IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 10799

Op basis van terbeschikking gestelde know how

Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011, zaaknr. 200.079.701/01 SKG (Super B B.V. tegen Batterien-Montage-Zentrum GmbH)

Geheimhoudingsovereenkomst en know how bescherming. Stukgelopen samenwerking tussen accu-ontwerper. Super B ontwerpt accu's voor crossmotoren. BMZ assembleert en voorziet deze van beeldmerk van Super B. Na beëindiging van de overeenkomst blijkt dat er nog 622 accu's in voorraad staan, Super B sommeert BMZ een onthoudingsverklaring te tekenen om geen inbreuk te maken op de rechten van Super  en geen accu's in voorraad te hebben of ter verkoop aan te bieden. Omdat hieraan geen gevolg werd gegeven heeft Super B de procedure gestart.

Grief 2 slaagt: Het is vooralsnog voldoende aannemelijk dat de accu's zijn vervaardigd op basis van know how die Super B aan BMZ ter beschikking heeft gesteld.

Het dictum: vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
gebiedt BMZ de tussen partijen gesloten geheimhoudingsovereenkomst onverkort na te komen, meer in het bijzonder door (i) de door Super B verstrekte kennis niet toe te passen in producten of anderszins te verspreiden en (ii) geen accu's (meer) te produceren op basis vn door Super B verstrekte kennis.

Leessuggestie: r.o. 3.7 t/m 3.7.2

IEF 10798

ABC Legal

Uit´t persbericht. Met veel genoegen maken Allon Kijl, Babette Aalberts en Charissa Koster kenbaar dat ze met ingang van 1 januari 2012 de drijvende krachten zijn achter het nieuwe advocatenkantoor ABC Legal. Allon Kijl en Babette Aalberts zijn oprichters en partners van het succesvolle advocatenkantoor ADAM legal. Een kantoor dat de afgelopen 5 jaar haar sporen ruimschoots heeft verdiend in met name de media-, entertainment- en communicatiebranche.

Charissa Koster is afkomstig van de Amsterdamse vestiging van Ruig & Partners, waar ze sinds 2009 Media, IE en ICT partner was. Daarnaast voert ze een arbeids- en ondernemingsrechtpraktijk. Advocaat Wouter de Haan vergezelt haar bij haar overstap.

ABC Legal onderscheidt zich van andere advocatenkantoren doordat het zich niet alleen richt op de business unit Advocatuur, maar ook op Business en Consultancy (en daaraan gerelateerde vraagstukken). Daarbij beoogt het kantoor vooruitstrevend en toonaangevend te zijn.

Met het samenvoegen van de praktijken van de partners ligt de focus van het kantoor vooral op het mediarecht, intellectuele eigendomsrecht, ICT-recht, ondernemingsrecht, verbintenissenrecht en arbeidsrecht. Daarbij combineert het kantoor een gedegen advies- en consultancypraktijk met een stevige procespraktijk. Door de bundeling van expertise en (branche)kennis bestrijkt het kantoor het volledige medialandschap, evenals alle daaraan verwante branches in het technische en creatieve veld, waarbinnen vooral ondernemingen, non-profit instellingen en individuen worden bediend.

ABC Legal, ABC-Legal

IEF 10797

Tripp Trapp Jamak

Hof Amsterdam 17 januari 2012, LJN BV3404 (Stokke c.s. tegen Jamak c.s.) - grosse zaak 200.058.866/01

Met dank aan Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals N.V..

Auteursrecht. Tripp Trapp-zaak in hoger beroep in navolging van IEF 8284. Jamak maakt geen inbreuk op het auteursrecht noch op morele rechten. Een lagere inbreukdrempel ingevolge het Infopaq-arrest wordt verworpen. Het open, zwevend karakter van de vormgeving maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat de daarmee bereikte eenvoud/minimalistische uitstraling past in de Scandinavische stijl, verschilt de wijze waarop dit effect bij de twee stoelen wordt bereikt te zeer om daaraan de door Stokke c.s. voorgestane betekenis toe te kennen. Het open, zwevend karakter was met een beroep op een octrooischrift in 1972 al niet oorspronkelijk. Eveneens worden voorbeelden uit 1926 en 1927 overlegd.

