Gewijzigde tekst alsnog inbreuk op auteursrecht
Rechtbank Noord-Holland 25 augustus 2021, IEF 20194; ECLI:NL:RBNHO:2021:8088 (Eiser tegen gedaagde) De copywriter van de gedaagde heeft teksten die op de website van eiser stonden met enkele wijzigingen overgenomen. Eiser stelt in reactie hierop dat er sprake is van een inbreuk op auteursrechtelijk beschermde werken. De teksten op de site zijn geschreven door het nemen van creatieve keuzes, waaronder het gebruik van signaal / zoekwoorden, tussenkopjes en het vormgeven van teksten. Hierin heeft het bedrijf geïnvesteerd. Eiser vordert dan ook voor de kantonrechter dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die hierdoor geleden is. Gedaagde betwist dat de werken auteursrechtelijk beschermd zijn. De kantonrechter ziet de teksten wel degelijk als auteursrechtelijk beschermde werken, aangezien deze oorspronkelijk zijn, een eigen karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Gedaagde erkent de teksten (gedeeltelijk) overgenomen te hebben, waardoor inbreuk vast komt te staan. Echter het causaal verband tussen de inbreuk en de schade wordt niet voldoende geacht. De vordering tot vergoeding van de kosten voor het herschrijven van de teksten wordt dan ook afgewezen.
Interview met scheidend hoogleraar Bernt Hugenholtz
Bernt Hugenholtz, hoogleraar informatierecht en mede-oprichter van het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de UvA, is met pensioen. In Folia, het online medium van de UvA, verscheen een afscheidsinterview met de emeritus hoogleraar. "Sinds de opkomst van het internet is het vakgebied geëxplodeerd. Deelgebieden zoals privacy, uitingsvrijheid, cybersecurity, telecommunicatieregulering en later desinformatie en hate speech zijn enorm belangrijk geworden. Dat geldt ook voor het auteursrecht."
Lees verder >>
UItspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier.
Vernietiging uitspraak in zaak over modelrecht van scooters
EUIPO 3 september 2021, IEF 20192, IEFbe 3280; R 1042/2018-3; (Multimox tegen Asian Gear) In 2018 diende Asian Gear een verzoek in tot nietigverklaring van de inschrijving van een scootermodel [zie IEF 18161]. Deze aanvraag werd destijds ingewilligd. EUIPO's Derde Kamer van Beroep heeft deze uitspraak op 3 september 2020 vernietigd. Tegen deze vernietiging is inmiddels beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie. Echter loopt parallel aan deze zaak een procedure waarbij de rechtbank Den Haag opeising van hetzelfde model heeft toegewezen aan Sanyang [zie IEF 20143]. Hierdoor is aan het Gerecht uitstel van uitspraak gevraagd in de vernietigingsprocedure.
Uitleg overeenkomst: architect is ontwerper, geen uitvoerder
Rechtbank Rotterdam 1 september 2021, IEF 20189; ECLI:NL:RBROT:2021:8615 (Eiseres tegen gedaagde) Gedaagde is architect en heeft een overeenkomst gesloten met eiseres. Eiseres heeft ervoor gekozen om met diverse individuele partijen het bouwproject te voltooien. Dit verliep niet zoals eiseres zich had voorgesteld. Hiervoor stelde zij gedaagde aansprakelijk, met als grondslag dat gedaagde zich ertoe heeft verbonden om de volledige zorg van de bouw op zich te dragen. Volgens eiseres heeft hij de rol van directievoerder dan wel bouwbegeleider op zich genomen en is vanuit die rol verantwoordelijk voor een deugdelijke oplevering van de woning. Gedaagde stelt dat hij louter architect is: primair ontwerper, geen uitvoerder. De rechtbank oordeelt dat nergens in de overeenkomst blijkt dat het onderdeel 'uitvoering' duidt op een rol als bouwbegeleider of directievoerder. Eiseres had moeten begrijpen dat gedaagde niet als hoofdaannemer optrad. De vorderingen worden afgewezen.
