HvJ EU over kosten octrooigemachtigde
HvJ EU 28 april 2022, IEF 20707, IEFbe 3446; ECLI:EU:C:2022:316 (NovaText tegen Ruprecht-Karls-Universität Heidelberg) Zie ook [IEF 20341]. De Universiteit van Heidelberg heeft bij het Landgericht Mannheim tegen NovaText een vordering tot staking van de inbreuk op haar Uniemerken en tot erkenning van haar rechten op deze Uniemerken ingesteld. De vertegenwoordiger van de universiteit heeft in het verzoekschrift gewezen op de bijstand van een octrooigemachtigde. Het geding werd beëindigd door een schriftelijke schikking tussen de partijen. Daarop heeft NovaText bij het Oberlandesgericht Karlsruhe hoger beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking over de begroting van de kosten, voor zover deze zag op de voor rekening van NovaText komende kosten van de octrooigemachtigde. Het Bundesgerichtshof heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing te nemen over de vraag of artikel 3 en artikel 14 van richtlijn 2004/48/ zo moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling die de verliezende partij verplicht tot vergoeding van de kosten die de in het gelijkgestelde partij heeft gemaakt.
Beantwoording van de prejudiciële vraag:
HvJ EU over advocaatkosten in buitengerechtelijke stap
HvJ EU 28 april 2022, IEF 20706, IT 3928, IEFbe 3445; ECLI:EU:C:2022:317 (Koch Media tegen FU) Zie ook [IEF 20340]. Koch Media is op het Duitse grondgebied houdster van de exclusieve naburige rechten op het computerspel “This War of Mine”. FU is een natuurlijk persoon en heeft dit computerspel via zijn internetaansluiting op een onlineplatform voor filesharing geplaatst en aan derden beschikbaar gesteld voor download. Koch Media heeft een advocatenkantoor in de arm genomen, dat in haar naam een aanmaning naar FU heeft gestuurd waarin onder ander € 20.000 euro schadevergoeding is gevorderd. De diensten van de advocaat brachten € 984,60 met zich mee, deze heeft Koch Media ook van de inbreukmaker gevorderd. Het Landgericht Saarbrücken stelde het hof nu de prejudiciële vragen, of de advocatenkosten die voor de houder van intellectuele-eigendomsrechten zijn ontstaan onder artikel 14 van richtlijn 2004/48 vallen. En of de houder van de intellectuele eigendomsrechten recht heeft op vergoeding van de advocatenkosten wanneer: de inbreuk is gepleegd door een natuurlijke persoon voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen of het nationale recht in een dergelijk geval bepaalt dat deze advocatenkosten doorgaans slechts vergoedbaar zijn op grond van een verlaagde waarde van de vordering.
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Ook Haagse rechter niet overtuigd van plausibiliteit octrooi
Vzr. Rb. Den Haag 10 mei 2022, IEF 20705, LS&R 2064; ECLI:NL:RBDHA:2022:4385 (BMS tegen Sandoz) BMS komt als octrooihouder van het octrooi EP 415 op tegen de verhandeling van eenzelfde werkende stof Apixaban door Sandoz. In het Verenigd Koninkrijk heeft BMS al reeds ongelijk gekregen bij de procedure aldaar. De Britse rechter heeft daarbij besloten dat het Engelse deel van EP 415 nietig is vanwege gebrek aan plausibiliteit en technische bijdrage. Dezelfde gronden worden in deze procedure door Sandoz naar voren gebracht, waarbij de Nederlandse rechter ook rekening houdt met de overwegingen van de Britse rechter. De argumenten van BMS worden ook in deze procedure onvoldoende overtuigend gevonden. De voorzieningenrechter verwoordt zes argumenten en komt tot de conclusie dat het onzeker is of de bodemrechter enig voordelig of verrassend effect plausibel zal achten. Bovendien wordt benadrukt dat er geen reden was voor BMS om de voordelige resultaten van de Ki-metingen niet op te nemen in diens aanvrage. Tezamen met het verzwijgen van interessante deel van het octrooi, concludeert de Haagse rechter verder dat hierdoor de quid pro quo van het octrooirecht niet wordt behartigd. Verdere vorderingen van Sandoz in reconventie worden afgewezen.