In citaten:

3.9. Als gevolg van dit een en ander wijkt het totaalbeeld van de Leander zo zeer af van het totaalbeeld van de Tripp Trapp, voor zover dat laatste door auteursrechtelijk beschermde trekken wordt bepaald, dat van een relevante overeenstemming geen sprake is. Van overname van elementen die (in relevante mate) een uitdrukking zijn van de eigen intellectuele schepping van de maker is geen sprake. Het hof verwerpt het betoog van Stokke c.s. dat hier een lagere inbreukdrempel zou gelden ingevolge van het Infopaq arrest van het HvJ EU (16 juli 2009, C-5/08, NJ 2011/288).

Dat de vormgeving van de Leander net als die van Tripp Trapp een open, zwevend karakter heeft, zoals door Stokke c.s. wordt benadrukt, maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat de daarmee bereikte eenvoud/minimalistische uitstraling past in de Scandinavische stijl, verschilt de wijze waarop dit effect bij de twee stoelen wordt bereikt (gebruik van één gebogen deel als staander tevens ligger, versus gebruik van twee rechte stukken hout die in een scherpe hoek aan elkaar zijn bevestigd) te zeer om daaraan de door Stokke c.s. voorgestane betekenis toe te kennen. Daarbij komt dat dit effect, bereikt door het stabiliseren van de staanders waaraan het zitplankje (en in geval van een kinderstoel ook de voetensteun) is bevestigd door middel van (horizontale) liggers in plaats van door een schoor aan de achterzijde van de stoel, in 1972 niet oorspronkelijk was, zoals onder meer blijkt uit het door Jama c.s. overlegde octrooischrift met betrekking tot een kinderstoel uit 1947. Jamak c.s. hebben er bij pleidooi in hoger beroep in dit verband voorts nog terecht op gewezen dat ook stoelen als de in 1926 door Mart Stam en in 1927 door Mies van der Rohe ontworpen 'Cantilever' stoelen een open zwevend karakter hebben.

Het hof merkt ten slotte op dat de door Stokke c.s. onder par 90 van hun memorie van grieven genoemde elementen, die er volgens hen toe bijdragen dat de totaalindrukken van de Tripp Trapp en de Leander overeenstemmen, voor zover niet reeds besproken en/of door de functionaliteit van de stoelen bepaald, zo niet origineel en/of beeldbepalend zijn dat de eventuele aanwezigheid daarvan tot een andere gevolgtrekking kan leiden.

3.10. Het voorafgaande leidt tot de slotsom dat Jamak c.s. door het vervaardigen en op de markt brengen van de Leander geen inbreuk maken op de auteursrechten van Stokke c.s. Van schending van de morele rechten van Opsvik is voorts geen sprake, reeds omdat de vormgeving van de Leander niet als verveelvoudiging van de Tripp Trapp en derhalve evenmin als wijziging of misvorming in de in artikel 25 Auteurswet bedoelde zin aan te merken valt. Dit betekent dat de vorderingen van Stokke c.s. niet toewijsbaar zijn.

3.11. Dit alles brengt mee dat de grieven van stokke c.s. geen doel kunnen treffen. Bij een verdere/afzonderlijke behandeling daarvan bestaat onvoldoende belang.

Lees het arrest hier (LJN , pdf, grosse).

IEF 10796

Teeven: Grens aan inkomens bij auteursrechtorganisaties

Nota van wijziging bij wetsvoorstel tot wijziging van de wet toezicht collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Derde Nota van wijziging, Kamerstukken II, 2011-2012, 31 766.

Hierbij bied ik u, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 7 december 2011, een derde nota van wijziging met toelichting inzake het bovengenoemde voorstel aan, die met name ziet op de normering van topinkomens bij collectieve beheersorganisaties:

Uit't persbericht: Topfunctionarissen van collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (cbo’s) mogen niet meer verdienen dan 130% van het salaris van een minister. Dit blijkt uit een nota van wijziging die staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Onder topfunctionarissen worden met name verstaan: de leden van de uitvoerende, adviserende en toezichthoudende organen van een collectieve beheersorganisatie en iemand belast met de dagelijkse leiding van een collectieve beheersorganisatie.

 

De bewindsman gaf vorig jaar december tijdens een algemeen overleg over auteursrechten aan de normering van salarissen van bestuurders en directeuren van cbo’s te willen regelen in het wetsvoorstel toezicht collectief beheer. Dan is ook het College van Toezicht bevoegd om de naleving te controleren. Om te voorkomen dat terstond wordt ingegrepen in lopende contracten en aanstellingen, is voorzien in overgangsrecht. Voorkomen moet echter worden dat, gedurende de parlementaire behandeling, alsnog hogere bezoldigingen of andere aanstellingen worden overeengekomen met de bedoeling om aan de nieuwe salarismaxima te ontsnappen. Daarom blijft het overgangsrecht buiten beschouwing bij aanpassingen in het dienstverband of de bezoldiging die zijn of worden overeengekomen nadat de voorstellen van Teeven zijn ingediend. Cbo’s moeten hier bij hun bezoldigings- en aanstellingsbeleid rekening mee houden.

Zie ook hier (rijksoverheid.nl)

IEF 10795

AIPPI-Symposium het programma

Het programma van het AIPPI-Symposium te Zeist is zojuist bekendgemaakt. Dit evenement zal op woensdag 14 maart 2012 plaatsvinden. De jaarlijkse VIE-prijs zal daar worden uitgereikt, nomineren kan uiterlijk op vrijdag 17 februari 2012 bij het secretariaat.

Programma
09.30 uur Ontvangst
10.00 uur Opening door de voorzitter, drs. Koen Bijvank, VEREENIGDE
10.05 - 10.50 uur De toenemende invloed van het Europese Hof in het auteursrecht
Mevr. prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning, Universiteit Utrecht en Commissariaat voor de Media
10.50 - 11.35 uur Een rondje langs de (IE) buitenvelden
mr. Jan Pieter Hustinx,De Brauw Blackstone Westbroek
11.35 - 12.00 uur Koffiepauze
12.00 - 12.45 uur Aanhaken aan bekende merken, 3 jaar na L’Oreal / Bellure
mr. Joris van Manen, Hoyng Monegier
12.45 - 13.00 uur Uitreiking van de VIE prijs
Jury: voorzitter mr. Josine Fasseur- van Santen,Vice-President Gerechtshof Den Haag, prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen, dr. Jeroen den Hartog, Hoyng Monegier

13.00 - 14.00 uur Aperitief en lunch
14.00 - 15.45 uur
Debat I: Handhaving van een standaard-essentieel octrooi: FRAND-licentie of verbod?
Voorzitter mr. Bart van den Broek, Hoyng Monegier
Debater I mr. Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek
Debater II mr. Klaas Bisschop, HoganLovells

Debat II: De aansprakelijkheid van veilingsites.
Voorzitter mr. Ernst Numann, Hoge Raad der Nederlanden
Debater I mr. Remy Chavannes, Brinkhof
Debater II prof. dr. Martin Senftleben, Bird & Bird en Vrije Universiteit Amsterdam

Debat III: Bescherming van vormen door het merkenrecht.
Voorzitter prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen
Debater I mr. Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen
Debater II mevr. mr. Marlous Stal-Hilders, Nederlandsch Octrooibureau

15.45 - 16.15 uur Koffiepauze
16.15 - 17.00 uur Plenaire samenvatting van de debatten door de voorzitters
17.00 uur Sluiting door de voorzitter en aansluitend borrel

Klik voor de folder hier (pdf) en om in te schrijven hier.

IEF 10794

Een dubbele vertaalslag

Hof 's-Gravenhage 17 januari 2012, LJN BV3748 (Truvo Belgium Comm.V. tegen Detemedien Deutsche Telekom Medien GmbH) - grosse zaaknr. 200.082.649/01

Met dank aan Linda Brouwer, Bird & Bird.

Merkenrecht. Is er sprake van normaal gebruik van de ingeroepen merken GELBE SEITEN, GELE BLADZIJDEN, YELLOW PAGES en PAGES JAUNES.

De omstandigheid dat in en op allerlei verschillende (bedrijven)gidsen en websites op dit gebied de kleur geel gebruikt wordt, is veeleer een aanwijzing dat geel voor waren en diensten op dit gebied niet onderscheidend is (r.o. 10 ad b). Er is geen normaal gebruik aangetoond PAGES JAUNES, GELE BLADZIJDEN en GELBE SEITEN.