Voorwaarden voor ontvankelijkheid in nietigheidsprocedure
Gerecht EU 15 september 2021, IEF 20190, IEFbe 3278; ECLI: ECLI:EU:T:2021:587 (Residencial Palladium tegen EUIPO) Palladium Gestión is de houder van het beeldmerk Palladium Hotels & Resorts. In 2006 heeft Residencial Palladium bij het EUIPO een verzoek ingediend tot nietigverklaring van dit merk. Dit verzoek werd later dat jaar weer ingetrokken. In 2017 werd er een tweede aanvraag tot nietigverklaring ingediend op grond van de absolute en relatieve nietigheidsgrond van verordening nr. 40/94. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelt in deze zaak dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Wanneer hetzelfde oudere recht wordt ingeroepen ter ondersteuning van een nieuw verzoek tot nietigverklaring met hetzelfde doel en dezelfde oorzaak en waarbij dezelfde partijen betrokken zijn, is dit nieuwe verzoek niet direct niet-ontvankelijk. Dit is alleen zo wanneer het oorspronkelijk verzoek heeft geleid tot een beslissing die definitief is geworden. Het Gerecht vernietigt de beslissing van de kamer van beroep wegens schending van de motiveringsplicht.
Schadestaatprocedure na inbreuk auteursrechten Bollywoodfilms
Rechtbank Rotterdam 25 augustus 2021, IEF 20188; ECLI:NL:RBROT:2021:8977 (Bollywoodfilms) Eiser exploiteert als eenmanszaak geluids- en beelddragers van Indiase Bollywoodfilms in onder meer Nederland. Gedaagde exploiteert een winkel in Rotterdam waarin naast snuisterijen onder meer ook cd’s, dvd's en films worden verkocht. Gedaagde importeert de producten zelf. In deze schadestaatprocedure is de rechtbank gebonden aan de eindbeslissingen die in de hoofdprocedure zijn genomen. Dit betekent dat in deze procedure als uitgangspunt geldt dat de deurwaarder op 27 maart 2008 bij gedaagde één dvd met de film getiteld LMKK (parallel import) en één dvd met de film getiteld SSI (namaak) heeft gekocht, dat gedaagde door de verkoop van deze dvd’s inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten die eiser heeft met betrekking tot deze films en dat het aannemelijk is dat eiser door het handelen van gedaagde schade heeft geleden. De geschatte gederfde winst bedraagt € 76,00. Gedaagde moet deze schade aan eiser vergoeden.
Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.
Belang vrijheid van meningsuiting weegt zwaarder
Vzr. Rechtbank Amsterdam 13 september 2021, IEF 20187, IT 3656; ECLI:NL:RBAMS:2021:5058 (Kroongetuige tegen DPG Media) Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in een kort geding tussen de kroongetuige in het Marengo-proces en DPG Media over de publicatie van een krantenartikel. Het AD, onderdeel van DPG, wil op 14 september 2021 in de krant en op haar website een artikel publiceren over de kroongetuige, waarin wordt geciteerd uit WhatsApp-berichten die afkomstig zijn van een iPhone waarover hij in detentie enige tijd heeft beschikt. Eisers stellen dat het artikel tendentieus, vals en onjuist is en dat zij daarmee worden aangetast in hun eer en goede naam. Zij vorderen daarom (i) DPG te verbieden op welke wijze dan ook feitelijke beschuldigingen jegens eisers te uiten en/of berichten te verspreiden, en (ii) DPG te verbieden het concept-artikel op welke wijze dan ook te openbaren, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van DPG in de proceskosten. Bepaald wordt dat het artikel mag worden gepubliceerd. Het belang van de vrijheid van meningsuiting weegt hier zwaarder dan het belang van de bescherming van de eer en goede naam van eisers.
