IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 11332

Gebruik van beelden in de huidige maatschappij

Hof Amsterdam 22 mei 2012, LJN BW6242 (Peter R. de Vries tegen X en Y)

illustratie gelinkt peterrdevries.nl

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap.

 In navolging van IEF 11195, waarin is bepaald dat er geen auteursrecht rust op heimelijke opnamen omdat het creatieve keuze ontbeert. Vzr. media-element: Voorzover het gaat om de verkoop van de door hen gemaakte opnamen aan SBS is dat een misstand die niet ernstig genoeg is om het uitzenden van de door SBS met verborgen camera gemaakte beelden te rechtvaardigen.

Het Hof Amsterdam kent ook geen auteursrecht toe aan de opnamen op de USB-stick. In de huidige maatschappij wordt een groot belang gehecht aan het gebruik van beelden naast of in plaats van het geschreven of gesproken woord. SBS mag daarom, onder zekere beperkingen, onrechtmatig verkregen opnamen uitzenden die een jongeman heimelijk heeft gemaakt van gesprekken met een opdrachtgever voor huurmoord en die zij zelf heimelijk heeft gemaakt van gesprekken met die jongeman.

Geen auteursrecht op de opnamen op de USB-stick
2.5.3 In dit geval is [ X ] op 24 januari 2012 voor een tweede gesprek naar [ Z ] gegaan. Hij had -zo heeft het hof begrepen- in een pen verborgen opnameapparatuur bij zich die hij tevoren had aangezet. Bij dat gesprek is [ X ] er grotendeels in geslaagd de in de pen verborgen camera op [ Z ] gericht te houden en daarmee vrij duidelijke beelden te maken, terwijl ook de geluidsopnamen van dat gesprek redelijk verstaanbaar zijn, zo heeft het hof na kennisneming van de opnamen kunnen constateren.

Dat alles is echter niet voldoende om de opnamen op de USB-stick aan te merken als een werk. [ X ] heeft weliswaar, in overleg met [ Y ], keuzen gemaakt zoals het al dan niet gebruiken van de pencamera, het aanzetten van de camera en het richten van de camera, maar dat is onvoldoende om te kunnen aanvaarden dat het hier gaat om een intellectuele schepping die de persoonlijkheid van [ X ] (en [ Y ]) weerspiegelt. Het gaat hier niet om keuzen in de vorenbedoelde zin waarmee een maker aan zijn werk een “persoonlijke noot” kan geven, doch om louter technisch noodzakelijke handelingen teneinde de door hen, om wat voor reden dan ook, verlangde beelden te kunnen verkrijgen. Ook in de stelling dat met betrekking tot de op de geluidsband van de USB-stick staande stem van [ X ] sprake is van “creatieve teksten van de maker” (zie memorie van antwoord sub 70) kan het hof [ X ] niet volgen.

Matter of public interest
2.7.2 (...) De Vries c.s. hebben kennis gekregen niet alleen van de zeldzaam laconieke wijze waarop een opdrachtgever spreekt over huurmoorden maar ook van het daarmee verbonden feit dat twee jonge mannen de daarvan niet zonder eigen risico gemaakte beelden tegen betaling wensen te slijten. Niet valt in te zien dat De Vries c.s. deze laatste informatie ook hadden kunnen verkrijgen zonder gebruik te maken van verborgen camera’s. De wijze waarop [ X ] en [ Y ] deze opnamen te gelde wilden maken betreft een ‘matter of public interest’. Het is de taak van de pers in een vrije en democratische samenleving om dit ter kennis van het publiek te brengen.

Beelden in de huidige maatschappij - beperking
2.8.3 (...) in de huidige maatschappij een groot belang wordt gehecht aan het gebruik van beelden naast of in plaats van het geschreven of gesproken woord. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding het gebruik van de beelden te verbieden. Wel dienen [ X ] en [ Y ] daarbij zo veel mogelijk tegen herkenning te worden beschermd. Het gaat de makers van het televisieprogramma niet om hen persoonlijk, maar om de algemene notie dat jonge mannen in staat zijn zich in te laten met riskante ondernemingen teneinde financieel voordeel te verkrijgen. Van De Vries c.s kan daarom worden verlangd dat zij de gezichten van [ X ] en [ Y ] onherkenbaar maken evenals de romp van [ X ] omdat hij op de beelden gekleed is in een opvallende [ kleur ] jas.

Op andere blogs:
Mediareport (Peter R de Vries mag beelden huurmoord toch uitzenden)
SOLV blog (Peter R. de Vries mag programma over huurmoord toch uitzenden)

IEF 11331

In de hoop een opdracht te verkrijgen

Vzr. Rechtbank Leeuwarden 22 mei 2012, LJN BW6512 (Pootentieel B.V. tegen S.C. Heerenveen B.V.)

Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx en Paul Mazel, Trip Advocaten & Notarissen.

Onrechtmatige daad in relatie tot de bescherming van een concept.

Pootentieel is een bureau dat zich bezighoudt met sportmarketing en evenementen. Zij heeft in opdracht van ABN AMRO een evenement genaamd ChampCamp georganiseerd. Hierbij wordt gevoetbald en gekampeerd op het heilige gras van de favoriete club. SC Heerenveen is benaderd voor eenzelfde soort evenement, hierover is men in gesprek geweest.