Het merk YELLOW PAGES is wel normaal gebruikt voor klasse 35, reclame verzameling/vastlegging gegeven. Hoewel niet uit enig stuk of enige stelling valt af te leiden dat het merk is gebruikt voor de waren in klasse 9, computers en beeld- en geluiddragers.

Het hof oordeelt dat er geen auditieve of visuele overeenstemming bestaat, zodat niet van verwarringsgevaar tussen GELBE SEITEN en YELLOW PAGES kan worden gesproken. Gelet op de vertaalslag, voor het Nederlandstalige en Franstalige publiek vaak een dubbele vertaalslag (namelijk van het Duits naar het Nederlands/Frans en dan naar het Engels) die nodig is voor begripsmatige overeenstemming, is het hof van oordeel dat de totaalindruk meer wordt bepaald door de visuele en auditieve verschillen dan door de (indirecte) begripsmatige overeenstemming. Deze overeenstemming wordt door deze verschillen geneutraliseerd. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat verwarringsgevaar niet kan worden aangenomen.

10. Ad b. De producties A4 tot en met Al 1 betreffen uitdraaien van websites over drukwerken en drukwerken met de namen MOBILO, ZOOM, GOUDEN GIDS en YELLOW PAGES, waarin de kleur geel en/of geLe bladzijden voorkomen en websites waarin de aanduidingen GOLDENPAGES, GOUDENG1DS, YELLOWPAGES en PAGESDOR en de kleur geel voorkomen. Nog daargelaten dat van het grootste deel van de producties niet blijkt dat zij uit de relevante periode dateren, komen de merken PAGES JAUNES, GELE BLADZIJDEN en GELBE SEITEN niet voor. Het gebruik van de kleur geel kan niet worden aangemerkt als gebruik van de merken. De omstandigheid dat in en op allerlei verschillende (bedrjven)gidsen en websites op dit gebied de kleur geel gebruikt wordt, is veeleer een aanwijzing dat geel voor waren en diensten op dit gebied niet onderscheidend is.

11. Het bovenstaande brengt mee dat naar het oordeel van het hof Truvo niet heeft aangetoond dat zij haar merken PAGES JALJNES, GELE BLADZIJDEN en GELBE SEITEN normaal (als merk) heeft gebruikt. De grieven 2 en 3 falen derhalve. Het hof wijst er nog op dat het Hof van Beroep te Brussel in het beroep van Truvo in een andere oppositiezaak tegen AlfTemme van 16 februari 2010 (Nr 2008/ARJ2212) eveneens tot het oordeel kwam dat de door Truvo overgelegde bewijsstukken niet dienstig zijn om het gebruik van het merk PAGES JAUNES in de periode van 24 februari 2001 tot en met 24 februari 2006 te staven.

13. Truvo stelt dat zij haar merken ook normaal heeft gebruikt voor de waren en diensten waarvoor deze merken zijn ingeschreven in de klassen 9 en 35 (vergelijk de als productie 9 bij het beroepsschrift overgelegde merkinschrijving). Het hof is van oordeel dat niet uit enig stuk of enige stelling valt af te leiden dat het merk gebruikt is voor de waren in klasse 9 waarvoor het is gedeponeerd, kort gezegd computers en beeld- en geluiddragers. Wel zijn de merken naar het oordeel van het hof normaal gebruikt voor de diensten in klasse 35 waarvoor zij zijn ingeschreven, kort gezegd dienstverlening op het gebied van reclame en op het gebied van verzameling, vastlegging en verwerking van gegevens. 

16. Het hof is van oordeel dat tussen het teken en het merk geen visuele en auditieve overeenstemming bestaat. Door de advocaat van Truvo is, na een betoog dat vanwege de begripsmatige overeenstemming ook sprake is van visuele en auditieve overeenstemming, tijdens de mondelinge behandeling erkend dat geen sprake is van auditieve en visuele overeenstemming. Wel is sprake van begripsmatige overeenstemming, zij het dat daarvoor een vertaalsiag nodig is van het Duits naar het Engels. Voor zover Truvo bedoelt te betogen dat artikel 2.20, lid 4, BVIE (Het uitsluitend recht op een merk luidende in één der nationale ofstreektalen van het Benelux-gebie strekt zich van rechtswege uit over zijn vertaling in een andere dezer talen) van toepassing is omdat Engels een verdragstaal zou zijn, althans daarmee gelijkgesteld zou moeten worden, faalt dit betoog, zoals ook al valt af te leiden uit de tweede zin van deze bepaling (De beoordeling van de overeenstemming voortvloeiende uit vertalingen in een ofmeer aan het genoemde gebied vreemde talen geschiedt door de rechter). Deze bepaling heeft een beperkte strekking en is wellicht in strijd met de merkenrichtlijn, zodat er in ieder geval geen reden is voor een ruime of analoge toepassing. Voorts is het hof van oordeel dat het merk, gelet op zijn beschrijvende onderdelen (gele bladzijden voor de gele bladzijdenrubriek in telefoonboeken en dergelijke), van huis uit een beperkte beschermingsomvang heeft, terwijl Truvo in het kader van het verwarringsgevaar niet voldoende onderbouwd gesteld heeft dat het merk door gebruik een grote beschermingsomvang heeft gekregen. De stelling van Truvo dat “het Yellow Pages-format” wereldberoemd is, wil niet zeggen dat het onderhavige merk bekend is. En tegendeel, met dit wereldberoemde Yellow-Pages-.format doelt Truvo kennelijk op het wereldwijde gebruik van de aanduiding yellow pages om een service directory aan te duiden. Hierdoor wordt het beschrijvende karakter van de aanduiding benadrukt. Gelet op de vertaalslag (die voor het Nederlandstalige en Franstalige publiek ook nog vaak zal neerkomen op een dubbele vertaalslag van het Duits naar het Nederlands/Frans en dan naar het Engels) die nodig is voor begripsmatige overeenstemming, is het hof van oordeel dat de totaal indruk van het teken en het merk meer worden bepaald door de visuele en auditieve verschillen dan door de (indirecte) begripsmatige overeenstemming en deze overeenstemming door deze verschillen wordt geneutraliseerd. 1-let bovenstaande leidt tot het oordeel dat verwarringsgevaar niet kan worden aangenomen. Dit geldt temeer nu moet worden uitgegaan van een geringe beschermingsomvang van het merk. 

Inmiddels ook op de BBIE-site: hier, LJN, schone pdf.
Op andere blogs:
DomJur

IEF 10793

Niet onderzocht of rechten op teken zijn verworven

Gerecht EU 18 januari 2012, zaak T-304/09 (Tilda Riceland Private Ltd. tegen OHIM/Siam Grains Co. Ltd) - dossier

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt aanvrager van gemeenschapsbeeldmerk BASmALI houdster van niet-ingeschreven ouder merk en ouder teken BASMATI tegen. Oppositieafdeling wijst de oppositie af, het beroep wordt vervolgens verworpen.

Middelen: ten eerste, de kamer van beroep haar beslissing ten onrechte uitsluitend heeft gebaseerd op een uitlegging van een bepaling waarbij geen rekening wordt gehouden met nationale regels en rechterlijke uitspraken van de betrokken lidstaat; ten tweede, de kamer van beroep het recht van een lidstaat, namelijk het Verenigd Koninkrijk, niet heeft toegepast met betrekking tot een vordering gekend als "extended form of passing off" en, ten derde, de kamer van beroep ten onrechte heeft geëist dat verzoekster houder is van eigendomsrechten voor het teken "BASMATI", en ten slotte de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat het woord "BASMATI" een generieke term is.

De beslissing van Kamer van Beroep wordt vernietigd, omdat niet nauwkeurig is onderzocht of verzoekster rechten op dat teken had verworven naar het nationale recht.

In citaten:

22      In de tweede plaats dient te worden geoordeeld dat bij de vraag of een opposant rechten op een niet-ingeschreven merk of op een in het economisch verkeer gebruikt teken heeft verworven – en dus houder van het aangevoerde teken is in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94 – het ter onderbouwing van de oppositie aangevoerde nationale recht niet buiten beschouwing mag worden gelaten. In deze context speelt het geldende nationale recht in het bijzonder een rol bij de vaststelling van de procedures voor verwerving van rechten op het teken dat ter staving van een oppositie op grond van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94 wordt aangevoerd.