YouTube video van FvD hoeft niet teruggeplaatst te worden
Rechtbank Amsterdam 15 september 2021, IEF 20186, IT 3654; ECLI:NL:RBAMS:2021:5117 (FvD tegen Google) Forum voor Democratie is kritisch ten aanzien van het regeringsbeleid betreffende de COVID-19 pandemie. De partij plaatst op het platform YouTube video's waarin deze opvatting duidelijk doorschemert. Het Covid-beleid is onderdeel van de rechtsverhouding tussen YouTube en haar gebruikers, waaruit voortvloeit dat het platform geen content toestaat die misleidende informatie verspreidt. Op 2 juni 2021 heeft YouTube op grond hiervan een video van FvD verwijderd. FvD vordert terugplaatsing van de video en beroept zich hierbij op vrijheid van meningsuiting. Al in eerdere uitspraken over het Covid-beleid van YouTube [zie IEF 20145] is overwogen dat, ondanks dat artikel 10 EVRM door kan werken in private overeenkomsten, dit niet onbegrensd is. YouTube heeft voor kritische geluiden en politieke uitingen geen maatschappelijke ‘must-carry’-verplichting. Pas als elke effectieve uitoefening van de uitingsvrijheid wordt tegengegaan, of als de essentie van het recht op vrijheid van meningsuiting wordt vernietigd, is er aanleiding voor de rechter om in te grijpen. Dat is een hoge eis, waaraan niet voldaan wordt. Het verwijderen van de video is dan ook niet onrechtmatig, de video hoeft niet terug te worden geplaatst.
Beantwoording prejudiciële vragen over BOB 'Champagne'
HvJ EU 9 september 2021, IEF 20185, IEFbe; ECLI:EU:C:2021:713 (CIVC tegen GB) GB bezit verscheidene tapasbars in Spanje en maakt gebruik van het teken Champanillo. Dit teken wordt met name gebruikt in combinatie met een grafische drager waarop twee klinkende glazen met een mousserende drank zijn afgebeeld. CIVC is een orgaan dat de belangen van champagneproducenten behartigt. De oppositie die CIVC heeft aangetekend is toegewezen. Inschrijving van het teken zou onverenigbaar zijn met de beschermde oorsprongsbenaming 'Champagne'. De Spaanse rechter ging niet mee in dit oordeel. Champanillo zou als handelsnaam voor een horeca-etablissement geen gevaar opleveren voor de BOB 'Champagne'. De rechter in tweede aanleg stelde naar aanleiding hiervan prejudiciële vragen, met als belangrijkste of de omvang van de BOB ook bescherming mogelijk maakt tussen niet-soortgelijke producten. Het HvJ antwoordt bevestigend hierop en stelt dat ook de reputatie van het BOB 'Champagne' beschermd wordt, en dat diensten die hier enigszins mee te maken hebben ook onder de bescherming vallen. Verordening nr. 1308/2013 moet dus worden uitgelegd dat het BOB’s beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen.
Hof vernietigt uitspraak over merknamen op verzenddoos
Hof Den Haag 17 augustus 2021, IEF 20184; ECLI:NL:GHDHA:2021:1949 (Easycosmetics tegen Coty) In deze zaak gaat Easycosmetics in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank gedaan op 25 maart 2020 [IEF 19102]. Dit betrof een zaak waarbij de rechtbank oordeelde dat wanneer een merknaam op een verpakkingsdoos afgebeeld staat, dit suggereert dat er een economische band met die merkhouder is. Easycosmetics voert aan dat de merken op de doos als soort 'wordcloud' afgebeeld staan en enkel de indruk wekken dat er door het bedrijf veel verschillende producten worden aangeboden. Door de 'merkenbrei' zou de aandacht juist actief getrokken worden naar de merknaam van Easycosmetics zelf. Het hof gaat mee in deze beoordeling en stelt dat er bij het relevante publiek geen reden is om aan te nemen dat er wordt uitgegaan van een economische band tussen Easycosmetics en de merken op de doos. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat Coty zich niet kan verzetten tegen het gebruik van de merken. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd.