In dit geval ging het om een vrouw die werd aangesproken wegens inbreuk omdat een pakketje van meer dan 500 horloges door de douane werd onderschept. Het pakketje was gericht aan haar huisadres. De dame had dit niet op haar geweten, zo stelde ze. Zij zou de dupe zijn geworden van bedrog. Ze zou enkel toestemming hebben gegeven aan een buurvrouw om een pakketje bij haar te laten bezorgen. Ze krijgt ten onrechte de zwarte piet toegeschoven. De rechter achtte het niet geloofwaardig dat Aydar belangeloos een onbekend persoon toestemming geeft om een zending met onbekende inhoud naar haar huisadres te sturen. Ook deze smoes haalde het dus niet.

3. En in november zag de ‘ik-deed-het-namens-een-vriend’-smoes het licht (in Björn Borg Brands AB vs X., Rb Den Haag 7 november 2012, IEF 11975).

Genoeg over horloges, deze zaak ging over onderbroeken, of beter: ‘boxers”. De inbreukmaker ‘X’ wordt gesnapt voor het verkopen van nepboxers van het merk Björn Borg. Hij tekent een verklaring dat hij dat niet meer zal doen, met daaraan gekoppeld een boete. Via Marktplaats blijft X vervolgens, onder diverse aliassen, de inbreukmakende boxers verkopen. Bij de rechtbank stelt hij vervolgens dat hij de boxers heeft aangeboden 'namens een vriend'. Ook zou hij zelf geen voorraad boxers hebben gehad en zou hij niets hebben verkocht. Deze smoes redt het evenmin. De Rechtbank acht dat niet geloofwaardig.

Ik kan niet wachten tot de smoes van december; iets van ‘Santa-did-it’?

IEF 11983

EU Rapporteur met opinie over biopiraterij

Opinion of the Rapporteur on development aspects of intellectual property rights on genetic resources: the
impact on poverty reduction in developing countries (2012/2135(INI))

Catharanthus flowersOver biopiraterij, octrooirecht, kwekersrecht traditional knowledge en ontwikkelingslanden. The main issue raised in this respect is that of ‘bio-piracy’, which could refer to either the unauthorised extraction of genetic resources, such as plants with medical properties, or to the patenting of spurious inventions based on such resources or traditional knowledge from indigenous peoples without compensation.

Your rapporteur welcomes a reflection on these issues, in the interest of developing countries with the end goal of poverty alleviation, but stresses that the practical implementation of any set of rules for avoiding bio-piracy involves problems of a legal nature which are not easily solved without a proper reflection on, and a correct interpretation of, the current legal
framework as mentioned above.

The legal terminology in the area of intellectual property rights on genetic resources needs to be clarified and consolidated, not least the term ‘bio-piracy’. Any definition of this term needs to have a solid foundation, requiring extensive fact-finding and research. The international community should also define the sui generis systems in force at international level for plant protection in those cases where patent protection is not applicable.

It is furthermore essential to safeguard the interests of small and medium breeders, taking into consideration that excessively broad patent protection in the area of breeding can hamper innovation and progress and become detrimental to these breeders by blocking access to animal and plant genetic resources.

SUGGESTIONS
The Committee on Legal Affairs calls on the Committee on Development, as the committee responsible, to incorporate the following suggestions in its motion for a resolution:

1. Considers that a clear and coherent system of proprietary rights would contribute to the creation of knowledge and its dissemination to developing countries, to the benefit of local entrepreneurship, research, education and poverty alleviation;

2. Stresses that further work must be carried out in order to clarify and consolidate the legal terminology in the area of intellectual property rights on genetic resources, in particular with a view to a definition of the term ‘biopiracy’ based on authoritative figures;

3. Takes the view that future bilateral and multilateral agreements aiming at harmonisation, and in particular those concerning the scope of exceptions and limitations to patent rights, will require careful scrutiny from a development perspective, with a view to achieving global equity for public health in the spirit of the implementation of Paragraph 6 of the Doha Declaration on the TRIPS Agreement, safeguarding local knowledge and, in relation to plant breeders’ rights, securing access to seeds;

4. Takes notice of the work of the World Intellectual Property Organization (WIPO) Intergovernmental Committee on Intellectual Property and Genetic Resources, and encourages similar measures to be taken and consistent definitions to be used at EU level;

5. Reiterates that, against the background of its recent resolution on the patenting of essential biological processes, excessively broad patent protection in the area of breeding can hamper innovation and progress, to the detriment of small and medium-sized breeders, by blocking access to genetic resources;

6. Calls on the international community to take into account the fact that the International Union for the Protection of New Varieties of Plants provides a sui generis system, already in force, for plant variety protection where patent protection is not applicable; recommends that core requirements for effective sui generis models are contemplated;

7. Takes the view that local knowledge of indigenous methods of water exploitation should be scientifically researched and freely disseminated, while technologies covered by patents in developing countries should facilitate innovation in access to water and sanitation.