In 2010 heeft Univé, hoofdsponsor van SC Heerenveen, "Kamperen op de middenstip" georganiseerd. In 2012 heeft Supermarkt C1000, ook sponsor van SC Heerenveen, eveneens een actie uitgeschreven waarbij men een nachtje slapen op de middenstip kon winnen.

Pootentieel stelt dat SC Heerenveen onrechtmatig profiteert van haar prestaties: de uitgewerkte en op basis van haar knowhow en ervaring tot stand gekomen concept. Er wordt uitdrukkelijk geen bescherming op basis van het auteursrecht ingeroepen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er (ook) geen sprake is van een éénlijnsprestatie*.

Tussen partijen zijn geen voorwaarden verbonden aan het verstrekken van de informatie over ChampCamp en er zijn evenmin afspraken gemaakt over geheimhouding. Het gaat derhalve om op zichzelf onbeschermde informatie die in een bespreking zijn verstrekt in de hoop een opdracht te verkrijgen. Het is gelet daarop niet ongeoorloofd om van die informatie en ideeën gebruik te maken. Dat partijen op hoofdlijnen overeenstemming hadden bereikt en dat SC Heerenveen op oneigenlijke gronden de opdracht zou hebben geannuleerd, maakt dit niet anders. De vordering wordt afgewezen.

* Een prestatie van dien aard dat zij op één lijn valt te stellen met die welke toekenning van een absoluut recht van intellectuele eigendom rechtvaardigt).

4.5. Rest de vraag of SC Heerenveen overigens onrechtmatig jegens Pootentieel heeft gehandeld. Pootentieel heeft SC Heerenveen verweten dat zij de opdracht op onheuse en, achteraf gebleken, onjuiste gronden heeft geannuleerd. Pootentieel betwist niet dat sportieve prestaties van SC Heerenveen in de eerste helft van het seizoen 2009/2010 tegenvielen en daarmee de financiële situatie van de club. Pootentieel voert evenwel aan dat deze feiten voor SC Heerenveen geen reden hebben gevormd om niet (langer) met Pootentieel in zee te willen gaan. Potentieel stelt dat de werkelijke reden van de opzegging van SC Heerenveen in november 2009 was dat SC Heerenveen met ChampCamp zelf aan de haal wilde gaan. Potentieel verwijst in dat verband naar het evenement "Kamperen op de middenstip" van 2011. Uit de door SC Heerenveen ter zitting verschafte toelichting op dit evenement blijkt dat dit evenement op heel andere wijze tot stand is gekomen dan ChampCamp (vide rechtsoverweging 2.6). Gezien deze toelichting kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden volgehouden dat SC Heerenveen met het evenement in 2011 aan de haal is gegaan met het concept ChampCamp. Pootentieel heeft ten slotte nog betoogd dat het evenement 2012, dat in dit kort geding ter discussie staat, elementen vertoont van ChampCamp, zoals het kamperen van kinderen van 6 tot en met 12 jaar met een ouder in een koepeltentje met logo van een sponsor op het voetbalveld en het winnen van het kamperen op de middenstip. Dit betoog faalt. Voor zover SC Heerenveen deze elementen al van ChampCamp heeft overgenomen – wat SC Heerenveen overigens onder verwijzing naar een door haar overgelegde schriftelijke verklaring van de medewerkster van SC Heerenveen die zich met het evenement bezig houdt betwist – staat het, op gronden als onder rechtsoverweging 4.3. is vermeld, SC Heerenveen vrij om deze elementen te gebruiken en kan op die basis evenmin onrechtmatig handelen worden aangenomen.

4.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat SC Heerenveen niet onrechtmatig jegens Pootentieel heeft gehandeld. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. Pootentieel zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van SC Heerenveen worden vastgesteld op € 1.391,00 zijnde € 575,00 aan griffierecht en € 816,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-144, LJN BW6512)

Afbeelding gelinkt en geciteerd van leden.ajax.nl.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit ("Kamperen op de middenstip" van S.C. Heerenveen geen onrechtmatige variatie op ChampCamp)

IEF 11330

Save the date: BourgondIEz

IE-diner voor Zuid-Nederland op woensdag 20 juni 2012.

Advocaten, gemachtigden, hoogleraren, rechters, bedrijfsjuristen, overheidsdienaren, maar ook studenten met aantoonbare affiniteit met het IE-recht: u bent weer van harte welkom bij BourgondIEz, het IE-diner van het zuiden.

Locatie: Piet Hein Eek te Eindhoven
Datum: woensdag 20 juni 2012
Tijd: vanaf 17.00 uur

Nadere informatie volgt.
Zie de uitnodiging van de eerdere editie hier.

IEF 11329

Hof Stokke vs. Marktplaats: Een tweede leven

Hof Leeuwarden 22 mei 2012, LJN BW6296 (Stokke tegen Marktplaats) - schone pdf

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek en Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV advocaten.

Richtlijn elektronische handel. Auteursrechtrichtlijn. Handhavingsrichtlijn. Auteurswet. BVIE. Wet bescherming persoonsgegevens.

