Gerecht EU: niet alleen uiterlijk model belangrijk, maar ook gebruik ervan
Gerecht EU 10 april 2024 IEF 22041; ECLI:EU:T:2024:223 (M&T tegen VDS). In deze uitspraak benadrukt het Gerecht EU dat het daadwerkelijke gebruik van het product waarin het ontwerp is opgenomen een belangrijke factor is bij het bepalen welke kenmerken van het ontwerp bijzonder relevant zijn voor de goed geïnformeerde gebruiker. Op 23 oktober 2020 heeft VDS een verzoek ingediend voor een verklaring van nietigheid op basis van gebrek aan individueel karakter van het geregistreerde Gemeenschapsmodel van M&T. Het gaat om een model voor een deur- en raamhendel. Het EUIPO verklaarde het model nietig omdat het dezelfde algehele indruk maakte als het eerder genoemde ontwerp. De Raad van Beroep van de EUIPO (BoA) wees het beroep af. M&T heeft beroep aangetekend bij het Gerecht. De beslissing van de BoA is vervolgens geannuleerd door het Gerecht.
Uitspraak ingezonden door Edwin van der Velde en Paul Tjiam, Simmons & Simmons.
Prejudiciële vragen aan HvJ EU over mogelijke inbreuk op merk van Bacardi
Hof Den Haag 30 april 2024, IEF 22040; 200.304.147/01 en 200.304.960/01 (DelicaSea B.V. c.s. tegen Bacardi). Het hof Den Haag heeft tussenarrest gewezen over de zaak tussen DelicaSea B.V. c.s. tegen Bacardi, waarin Bacardi stelt dat DelicaSea c.s. merkinbreuk maakt door originele flessen drank voorzien van de merken van Bacardi te verhandelen. DelicaSea’s onderneming is actief in de parallelhandel in drank. Het hof oordeelt dat geen sprake is van vereenzelviging van vennootschappen, zodat DelicaSea c.s. niet veroordeeld kan worden op basis van het leerstuk van gezag van gewijsde. Het hof twijfelt over de vraag wanneer aan het Class-criterium is voldaan, oftewel: wanneer kan worden gesteld dat waren “noodzakelijkerwijs” in de EU in de handel worden gebracht als bedoeld in het Class-arrest van het Hof van Justitie. Het hof is voornemens om hier prejudiciële vragen over te stellen en formuleert verschillende conceptvragen (r.o. 5.28).
Geschil tussen drie voormalige vennoten over handels- en merknaam
Rb. Overijssel 24 april 2024, IEF 22044; ECLI:NL:RBOVE:2024:2264 (Eisers tegen gedaagde). Onderhavige zaak betreft een geschil tussen drie voormalige vennoten. Eisers stellen zich (onder meer) op het standpunt dat zij de vennootschap onder firma (hierna: de vof) hebben voortgezet en dat gedaagde met de oprichting van een nieuwe onderneming in strijd handelt met het concurrentie- en relatiebeding uit de vennootschapsakte en inbreuk maakt op de handelsnaam en het merk van de vof. Eisers vorderen in conventie onder meer verklaring voor recht dat inbreuk wordt gemaakt op hun handels- en merknaam en verbod van dit gebruik. Tevens vorderen zij schadevergoeding.
Uitnodiging: Jong IE-borrel op donderdag 16 mei
Ha mede jong IE’er,
Het is alweer enige tijd geleden dat we tegen elkaar hebben gestreden tijdens de legendarische Jong IE-pubquiz en daarom is het hoog tijd voor een Jong IE-borrel! Wij nodigen jullie daarom allemaal uit om op donderdag 16 mei bij Café Wildschut met ons te komen proosten op de Jong IE-voorjaarsborrel.
Zet deze datum dus groot in je agenda als dit er nog niet in stond. Dan gaan we met z’n allen het voorjaar vieren op een voor de jong IE’ers oude vertrouwde locatie.
Wie? Alle zich jong voelende IE’ers
Wat? Een borrel in de zon, zónder juridische opschepperij cq. fijnslijperij
Waar? Café Wildschut, Roelof Hartplein 1, 1071 TR Amsterdam (https://www.cafewildschut.nl/)
Wanneer? Donderdag 16 mei 2024, vanaf 18:00 uur
Zoals gebruikelijk vragen we jullie voor de borrel een Tikkie van 25 euro te betalen. Bram zal jullie daarom bij aanvang met zijn telefoon opwachten. Vooraf aanmelden is niet nodig, maar mag natuurlijk wel (via rm@hoogenhaak.nl).
Stuur dit bericht ook vooral door aan al je jonge kantoorgenoten en mochten jouw kantoorgenoten deze berichten zelf in hun inbox willen ontvangen, dan kunnen ze een mail sturen met hun gegevens naar Rôna Montijn (rm@hoogenhaak.nl).
Tot de 16e!
Yiyi Song
Bram Bogaerts
Nathalie Rodriguez
Luna Snellenberg
Eisers hebben geen auteurs- en persoonlijkheidsrechten op The Rock
Vzr. Rb. Amsterdam 12 april 2024, IEF 22036; ECLI:NL:RBAMS:2024:2240 (Eisers tegen Westinvest). Kort geding. Eiser 2 is architect en is bestuurder en enig aandeelhouder van Eiser 1. Dit bedrijf houdt zich onder meer bezig met het geven van adviezen op het gebied van architectuur en stedenbouw. Westinvest is een Duitse vastgoedbelegger. Op 30 maart 2012 is Westinvest eigenaar geworden van het kantoorgebouw The Rock aan de Zuidas te Amsterdam dat op dat moment werd verhuurd aan advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek. Deze huurovereenkomst is inmiddels tot een einde gekomen en de door Westinvest ingeschakelde makelaar heeft aan Eiser 2 geïnformeerd over aankomende aanpassingen aan het gebouw. Eiser 2 meent echter dat er met de voorgenomen werkzaamheden inbreuk gemaakt wordt op zijn auteursrechten en persoonlijkheidsrechten, nu hij moet worden aangemekrt als de architect van het iconische The Rock gebouw. Eiser 2 vordert in dit kort geding een staking van alle werkzaamheden tot er een beslissing in de bodemprocedure genomen wordt. Westinvest voert als verweer dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, nu zij niet kunnen worden aangemerkt als de maker van The Rock in de zin van de Aw. Hierdoor zou eisers geen beroep toekomen op de door hen ingeroepen exploitatie- en persoonlijkheidsrechten. Dit verweer slaagt. Westinvest heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een andere (inmiddels failliete) rechtspersoon de ontwerper is van The Rock. Dit blijkt onder andere uit de opdrachtbevestiging en de website van dit bedrijf. Eisers kunnen dus niet als houders van de exploitatie- en persoonlijkheidsrechten worden aangemerkt. Hierop stuit toewijzing van alle vorderingen af, en hoeven de werkzaamheden rondom The Rock niet stilgelegd te worden.
Octrooi op doseringsregime antistollingsmiddel is inventief
Rb. Den Haag 27 maart 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBDHA:2024:4371 (Teva tegen Bayer) Teva vordert in conventie vernietiging van het Nederlandse deel van EP 961 en veroordeling van Bayer omdat het geclaimde doseringsregime voor de vakpersoon op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek en EP 961 dus niet inventief is. In reconventie vordert Bayer een inbreukverbod op het Nederlandse deel van EP 961 en een verbod om inbreuk op EP 961 te bevorderen of te faciliteren. De rechtbank hanteert de problem-solution-approach als hulpmiddel bij de beoordeling van de inventiviteit. Het op te lossen technische probleem is “het vinden van een oraal doseringsregime van rivaroxaban dat veilig en effectief is tegen TEDs”. De rechtbank oordeelt dat de vakpersoon niet routinematig op een eenmaal daagse dosering zou uitkomen. Dat in dit geval sprake is van een niet voor de hand liggende stap om op basis van de resultaten uit de eerdere stap een eenmaal daagse dosering te onderzoeken bij patiënten, wordt ook onderschreven door de route die Bayer in de praktijk heeft afgelegd. Het ontwikkelingstraject van het doseringsregime van rixaroxaban was geen one way street. De relevante vakpersoon, uitgaande van het objectieve technische probleem en gebruikmakend van de resultaten van eerdere studies, zou met een redelijke verwachting van succes de veiligheid en effectiviteit van rivaroxaban bij patiënten onderzoeken in een twee- of driemaal daagse dosering. Het octrooi wordt geldig bevonden. De vordering in conventie wordt afgewezen, in reconventie wordt het gevorderde inbreukverbod toegewezen.
Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak
Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld.
Artikel ingezonden door Julia van Leeuwen, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Artikel Julia van Leeuwen: AI in de creatieve sector
Er zijn eindeloos veel mogelijkheden met AI. Denk aan DALL-E waarmee afbeeldingen gegeneerd kunnen worden, Sora waarmee video’s gemaakt kunnen worden, met Suno kun je complete liedjes componeren en natuurlijk het welbekende ChatGPT. Te gek al die mogelijkheden, maar wat zijn de risico’s en valkuilen voor content creators en de openbaarmakers ervan bij het gebruik van AI? Om hen te behoeden voor een aantal van die juridische risico’s en valkuilen, geef ik praktische juridische tips met betrekking tot AI. In dit artikel refereer ik een aantal keer aan auteursrechtelijke begrippen. Daarom in het heel kort een recap wanneer een werk auteursrechtelijk beschermd is. Een werk kan auteursrechtelijk beschermd zijn als het creatief (eigen oorspronkelijk karakter) en origineel (persoonlijk stempel van de maker) is. Als een werk auteursrechtelijk beschermd is, mag het in principe alleen met toestemming van de maker gepubliceerd en gekopieerd worden. De Auteurswet kent een aantal uitzonderingen wanneer een werk wél zonder toestemming van de maker openbaar gemaakt mag worden of verveelvoudigd. In dit stuk zoom ik in op de uitzondering die specifiek in het kader van AI voor content creators en de openbaarmakers ervan relevant is.
Uitspraak ingezonden door Bram Woltering en Peter Claassen, AKD.
EUIPO wijst overdracht merk toe wegens depot zonder toestemming
EUIPO 23 april 2024, IEF 22031; C 28 752 (Worldwide Machinery tegen Scaip). Verzoeker beweert eigenaar te zijn van eerdere niet-geregistreerde handelsmerken in Australië, België, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten voor variaties van het teken 'SUPERIOR'. Ze stelt bewijs te hebben van het gebruik van deze merken sinds 1998 voor goederen in klassen 7, 12 en 37, met name voor pijpleidingapparatuur. Ondanks een langdurige zakelijke relatie heeft de Uniemerk-eigenaar in 2012 het merk in zijn eigen naam ingediend en beweert hij de handelsmerken te hebben bemachtigd die door de verzoeker zijn ontwikkeld en gebruikt. De verzoeker beweert dat de Uniemerk-eigenaar haar niet-geregistreerde 'SUPERIOR'-merken heeft overgenomen en beweert dat de eigenaar het Uniemerkaanvraag zonder hun toestemming, te kwader trouw, heeft ingediend. Verder beweert de verzoeker dat ze het auteursrecht bezit op een identiek logo als dat in het Uniemerk en dat ze voorafgaande rechten hebben op dat logo. De eigenaar van het Uniemerk betwist deze stellingen.
Uitspraak ingezonden door Joris Vos en Herwin Roerdink, Vondst Advocaten.
L1 maakt geen inbreuk op het merkenrecht van De Limburger
Rb. Limburg 2 mei 2024, IEF 22032; ECLI:NL:RBLIM:2024:2312 (De Limburger tegen L1). Mediahuis Limburg (hierna: De Limburger) is uitgever van onder meer de krant De Limburger. Stichting Omroep Limburg (hierna: L1) en De Limburger zijn een samenwerkingsverband aangegaan voor het opzetten van een nieuwssite (1Limburg.nl). Deze samenwerking is in 2019 beëindigd aan de hand van een vaststellingsovereenkomst. L1 heeft ervoor gekozen verder te gaan met een nieuwsapp. De Limburger stelt dat het nieuwe logo dat L1 gebruikt voor haar nieuwsapp te veel lijkt op het logo dat De Limburger gebruikt voor haar eigen nieuwsapp en hiermee in strijd is met artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE. Bovendien stelt de Limburger dat L1 ook inbreuk maakt op de merkrechten van De Limburger in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE. Ook zou L1 in strijd handelen met de auteursrechten van De Limburger en de vaststellingsovereenkomst. De Limburger vordert bij deze kortgedingprocedure het gebruik van betreffend logo door L1 te staken en gestaakt te houden.