IEF 11982

WIPO-selectie oktober 2012

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over: een gebruikelijke zoekterm voor adult content, geen financieel gewin van WALMART-kritieksite, beperkte scope van de UDRP-procedure bij meer geavanceerde bekend-merk-claim, geen kwader trouw bij registratie van woorden of zinnen die mogelijk kunnen worden gebruikt als merk, reverse domain name hijacking-actie, beschrijvende combinatie van woorden in een domeinnaam, niet meer bestaande onderneming heeft geen belang, Heimelijk .nl-domeinnaam in onderhandelingsfase registreren en zinloos tussenpersoon 'privacy protect service' beschuldigen van vaker domeinnamen vasthouden. De vorige editie: WIPO-selectie september 2012 of via dossier domeinnaamrecht (linkerkolom).

De selectie is (deels) samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

WIPO 11 oktober 2012, D2012-1548
six.com > Complaint denied

Onder C: eigen recht / legitiem belang. Gebruik van domeinnaam vóór 2011 met PPC en na 2011 met adultcontent is, “hoe betreurenswaardig ook”, niet op zichzelf onrechtmatig. De verweerder heeft de insteek van zijn website veranderd nu hij erachter kwam dat “six” een gebruikelijke zoekterm is voor “sex”, daarte is voldoende bewijs overlegd.

Eiser heeft anoniem en ongevraagd een verzoek gedaan om de domeinnaam te verkopen, zonder zich te beroepen op (een) intellectueel recht. Hiervan kan niet gezegd worden dat de verweerder met het te noemen bedrag heeft willen profiteren van de goodwill van eiser.

The post 2011 use of the Disputed Domain Name in connection with adult content, as deplorable as it may be, also can not in and of itself be said to be illegitimate. The Panel takes account of the fact that there is extensive third party use of the term “six”, both as trade marks and as domain names, and that it cannot by any stretch of the imagination be considered famous or exclusively associated with the Complainant. The Panel also takes account of the reasons offered by the Respondent for the change in content of the website attached to the Disputed Domain Name to adult content. The Panel accepts that the Respondent’s decision was to increase the traffic to its website following investigations that it had undertaken concerning the traffic sources that arrived at the Disputed Domain Name, which shows that “six” is considered a common search term for sex. The Panel finds that the Respondent’s post 2011 use also does not show that the Respondent lacks legitimate interests in the Disputed Domain Name.”

 

In this UDRP proceeding, there is no evidence that the amount that the Respondent sought as a consequence of the offer made by the Complainant to purchase the Disputed Domain Name involved taking advantage of whatever goodwill attached to the Complainant’s mark. The Panel accepts that the Disputed Domain Name, which is a .com domain name and consists of a generic three letter word, may hold considerable inherent value as, in fact, shown by the Respondent in a valuation that it had conducted. After all, the Complainant’s offer was unsolicited and anonymous and made no reference to any trade mark rights.

WIPO 19 september 2012, D2012-1541
walmartat50.com; walmartat50.net; walmartat50.org > Complaint denied

Domeinnamen leiden naar website die de Amerikaanse supermarktketen Walmart bekritiseert. Er is geen sprake van een eigen recht of legitiem belang, omdat er niet duidelijk genoeg afstand wordt genomen van de supermarktketen. Hetzelfde lettertype wordt gebruikt en geen disclaimer. Echter toch geen kwader trouw. De Complainant is geen concurrent en er wordt geen financieel voordeel met de website behaald, geen advertenties noch een mogelijkheid om te doneren.

“Although above the Panel declined to find that Respondent has affirmative rights or legitimate interests in the Disputed Domain Names, the Panel nonetheless finds that Complainant has failed to establish that Respondent has used the Disputed Domain Names in bad faith in the circumstances of this use. While the fact that Respondent’s use may be neither legitimate nor fair because of the degree of impermissible confusion created is probative of bad faith, it is not dispositive in this case. The Panel finds it particularly significant that Respondent is not in competition with Complainant, and is not using the Disputed Domain Names to its own commercial advantage; there is neither advertising nor requests for financial support on Respondent’s website. Respondent has targeted its websites principally at providing a forum to share criticism of Complainant, and appears to have genuinely used them as such.”