In't kort: Het hof bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 mei 2006 (IEF 2011)  en 14 maart 2007 (IEF 3685).

In het eerdere tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de Auteursrecht Richtlijn en de Wbp,  het verzamelen en registreren door Marktplaats van de NAW-gegevens van haar adverteerders, niet in de weg staan. Dit betekent overigens niet zonder meer dat Marktplaats gehouden is om deze gegevens van adverteerders, die de aanduidingen STOKKE of TRIPP TRAPP gebruiken, te verzamelen. Marktplaats is daartoe alleen gehouden wanneer zij, in het licht van de door de rechtbank in het tussenvonnis omschreven toetsingskader, onzorgvuldig handelt door registratie na te laten.

In onderhavige arrest wordt Marktplaats als een neutrale hostingdienst bestempeld, die zich met succes kan beroepen op de vrijwaring uit 6:196c lid 4 BW. Marktplaats pleegt zelf geen auteursrechtinbreuk. De betrokkenheidsvorderingen worden ook afgewezen, omdat o.a. het belang van het voordeel gering is, terwijl Marktplaats geen profijt trekt van de advertenties geplaatst door haar klanten-adverteerders. Indien de vordering wordt toegewezen, bespaart Stokke minder dan €700 per jaar. Marktplaats zal, bij aanpassing van haar bestaande systemen, een veelvoud van deze kosten moeten aanwenden, daarom wordt ook de gevorderde maatregel om 'herplaatsen' tegen te gaan als niet evenredig gezien.

Er is geen reden om prejudiciële vragen te stellen (met heeft veelvuldig naar L'Oréal/eBay verwezen), de overige vorderingen worden eveneens afgewezen en Stokke wordt veroordeeld in de proceskosten.

In onderhavige arrest wordt Marktplaats als een neutrale hostingdienst bestempeld, die zich met succes kan beroepen op de vrijwaring uit 6:196c lid 4 BW. Marktplaats pleegt zelf geen auteursrechtinbreuk. De betrokkenheidsvorderingen worden ook afgewezen, omdat o.a. het belang van het voordeel gering is, terwijl Marktplaats geen profijt trekt van de advertenties geplaatst door haar klanten-adverteerders. Indien de vordering wordt toegewezen, bespaart Stokke minder dan €700 per jaar. Marktplaats zal, bij aanpassing van haar bestaande systemen, een veelvoud van deze kosten moeten aanwenden, daarom wordt ook de gevorderde maatregel om 'herplaatsen' tegen te gaan als niet evenredig gezien.

Er is geen reden om prejudiciële vragen te stellen (er wordt veelvuldig naar L'Oréal/eBay verwezen), de overige vorderingen worden eveneens afgewezen en Stokke wordt veroordeeld in de proceskosten.

In citaten:

Hostingdienst?

5.11. De conclusie is dat Marktplaats geen actieve, maar een neutral rol speelt tussen haar klanten-verkoper en de potentiële kopers en dat zij derhalve een hosting-dient levert als bedoeld in artikel 6:196c lid 4 BW.

5.16 Nu niet op andere gronden is betwist dat Marktplaats prompt handelt om inbreukmakende Stokke-advertenties (te) verwijderen zodra zij daarvan kennis heeft gekregen of had behoren te krijgen, moet worden geconcludeerd dat Marktplaats als host in de zin van artikel 6:196c lid 4 BW (artikel 14 Reh) met vrucht op de vrijwaring van dat artikel kan beroepen.

Pleegt Marktplaats zelf auteursrechtinbreuk?
6.2 (...). Dat een tussenpersoon als Marktplaats niet zelf een mededeling aan het publiek verricht is tevens af te leiden uit artikel 8 lid 3 Auteursrechtlijn, artikel 11, 3e volzien, Handhavingsrichtlijn en artikel 26d Aw, die bepalen dat de rechthebbende een verbod/bevel kunnen verzoeken tegen tussenpersonen als Marktplaats wier diensten worden gebruik om inbreuk te maken. Deze bepalingen zouden overbodig zijn wanneer de tussenpersoon zelf inbreuk zou maken (zie ook punten 127 - 129 van het L'Oréal-eBay-arrest). Marktplaats pleegt kortom zelf geen auteursrechtinbreuk. Voor zover de vorderingen van Stokke op deze stelling zijn gebaseerd, zijn zij niet toewijsbaar.

Betrokkenheids-vorderingen
A-C:
8.9 Naast de onder 8.6 berekende besparing hebben de primaire vorderingen A-C voor Stokke het voordeel dat daarmee een aantal inbreuken op haar auteursrecht wordt voorkomen. Het belang van dit voordeel moet echter worden gerelativeerd nu met die vorderingen slechts plaatsing van een gering aantal inbreukmakende advertenties wordt tegengegaan en niet aannemelijk is dat Stokke serieus nadeel van financiële aard of voor de exclusiviteit van haar IE-rechten ondervindt wanneer, zoals in de huidige situatie, dit geringe aantal inbreukmakende advertenties van voornamelijk particulieren op marktplaats.nl verschijnen en daar korte tijd op blijft staan voordat zij door SNB REACT worden verwijderd. Aan de andere kant heeft toewijzing van de primaire vorderingen A-C voor de klanten-verkopers van Marktplaats die Stokke-producten aanbieden de ongunstige consequentie dat – zoals Marktplaats heeft gesteld (PA onder 48) en Stokke ook onderkent (PA onder 54) – het langer duurt voordat hun advertenties, die voor het visuele onderzoek eerst ´in quarantaine´ moeten worden geplaatst, op marktplaats.nl verschijnen. Dit klemt temeer daar dit ook geldt voor de rechtmatig handelende adverteerders van Stokke-producten die de overgrote meerderheid vormen (zie rov. 8.3), en aangenomen kan worden dat andere rechthebbenden, wanneer Stokke´s primaire vorderingen A-C toewijsbaar worden geoordeeld, dezelfde preventieve controle van Marktplaats zullen verlangen, met als gevolg dat de kring van adverteerders die met een wachttijd wordt geconfronteerd dienovereenkomstig wordt vergroot. Door de voor het overgrote deel rechtmatig handelende adverteerders zal zo´n wachttijd negatief worden gewaardeerd, zodat – naar ook de rechtbank heeft overwogen – de primaire vorderingen onder A-C tot een devaluatie van de aantrekkelijkheid van de door Marktplaats aangeboden dienst zullen leiden. In zoverre vormen deze vorderingen een belemmering van het vrije handelsverkeer.

8.11 De subsidiaire vorderingen A-C hebben naast het voordeel van een kostenbesparing van enkele honderden euro’s per jaar, voor Stokke het voordeel dat de inbreukmakende advertenties eerder dan nu doorgaans/regelmatig het geval zal zijn, van marktplaats.nl worden verwijderd, namelijk binnen 24 uur na plaatsing en niet pas na de melding. In aanmerking ook nemende dat dit voordeel slechts voor een (zeer) beperkt aantal inbreukmakende advertenties van voornamelijk particulieren kan worden gerealiseerd, kan dit voordeel nauwelijks gewicht in de schaal leggen. Verwezen wordt naar hetgeen hierover onder 8.9 is overwogen. Hoewel de subsidiaire vorderingen A-C voor Marktplaats niet het nadeel met zich brengen dat haar klanten-verkopers met een wachttijd worden geconfronteerd, moet ook ten aanzien van deze vorderingen worden geconcludeerd dat de daarmee beoogde voordelen, die met name bestaan in een (zeer) geringe kostenbesparing, niet in een redelijke verhouding staan het daarmee nagestreefde doel, gezien het daaraan voor Marktplaats verbonden nadeel, dat zij extra kosten moet maken die het bedrag van de besparing van Stokke aanzienlijk te boven gaan. Het evenredigheidsbeginsel staat, zo volgt hieruit, ook aan toewijzing van de subsidiaire vorderingen A-C in de weg.

D,E:
9.2 Op de primaire en subsidiaire vorderingen D, voor zover deze strekken tot inschakeling van SNB REACT of een vergelijkbaar bedrijf, is het onder 8.3 t/m 8.11 overwogene van overeenkomstige toepassing, met echter één verschil dat hierin bestaat dat Marktplaats niet wordt geconfronteerd met personeelskosten voor de in rov. 8.7 en 8.8 besproken visuele beoordeling die Stokke met deze vorderingen immers door SNB REACT of een daarmee vergelijkbaar bedrijf wil doen plaatsvinden. Bij toewijzing van deze vorderingen zal Marktplaats in plaats daarvan – naast de (variabele) kosten van verwijdering van de inbreukmakende advertenties van € 1,- per advertentie (enkele honderden euro’s per jaar) – de vaste kosten van SNB REACT of het vergelijkbare bedrijf (voor SNB REACT: € 2.000,- per jaar) moeten dragen. Om de in rov. 9.1 genoemde reden blijft Stokke deze vaste kosten evenwel ook zelf maken. De primaire en subsidiaire vorderingen D leveren Stokke dus een besparing op van niet meer dan enkele honderden euro’s per jaar, terwijl Marktplaats bij toewijzing van een van die vorderingen naast dit bedrag ook
€ 2.000,- per jaar moet gaan betalen. Hierbij komt nog dat deze vorderingen een inbreuk vormen op de, door Marktplaats onder 89 PA in het kader van haar verweer ter sprake gebrachte, contractsvrijheid waarvoor onvoldoende rechtvaardiging bestaat nu:
(i) Marktplaats zelf geen inbreuk maakt;
(ii) Marktplaats inbreukmakende advertenties prompt verwijderd nadat zij daarvan kennis heeft gekregen of had behoren te krijgen (zie de rovv. 5.13-5.15);
(iii) Marktplaats, naar zojuist is overwogen, met kosten wordt geconfronteerd die de daar tegenover staande besparing van Stokke aanmerkelijk te boven gaan.
Gelet op dit een en ander valt – in het midden latend of het beoordelingskader hier wordt gevormd door de Nederlandse zorgvuldigheidsnorm of de in rov. 7.13 genoemde toets – de in deze te maken afweging niet anders uit dan de in rovv. 8.10 en 8.11gemaakte afwegingen. Dat geldt eveneens voor de primaire en subsidiaire vordering D voor zover deze strekt tot het door Marktplaats zelf opzetten van een dienst als SNB REACT. De daarmee gemoeide kosten zullen immers, zo moet worden aangenomen, ver uitstijgen boven de voormelde besparing voor Stokke, ook wanneer deze over een reeks van jaren wordt berekend.

E,F (herplaatsen van advertenties):
10.5 Uit de door Stokke als productie 58 overgelegde rapporten van SNB REACT (zie de punten 34 en 35 MvG) is, ook al betreft het hier momentopnamen, af te leiden dat de door SNB REACT verwijderde advertenties – dat zijn alle inbreukmakende advertenties, 1361 stuks in 2011 – voor minder dan 50% uit ‘recidive’-advertenties bestaan. Dit betekent, in aanmerking nemende dat Stokke SNB REACT blijft inschakelen, dat toewijzing van de hier bedoelde vorderingen tot een besparing voor Stokke leidt van minder dan (ongeveer 50% van 1361 x € 1,- = ) € 700,-, per jaar terwijl – naar onder 8.9 en 8.11 is overwogen – het voor Stokke met die vorderingen te realiseren voordeel, dat de ‘recidive’-advertenties niet op marktplaats.nl verschijnen of iets minder lang op die site blijven staan, weinig gewicht in de schaal kan leggen. Hier tegenover staat dat Marktplaats bij toewijzing van die vordering kosten zal moeten maken, bijvoorbeeld om haar bestaande systemen aan te passen. Er kan genoegzaam van worden uitgegaan dat deze kosten een veelvoud belopen van het (zeer) lage bedrag van minder dan € 700,- dat Stokke jaarlijks bespaart. Derhalve verzet het evenredigheidsbeginsel zich ook tegen toewijzing van Stokke’s primaire vordering E en subsidiaire vordering F.

I,J naw-gegevens):
10.5 Uit de door Stokke als productie 58 overgelegde rapporten van SNB REACT (zie de punten 34 en 35 MvG) is, ook al betreft het hier momentopnamen, af te leiden dat de door SNB REACT verwijderde advertenties – dat zijn alle inbreukmakende advertenties, 1361 stuks in 2011 – voor minder dan 50% uit ‘recidive’-advertenties bestaan. Dit betekent, in aanmerking nemende dat Stokke SNB REACT blijft inschakelen, dat toewijzing van de hier bedoelde vorderingen tot een besparing voor Stokke leidt van minder dan (ongeveer 50% van 1361 x € 1,- = ) € 700,-, per jaar terwijl – naar onder 8.9 en 8.11 is overwogen – het voor Stokke met die vorderingen te realiseren voordeel, dat de ‘recidive’-advertenties niet op marktplaats.nl verschijnen of iets minder lang op die site blijven staan, weinig gewicht in de schaal kan leggen. Hier tegenover staat dat Marktplaats bij toewijzing van die vordering kosten zal moeten maken, bijvoorbeeld om haar bestaande systemen aan te passen. Er kan genoegzaam van worden uitgegaan dat deze kosten een veelvoud belopen van het (zeer) lage bedrag van minder dan € 700,- dat Stokke jaarlijks bespaart. Derhalve verzet het evenredigheidsbeginsel zich ook tegen toewijzing van Stokke’s primaire vordering E en subsidiaire vordering F.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 107.001.948/01, LJN BW6296, schone pdf)

Op andere weblogs:
Dirkzwagerieit (Marktplaats als 'host' gevrijwaard voor nep (Stokke) stoelen en hoeft niet te filteren)
Hoogenraad&Haak (Marktplaats geen voorafgaande check op auteursrechtinbreuk)
IusMentis (Marktplaats niet aansprakelijk voor illegale handel)
KluwerCopyrightBlog (Intermediary classic decided in favor of intermediary)
NautaDutith (Liability of online marketplace, Dutch appeals court follows in European footsteps)
Quafi (1019h Burgerlijke rechtsvordering: verliezer betaalt 1300.000 euro proceskosten)
SOLV (Hof Leeuwarden: Marktplaats is 'host' en hoeft dus niet te filteren)
Wieringa advocaten-blog (Hof: Marktplaats is slechts een "host"... en hoeft dus niet te filteren)

IEF 11328

Het beschrijvend concept olijf

Gerecht EU 22 mei 2012, zaak T-273/10 (Olive Line International tegen OHIM/Umbria Olii International)

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk O·LIVE (klasse 3, 44) houdster van het gemeenschapsbeeldmerk en idem Spaans woord- en beeldmerk Olive Line tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie af. Het beroep wordt verworpen. Middel: de kamer heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen verwarringsgevaar bestaat.

Het Gerecht EU oordeelt dat betreft klasse 3 (bleekmiddelen, oliën, tandpasta) en een deel van klasse 44, de beslissing van de kamer van beroep wordt vernietigd. Het is wel aannemelijk dat er sprake is van een verwarringsgevaar tussen de conflicterende merken. "the Board of Appeal made an error in taking the view that, since those concepts were descriptive in relation to the products in question, they could not contribute to any relevant conceptual similarity between the marks at issue."

67 However, it must be held that the Board of Appeal made an error in taking the view that, since those concepts were descriptive in relation to the products in question, they could not contribute to any relevant conceptual similarity between the marks at issue. The weak distinctive character of the word element ‘olive’ in relation to those products cannot call into question the conclusion that there are similar concepts creating a certain link between the marks at issue, given that, as pointed out in paragraphs 58 to 62 above, that element is the one remembered by the public faced with the trade mark applied for and constitutes one of the two elements of equivalent distinctive force in the earlier word mark. Moreover, in line with the finding of the Board of Appeal in paragraph 34 of the contested decision, it must be held that the second element present in the earlier mark does not bear an autonomous conceptual meaning differentiating it from the trade mark applied for.
68 It follows that, contrary to the assessment of the Board of Appeal, the marks in question are similar from a conceptual point of view.
Conclusie
80 Having regard to all the foregoing considerations, it must be concluded that the Board of Appeal erred in law in taking the view that there was no likelihood of confusion between the conflicting marks, within the meaning of Article 8(1)(b) of Regulation No 207/2009, for the goods and services covered by the trade mark application which are identical or similar to the goods designated by the earlier word mark. Accordingly, to that extent, the applicant’s complaint of the likelihood of confusion between the trade mark applied for and the earlier word mark must be upheld.
81 It follows that the contested decision must be annulled, first, in so far as it concerns the ‘soaps, perfumery, essential oils, cosmetics, hair lotions, dentifrices’ in Class 3 covered by the trade mark application, which are the same as the goods protected by the earlier word mark.
82 Second, the contested decision must be annulled in relation to ‘hygiene and beauty care for humans and animals’ in Class 44 covered by the trade mark application, which are similar to the goods protected by the earlier word mark.
83 Third, the contested decision must also be annulled in so far as it concerns ‘[b]leaching preparations and other substances for laundry use, cleaning, polishing, scouring and abrasive preparations’ in Class 3 covered by the trade mark application. Even taking account of the merely ‘marginal’ similarity of those goods with the goods protected by the earlier marks, in particular, ‘soaps’, as found by the Board of Appeal in paragraph 19 of the contested decision, the fact remains that the degree of overall similarity between the marks at issue is such that a likelihood of confusion between them cannot be ruled out despite the weak similarity of the goods. In that regard, it must be recalled that, according to settled case-law, a lesser degree of similarity between the goods or services designated may be offset by a greater degree of similarity between the marks (see O-live, paragraph 56, paragraph 100 and the case-law cited).
IEF 11327

RT als merk

Gerecht EU 22 mei 2012, zaak T-371/09 (Retractable Technologies tegen OHIM / Abbott Laboratories)

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk RT houdster van het spaanse woordmerk RTH tegen (beiden klasse 10 - chirurgische instrumenten). De oppositieafdeling wijst de oppositie deels toe. De kamer van beroep verwerpt het beroep. Middel: geen verwarringsgevaar.

Het Gerecht EU wijst de klacht af; er bestaat zowel een visuele als auditieve overeenstemming tussen de merken, een conceptuele vergelijking valt niet te maken. Een verwarringsgevaar is niet uit te sluiten.

42 Die umfassende Beurteilung der Verwechslungsgefahr impliziert eine gewisse Wechselbeziehung zwischen den in Betracht kommenden Faktoren, insbesondere der Ähnlichkeit der Marken und der Ähnlichkeit der damit gekennzeichneten Waren. So kann ein geringer Grad der Ähnlichkeit der gekennzeichneten Waren oder Dienstleistungen durch einen höheren Grad der Ähnlichkeit der Marken ausgeglichen werden und umgekehrt (Urteil des Gerichtshofs vom 29. September 1998, Canon, C‑39/97, Slg. 1998, I‑5507, Randnr. 17, und Urteil des Gerichts vom 14. Dezember 2006, Mast-Jägermeister/HABM – Licorera Zacapaneca [VENADO mit Rahmen], T‑81/03, T‑82/03 und T‑103/03, Slg. 2006, II‑5409, Randnr. 74).

43 Im vorliegenden Fall sind die mit den einander gegenüberstehenden Marken beanspruchten Waren, wie oben in Randnr. 32 festgestellt, sehr ähnlich. Zwischen den Zeichen besteht eine Ähnlichkeit sowohl in bildlicher als auch in klanglicher Hinsicht, und ein Vergleich in begrifflicher Hinsicht ist nicht möglich. Daher ist festzustellen, dass das Bestehen einer Verwechslungsgefahr zwischen den in Rede stehenden Marken auch unter Berücksichtigung der überdurchschnittlichen Aufmerksamkeit des maßgeblichen Publikums nicht ausgeschlossen werden kann.

IEF 11326

Uitgangspunt: dat de samenwerking is beëindigd

Vzr. Rechtbank Arnhem 27 april 2012, LJN BW6176 (eisers tegen gedaagden)

Als randvermelding in navolging van IEF 9796. Procesrecht. Beslagrecht 705 lid 2 Rv. Opheffing van de gelegde beslagen omdat de samenwerking rechtsgeldig is opgezegd (kort gedingbeslissing is nog van kracht).

Know how bescherming. Stukgelopen samenwerking. Geheimhouding. Gedaagde heeft in 2004 een idee bedacht en uitgewerkt om een middenas aanhanger (caravan) te verbeteren. In kort geding vordert eiser de voortzetting en vordert een verbod op zijn (gedeelte van de) intellectuele eigendomsrechten, terwijl gedaagde de samenwerking heeft opgezegd. Tegen het kort geding is hoger beroep ingesteld, maar nog geen arrest gewezen. Na verlof te hebben gekregen heeft Lusaro conservatoir derdenbeslag gelegd.

Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Degene die de opheffing vordert moet deze ondeugdelijkheid, met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure, aannemelijk maken. Uitgangspunt in deze procedure is hetgeen in kort geding is beslist. Dat betekent dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat de samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Gelet daarop, is de op onrechtmatige beëindiging van de overeenkomst gebaseerde vordering van gedaagde, summierlijk ondeugdelijk gebleken. De vordering voor wat betreft de vergoeding van de schade bestaande uit de kosten voor montage van het prototype caravan, treft eenzelfde lot.

Gelet op het bovenstaande hebben eisers voldoende aannemelijk gemaakt dat de door gedaagde gepretendeerde, aan het beslag ten grondslag gelegde vordering ondeugdelijk is. De beslagen worden aldus opgeheven, en de gedaagde wordt veroordeeld in de kosten.

4.5.  Bij kort geding vonnis van 16 mei 2011 is de vordering van [gedaagde] om [eisers] te veroordelen de samenwerkingsovereenkomst voort te zetten echter afgewezen. Overwogen is onder meer dat de samenwerkingsovereenkomst, gegeven de omstandigheden van het geval, door [eisers] eenzijdig mocht worden beëindigd. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld maar daarop is tot op heden nog geen arrest gewezen. Ook in de bodemprocedure, waarin op 25 januari 2012 een tussenvonnis is gewezen, is over de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst nog geen beslissing gegeven. Uitgangspunt in deze procedure is dus hetgeen in het kort geding vonnis van 16 mei 2011 daarover is beslist. Door [gedaagde] zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan thans anders zou moeten worden geoordeeld. Dat betekent dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat de samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Gelet daarop, is de op onrechtmatige beëindiging van de overeenkomst gebaseerde vordering van [gedaagde], summierlijk ondeugdelijk gebleken.

 

4.6.  De vordering van [gedaagde] voor wat betreft vergoeding van de schade bestaande uit de kosten voor montage van het prototype caravan, treft eenzelfde lot. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat [eisers] de caravan in zijn geheel zou moeten teruggeven, maar dat blijkt niet uit het vonnis. In het kort geding vonnis van 16 mei 2011 is bepaald dat [eisers] het chassis van de caravan aan [gedaagde] diende terug te geven. [eisers] heeft aangevoerd dat hij de caravan móest demonteren om het chassis aan [gedaagde] af te kunnen geven. Het chassis heeft hij naar zijn zeggen conform het vonnis afgegeven. Daartegen is door [gedaagde] niets, althans niet voldoende aangevoerd zodat aangenomen moet worden dat [eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan.

Voorts is bij tussenvonnis van 25 januari 2012 de vordering tot teruggave van de caravan afgewezen. De rechtbank heeft (samengevat) overwogen (r.o. 4.14) dat onder meer ten aanzien van de neuswielmodule van de caravan en het omhulsel van de caravan door [eisers] is aangevoerd dat deze niet meer in zijn bezit zijn en dat dit door [gedaagde] niet is weersproken zodat de vordering tot teruggave daarvan niet kan worden toegewezen. De door [gedaagde] gepretendeerde vordering is daarom ook in zoverre summierlijk ondeugdelijk gebleken.

4.7.  Gelet op het bovenstaande heeft [eisers] voldoende aannemelijk gemaakt dat de door [gedaagde] gepretendeerde, aan het beslag ten grondslag gelegde vordering ondeugdelijk is. De vordering tot opheffing van de beslagen ligt daarmee in beginsel voor toewijzing gereed. Een belangenafweging tussen partijen maakt dat niet anders.

Het belang van [gedaagde] bij verhaalsmogelijkheid van zijn vooralsnog summierlijk ondeugdelijke vordering dient in de gegeven omstandigheden te wijken voor het belang van [eisers] bij opheffing van de beslagen. [eisers] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van het project Lusaro 2 ernstig wordt belemmerd door de gelegde beslagen.

IEF 11325

NMa heeft andere prioriteiten dan muziekauteurs

NMa besluit, 27 april 2012, nummer 7213/27 (Platform Makers vs NPO e.a)

Als randvermelding. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit naar aanleiding van een aanvraag tot beschikking als bedoeld in artikel 56, lid 1 van de Mededingingswet.

Stichting Platform Makers is van mening dat de NPO en de publieke omroepen misbruik maken van hun economische machtspositie en/of in strijd handelen met artikel 6 Mededingingswet, door muziekauteurs te verplichten hun werk onder te brengen bij muziekuitgeverij Crossmex B.V. onder onbillijke voorwaarden. Stichting Platform Makers heeft een besluitaanvraag ingediend ter handhaving van de Mededingingswet. De NMa wijst de besluitaanvraag af op basis van prioriteit.