Mededingingsrechtelijke boete voor telecomgigant blijft intact
EFTA Court 5 mei 2022, IEF 20704, IEFbe 3443, IT 3926; C-12/20 (Telenor tegen ESA) De Toezichthoudende Autoriteit van de Europese Vrijhandelsassociatie (ESA) heeft aan telecomgigant Telenor een forse boete opgelegd voor het misbruiken van diens machtspositie rond 2010 in Noorwegen. Hierdoor maakte Telenor inbreuk op art. 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992. Het feit dat Telenor wordt verweten is dat zij haar dominante marktpositie in die tijd heeft gebruikt in de groothandel waarin zij actief is door tarieven te heffen die dermate laag zijn, dat anderen verlies moesten lijden indien zij de markt zouden betreden. Telenor verweerde zich hiertegen op vier gronden. Ten eerste zou er een verkeerde downstream markt zijn gebruikt door het ESA, ten tweede zou het gedrag van Telenor geen misbruik van diens marktpositie zijn, ten derde zouden de inbreuken met betrekking tot Network Norway en Ventelo zijn verjaard en tot slot zou de ESA vergissingen hebben gemaakt omtrent de regels en de hoogte van de boete. De verweren van Telenor slagen niet en het besluit van de ESA inzake de opgelegde boete blijft van kracht.
Save the date: feestelijk IE-diner op donderdag 30 juni a.s.
Het kan weer. Bij elkaar komen en een feestje vieren. Daarom gaan we op donderdag 30 juni a.s. het IE-diner inhalen. En dit keer wordt het een IE-feestje, met IE-deejays. Gewoon weer in de Kapel van Hotel Arena in Amsterdam. In een andere opzet. Onder leiding van Bernt Hugenholtz. Minder sprekers en meer muziek. Binnenkort meer, zet de datum alvast in je agenda.
Ingezonden door Theo Blomme, HOYNG ROKH MONEGIER.
Vordering verbod vermeend gebruik octrooi afgewezen
Vzr. Rb. Den Haag 9 mei 2022, IEF 20703; C/09/6240 12 / KG ZA 22-42 (Ericsson tegen Apple) Apple maakt als fabrikant van verscheidene elektronica vermeend gebruik van het octrooi van Ericsson. Het octrooi zelf betreft een bepaalde halfgeleiderchip genaamd EP 131. Ericsson vordert een verbod op het gebruik door Apple ervan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging in het onderhavige geval ertoe moet leiden dat de vorderingen van Ericsson moeten worden afgewezen voor zover deze vorderingen zien op het Nederlandse grondgebied. Ten eerste zou een verbod inhouden dat de schade die zou worden geleden door Apple onomkeerbaar zou zijn, indien Ericsson ongelijk krijgt in de bodemprocedure. Bovendien acht de voorzieningenrechter van belang dat Ericsson geen producten op de markt brengt die vergelijkbaar zijn met de producten van Apple, waardoor Ericsson klaarblijkelijk geen monopolie op die markt nastreeft. Aldus de rechter, streeft Ericsson naar het genereren van licentie-inkomsten door het octrooi toegankelijk te maken voor licentienemers. Het karakter van de schade van Ericsson wordt daardoor geacht van louter financiële aard te zijn. Tot slot is ook een mogelijk alternatief van het octrooi niet eenvoudig te bereiken. Hierdoor acht de voorzieningenrechter het onjuist om in het onderhavige geval een verbod aan Apple op te leggen.
Volkskrant mag beschuldigingen niet publiceren
Vzr. Rb. Amsterdam 29 april 2022, IEF 20702; IT 3925; ECLI:NL:RBAMS:2022:2344 (Eiser tegen Volkskrant) Een extern onafhankelijk onderzoek naar beschuldigingen van een prominente D66'er werd uitgevoerd door het onderzoeksbureau Bing. Terwijl een eerder verschenen openbare publicatie van dit onderzoek geen conclusies nam inzake 'situaties van seksuele intimidatie of machtsmisbruik', bleek dit volgens de Volkskrant anders te zijn in een vertrouwelijk deel van het onderzoek. In dit vertrouwelijke deel zouden de conclusies kunnen worden getrokken die in contrast staan met de eerder genomen gepubliceerde onderzoek. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer en concludeert, dat in het licht van het feitencomplex, de aantijgingen van de Volkskrant onvoldoende steunen vinden. Het belang om niet te worden blootgesteld aan die aantijgingen weegt volgens de voorzieningenrechter dan ook zwaarder dan het publiceren van deze beweringen.