WIPO 28 september 2012, D2012-1574
ginocerruti.com > Complaint denied

Bekend Frans kledingmerk Cerruti (meer dan 1500 merkregistraties), geregistreerd op 1999, tegen kledingbedrijf Gino Cerruti uit het Verenigd Koninkrijk om de domeinnaam ginocerruti.com te verkregen. De merkregistratie van “Gino Cerruti” in 2011 is gestrand door de oppositie van Cerruti. Echter ten tijde van de registratie van de domeinnaam had verweerder een bedrijf geregistreerd onder de naam Gino Cerruti, de domeinnaam wordt daarom niet overgedragen. De zaak lijkt meer geschikt voor de rechter, nu het bekende merk kan worden aangetoond, maar hiervoor is geen plaats in de UDRP-procedure:

“The UDRP was designed to address only a very narrow class of domain name disputes – cases of abusive domain name registration, or cybersquatting. The Final Report of the WIPO Internet Domain Name Process of April 30, 1999 indicates that the mandatory alternative dispute resolution procedure proscribed by the UDRP must be limited in scope “to cases of bad faith, abusive registration of domain names that violate trademark rights”. Subsequent years of case law have echoed this sentiment, reserving to the courts the complex questions of inter alia trademark infringement, breach of contract and fraud. See, for example, Jimmy Alison v. Finland Property Services (Pty) Ltd., WIPO Case No. D2008-1141 and Edward Van Halen v. Deborah Morgan, WIPO Case No. D2000-1313: “The Policy is, thus, not designed to combat trademark infringement on the Internet or even questionable cases of cybersquatting, but rather, abusive, bad faith cybersquatting.”

In this case, the Respondent has demonstrated to the satisfaction of the Panel that he had, at the time he selected the disputed domain name for registration, a valid company registration in the United Kingdom. While the Complainant may be able to successfully show, in a full evidentiary proceeding before a court of competent jurisdiction, that the Respondent selected this business name with the intent to trade on their well-known CERRUTI mark, the abbreviated UDRP procedure is not an appropriate mechanism for resolving this dispute.”

WIPO 28 september 2012, D2012-1457
gooduniverse.com > Complaint denied

Ondanks dat eiser geen recht of legitiem belang (zoals een merk) heeft kunnen aantonen, worden de andere twee voorwaarden behandeld. Uit niets dat er sprake is van kwader trouw wanneer een domeinnaam wordt geregistreerd die woorden bevat die wellicht in de toekomst als merk kan worden geregistreerd.

“Nothing in these precedents, in the text of the Policy itself, or in trademark law suggests that it is bad faith to register a domain name comprised of common words or phrases when it ispossible that some unknown party in the future may decide to use those words as a trademark. The generic words used for the Domain Name in this case, “Good Universe”, could reasonably be considered relevant for a great many potential applications. It is always possible that someone will attempt to use virtually any word or phrase as a trademark. But speculating on the future commercial value of a domain name based on common words is simply a business risk, not an act in bad faith, unless the registrant has reason to know that a particular party has plans to use those words as a mark. The Complainants’ proposed approach to bad faith registration strays very far from the definition of cybersquatting in the Final Report (supra), UDRP decisions since 1999, and United States trademark and anti-cybersquatting law, which is relevant because all the parties are located in the United States.”

WIPO 5 oktober 2012, D2012-1475
metatrader.com > Complaint denied

Het is aannemelijk dat de verweerder niet op de hoogte was van het bestaan van eiser ten tijde van registratie van de domeinnaam. Het panel oordeelt dat er sprake is van reverse domain name hijacking. Geen merkregistratie en de domeinnaam bestaat uit twee beschrijvende elementen:

 

“According to the Oxford English Dictionary, the prefix “meta“ has its origin in the Greek language and is used in English to denote, inter alia, something of a higher or second-order kind. Therefore, the Panel accepts the contention of the Respondent that the disputed domain name may be regarded as consisting of two descriptive elements - the common prefix "meta" and the word "trader". Taking this into account, along with the lack of any trademark registration (or even any trade mark application) of the Complainant at the time of registration of the disputed domain name, the Panel is of the opinion that the registration and use of the disputed domain name cannot be regarded as illegitimate under the Policy vis-à-vis the Complainant.”.