25      In de derde plaats bepaalt section 5(4) van de Trade Marks Act 1994 in de tweede alinea ervan ook dat een persoon die kan opkomen tegen het gebruik van een merk, moet worden geacht „houder van een ouder recht” te zijn. Hieruit volgt dat volgens het in het Verenigd Koninkrijk geldende recht in het kader van een vordering wegens misbruik de hoedanigheid van houder van een ouder recht niet kan worden vastgesteld op autonome wijze – zoals de kamer van beroep in wezen in de bestreden beslissing heeft gedaan – zonder rekening te houden met het vermogen van de opposant om op te komen tegen het gebruik van een merk.

26      Het feit dat de eigendom die door de vordering wegens misbruik wordt beschermd, geen betrekking heeft op een woord of een naam waarvan het gebruik door derden is beperkt, maar op de klantenkring zelf waaraan afbreuk wordt gedaan door het litigieuze gebruik [arrest Gerecht van 11 juni 2009, Last Minute Network/BHIM – Last Minute Tour (LAST MINUTE TOUR), T‑114/07 en T‑115/07, Jurispr. blz. II‑1919, punt 61], zoals de kamer van beroep in wezen in punt 24 van de bestreden beslissing heeft gesteld, kan daaraan geen afbreuk doen. De omstandigheid dat de opposant enkel formeel eigenaar van de klantenkring is waaraan afbreuk wordt gedaan, betekent immers niet noodzakelijkerwijs dat hij op het aangevoerde teken geen rechten heeft verworven die hem in staat stellen om, in voorkomend geval, op te komen tegen het gebruik van een later merk. In dit verband dient erop te worden gewezen dat in het kader van de vordering wegens misbruik een reputatie op de markt wordt verworven door het teken dat dient tot aanduiding van waren of diensten (zie in die zin arrest LAST MINUTE TOUR, reeds aangehaald, punt 84). Bovendien is het door het gebruik van het betrokken teken dat een natuurlijk of rechtspersoon „houder van een ouder recht” in de zin van het in het Verenigd Koninkrijk geldende recht kan zijn.

28      In de vierde plaats kan het feit dat – zoals de kamer van beroep in punt 19 van de bestreden beslissing stelt – verzoekster in de motivering van haar oppositie de term „merk” heeft gebruikt om te verwijzen naar het aangevoerde teken, niet alleen het gevolg zijn van het aanvoeren van een niet-ingeschreven merk ter staving van de oppositie, maar bovendien kan dit geen afbreuk doen aan het feit dat de oppositie onder meer was gebaseerd op een in het economisch verkeer gebruikt teken. De kamer van beroep heeft overigens deze oppositiegrond vermeld in punt 16 van de bestreden beslissing. In deze context dient te worden geoordeeld dat de door de kamer van beroep aangehaalde omstandigheid dat het teken BASMATI geen merk is, evenwel niet betekent dat verzoekster geen rechten op dit teken had verworven in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94, gelezen tegen de achtergrond van het in casu geldende nationale recht. Wat meer in het bijzonder de bewering van de kamer van beroep betreft dat de term „basmati” een soortnaam is, blijkt uit de nationale rechtspraak dat een teken dat dient tot aanduiding van waren of diensten, een reputatie op de markt kan hebben verworven in de zin van het toepasselijke recht inzake de vordering wegens misbruik, ook al was het aanvankelijk beschrijvend of mist het elk onderscheidend vermogen (arrest LAST MINUTE TOUR, punt 26 supra, punt 84). Bovendien blijkt uit de nationale rechtspraak dat een teken dat dient tot aanduiding van waren of diensten, een reputatie op de markt kan hebben verworven in de zin van de regeling inzake de vordering wegens misbruik, hoewel het door verschillende marktdeelnemers in het kader van hun commerciële activiteiten wordt gebruikt (Chocosuisse Union des fabricants suisses de chocolat & Ors v Cadbury Ltd. [1999] EWCA Civ 856). Deze „extensieve” vorm van de vordering wegens misbruik, die in de nationale rechtspraak wordt erkend, stelt aldus verschillende marktdeelnemers in staat om rechten te hebben op een teken dat een reputatie op de markt heeft verworven. Bijgevolg kan de door de kamer van beroep aangevoerde omstandigheid, zo deze al vaststaat, in het licht van het geldende nationale recht niet afdoen aan het feit dat de opposant rechten op het aangevoerde teken kan hebben verworven.

29      Uit een en ander volgt dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door de oppositie af te wijzen op grond dat verzoekster niet had aangetoond dat zij houdster van het betrokken teken was, zonder nauwkeurig te onderzoeken of verzoekster rechten op dat teken had verworven overeenkomstig het recht van het Verenigd Koninkrijk.

IEF 10792

Verdachte kent de internationale merken met wereldwijde bekendheid niet

HR 17 januari 2012, LJN BU2868 (internationale merken die wereldwijd bekend staan)

Strafrecht. Art. 337 Sr. Bewijsklacht opzet. Dat de merken internationale merken zijn die wereldwijd bekend staan, acht het hof een feit van algemene bekendheid. Bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. De conclusie van de AG is anders.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten diverse goederen, bestaande uit onder andere stropdassen en zonnebrillen voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, heeft ingevoerd"

De raadsman voert aan dat opzet niet kan worden bewezen, omdat de verdachte de merken niet kent, vanwege de wereldwijde bekendheid van de merken, acht het hof dit volstrekt onaannemelijk. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan". Gezien de tot het bewijs gebezigde goederenlijst is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Dit behoeft geen bewijs en het middel kan niet tot cassatie leiden (art. 81 RO - geen nadere motivering).

Dit is anders dan de Conclusie van de AG:

3.6. De door het hof in dit verband gegeven argumenten zijn:
- Verdachtes verklaring dat hij geen van de bedoelde merken kent is volstrekt onaannemelijk;
- Het betreft wereldwijd bekende merken waarvan onaannemelijk is dat de verdachte de gangbare prijzen niet kende;
- Blijkens de aankoopbonnen heeft de verdachte beduidend lagere prijzen betaald dan voor de merkkleding gangbaar is;
- De verdachte heeft de goederen ontdaan van verpakking;
- De goederen omvatten het grootste deel van verdachtes bagage;
- De verdachte heeft er bij aankomst op Schiphol voor gekozen niets aan te geven.

3.7. Hierover het volgende. Anders dan de steller van het middel, acht ook ik verdachtes mededeling niet bekend te zijn met ook maar één van de getroffen merken wel erg veel van het goede. Volgens de goederenlijst betreft de verzameling namelijk een digitale camera (Sony), kleding, slippers en zonnebrillen van de merken Dolce & Gabbana, Calvin Klein, Chanel, Burberry, Armani, Emporio Armani, Giorgio Armani, Versace, Playboy, Yves Saint Laurent, Lacoste, Prada, Levi's, Louis Vuitton, Gucci, Hugo Boss, Energie, Nike, Dior, Adidas, Ralph Lauren. Je moet - huiselijk gezegd - van een andere planeet komen wil je van géén van deze merken ooit hebben vernomen.

Het punt is echter dat het hof verdachtes verklaring - uitsluitend - "onaannemelijk" acht. Terzijde, dat oordeel deel ik. Het hof merkt verdachtes verklaring in zoverre echter niet aan als leugenachtig. Het enige dat het hof uit een en ander zou kunnen afleiden is derhalve dat de verdachte - in weerwil van zijn verklaring - bekend moet zijn geweest met één of meer van deze merken. Meer niet.


3.8. Vervolgens oordeelt het hof, zo begrijp ik, dat de verdachte ook wel degelijk bekend moet zijn geweest met de gangbare prijzen voor de merkkleding, althans dat het tegendeel onaannemelijk is. Hier gaan 's hofs wegen en die van mij uiteen. Het is namelijk maar zeer de vraag of er voor merkkleding "gangbare" prijzen bestaan. Ofschoon in het buitenland met groot gemak vervalste merkkleding kan worden verkregen, en daarvoor ook geregeld wordt gewaarschuwd, kan op bepaalde locaties ook onvervalste merkkleding tegen dumpprijzen worden bekomen. In Europa zijn outlet-stores van merkkleding inmiddels geen onbekende fenomenen meer, en de daar te bekomen kortingen zijn bepaald niet mals. Ik durf het zelf in elk geval niet aan om de minimumprijzen te schatten waartegen merkkleding op de legale markt te verkrijgen is. Het begrip "gangbare" prijs is daardoor als zodanig kwestieus. Daarmee acht ik 's hofs als tweede en derde gegeven argumenten niet dragend.

3.9. Dat geldt ook voor de overige drie argumenten betreffende verdachtes handelwijze met betrekking tot de goederen (het ontdoen van verpakking, de hoeveelheid, het ontwijken van de heffing van invoerrechten). Deze handelwijze laat zich namelijk even goed verklaren door de wens geen invoerrechten te betalen over geïmporteerde (onvervalste) goederen. Dit gedrag is dus niet typerend voor het tenlastegelegde.

3.10. Resteert de vraag of uit de combinatie van gegevens wellicht het voorwaardelijk opzet op de valsheid van de merken kan worden afgeleid. Ik meen toch van niet. Ik zei het al: voor het aanbod van vervalste merkkleding en zonnebrillen in het buitenland wordt veelvuldig gewaarschuwd, en daarop zul je dus bedacht moeten zijn. Onder de door het hof vastgestelde omstandigheden zou echter iedereen die in het buitenland een grote hoeveelheid goedkope merkkleding koopt en daarover liever geen invoerrechten betaalt (en daarnaar handelt) tevens welbewust het aanmerkelijke risico op de koop toe nemen dat hij vervalste merkkleding importeert. Dat gaat mij thans net te ver.

IEF 10791

NGFBVB.nl

RCC 24 oktober 2011, dossiernr. 2011/00743 (NGFGVB.nl)

Als randvermelding. Reclamerecht en domeinnaamgebruik. Verwarringsgevaar door de afkortingen NGF en GVB te combineren.

Klaagster heeft op internet gezocht naar golfscholen die worden aangeraden door de Nederlandse Golf Federatie (NGF). Op die wijze kwam zij terecht bij de website www.ngfgvb.nl. Vanwege de domeinnaam was klaagster in de veronderstelling dat de website van de NGF was. Adverteerder is wel werkzaam geweest bij een commerciële organisatie die aspirant golfers opleidt voor het golfvaardigheidsbewijs (GVB) examen.

Door gebruik van de bewuste domeinnaam wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat de onderliggende website een website is van de NGF. Naar is gebleken is de bewuste domeinnaam echter gekoppeld aan de website van verweerder.

Gelet op het vorenstaande gaat de uiting, naar het oordeel van de Commissie, gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat er wel een relatie bestaat of heeft bestaan tussen verweerder en de NGF en of klaagster – zoals verweerder stelt – reeds op de hoogte zou zijn van het bestaan van de organisatie van verweerder, leidt niet tot een ander oordeel, nu deze omstandigheden de misleiding niet wegnemen.

IEF 10788

Handelsgeheimen en slaafse nabootsing

Hogan Lovells Final Report on Parasitic Copying for the European Commission, Study on Trade Secrets and Parasitic Copying (Look-alikes) MARKT/2010/20/D - volledig dossier

Handelsgeheimen en slaafse nabootsing. Op basis van twee vragenlijsten is in de 27 lidstaten onderzoek gedaan. Hierna is een meer diepgaand onderzoek gedaan in de volgende geselecteerde landen: Engeland, Duitsland, Italië, Zweden en Bulgarije. De volgende aanbevelingen worden gedaan:

111. Based on our understanding of how the EC  Unfair Commercial Practices Directive has been implemented, any parasitic copying legislation should include a clear and precise indication of its intended nature, its aims and objectives so as to make it entirely clear to a Member State when the approach it had previously adopted is insufficient and/or inapplicable.

112. Specialist courts should be the only judicial arena in which claims relating to parasitic copying claims are heard. In the majority of cases, we submit that it would be sufficient if they were heard in the same courts as trade mark infringement and unfair competition/passing off claims. This would mean that such claims can be heard costeffectively together with whatever other intellectual property infringement claims may also apply. It would also ensure that a pool of specialist judicial experience and expertise is established as such courts become familiar with the requirements of any new harmonising law.

113. Consideration should be given to extending relevant provisions in the Enforcement Directive (particularly those dealing with the provision by the defendant of relevant information concerning its activities and remedies) to parasitic copying cases so that they are uniformly and clearly available across the European Union, as this does not appear presently to be the case.