Inhoudsopgave BMM Bulletin
Inhoudsopgave van BMM Bulletin 1-2022. Het BMM Bulletin wordt in opdracht van de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht uitgegeven door uitgeverij deLex en verschijnt drie maal per jaar.
REDACTIONEEL • DE LA RÉDACTION
Faillissement • La faillite / Joost Becker en Lenneke van Gaal
FAILLISSEMENT • LA FAILLITE
- Het maximaliseren van de waarde van merkenportfolio’s door het creëren van een zo sterk mogelijke registerpositie: een aantal tips & tricks / Lenneke van Gaal
- Registerwijsheden voor merken en modellen / Dick van Engelen
- Merkrechten, licenties, zekerheden en faillissement / Maartje ter Horst
- Modellen en faillissement / Joost Becker en Lorena van den Berg
Artikel ingezonden door Rudi Holzhauer, The Legal Group.
Rudi Holzhauer: het NCC nu ook voor IE
Sinds 1 januari biedt de Nederlandse rechtspraak een volledig Engelstalige civiele procedure aan. Daarvoor is het Netherlands Commercial Court (NCC) ingesteld. Sinds april 2022 is de zaak-behandeling uitgebreid naar IE-geschillen. Dat is gebeurd met de toevoeging van een aantal gespecialiseerde rechters, zowel vanuit enkele reguliere rechtbanken als door het aantrekken van twee IE-gerichte hoogleraren. De NCC biedt een procedure aan als voorzieningenrechter (NCC Court in Summary Proceedings), als een eerste aanleg (NCC District Court) en als een hoger beroep (NCC Court of Appeal)
Lees verder >>
Uitspraak ingezonden door Adee Keppy en Rutger Stoop, Brinkhof.
Gerecht EU: schorsingsverzoek kan te allen tijde
Gerecht EU 4 mei 2022, IEF 20698, IEFbe 3439; ECLI:EU:T:2022:270 (PwC tegen Haufe-Lexware) Het arrest betreft het meest recente hoofdstuk in een merkenstrijd tussen PwC (PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs, inmiddels Taxolutions) en Haufe-Lexware vanwege het ooit door PwC aangevraagde merk voor TAXMARC. Haufe-Lexware stelde oppositie in op basis van een figuratief merk X TAXMAN. De oppositie werd toegewezen, waarop PwC een nietigheidsactie instelde tegen het X TAXMAN merk. Tegelijkertijd vroeg PwC om schorsing van de oppositie, in afwachting van de beslissing op de geldigheid c.q. beschermingsomvang van het X TAXMAN merk. In dit arrest bevestigt het Gerecht EU, kortweg, dat een schorsingsverzoek te allen tijde kan worden ingediend en dat het beslissen daarop ter discretie van het EUIPO staat. Ook al is zo’n verzoek relatief laat ingediend, dan nog moet dat verzoek gedegen afgewogen worden. Die afweging blijkt niet uit de uitspraak van de BoA, aldus het Gerecht EU. Het verzoek kan niet afgewezen alleen op basis van die vermeende laattijdigheid. In deze procedure was PwC bovendien niet laattijdig, volgens het Gerecht EU, omdat het verzoek tot schorsing werd ingediend nog voordat de gronden van beroep in de oppositie werden ingediend. Omdat het schorsingsverzoek behandeld had behoren te worden vóórdat het inhoudelijke beroep in de oppositie werd behandeld, vernietigt het Gerecht EU de gehele beslissing van de Board of Appeal, alwaar de zaak nu overgedaan dient te worden (en dus waarschijnlijk alsnog geschorst dient te worden).