IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 10939

WIPO-selectie februari 2012

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over: reverse domain name hacking via overname rechtsvoorganger, gebruik van Russische Google zoekopdracht, een voorbeeld van toepassing van Oki Data-criteria bij niet-geautoriseerde verkoper en niet-concurrerende gesponsorde links. 

D2011-2034 (reverse domain name hijacking)

ad-aware.com > Complaint denied

Lavasoft is houdster van diverse merkenrecht op AD-AWARE. Haar rechtsvoorganger had gedurende 9,5 jaar een handelsrelatie met de Respondent. Haar rechtsvoorganger had de website adaware.com geregistreerd.

De Panellist is van mening dat de complainant the policy ter kwader trouw inzet om de domeinnaam www.ad-aware.com (inclusief koppelteken) te verkrijgen, en weigert de vordering.

D2011-2090 (Arbiter voert Google Search in't Russisch uit, voor bewijs)

interprox.com > Complaint denied

Onder C: "The Complainant has not demonstrated any proof, from which it could be inferred, that the aim of the Respondent, at the time of the registration of the disputed domain name, was to resell, rent, or otherwise transfer the domain name registration at a price exceeding out-of-pocket costs directly related to the domain name. Moreover, there is no evidence that could justify an assumption that the Respondent was aware of the existence of the Complainant’s -mark. A Google search in Russian made by the Panel did not make any connection between “Interprox” and the company of the Complainant; to the contrary, the only link was made to “Interpol”. Perhaps the Google search engine in Spain does make such a connection, but the default Google search engine for the Respondent is likely to be in Russian. The expression “Interprox”, if divided into two parts, may relate to a number of services and companies since “inter” is a generic word and “prox” is commonly used in the IT and engineering fields. This further supports that the Complainant failed to demonstrate that the Respondent acted in bad faith at the time of registration of the disputed domain name."

D2011-2117 (toepassing Oki Data criteria; consensus view)

cadillacperformance.com > Complaint denied

Onder B "The Respondent thus falls into the category of an unauthorized reseller. The WIPO Overview 2.0, paragraph 2.3, indicates a Consensus view regarding resellers’ rights or legitimate interests vel non under paragraph 4(a)(ii): “Normally, a reseller or distributor can be making a bona fide offering of goods and services and thus have a legitimate interest in the domain name if its use meets certain requirements. These requirements normally include the actual offering of goods and services at issue, the use of the site to sell only the trademarked goods, and the site's accurately and prominently disclosing the registrant's relationship with the trademark holder. The respondent must also not try to ‘corner the market’ in domain names that reflect the trademark.” Although the seminal case setting out this approach, Oki Data Americas, Inc. v. ASD, Inc., WIPO Case No. D2001-0903, involved an authorized reseller, the Consensus view notes that “Many panels subscribing to this view have also found that not only authorized but also unauthorized resellers may fall within such Oki Data principles.”

D2011-1977  (geen concurrenten in de gesponsorde links)

supermax.com > Complaint denied [red. deze had ook anders uit kunnen pakken]
Onder B " b) None of the sponsored links which appear on the website attached to the Disputed Domain Name are in competition with the products offered by the Complainant, which would be an important consideration in determining whether the Respondent’s conduct may be considered fair;"

 

DNL2011-0073
catdealer.nl, catverhuur.nl > Transfer

D2011/1714
quickbooksindia.com > Complaint denied

D2011-1888
nsense.com > Complaint denied

D2011-1950
solanum.com > Complaint denied

D2011-1950
redbulltcpharma.com > Cancellation

D2011-2045
cinemaki.com > Complaint denied

D2011-1951
mchelin.com > Cancellation

IEF 10937

Voorrangsdocument openbaart een eindplug

Vzr. rechtbank 's-Gravenhage 20 februari 2012, KG ZA 11-1496 (SCA Hygiene products AB tegen M.T.S. Euro Products B.V.)

Octrooirecht. Voorrangsdocument. SCA legt zich toe op verzorgingsproducten, waaronder handdoekrollen. Zij is houdster van Europees octrooi 1 960 302 B1 (end plug for a roll of material in a dispenser). MTS maakt haar bedrijf van de groothandel in onder meer was-, poets- en reinigingsmiddelen. Een van haar producten is een handdoekrol die wordt verkocht onder het merk Euro Matic. Deze handdoekrol is voorzien van een plug waarmee de rol in een houder wordt bevestigd.

MTS voert aan dat SCA een ongeldig beroep op voorrang doet. Het voorrangsdocument openbaart een eindplug die in een bepaalde hellingshoek staat en dat dit tot een essentiële maatregel van de eindplug behoort. MTS voert aan dat de hellingshoek binnen een bepaald bereik in het voorrangsdocument onmiskenbaar als een essentiële maatregel is geopenbaard en dat het weglaten van een dergelijke maatregel in de oorspronkelijke aanvrage volgens vaste rechtspraak van het EOB een ongeldige aanspraak op prioriteit oplevert.

