Onrechtmatigheid foto is onvoldoende grond om openbaarmaking biografie te verbieden
Rechtbank Amsterdam 19 december 2018, IEF 18359; ECLI:NL:RBAMS:2018:9089 (Nabestaanden tegen uitgeverij) Portretrecht. Eisers zijn nabestaanden met een exclusief portretrecht op foto's van een familielid. Gedaagde is uitgever van een biografie van het (bekende) familielid, met op de omslag een foto. Voor het gebruik van de foto hebben eisers geen toestemming verleend. Eisers kunnen in beginsel aanspraak maken op een redelijke vergoeding voor het gebruik van de foto. Omdat gedaagde niet voorafgaand de openbaarmaking een redelijke vergoeding heeft aangeboden, moet worden geconcludeerd dat de openbaarmaking van de foto onrechtmatig is. Deze onrechtmatigheid is echter onvoldoende grond om verdere openbaarmaking te verbieden. Hiervoor moet namelijk meer aan de hand zijn, zoals dat de openbaarmaking van de foto afbreuk doet aan of schadelijk is voor de reputatie van het familielid. Het debat over de omvang van de gestelde schade is nog onvoldoende gevoerd. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Margriet moet artikel “Geen contact meer met je ouders” rectificeren
Vzr. Rechtbank Amsterdam 27 maart 2019, IEF 18358; ECLI:NL:RBAMS:2019:2298 (X tegen Sanoma) Mediarecht. Uit het persbericht: Weekblad Margriet moet een artikel met als onderwerp “Geen contact meer met je ouders” rectificeren. Dat heeft de voorzieningenrechter bepaald. In het artikel staat het persoonlijke verhaal van een vrouw die zegt te hebben gebroken met haar inmiddels overleden moeder. De zus van de vrouw kon zich in dit verhaal helemaal niet vinden. Zij en tal van familieleden, vrienden en kennissen van de overleden moeder hebben een veel positiever beeld van haar. In zo’n geval is het zorgvuldig dat daaraan ook ruimte wordt geboden. Daartoe is een rectificatie geboden, zeker nu Margriet al eerder had toegezegd dit recht te zetten.
Erwin-Angad-Gaur - Reflecties: Schuld
Erwin-Angad-Gaur, 'Reflecties - Schuld', in SENA Performers Magazine 2019/1, p.14-15. De muziek van Queen beleeft hoogtijdagen. In verkoop en in streams. Dankzij de film Bohemian Rhapsody, die prijs op prijs binnensleepte en bezoekersrecord na bezoekersrecord verbrak. Maar het succes van Queen had nog groter kunnen zijn. Als...
Als muziekmanager Simon Napier-Bell niet had verhinderd dat Queen in plaats van Wham! als eerste westerse rockband in communistisch China op mocht treden. Napier-Bell beschrijft het in I’m coming to take you to lunch, een kruising tussen een autobiografie, een schelmenroman en een rapportage; een unieke inkijk in de muziekindustrie.
College ter beoordeling van geneesmiddelen mocht informatie inwinnen in het buitenland
ABRvS 25 april 2018, IEF 18368; LS&R 1698; ECLI:NL:RVS:2018:1353 (IPS tegen College ter beoordeling van geneesmiddelen) Bij afzonderlijke besluiten van 3 juli 2012 heeft het College ter beoordeling van geneesmiddelen (hierna: het College) de door IPS aangevraagde parallelhandelsvergunningen voor de geneesmiddelen Diclofenac Gel Teva 1,16%, gel 11.6 mg/g (hierna: Diclofenac) en Adapaleen Teva 1 mg/g, gel (hierna: Adapaleen) geweigerd. Bij uitspraak van 25 juni 2015 heeft de rechtbank de door IPS tegen de besluiten van 1 maart 2013, 14 juni 2013 en 8 juli 2013 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft IPS hoger beroep ingesteld. Zij voert gronden aan die betrekking hebben op het door het College gehanteerde beoordelingskader. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Dit omdat het College niet in strijd met het Unierecht heeft gehandeld, bevoegd was informatie in te winnen bij de Belgische en Franse autoriteiten, en binnen het beoordelingskader zorgvuldig heeft gehandeld en geoordeeld. Daarnaast ligt het niet op de weg van het College om gevaar voor de volksgezondheid te bewijzen, maar ligt het op de weg van de aanvrager van een parallelhandelsvergunning om zijn aanvraag te doen steunen op gegevens en bescheiden waaruit volgt dat aan de in artikel 48 van de Geneesmiddelenwet neergelegde criteria voor parallelle invoer is voldaan.
Dirk Visser - Verzet tegen aantasting bouwwerk alleen mogelijk bij reputatieschade
Een architect kan zich alleen met succes verzetten tegen een aantasting van een door hem ontworpen bouwwerk, als die aantasting hem ook reputatieschade oplevert. Dat heeft de Hoge Raad beslist in een zaak over de verbouwing van een kantoorpand (HR 29 maart 2018, IEF 18353 (Dijkstra/De 4 Jaargetijden)). Architect Dijkstra maakte daar bezwaar tegen op grond van zijn auteursrechtelijke persoonlijkheidsrechten. Rechtbank en gerechtshof beslisten eerder al dat de verbouwing, die ten doel had het veertig jaar oude kantoorpand dat al zeven jaar leeg stond, een woonbestemming te geven, toelaatbaar is. Lees verder
Geen sekspop Patricia Paay, geen toewijzing openlijke excuses
Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 16 januari 2019, IEF 18356; ECLI:NL:RBOBR:2019:49 (Sekspop Patricia Paay) Mediarecht. Portretrecht. Aantasting eer en goede naam van een bekende Nederlander door in de media het voornemen bekend te maken een sekspop van haar op de markt te brengen. Gedaagde heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin Paay na verspreiding van de plasseksvideo verkeerde, uitsluitend met het doel om zijn eigen commerciële belang en publicitaire doel te dienen. Er komt geen sekspop, "nu blijft het prototype in ieder geval in de doos". Schadevergoeding is bedoeld om het leed dat is aangedaan, enigszins te verzachten, en niet zozeer punitief van karakter. Er is een vonnis aangehaald waarbij € 30.000 aan schadevergoeding is toegekend, daar was echter sprake van een aanmerkelijk grovere inbreuk. Een bedrag van € 2.000,00 wordt als billijke schadevergoeding vastgesteld. Gevorderde openlijke excuses wordt afgewezen, excuses geven uiting aan persoonlijke gevoelens van spijt, welke naar hun aard niet bij vonnis kunnen worden afgedwongen.
HR: toepassing 81 RO voor het houden van domeinnaam ok.nl met beroep op sub d
HR 21 december 2018, IEF 18355; ECLI:NL:HR:2018:2362 (OK OLIECENTRALE B.V., als rechtsopvolger van Fuelplaza tegen Gaos) Art. 81 lid 1 RO. Merkenrecht. Domeinnaam. Art. 2.20 lid 1 onder d BVIE (ander gebruik). Domeinnaam. Centraal in dit hoger beroep staat de vraag of het houden van de domeinnaam ok.nl door Gaos is aan te merken als gebruik waartegen Fuelplaza op grond van artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE kan optreden. Het Hof [IEF 16821]: Jarenlang niets doen met domeinnaam ok.nl is geen onrechtmatig gebruik. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering. Proceskosten: 90% van werkzaamheden had betrekking op de IE-grondslag. Indicatietarieven in IE-zaken 2017 is het maximumsalaris €20.000, dus gevorderde €8.634,52 wordt toegewezen.
Uitspraak is ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff, Victor Bouman, Wieringa Advocaten en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.