WIPO 27 september 2012, D2012-1538
dataserv.com > Complaint denied

Domeinnaam, waarop Pay-per-click services worden aangeboden, is later geregistreerd dan het merk. Verweerder geeft aan dat hij de domeinnaam heeft geregistreerd vanwege de combinatie van woorden. Deze zijn beschrijvend en worden vaker gebruikt in de branche. Eiser heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van een eigen recht of legitiem belang, noch dat er sprake is van kwader trouw. Panel gaat mee met stellingen van verweerder:

“Having carefully reviewed the evidence submitted before it, the Panel reached the conclusion that it does not establish that back in 2003 the recognition by the public of the Complainant and of its DATASERV service mark was of such a magnitude that would make it likely that the Respondent was or should have been aware of the existence of the Complainant at that time. Such likelihood is further reduced by the parallel existence of other entities using the term “dataserv” in their business at that time.
The DATASERV service mark was registered at the time when the Respondent registered the disputed domain name. However, the Panel accepts the Respondent’s assertion that it was unaware of the existence of the Complainant at that time. The Panel is also of the view that there is nothing about the circumstances of this case to suggest that the Respondent was willfully blind to the Complainant’s rights when acquiring the disputed domain name and/or should have been under an obligation to conduct a trademark search in the State of Missouri.”

WIPO 24 september 2012, D2012-1484
kozmo.com > Complaint denied

Verweerder had tussen 1998 en 2001 merkrechten op Kozmo.com en een bedrijf dat zo heette. Nu bestaat de onderneming niet meer en is de domeinnaam ook niet meer actief. Een niet meer bestaande onderneming kan volgens het panel geen eigen recht of legitiem belang meer bij een domeinnaam hebben. Tijdens de registratie in 1997 was verweerder echter niet te kwader trouw, eiser bestond toen nog niet.

“Respondent could not have known of Complainant’s mark when it registered the Disputed Domain Name. In fact, as Complainant has repeatedly emphasized, Respondent ceased to exist almost ten years before Complainant began operations under the KOZMO mark. Furthermore, during its time in operation Respondent had a United States trademark for the Disputed Domain Name and offered bona fide goods and services through the Disputed Domain Name. Accordingly, Respondent did not register the Disputed Domain Name in bad faith. Lastly, the Disputed Domain Name has been in locked status without reverting to any active website since 2005. These facts demonstrate that Respondent’s conduct does not qualify as bad faith under paragraph 4(b) of the Policy.”

WIPO 28 september 2012, DNL2012-0041
nszonetaxi.nl > Transfer
Verweerder is een taxibedrijf waarmee eisers in overleg zijn geweest over een nieuw concept taxivervoer. Eisers stellen dat verweerder heimelijk de domeinnaam nszonetaxi.nl heeft geregistreerd. Verweerder voert geen verweer. Geen eigen recht of legitiem belang en kwader trouw aanwezig. Zelfs al was bij registratie sprake van goeder trouw het huidige gebruik (bezet houden), dan is zij nu toch te kwader trouw. Ook als DomJur 2012-901:

“Bovendien, zelfs als de registratie van de Domeinnaam destijds te goeder trouw zou zijn geweest, is het huidige gebruik althans “bezet houden” ervan dat niet. In elk geval op het moment dat de pilot werd beëindigd en de Verweerder ophield taxivervoersdiensten aan te bieden in samenwerking met de Eisers, werd het bezet houden van de Domeinnaam door de Verweerder gebruik althans geregistreerd houden te kwader trouw (zie: SimPlan AG v. SimPlan,WIPO Case No. DNL2010-0006).”

WIPO 11 oktober 2012, D2012-1601
hydrotac.info > Complaint denied

Domeinnaam geregistreerd om “Hydrotac”-producten te verkopen, thans verwijst de domeinnaam naar een parkeersite. Dit is niet persé geen eigen recht of legitiem belang, maar het toets loopt stuk op het onderdeel te kwader trouw, daarvoor is onvoldoende bewijs geleverd.

Het panel merkt nog op dat het zinloos was van de eiser om te stellen dat het een gewoonte is van de verweerder om domeinnamen te registreren om merkhouders etc. ervan te weerhouden deze te gebruiken. De houder van de domeinnaam is een zogenaamde “privacy protect service” die zorgt dat de eigenlijke houder buiten beeld blijft.

“The Complainant contends that the Respondent must have been aware of the Complainant’s rights in the HYDROTAC trademark when he registered the domain name. The Panel does not share this opinion. The Complainant has not submitted any evidence that its trademark and the related products are widely known in particular in South Africa, where the Respondent markets its product “Hydrotac”. In addition, the Complainant’s mark is not famous, triggering the assumption of global awareness of the well-known mark (see e contrario, LEGO Juris A/S v. softwareegypt, WIPO Case No. D2012-1238). The Complainant has further not submitted any other proof showing that the Respondent should or could have been aware of the Complainant’s trademark for other reasons, i.e., that it had been specifically aware of the Complainant’s registration.

Consequently, there is no evidence that the Respondent registered the domain name for setting up a parking site in order to intentionally attempt to attract, for commercial gain, Internet users to his website or other online location, by creating a likelihood of confusion with the Complainant’s mark. The fact that the Complainant’s and the Respondent’s products are of a different nature corroborates this finding.”

“Furthermore, the Panel has no evidence that “the Respondent has registered the domain name in order to prevent the owner of the trademark or service mark from reflecting the mark in a corresponding domain name, provided that the Respondent has engaged in a pattern of such conduct”. By quoting three UDRP cases, the Complainant tried to refer the Panel’s attention to a situation of a pattern of conduct. However, these cases are of little help as the common Respondent is Domains by Proxy, i.e., a privacy domain name registration service and not the present Respondent.”
IEF 11981

Oppositieprocedure bij het BBIE: een korte vooruitblik

Een bijdrage van Maarten Lous, Merk Echt.

Vooruitblik: wijzigingen in oppositietermijn. Cooling off. Werktaal. De oppositieprocedure bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) is bij velen bekend. Met behulp van deze administratieve procedure is het voor een houder van een ouder merk mogelijk om bezwaar te maken tegen een jongere, gelijkende merkaanvraag. Tijdens de door het BBIE georganiseerde workshop oppositie van maandag 5 november 2012 is aangegeven dat medio 2013 enkele aspecten van deze procedure zullen veranderen. Dit artikel biedt een korte vooruitblik op de te verwachten wijzingen in de oppositieprocedure.

Oppositietermijn
Wanneer een Benelux merkaanvraag wordt gepubliceerd kan de houder van een ouder merk binnen twee maanden oppositie instellen. Deze oppositietermijn vangt aan op de 1e dag van de maand volgend op de maand van publicatie. Door toepassing van deze regel kan het in de praktijk voorkomen dat bij publicatie aan het begin van een kalendermaand de oppositietermijn langer uitvalt dan de bedoelde twee maanden. Enkel bij publicatie aan het einde van de kalendermaand is de oppositietermijn daadwerkelijk twee maanden. Het BBIE wil dit verschil wegnemen door de oppositietermijn aan te passen.

Met de voorgenomen aanpassing zal vanaf medio 2013 de oppositietermijn van twee maanden aanvangen op de dag van publicatie. Dit betekent dat termijnen niet alleen aan het einde van een kalendermaand kunnen verstrijken maar op elke dag van de maand. Een oppositie te laat instellen leidt tot niet-ontvankelijkheid. Met de invoering van deze wijziging is het daarom van belang om nog meer aandacht te geven aan goede termijnbewaking. Ook merkbewaking zal altijd binnen twee maanden moeten worden opgevolgd.

Cooling off
Nadat oppositie is ingesteld vangt de zogenaamde ‘cooling off’ periode aan. In deze periode hebben partijen de gelegenheid om onderling tot een akkoord te komen. De cooling off periode kan onder de huidige procedure steeds met twee maanden worden verlengd op verzoek van beide partijen. In het nieuwe beleid kan de cooling off steeds vier maanden worden verlengd. Hierbij introduceert het BBIE de ‘opt-out’ mogelijheid. Deze opt-out biedt beide partijen de mogelijkheid om eenzijdig de cooling off periode te beëindigen. Met deze wijziging beoogt het BBIE te voorkomen dat partijen, die geen zicht hebben op een minnelijke oplossing, moeten wachten tot de cooling off periode is afgelopen. De dreiging van een opt-out kan daarnaast, zeker bij lange cooling off periodes, lakse wederpartijen ertoe bewegen dossiers die stof dreigen te verzamelen sneller op te pakken. De langere verlenging van de cooling off periode in oppositieprocedures lijkt op die van het OHIM, waarbij deze periode in één keer met 22 maanden wordt verlengd en waarbij tevens een opt-out mogelijk is.