Dit verweer treft doel. De vorderingen worden afgewezen.

4.8. De Grote Kamer van Beroep heeft in zijn uitspraak van 31 mei 2001 (G2/98, OJ 2001, 413) een restrictieve uitleg gegeven van het begrip ‘the same invention’. Hij oordeelde dat “The requirement for claiming priority of ‘the same invention’, referred to in Art. 87(1) EPC, means that priority of a previous application in respect of a claim in a European patent application in accordance with Art. 88 EPC is to be acknowledged only if the skilled person can derive the subject-matter of the claim directly and unambiguously, using common general knowledge, from the previous application as a whole”. In een uitspraak van de Technische Kamer van Beroep van 25 juni 2003 (T 515/00), waarin wordt verwezen naar de aangehaalde uitspraak G2/98 van de Grote Kamer van Beroep, is voorts beslist dat “Priority could not be acknowledged if a feature was modified or deleted, or a further feature was added”. In zijn uitspraak van 8 april 2004 (G1/03 en G2/03) heeft de Grote Kamer van Beroep ten slotte geoordeeld dat “in order to avoid any inconsistencies, the disclosure as the basis for the right to priority under Art. 87(1) EPC and as the basis for amendments in an application under Art. 123(2) EPC has to be interpreted in the same way”.

4.11. De door SCA hiertegen ingebrachte argumenten (welke in feite overeenstemmen met die gevoerd in de verleningsprocedure (vgl. 2.12.) en waarmee de examiner kennelijk genoegen heeft genomen) leiden niet tot een andere conclusie. Het betoog dat conclusie 7 van de oorspronkelijke aanvrage (later – naar aanleiding van unity-bezwaren in het IPER-rapport geamendeerd tot conclusie 1) direct en ondubbelzinnig in paragraaf [0005] van het voorrangsdocument is geopenbaard, miskent dat ook in deze paragraaf van de beschrijving het bereik van 117° tot 141° reeds wordt voorgeschreven (regels 49 t/m 54). Ook het argument dat uit figuur 6 van het voorrangsdocument, mede gelet op paragraaf [0057] zou blijken dat de hoek ‘slechts’ zo moet worden gekozen dat er een goede ‘interaction’ is tussen de eindplug en het retentiemechanisme en de vakman daaruit zou begrijpen dat het bereik van 117° tot 141° slechts richtinggevend is, slaagt niet. Het door SCA aangehaalde citaat uit paragraaf [0057] bevat behalve de (door SCA in haar pleitnota geciteerde) tweede volzin namelijk onmiddellijk de daaropvolgende (door SCA niet-geciteerde) passage dat “this means that the inclined sliding surfaces 202, 212 are inclined by an angle of 121.1°. Depending on the end plug used, the inclination could also be chosen in a range of 117° tot 141°, and in particular 120° to 122°”. Ook hier wordt de hellingshoek derhalve opnieuw expliciet voorgeschreven. Gelet op een en ander kan bezwaarlijk worden volgehouden dat het gewenste bereik van de ‘locking surface’ van 117° tot 141° in het voorrangsdocument slechts als een voorkeursuitvoeringsvorm moet worden begrepen, zoals SCA ook nog heeft aangevoerd. De gemiddelde vakman zou op de prioriteitsdatum uit het voorrangsdocument dan ook begrijpen dat het gewenste bereik van de ‘locking surface’ als een essentiële maatregel is bedoeld.

4.12. In conclusie 7 van de oorspronkelijke aanvrage wordt de ‘locking surface’ echter generiek geopenbaard, i.e. zonder dat hier enige specifieke hellingshoek of range waarbinnen de hellingshoek van de ‘locking portion’ zich dient te bevinden wordt aangegeven. Door deze in het voorrangsdocument als wezenlijk voorgeschreven maatregel in de (geamendeerde) oorspronkelijke aanvrage weg te laten, moet naar voorlopig oordeel worden aangenomen dat de in de oorspronkelijke aanvrage in de geamendeerde conclusie 1 neergelegde uitvinding een andere uitvinding is dan die in het voorrangsdocument is geopenbaard.

IEF 10936

Dezelfde basisvorm technisch bepaald

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 februari 2012, KG ZA 11-2034 HJ/PV (Kaan/Soopl tegen Hang on A/S)

Uitspraak is ingezonden door Willem den Hertog, Udink & De Jong.

Auteursrecht. Technisch bepaald. Soopl ontwikkelt producten op fashiongebied, zoals de Soopl Fashion Trolley. Hang On doet aan in- en verkoop van kledingrekken. Partijen hebben een distributiesamenwerking voor Denemarken gehad. Na beëindiging heeft Hang On de Rolling Jones op de markt gebracht.

De rekken hebben gemeenschappelijk: de manier waarop zij kunnen worden opgevouwen en dus de plaatsen waar scharnieren zijn aangebracht, dit is dus technisch bepaald.