Conclusie: In het licht van de hierboven genoemde belangenafweging bij de prioritering van onderzoeken geeft de NMa momenteel voorrang aan andere onderzoeken. De reden hiervan is dat de kans dat op basis van het te verrichten onderzoek, dat een aanzienlijke inzet van middelen vergt, een overtreding kan worden vastgesteld, gering moet worden geacht. De doeltreffendheid en doelmatigheid van NMa optreden tegen de gestelde overtreding is dan ook gering. Daarnaast is het aannemelijk dat eventuele inkoopvoordelen worden doorgegeven aan de consument waardoor het consumentenbelang hier niet in het geding is. Tot slot is de NMa van mening dat aan het individuele belang van klager bij onderzoek van de NMa onvoldoende gewicht toekomt om tot onderzoek over te gaan, gelet op de geringe kansrijkheid op het vaststellen van een overtreding van de Mededingingswet.

Toetsing van de klacht aan de overige prioriteringscriteria geeft de NMa, alles afwegende, geen of onvoldoende aanleiding om de klacht toch in behandeling te nemen.

Gezien het bovenstaande weegt het belang van onderzoek naar aanleiding van deze klacht minder zwaar dan het belang van onderzoek in andere zaken. De NMa zal dan ook geen
onderzoek doen naar aanleiding van deze klacht. Dit sluit overigens niet uit dat de afweging in de
toekomst anders zou kunnen uitvallen.

IEF 11324

Nagenoeg alle creatieve elementen overgenomen

Beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 11 mei 2012, KG RK 12-1021 (Pip Studio tegen De marskramer)

Beschikking ingezonden door Tjibbe Fokkens en Hemke de Weijs, Nysingh advocaten.

Verzoekschrift ex 1019e Rv. Auteursrecht. Merkenrecht. Pip Studio is een onderneming die zich bezighoudt met het ontwerpen, produceren en verkopen van allerhande lifestyleproducten (klik afbeelding voor vergroting).

Auteursrecht: De dessins en de logo's zijn door creatieve keuzes ingegeven, zowel de concrete vormgeving als de selectie en combinatie van de elementen. De dessins op de Marskramer-sfeerlichten zijn grotendeels een vrijwel exacte verveelvoudiging van de dessins van Pip Studio, nagenoeg alle creatieve elementen zijn vrijwel één op één overgenomen.

Merkrechten: Het Pip medaillon logo is zowel in de Benelux als in de EU in zwart-wit als beeldmerk geregistreerd voor onder meer glaswerk. Het teken dat Marskramer aanbrengt op haar sfeerlichten zijn identiek c.q. sterk overeenstemmend.

De voorzieningenrechter gaat uit van de geldigheid van de merkrechten en het is naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk dat inbreuk wordt gemaakt op die rechten. Ook acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat er inbreuk op auteursrechten wordt gemaakt. De verbodsvorderingen worden toegewezen onder last van een dwangsom van €50.000 per dag(deel) met een maximum van €1.000.000.

Meer details en afbeeldingen in het vonnis

 

Op andere blogs:
Meubelrecht.nl (Inbreuk tegengaan met een ex parteverzoek)

IEF 11323

Call for Papers: EPIP Conference

Call for Papers, voor de 7th Annual Conference of the EPIP Association, IP in Motion - Opening up IP? University of Leuven, Belgium September 27‐28, 2012.

The European Policy for Intellectual Property (EPIP) association will hold its 7th Annual Conference on September 27‐28, 2012 in Leuven (Belgium) (IE-Agenda.nl). Scholars and practitioners interested in the economic, legal, political and managerial aspects of intellectual property rights are encouraged to attend the conference with or without paper presentation. The conference aims to explore and stimulate debate regarding open innovation and creation, and to examine the interaction between open innovation and proprietary IP mechanisms.

Submission is open to papers of general interest in the area of IP law and policy*. Papers will be reviewed by the experts of the Scientific Committee. In the parallel sessions feedback on the papers will be provided by keynote speakers, members of the Scientific Committee and senior scholars.

Submission procedure for scientific papers
Full papers as well as extended abstracts may be submitted to https://www.epip.eu/conferences/epip07. All proposals must include the following information:

  • title of the paper
  • authors’ name and affiliation(s), full address, phone and e‐mail address
  • motivation, research question(s), research methodology
  • abstract of up to 500 words

Time schedule for submission of scientific papers

  • Deadline for abstract submission May 30, 2012
  • Notification of paper acceptance July 15, 2012
  • Additional information for authors with accepted papers

In order for your paper to be included in the program, at least one of the authors must have registered to the conference by June 30, 2012. Each participant will only be allowed to present one paper during the conference. Co‐authored papers may be presented by any of the participating co‐authors.

For more information do not hesitate to contact epip2012@law.kuleuven.be.

Conference information: IE-Agenda.nl, EPIP-site.

* Papers may address topics such as:
Open innovation, new business models and the role of IPRs
Patent pools, patent clearinghouses and open source models
Crowd sourcing and IPRs
Platform technologies and IPRs
Commons and IPRs
Standard setting and IP
Markets for IPRs
IPRs, entrepreneurship and growth
Green innovation and IPRs
Governance and IPRs
Trade secrecy and know how
Mobility of inventors
Networks of inventors
Disambiguating inventors' names and addresses (methodological papers)
IPRs in science
Economic/financial valuation of IPRs (methodological and practical challenges)
University patenting