HR: 'Geen reputatieschade architect' is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd
HR 29 maart 2019, IEF 18353; ECLI:NL:HR:2019:451 (Architect tegen De 4 jaargetijden) Auteursrecht. Eiser is architect. Verweerder is De 4 Jaargetijden, projectontwikkelaar en sinds 2015 eigenaar van een kantoorpand. Het pand heeft voor de aankoop een aantal jaren leeg gestaan en maakt deel uit van een complex, dat sinds de 18e eeuw heeft gediend als bestuurscentrum van de Noord-Hollandse waterschappen. Eiser heeft in 1978 het complex uitgebreid met kantoorbebouwing. De 4 Jaargetijden heeft voorbereidingen getroffen voor de verbouwing van het kantoorpand tot een achttal appartementen. De rechtbank wijst het beroep van de architect op zijn persoonlijkheidsrechten af [IEF 16422], het hof bekrachtig dit vonnis [IEF 17232]. Het oordeel van het hof dat de eiser geen reputatieschade kan leiden door aantasting van de (zuid)gevel is niet onbegrijpelijk, en voldoende gemotiveerd. Ook het oordeel van het hof - dat de omstandigheid dat eiser zich heeft opengesteld voor overleg en alternatieven heeft aangedragen, niet met zich meebrengt dat zijn verzet redelijk is - is ook zonder nadere motivering voldoende begrijpelijk. De cassatie wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Erik Jonkman en Simon Sanders, CMS.
Opzegregeling overeenkomst bouwsoftware is niet van toepassing op onderliggende licenties
Rechtbank Midden-Nederland 29 maart 2019 (Kraan tegen BAM). Eiser is Kraan Bouwcomputing, een bedrijf gespecialiseerd in bouwsoftware. Verweerder is BAM, een bouwbedrijf. Partijen hebben een raamovereenkomst gesloten genaamd Total Service Overeenkomst (TSO), op grond waarvan aan BAM het gebruiksrecht is verleend op door Kraan ontwikkelde software, inclusief onderhoud en ondersteuning. In de bijlage bij de TSO zijn de diverse softwaremodules en het aantal licenties geregeld. Er ontstaat een geschil over de uitleg van een licentieovereenkomst, waarbij Kraan stelt dat de opzegregeling uit de TSO ook van toepassing is bij het opzeggen van een aantal licenties. De opzegregeling van de TSO is niet eveneens van toepassing is op het op- en afschalen van de diverse, onderliggende licentieovereenkomsten. De vorderingen worden afgewezen.
HvJ EU: Door aanvrager gegeven kwalificatie als kleur- of beeldmerk vormt relevant element voor beoordeling
HvJ EU 27 maart 2019, IEF 18351; IEFbe 2859; C‑578/17; ECLI:EU:C:2019:261 (Hartwall) Kleurmerk of beeldmerk – Grafische voorstelling van een merk in de vorm van een afbeelding. Naar aanleiding van een tussenbeslissing van het nationale bureau voor de intellectuele eigendom heeft Hartwall toegelicht dat zij verzocht om inschrijving van het litigieuze merk als „kleurmerk” en niet als beeldmerk. HvJ EU:
1) Artikel 2 en artikel 3, lid 1, onder b), [Merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de door de aanvrager bij inschrijving aan een teken gegeven kwalificatie als „kleurmerk” of „beeldmerk” een van de relevante elementen vormt voor de beoordeling of dit teken een merk kan vormen in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en of, in voorkomend geval, dit teken onderscheidend vermogen heeft in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze richtlijn, maar dat deze kwalificatie de bevoegde merkenrechtelijke autoriteit niet ontheft van haar verplichting om over te gaan tot een concrete en globale analyse van het onderscheidend vermogen van het betrokken merk, hetgeen betekent dat die autoriteit de inschrijving van een teken als merk niet kan weigeren op de loutere grond dat dit teken geen onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik dat ervan is gemaakt voor de geclaimde waren of diensten.