Verschillen: Apuhara (eerdere Finse ontwerp) is van metaal, inclusief de scharnieren. De twee ontwerpen in dit geding hebben plastic onderdelen. De verbinding halverwege heeft weliswaar dezelfde basisvorm, maar die is technisch bepaald. De vormgeving is zeker niet identiek. Ook het plateau is anders vormgegeven. De wielkasten vormen gelijkenis, maar de rem en de vorm van de zijkanten zijn duidelijk verschillend. De rechter overweegt: hoewel vanaf enige afstand de totaalindruk overeenkomt, zullen verschillen onmiddelijk gezien worden. De vorderingen worden afgewezen.

Auteursrecht r.o. 4.8. (...) De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze toevoegingen en wijzigingen van Soopl ten opzichte van het eerdere Finse origineel toevoegingen en wijzigingen zijn die door Hang On mochten worden overgenomen teneinde haar kledingrecht de grootst mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid te geven. Deze toevoegingen als zodanig leveren dus geen auteursrechtinbreuk op en leiden op zichzelf ook niet tot het oordeel dat sprake is van slaafse nabootsing.

Slaafse nabootsing r.o. 4.14. "Hoewel gezegd kan worden dat vanaf enige afstand de totaalindruk die de beide kledingrekken maken overeenkomt, zal iedereen die met een van beide kledingrekken bekend is en het andere kledingrek in handen krijgt door de bovengenoemde verschillen toch onmiddellijk zien dat het een ander kledingrek is."

IEF 10934

Post-HvJ EU Premier League

High Court Chancery Division 3 February 2012, [2012] EWHC 108 (Ch) (Football Association Premier League tegen QC Leisure)

De follow-up van HvJ EU Premier League. De High Court oordeelt dat het tonen van de uitzendingen (voetbalwedstrijden) via televisieschermen en luidsprekers in openbare plaatsen het recht op "communication to the public" van deze uitzendingen schendt. Echter in sec. 72 van de CDPA staat ondubbelzinnig dat het in het openbaar tonen van een uitzending geen inbreuk maakt op de auteursrechten op de beelden / films die daarin zijn opgenomen.

Leestip: vanaf overweging 65 en eindigend met r.o. 78:

In my judgment s.72(1)(c) means what it says. The showing or playing of a broadcast in a public house to members of the public who have not paid for admission does not infringe any copyright in any film included in the broadcast.”

Meer over Premier League lezen?
Conclusie AG Kokott, IEF 9387
Korte samenvatting HvJ EU, IEF 10278
Uitgebreide HvJ EU samenvatting, IEF 10286
Ook in NSE/BREIN is het arrest ingeroepen, IEF 10442
Noot Seignette, vermeld in IEF 10554, link
Noot van Van Ginneken en Chavannes, IEF 10690, link
E-Commerce online services en gevolgen van Premier League, IEF 10764

IEF 10933

IE-Agenda is vernieuwd

IE Agenda.nl, het kleine zusje van IE-Forum.nl, heeft een nieuwe website. IE Agenda.nl biedt het complete overzicht van cursussen, congressen, studiedagen en evenementen voor (juridische) professionals die op zoek zijn naar informatie over intellectuele eigendom. Meer informatie of voor het aanmelden van uw evenement: www.ie-agenda.nl.

IEF 10932

Wet toezicht beperkt eigen beheer rechthebbenden

VOI©E, Wet toezicht beperkt eigen beheer rechthebbenden, VOICE-INFO.nl 17 februari 2012.

Met commentaar van Michel Frequin, VOI©E.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel toezicht op Valentijnsdag was de liefde voor het collectief beheer niet groot. Het debat werd meer beheerst door incidenten dan door feiten. Gevolg: vergaande inperking van eigen zeggenschap rechthebbenden over hun collectief uitgeoefende rechten en dreigende miljoenenschade.

1. Te uitgebreid wettelijk normatief kader
2. Feiten en potentiële schade voor rechthebbenden
3. Voorstellen tot verdere aanscherping toezicht
4. Nadere invulling bij AMvB’s
5. Er is ook nog een Eerste Kamer

1. Te uitgebreid wettelijk normatief kader
VOI©E onderschrijft dat een verbreed en versterkt overheidstoezicht belangrijk is voor de legitimatie van collectief beheer van rechten. VOI©E vindt ook dat alle betrokken partijen belang hebben bij een verdere verbetering van transparantie. VOI©E heeft daar de afgelopen drie jaar hard aan gewerkt en gaat daar ook mee door.

Maar het is ongewenst dat het collectieve beheer van het auteursrecht en de naburige rechten ingekapseld wordt in een al te uitgebreid wettelijk normatief stelsel, terwijl de laatste jaren met zelfregulering resultaten zijn behaald. Dit klemt te meer nu enkele onderdelen van het wetsvoorstel op gespannen voet staan met het privaatrechtelijke karakter van het auteursrecht. Een aantal voorbeelden daarvan:

- de aangekondigde maatregelen over inrichting van bestuur en de hoogte van de bezoldiging van bestuurders en leidinggevenden;
- de beperking in de mogelijkheden tot beleggen;
- preventief toezicht op modelovereenkomsten;
- preventief toezicht op verhoging van tarieven;
- preventief toezicht op substantiële investeringen;
- en, last but not least, de mogelijkheid om bij AMvB te bepalen dat cbo’s inning en/of verdeling van bepaalde rechten samen gaan uitoefenen, en zelfs nog niet collectief beheerde rechten kunnen zo op grond van artikel 21 lid 2 aan een cbo worden opgedragen.

2. Feiten en potentiële schade voor rechthebbenden
VOI©E heeft vanwege de vele misverstanden over collectief beheer de Kamer uitvoerig geïnformeerd over de feiten aan de hand van factsheets. Daarin kwam onder meer aan de orde dat het door het College van Toezicht al eerder goedgekeurde prudente beleggingsbeleid van Buma/Stemra de rechthebbenden bepaald geen windeieren heeft gelegd. Over de afgelopen twaalf jaar leverde dat cumulatief bijna 42 miljoen euro meer op dan als zij dit niet zouden hebben gedaan. De beleggingsresultaten zorgden er voor dat de feitelijke kosteninhouding in die jaren nihil tot enkele procenten van het jaarlijks aan rechthebbenden uitgekeerde bedrag beperkt kon blijven. De voorgestelde wettelijke beperking van de beleggingsmogelijkheden zou de muziekauteurs de komende jaren wel eens vijf tot tien procent minder inkomsten per jaar kunnen opleveren. Een Kamermeerderheid is hiervan niet onder de indruk.

3. Voorstellen tot verdere aanscherping toezicht
Met name het incident met de Buma-bestuurder werd herhaaldelijk aangevoerd, terwijl nog moet blijken of dit incident de organisatie Buma kan worden aangerekend. Het College van Toezicht doet daar onderzoek naar en verwacht in de eerste helft van april hierover rapport uit te kunnen brengen.

De incidenten hebben er toe geleid dat de waardering voor de zelfreguleringactiviteiten van de branche – die wel degelijk, met name ook door de staatssecretaris werd geuit – uiteindelijk toch wat is ondergesneeuwd, en een aantal amendementen is ingediend om het toezicht verder aan te scherpen en de zelfbeschikkingsrechten van rechthebbenden verder in te perken:
- een aantal fracties is voorstander van een uitgebreider preventief toezicht op de tarieven en tariefgrondslagen: niet alleen zoals voorgesteld op tariefsverhogingen, maar op het tarief en de tariefgrondslagen in het algemeen, ook op bestaande tarieven (een amendement was in voorbereiding);
- amendement Van Dijk (SP) inzake verlaging van de normering van topinkomens (nu 130% van een ministersalaris conform de wet normering topinkomens publieke en semi-publieke sector) naar 100%;
- amendement Peters (GroenLinks) inzake bij AMvB regels stellen voor de besteding aan sociaal-culturele doelen;
- en als klap op de vuurpijl het amendement Taverne (VVD), ondersteund door Van Toorenburg (CDA) en Smeets (PvdA) inzake de verplichting voor iedere cbo om met alle collectieve beheersorganisaties aan wie een betalingsplichtige een vergoeding is verschuldigd een gezamenlijke jaarlijkse factuur op te stellen.

4. Nadere invulling bij AMvB’s
Voor nadere invulling bij AMvB’s heeft de staatssecretaris een aantal voorbeelden gegeven (“geen limitatieve opsomming”) als “denkrichting”:
- één factuur van alle in aanmerking komende cbo’s; cbo’s krijgen tot eind van dit jaar de kans om dit zelf te regelen, anders komt hij met een maatregel (maar dat hoeft niet meer als het amendement Taverne wordt aangenomen);
- verplichting tot één loket, ook voor omroep/kabel en andere marktpartijen die dit wensen;
- niet “onnodig veel” verdeelorganisaties;
- evenwichtige bestuurssamenstelling, in ieder geval een onafhankelijk voorzitter;
- regels voor omgaan met tegenstrijdige belangen.

Van Dijk (SP) en Verhoeven (D66) hebben nog een motie ingediend met de strekking dat het bestuur van een cbo uitsluitend uit auteurs kan bestaan. Wat betreft de samenstelling van het bestuur van een cbo zou er naar de mening van VOI©E maar één principe mogen gelden, een principe dat ook is vastgelegd in het CBO-Keurmerk (en wordt gecontroleerd door een onafhankelijke auditor), namelijk dat het bestuur zodanig is samengesteld dat alle in de statuten genoemde categorieën van door de CBO vertegenwoordigde rechthebbenden in een in de statuten aangegeven verhouding in het bestuur zijn vertegenwoordigd. Wanneer deze motie beoogt de cbo’s een suggestie te doen, dan is deze volstrekt overbodig. VOI©E kent momenteel al vier cbo’s waarbij het bestuur volledig uit auteurs of uitvoerende kunstenaars bestaat (Lira, Pictoright, VEVAM en NORMA) omdat alleen rechten van auteurs of uitvoerende kunstenaars worden beheerd.

5. Er is ook nog een Eerste Kamer
Het is duidelijk dat het advies van de voorzitter van de paritaire werkgroep van VNO-NCW, MKB-Nederland en VOI©E, Marco Pastors, niet ter harte is genomen: “Ik vraag u er op te letten dat de vaststelling van het wetsvoorstel niet zal leiden tot een juridisering van kwesties die in de toekomst rijzen. Zelfregulering kan immers prima naast het toezicht bestaan en zo nodig kan overleg plaatsvinden met het CVtA, zoals bij de inrichting van het keurmerk ook is gebeurd."
Bij de discussie over de amendementen sprak de staatssecretaris wel herhaaldelijk zijn zorgen uit dat het wetsvoorstel ook nog door de Eerste Kamer moet, zich realiserend dat de grenzen van overheidstoezicht op een private sector reeds zijn bereikt en wellicht al zijn of worden overschreden.

De stemming over het wetsvoorstel en de ingediende amendementen vindt plaats op 28 februari. De staatssecretaris hoopt dat het wetsvoorstel daarna kort voor of anders kort na de zomer door de Eerste Kamer wordt aangenomen. Daarna kan hij aan de slag met de AMvB’s die hij in het voorjaar van 2013 afgerond hoopt te hebben (ook de AMvB’s moeten aan beide Kamers worden voorgelegd). De staatssecretaris heeft toegezegd dat de wet over drie jaar wordt geëvalueerd.

Voor de verwijzing naar de stukken, zie voice-info.nl, en IEF 10909.

IEF 10931

Dagvaarding aan het kantooradres van SIDN

Vzr. Rechtbank Amsterdam 10 februari 2012, LJN BV6163 (advocatenmaatschap tegen Micha Kat en Stichting Klokkenluideronline.nl)

Procesrecht. Domeinnaam. SIDN-kantoor als kantooradres is mogelijk, maar niet vanwege de inhoud. Geen verstek verleend. Betekening in het buitenland.

Dagvaarden van een buitenlandse domeinnaamhouder vanwege (mogelijke) onrechtmatige publicaties op zijn website www.klokkenluideronline.nl. Op grond van de algemene voorwaarden van SIDN aanvaardt een aanvrager dat dagvaardingen e.d. rechtsgeldig op het kantooradres van SIDN betekend kan worden. Echter slechts inzake het abonnement of domeinnaam, en in dit geval gaat het om hetgeen onder die domeinnaam wordt geopenbaard. Tevens is de dagvaardingstermijn met één dag te kort (119 Rv).

Dat gedaagde weet heeft van de dagvaarding, zo volgt uit een email aan de rechtbank verstuurd, doet hier niet aan af. De zaak wordt aangehouden en Micha Kat, woonachtige te Laos, wordt via artikel 55 Rv opgeroepen.

1.2. Over de vraag of tegen de niet verschenen gedaagden verstek kan worden verleend wordt het volgende overwogen. Gedaagde sub 1 is houder van de domeinnaam klokkenluideronline.nl. Deze domeinnaam staat geregistreerd bij SIDN. In de algemene voorwaarden van SIDN (artikel 1.1 versie 17 maart 2010) is onder meer het volgende opgenomen:
Een aanvrager die buiten Nederland is gevestigd aanvaardt dat het kantooradres van SIDN door SIDN en derden rechtsgeldig gebruikt kan worden om dagvaardingen en andere exploten met betrekking tot het abonnement of de domeinnaam aan de houder uit te brengen.
Op grond van deze bepaling hebben eisers gedaagden gedagvaard op het kantooradres van SIDN. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op deze grond geen verstek kan worden verleend. De vorderingen die in dit geding zijn ingesteld zien immers niet op het abonnement of de domeinnaam, doch op hetgeen onder die domeinnaam op het internet door gedaagden wordt geopenbaard.

Termijn
1.3.    Bovendien is de juiste termijn van dagvaarden niet in acht genomen. Bij het vaststellen van die termijn, die volgens de wet tenminsteéén week bedraagt, dienen immers de dag waarop het exploot is uitgebracht en de dag waartegen is gedagvaard, niet te worden meegerekend (zie artikel 119 Rv). De termijn die in dit geval in acht is genomen, is derhalve één dag te kort.


Dagvaarding over de grens

1.6.    Ten aanzien van gedaagde sub 1, die in het buitenland woonachtig is, dienen eisers de weg te volgen van artikel 55 Rv. Indien niet de juiste oproepingstermijn in acht kan worden genomen, geldt dit vonnis als een beschikking van de voorzieningenrechter in de zin van artikel 117 Rv, inhoudende dat de termijn wordt verkort tot ten minste tien dagen. Ten aanzien van gedaagde sub 2 geldt dat zij blijkens de dagvaarding statutair gevestigd is te Amsterdam. Op grond van artikel 50 Rv dient het exploot echter te worden betekend aan het kantooradres of aan het adres van een bestuurder. De betekening van het exploot van oproeping kan ten aanzien van gedaagde sub 2 dan ook op dezelfde wijze geschieden als aan gedaagde sub 1. Blijkens artikel 117 Rv kan de voorzieningenrechter aan verkorting van de betekeningstermijn voorwaarden verbinden. De voorwaarden die in de onderhavige zaak zullen worden gesteld zijn de volgende. Eisers dienen gedaagden tevens op te roepen voor deze zitting door middel van het van gedaagde sub 1 bekende e-mailadres [e-mailadres] en door middel van het zenden van een aangetekend poststuk naar het van gedaagde sub 1 bekende adres in Laos. Het verzenden van de e-mail en het poststuk moeten plaatsvinden uiterlijk tien dagen voor de datum waarop de behandeling wordt voortgezet.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf).
Op andere blogs:
DomJur

IEF 10930

Ingekleurd met groen- en roodtinten (arrest)

HR 17 februari 2012, LJN BU4903 (7-Eleven Inc. tegen Laprior)

Uitspraak is ook ingestuurd door Niels Mulder, DLA Piper.

Auteursrecht. In navolging van IEF 10809 (Concl AG) waarin AG Verkade concludeert tot verwerping van het beroep. Deze verwerping wordt gevolgd door de Hoge Raad. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden, gezien art. 81 RO, behoeft dit geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uit eerdere conclusie AG Verkade: Auteursrecht in navolging van een niet-geslaagd merkenrechtelijk beroep in een langlopende zaak. In deze zaak - waarin de feiten zich afspelen op Sint Maarten - heeft de internationaal, maar niet op Sint Maarten opererende supermarktketen 7-Eleven zich tevergeefs gekeerd tegen het gebruik van de handelsnaam '7 Alive' door Laprior op Sint Maarten.

Eerder in deze serie:
IEF 4664 (Gem. Hof NA en Aruba),
IEF 7821 (Concl. AG),
IEF 7885 (HR) en
IEF 9055 (Gem. Hof NA en Aruba).

IEF 10929

Recensie: De Billijke Vergoeding bij Filmwerken

P. Lindhout, De Billijke Vergoeding bij Filmwerken, over relaties tussen financiers, makers, exploitanten en producenten, Amsterdam: deLex 2012.

Met recensie van Elise Menkhorst, De Gier|Stam & Advocaten

Onlangs is bij deLex het boek ‘de Billijke vergoeding bij filmwerken’ verschenen, van de hand van Peter Lindhout.

In dit boek(je; het telt 62 pagina’s) wordt in de eerste plaats toegelicht hoe de auteursrechten met betrekking tot filmwerken zijn geregeld en wat de achtergrond is van de betreffende bepalingen. Voorts wordt aangegeven welke partijen een rol kunnen spelen bij het tot stand komen en de exploitatie van filmwerken. In de laatste hoofdstukken wordt een toelichting gegeven bij het leerstuk van de billijke vergoeding en worden enkele suggesties gedaan hoe deze zou moeten worden berekend.

Het boek verschijnt in een periode waarin de billijke vergoeding voor het gebruik van IE-rechten een hot issue is. De directe aanleiding hiervan is het voorontwerp voor het auteurscontractenrecht, en meer in het bijzonder het voorgestelde artikel 25c ten aanzien van exclusieve licenties en artikel 45d, specifiek met betrekking tot filmwerken.

Het afgelopen jaar is het onderwerp ook in meerdere lezingen en symposia behandeld. Telkens bleek dat het erg lastig is om te bepalen wat nu precies een billijke vergoeding is. Deze boodschap klinkt ook duidelijk door in dit boek. Maar daarnaast zet de auteur op heldere wijze uiteen welke problemen er specifiek ten aanzien van filmwerken spelen, die het vraagstuk nog complexer maken. Zo is er vaak sprake van een gezamenlijk werk met een gedeeld auteursrecht, zijn voor het tot stand brengen van een filmwerk hoge investeringen vereist, is er een groot aantal verschillende wijzen van exploitatie en is niet van alle producties exact vast te stellen hoe hoog de winst is. Te dien aanzien zijn de rechtsvergelijkingen met Duitsland en Spanje interessant, om te zien hoe men daar met de problematiek omgaat.

Volgens de korte biografie op de achterzijde van het boek is de heer Lindhout niet alleen jurist, maar bovendien ook filmmaker en producent van animatiefilms. Dit is goed terug te zien in het boek. Het geeft namelijk blijk van een grote kennis van zaken over hoe het er in de praktijk aan toegaat. Daarmee is het boek interessant voor eenieder (IE-advocaten, studenten, juristen, filmmakers en producenten) die meer wil weten over het reilen en zeilen van de filmindustrie.

Het boek biedt verrassende inzichten (zo verbaasde het mij dat men over het algemeen meer problemen heeft om tot redelijke afspraken te komen met publieke omroepen dan met commerciële omroepen), bevat het interessante wetenswaardigheden (zo is de meest succesvolle Nederlandse film Turks Fruit en is de duurste Nederlandse film met € 18 miljoen Zwartboek) en leuke anekdotes (de uitzonderingspositie van de componist en de tekstschrijver, van wie de auteursrechten niet automatisch toekomen aan de producent, voert terug tot de tijd dat men live piano speelde bij stomme films).

Mijn enige punt van kritiek is dat het boek naar mijn mening af en toe iets juridischer had gemogen. Zo wordt in de tekst slechts zelden verwezen naar jurisprudentie. Sommige stellingen zijn wellicht iets te kort door de bocht, bijvoorbeeld daar waar wordt geschreven dat de producent een beroep kan doen op naburige rechten. Dit zal vermoedelijk in de meeste gevallen zo zijn, maar zal toch altijd afhangen van de omstandigheden van het geval. Ook is de afgelopen periode de discussie gevoerd of ons recht wel mag voorzien in een (vermoeden van) overdracht van rechten aan de producent en of dit wel wenselijk is. In februari 2012 is door het Hof van Justitie van de EU bepaald dat het Unierecht de lidstaten inderdaad deze mogelijkheid laat. Zie hiertoe ook de Kamervragen van juni 2011. Ook is een aantal stellingen niet te herkennen als de mening van de auteur, maar ontbreekt een bronvermelding.

Een klein schoonheidsfoutje dat gezien de context erg grappig uitpakt, is vermoedelijk veroorzaakt door de auto-correctiefunctie van Word. Om onderscheid te maken tussen de geraadpleegde documenten van C. (de advocaat) en R. (de scenarioschrijver) Alberdingk Thijm, is tussen haakjes de eerste letter van de voornaam weergegeven. Dit is uiteindelijk weergegeven als Alberdingk Thijm® en Alberdingk Thijm©.

Al met al is het boek geschikt voor diegenen die in korte tijd praktische inzichten op willen doen over de filmindustrie. Het is te prijzen dat deLex dergelijke publicaties mogelijk maakt.

Bestel uw exemplaar voor €22,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) hier, ook inbegrepen in het Praktijkgebied IE.

IEF 10928

Band natuurlijke persoon en rechtspersoon die zijn naam draagt

Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 februari 2012, LJN BV6122 (eiser tegen Google Netherlands)

Als randvermelding.
Rechtspraak.nl: Naamrecht (van Stichting en natuurlijke personen) tegenover privacy. Via de websites van Google Maps en Google Street View kan het vestigingsadres van een stichting worden gevonden. Tevens is een satelietfoto van het betreffende pand te zien en geblurde foto's van de oprit. In de naam van de stichting komen de namen van twee natuurlijke personen voor die woonachtig zijn op het vestigingsadres van de stichting. De betreffende bewoners stellen dat het verwerken van de naam van de stichting inbreuk maakt op hun privacy. De voorzieningenrechter toetst het gebruik van gegevens door Google aan de Wbp en concludeert dat er geen sprake is van persoonsgegevens in de zin van die wet, en dat voorzover daarvan wel moet worden uitgegaan de belangenafweging ex artikel 8f Wbp in het voordeel van Google uit dient te vallen.

Op dit moment nog op internet zichtbare gegevens

4.7. Google voert aan dat de thans verwijderde gegevens betrekking hadden op een stichting, en derhalve niet op een natuurlijk persoon. Dat de naam van een rechtspersoon is afgeleid van één of meer namen van natuurlijke personen wil niet zeggen dat informatie over die rechtspersoon moet worden beschouwd als het verwerken van gegevens met betrekking tot die natuurlijke perso(o)n(en). Dit hangt af van de betrokkenheid van de betreffende natuurlijke persoon bij die rechtspersoon en van de aard van de verstrekte informatie. Bij het enkel weergeven van een vestigingsadres van een stichting waarvan de naam verwijst naar natuurlijke personen is in ieder geval geen sprake van het verwerken van persoonsgegevens, aldus Google. Mocht hierover anders worden geoordeeld dan dient de belangenafweging ex artikel 8f Wbp volgens Google in haar voordeel uit te vallen. Google heeft de informatie die zij op haar websites weergeeft gekocht van de Kamer van Koophandel, een handelwijze die door de Staatssecretaris van Economische Zaken is gesanctioneerd. Met het oog op de privacy worden bepaalde gegevens (andere dan waar het hier over gaat) op grond van nadere regelgeving in het Handelsregisterbesluit door de Kamer van Koophandel niet ter kennis van derden gebracht. De weging van het privacybelang heeft aldus reeds plaatsgehad, stelt Google. Daarnaast kunnen ingeschrevenen bij de Kamer van Koophandel aangeven dat zij niet willen dat hun gegevens worden opgenomen in aan derden te verkopen databestanden. Kennelijk is door [eiser] c.s. van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Zij kunnen dan echter niet alsnog bij de koper van zo’n bestand verwijdering van die gegevens vorderen, aldus Google. Daarnaast voert Google aan dat de gegevens die zij op haar website vermeldt geen gevoelige informatie bevatten, de mogelijkheid dat [eiser] c.s. hiervan nadelige gevolgen van zal ondervinden klein moet worden geacht en dat het gaat om informatie die ook eenvoudig via andere bronnen kan worden achterhaald. Het belang van [eiser] c.s. bij verwijdering acht Google daarom minder groot dan haar eigen belang om informatiediensten aan te kunnen bieden. Bovendien zou er een ongelijke situatie kunnen ontstaan indien [eiser] c.s. wel bezwaar maakt tegen gebruik van de gegevens door Google en niet tegen gebruik door concurrerende marktpartijen. Aldus – steeds – Google.

Verwijderde gegevens vs 8f Wbp afweging van belangen

4.8.  De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De naam van een rechtspersoon waarin de naam van een natuurlijk persoon is verwerkt kan niet zonder meer beschouwd worden als een gegeven dat betrekking heeft op die natuurlijke persoon en daarmee onder de werkingsfeer van de Wbp worden gebracht. De band tussen een natuurlijk persoon en de rechtspersoon die zijn naam draagt kan immers zeer divers zijn. Zelfs is mogelijk dat iedere band ontbreekt of op zeker moment gaat ontbreken zonder dat dit tot naamswijziging van de rechtspersoon leidt. Door [eiser] c.s. zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waarom in dit geval de naam van de stichting gevestigd op de [A-straat nr] te [woonplaats], door de doorsnee gebruiker van de informatiediensten van Google met hem als persoon die ter plaatse verblijft in verband zal worden gebracht. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de verwerking van een naam van een rechtspersoon waarin de naam van een natuurlijk persoon terugkomt in dit geval toch als het verwerken van persoonsgegevens dient te worden beschouwd, dient een weging van belangen als bedoeld in artikel 8f Wbp plaats te vinden. Dat Google zich mogelijkerwijs in andere gevallen niet steeds aan de bepalingen van de Wbp heeft gehouden speelt in het kader van onderhavige belangenafweging geen rol, evenmin als het feit dat een belangenafweging in het voordeel van [eiser] c.s. ertoe zal kunnen leiden dat ook andere organisaties dan Google in dat geval in strijd met de Wbp handelen.

4.9.  Ingeval in het kader van de in artikel 8f Wbp bedoelde belangenafweging een beroep wordt gedaan op een privacybelang moet het gaan om de privacy van de natuurlijke persoon wiens gegevens worden verwerkt. De vraag is in hoeverre dat belang hier in het geding is. Via de website Google Maps wordt uitsluitend de naam van de stichting en het bijbehorende vestigingsadres bekendgemaakt, waarbij een satellietfoto van het adres kan worden bekeken. Via de website van Google Street View kan daarbij een geblurde panoramafoto van de straat waaraan het adres is gelegen worden bekeken. Dat de natuurlijke personen, wier namen in de naam van de stichting terugkomen, woonachtig zijn op hetzelfde adres als waar de stichting is gevestigd, wordt door Google niet bekendgemaakt en kan ook niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Dat via een website bekend wordt gemaakt waar een stichting, waarvan de naam een band met een bepaalde natuurlijke persoon veronderstelt, is gevestigd, en hoe het betreffende pand er op een satellietfoto uitziet, betekent niet zonder meer een inbreuk op de privacy van die betreffende natuurlijke persoon. Dit temeer omdat informatie over het vestigingsadres van een rechtspersoon vrij opvraagbaar is bij de Kamer van Koophandel. Weliswaar is aannemelijk dat de drempel voor het publiek om kennis te nemen van deze informatie wordt verlaagd nu deze vrij op internet is terug te vinden, maar door [eiser] c.s. zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die doen vermoeden dat daardoor een (verdergaande) inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer valt te verwachten. Dat het vrij beschikbaar zijn van deze informatie via internet het pand mogelijk eerder tot een doelwit van inbrekers zal maken acht de voorzieningenrechter een te speculatief argument. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het belang van [eiser] c.s. daarom wijken voor het belang dat Google erbij heeft om rechtmatig door haar verkregen informatie te gebruiken voor haar commerciële activiteiten. De vorderingen van [eiser] c.s. zullen daarom worden afgewezen.

Vergelijk met IT 674 (Mag de staat via Google Earth bewijs verzamelen); Ius Mentis 23 januari 2012.
Op de blogs:
Ius mentis (adres van stichting met persoonsnaam telt niet als persoonsgegeven)
Mediareport (Google Street View uitspraak valt positief uit voor Google: geen schending privacy)
SOLV (privacy overwinning voor Google Maps)