Werktaal
Naast het Nederlands en het Frans zal ook het Engels een werktaal worden bij het BBIE. Wanneer een depot in het Engels is verricht en de opposant de voorkeur geeft aan Engels als procestaal zal het Engels worden aangehouden. De taal van de verweerder is onder de nieuwe procedure niet altijd meer leidend. In de praktijk zal dit in bepaalde gevallen voor internationale partijen een drempel wegnemen om oppositie in te stellen, aangezien zij geen vertalingen meer hoeven te verrichten.

Conclusie
Het BBIE lijkt met deze ontwikkelingen tegemoet te komen aan de wens voor snelle, uniforme en makkelijk toegankelijke procedures. Met de verandering van de aanvang van de oppositietermijn zal echter het belang van een goede termijnbewaking toenemen. Het nieuwe beleid biedt partijen in het merkenrecht een snellere oppositieprocedure, waarbij zij door middel van een opt-out in de cooling off periode invloed kunnen uitoefenen op de voortgang van de procedure.

Maarten Lous

IEF 11980

Motivering kan ook impliciet zijn

Gerecht EU 8 november 2012, zaak T-415/11 (Hartmann / OHMI (Nutriskin Protection Complex))

Gemeenschapsmerk – Vernietiging van beslissing R 1524/20101 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 26 mei 2011 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de onderzoeker om het woordmerk „Nutriskin Protection Complex” in te schrijven voor waren van de klassen 3 en 5. De klacht wordt afgewezen. De Kamer van Beroep hoeft niet in te gaan op alle door klager aangehaalde beslissingen over soortgelijke merken, de motivering kan ook impliciet zijn.

40 Jedoch kann von den Beschwerdekammern nicht verlangt werden, bei ihren Ausführungen alle von den Verfahrensbeteiligten vorgetragenen Argumente nacheinander erschöpfend zu behandeln. Die Begründung kann daher auch implizit erfolgen, sofern sie es den Betroffenen ermöglicht, die Gründe für die Entscheidung der Beschwerdekammer zu erfahren, und dem zuständigen Gericht ausreichende Angaben an die Hand gibt, damit es seine Kontrolle wahrnehmen kann (vgl. Urteil Mozart, Randnr. 55).

41 Die Beschwerdekammer hat in ihrer Entscheidung ausgeführt, dass die Eintragung des angemeldeten Zeichens aufgrund seines beschreibenden Charakters nach Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Verordnung Nr. 207/2009 abgelehnt werden müsse, und die tatsächlichen Umstände dargelegt, die die Anwendung dieser Bestimmung rechtfertigten. Die Begründung der angefochtenen Entscheidung hat es somit zum einen der Klägerin ermöglicht, die Gründe für das gefundene Ergebnis zu erfahren, und zum anderen dem Gericht ausreichende Angaben an die Hand gegeben, damit es seine Kontrolle wahrnehmen kann. Außerdem war die Beschwerdekammer nicht verpflichtet, speziell auf das Vorbringen der Klägerin zu den Lösungen im Rahmen von Entscheidungen über ähnliche Marken einzugehen, da diese Entscheidungen keinen Einfluss auf den Erlass der angefochtenen Entscheidung haben.
IEF 11979

Wijnbenaming reeds beschermd voor opname in database

Gerecht EU 8 november 2012, zaak T-194/10 (Hongarije tegen Commissie)

Beschermde geografische aanduiding. Nietigverklaring van de inschrijving van de geografische aanduiding „Vinohradnícka oblast’ Tokaj” die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijn, met als land van oorsprong Slowakije, op grond dat de geografische aanduiding die bescherming geniet, „Tokajská/Tokajské/Tokajský vinohradnícka oblast’” is.

Het Gerecht verwerpt het beroep van Hongarije tegen de opname voor Slowakije van de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” in de database E-Bacchus. Deze opname kan immers niet ter discussie worden gesteld, aangezien zij automatisch is verricht op basis van de bescherming die deze benaming in de Unie zelf genoot vóór de invoering van de  databank.

Uit het persbericht: In zijn arrest stelt het Gerecht allereerst vast dat de wijnbenamingen, die reeds bescherming genoten op grond van de Uniewetgeving die gold vóór de invoering van de database E-Bacchus, automatisch worden beschermd uit hoofde van de wetgeving die van kracht is sinds de invoering van deze database. Derhalve heeft de invoering van die database de aard van de aan deze wijnbenamingen geboden bescherming niet gewijzigd, zodat deze bescherming geenszins afhankelijk was van de opname ervan in de database. Die opname is immers geen voorwaarde voor deze bescherming, maar enkel een gevolg van het feit dat een reeds bestaande bescherming automatisch is overgegaan naar een andere wettelijke regeling.

Voorts wijst het Gerecht erop dat de bescherming die het Unierecht aan wijnbenamingen heeft  toegekend op grond van de Uniewetgeving die gold vóór de invoering van de database E-Bacchus, was gebaseerd op de wijnbenamingen zoals die waren vastgesteld door de wetgeving van de lidstaten. Deze bescherming was dus niet het resultaat van een autonome gemeenschapsprocedure en evenmin van een proces na afloop waarvan de door de lidstaten erkende geografische aanduidingen zouden worden opgenomen in een bindende gemeenschapshandeling. In dit verband stelt het Gerecht vast dat de sinds 1 augustus 2009 – de dag waarop de database E-Bacchus is ingevoerd – van kracht zijnde Slowaakse  wetgeving  waarop de communautaire bescherming van wijnbenamingen voor het in Slowakije gelegen deel van het wijnbouwgebied Tokaj was gebaseerd, enkel de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj" bevatte, zodat op die datum enkel deze benaming mocht worden beschermd in de Unie. 

In deze context preciseert het Gerecht dat de onjuiste bekendmaking van de beschermde oorsprongsbenaming „Tokajská/Tokajské/Tokajsky  vinohradnícka oblast’” in het Publicatieblad, geenszins heeft afgedaan aan het feit dat de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” op 1 augustus 2009 bescherming genoot krachtens de enige relevante Slowaakse wetgeving. Voorts kan de omstandigheid dat de nieuwe Slowaakse wijnwetgeving, die op 30 juni 2009 is
goedgekeurd, de term „Tokajská vinohradnícka oblasť” bevatte, niet afdoen aan het feit dat de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” op 1 augustus 2009 was beschermd, aangezien de nieuwe wetgeving pas op 1 september 2009 in werking is getreden. 

In deze omstandigheden oordeelt het Gerecht dat aangezien de benaming „Vinohradnícka oblasť Tokaj” reeds door het Unierecht was beschermd vóór de opname ervan in de database E-Bacchus,  deze opname geen rechtsgevolgen kan teweegbrengen. Aangezien het Gerecht overeenkomstig het Verdrag enkel toeziet op de wettigheid van door organen van de Unie verrichte handelingen die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen, verklaart het Gerecht het beroep van Hongarije niet-ontvankelijk.

IEF 11978

BREIN en internetproviders: Samenhang en belang

Rechtbank 's-Gravenhage 31 oktober 2012, zaaknr. 420586 / HA ZA 12-682 (Stichting BREIN tegen internetproviders)

Incidenten bevoegdheid en aanhouding afgewezen. UPC c.s. verlenen net als Ziggo en XS4ALL, aan welke partijen bij vonnis van 11 januari 2012 [IEF 10763] van deze rechtbank een bevel is opgelegd tot het blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang tot The Pirate Bay, diverse communicatiediensten aan hun abonnees. Brein heeft UPC c.s. verzocht tot een blokkade van de toegang tot The Pirate Bay over te gaan, waarop UPC c.s. heeft aangegeven niet aan dit verzoek te zullen voldoen.

Brein vordert – kort samengevat – dat de rechtbank UPC c.s. beveelt de toegang tot de domeinnamen/(sub)domeinnamen en IP-adressen via welke The Pirate Bay conform de door Brein overgelegde lijst opereert, voor haar abonnees te blokkeren en geblokkeerd te houden.

Zeelandnet vordert de onbevoegdheidsverklaring van deze rechtbank en verwijzing naar de bevoegde rechter in het arrondissement Middelburg. Er is - aldus Zeelandnet - geen sprake van voldoende samenhang zoals bedoeld in artikel 107 Rv en het gesteld schadebrengende feit doet zich enkel voor in het arrondissement Middelburg.

4.2. De rechtbank is met Brein van oordeel dat er voldoende samenhang bestaat tussen de vorderingen jegens de verschillende gedaagden dat het uit een oogpunt van doelmatigheid wenselijk voorkomt om deze gezamenlijk te behandelen, zodat zij reeds op grond van artikel 107 Rv bevoegd is om ook van de vorderingen jegens Zeelandnet kennis te nemen.

KPN vordert aanhouding van iedere beslissing in de hoofdzaak totdat Gerechtshof ’s-Gravenhage (hierna ook: het Hof) arrest heeft gewezen in het hangende appel tegen het vonnis van deze rechtbank in de zaak tussen Brein en Ziggo/XS4ALL (zaaknummer 200.105.418/01). BREIN stelt dat zij nog geen bevel jegens Zeelandnet heeft verkregen en om die reden belang heeft bij een vonnis in de bodemprocedure. Tevens is er een belang omdat de gevorderde uitbreiding van het bevel met IP-adressen is afgewezen en BREIN om die reden belang heeft bij een beoordeling in de bodemprocedure. Dat in een andere zaak vergelijkbare problematiek speelt tussen andere partijen geen grond is voor aanhouding. De vorderingen worden afgewezen.

6.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Brein terecht gesteld dat het feit dat vergelijkbare vorderingen thans onderwerp van appel zijn in een andere zaak op zichzelf geen grondslag vormt voor aanhouding. Het enkele feit dat de mogelijkheid bestaat dat het oordeel in de onderhavige bodemzaak niet dezelfde zal zijn als die in het te verwachten arrest, is daarvoor eveneens onvoldoende.

6.2. Daar komt bij dat KPN heeft nagelaten aan te geven wanneer, bij benadering, een arrest verwacht kan worden, zodat geen inschatting kan worden gemaakt van de vertraging die een aanhouding met zich zal brengen. Vooralsnog acht de rechtbank het belang van Brein bij voortprocederen in de hoofdzaak, mede in het licht daarvan zwaarder wegen dan het belang van KPN bij de verzochte aanhouding.

IEF 11977

Niet-ontvankelijk vanwege ontbreken toestemming bewindvoerder

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 november 2012, 429487 / KG ZA 12-1156 (X hodn X Design tegen Y)

Onder de naam X Design is X werkzaam als grafisch ontwerper. X stelt auteursrechthebbende te zijn ten aanzien van het logo zoals weergegeven op een affiche en op overig promotiemateriaal dat door Y is gebruikt ter promotie van een kunst- en antiekbeurs in 2011. Hij stelt voorts dat Y dit logo, of althans een daarmee overeenstemmend logo, andermaal gebruikt ter promotie van de beurs in 2012, welke op 20 en 21 oktober en op 2 en 3 november 2012 plaatsvindt. Dit gebruik zou volgens X echter zonder toestemming van hem zijn.

Y vordert succesvol de niet-ontvankelijkverklaring van X, nu niet blijkt van toestemming van de bewindvoerder van X (die in de wettelijke schuldsanering zit). Deze toestemming wordt niet verleend, tijdens de onderbroken zitting is contact gezocht met de bewindvoerder, die zijn toestemming vooralsnog niet wilde verlenen.

4.2. X heeft bevestigd dat hij in de wettelijke schuldsanering verkeert en dat hij zijn bewindvoerder niet op de hoogte heeft gesteld van de procedure die hij – na aanvang van de schuldsanering – is gestart. De zitting is onderbroken geweest om contact te zoeken met de bewindvoerder, die zijn toestemming vooralsnog niet wilde verlenen.

4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in geval van wettelijke schuldsanering van een natuurlijke persoon op grond van artikel 25 lid 1 jo. 313 Faillissementswet het in beginsel de bewindvoerder is die namens de schuldenaar, in casu X, rechtsvorderingen instelt die de boedel betreffen. Het laatste is voorshands oordelend het geval nu niet is gesteld noch anderszins gebleken dat het hier een persoonlijke vordering betreft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient X dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vorderingen.

4.4. Het verzoek om aanhouding van dit kort geding om de benodigde toestemming te verkrijgen, wordt gelet op het verweer van Y niet gehonoreerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op de weg van X had gelegen om te onderzoeken welk effect het schuldsaneringsregime heeft op zijn positie als eiser in een kort gedingprocedure en de benodigde toestemming te vragen. Nu X dit, ook nadat hij hierop attent was gemaakt door een productie van Y, heeft nagelaten, dienen de gevolgen daarvan voorshands voor risico van X te komen. X zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen.