IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10417

Unieke casus: Waarde niet vast te stellen

CvdM 6 september 2011, Beslissing op bezwaar 25500/25520/201101100 (toegestane nevenactiviteit TROS licentie aan Privé column)

In navolging van IEF 9639. Als randvermelding. Mediarecht. Waardebepaling / licentiëring van merkenrechten. Bezwaar van TV Digitaal en RadioCorp wordt gegrond verklaard tegen toegestane licentiëring woord en beeldmerken TROS en sterren.nl ten behoeve van een column in weekblad Privé .TROS diende ervoor te waken dat zij zich niet dienstbaar gaat maken voor winsten van derden.

De bezwaren op basis van de relatietoets worden afgewezen. (r.o. 58-70), de marktconformitiet van de licentievergoeding wordt succesvol bestreden: TROS slaagt niet in de opdracht om een waardebepaling te verrichten: door het enkel stellen door de TROS dat dit een unieke casus betreft en dat daardoor de waarde van de merken TROS en Sterren.nl niet kan worden vastgesteld, heeft de TROS onvoldoende aangetoond dat de licentievergoeding marktconform is. Ten overvloede wordt de activiteit niet als niet-kostendekkend beoordeeld.

 70. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de omstandigheid dat de Raad van Bestuur van de NPO onderhavige nevenactiviteit niet heeft getoetst, terwijl daartoe op grond van de Mediawet 2008 wel de bevoegdheid bestond, niet meebrengt dat het Commissariaat de toets op schade aan de publieke media-opdracht in het onderhavige geval had moeten betrekken.

74. Op grond van artikel 2.134, derde lid, Mediawet 2008 is het aan de publieke mediainstelling om aan te tonen dat een nevenactiviteit voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 2.132 Mediawet 2008. Het is dus aan de TROS om aan te tonen dat de licentievergoeding die zij ontvangt marktconform is. Het Commissariaat heeft de TROS opdracht gegeven een waardebepaling te verrichten op basis waarvan de marktconformiteit van de licentievergoeding voor de TROS blijkt.

Volgens de TROS is de waarde van de merken TROS en Sterren.nl echter niet vast te stellen nu dit afhankelijk is van het platform, en voor het onderhavig platform geen aansluiting bij een identieke casus uit het verleden gezocht kan worden.

75. Door het enkel stellen door de TROS dat dit een unieke casus betreft en dat daardoor de waarde van de merken TROS en Sterren.nl niet kan worden vastgesteld, heeft de TROS onvoldoende aangetoond dat de licentievergoeding marktconform is. Het besluit van 24 maart 2011 kan om deze reden niet in stand blijven. De TROS had bijvoorbeeld de marktwaarde van de bewuste licentie voor de merken TROS en Sterren.nl door een deskundige kunnen laten bepalen, of een marktonderzoek kunnen verrichten.

Lees de beslissing hier (CvdM / pdf).

IEF 10416

Guidance on enforcing FRAND pledged patents

Groenevelt, Kuipers en Lamme, 'A different perspective on Samsung v. Apple' DeBrauw Legal Alert, gisteren op Lexology, vandaag op EPLawblog en als Legal Alert op DeBrauw.com

Met dank aan Gertjan Kuipers, Douwe Groenevelt en Oscar Lamme, De Brauw Blackstone Westbroek. In reactie op IEF 10342 (Vzr. Rb Den Haag).

Conclusie: It is clear from the above that - contrary to the suggestion of several other legal sources during the past week - the Samsung v. Apple decision does not herald the end of standard essential patent litigation in the Netherlands.

First and foremost, while noting that this is a first instance decision in preliminary relief proceedings, it confirms that neither the ETSI regulations nor a (general) FRAND declaration itself precludes the patent holder from enforcing FRAND pledged patents. The main take-aways in this respect are that, according to the Court:

  • A FRAND declaration does not automatically establish a licence agreement;
  • An early general FRAND declaration may in fact be helpful in overcoming patent ambush arguments based on late disclosure of essential patents.

Furthermore, the decision at its core teaches us under what special circumstances the enforcement of FRAND pledged patents would amount to an abuse of rights. In other words, if holders of FRAND pledged patents stay within the boundaries set by the court in this decision as to their 'attitude' in prior licence negotiations, they may (still) be able to successfully enforce their FRAND pledged patents. In short, this means that they should:

  • Make a licence offer after having been requested to do so, which arguably does not (even) have to be FRAND, but should show a willingness to enter into a FRAND licence agreement;
  • Not reject counter licence offers unsubstantiated, but motivate any rejections thoroughly, in any event specifically addressing the royalty level, and not merely the territorial scope and the patents covered.

Another important notion in this respect is that since the FRAND defence is a 'misuse of rights' type of defence, and the burden of proof is on the party claiming the misuse, we believe that the test will thus not be for the patentee to demonstrate that it was willing to enter into a FRAND licence agreement, but rather for the defendant to demonstrate that the patentee is, contrary to the defendant, unwilling to enter into a FRAND licence agreement.

In closing, all is not lost for Samsung itself either. The Court explicitly suggested that Samsung first make a FRAND offer, and indicated that if the ensuing negotiations then failed, Samsung would still be entitled to claim an injunction. Something tells us that this is not the last time that these parties will meet before this court and in respect of these patents.

IEF 10415

Maandbericht verdragen oktober 2011

Vermeldingen bedoeld in artikel 17, onder b, c en d, en gegevens bedoeld in artikel 18, onder c, d en e, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Stb. 1994, 542)

Verdrag inzake het merkenrecht

Dominicaanse Republiek; Ratificatie 13-09-2011; Inwerking 13-12-2011

Verdrag van Singapore inzake het merkenrecht

Zweden; ratificatie 16-09-2011, inwerking: 16-12-2011

Verdrag inzake Octrooirecht

Kazachstan; ratificatie 19-07-2011, inwerking 19-10-2011

Uitvoeringsreglement van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)

 

Protocol tot aanpassing van het Uitvoeringsreglement van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)

 

IEF 10414

Evident en stelselmatig in een kwaad daglicht stellen

Vzr. Rechtbank Breda 25 oktobber 2011, LJN BU2042 (Intercombi B.V. tegen gedaagde)

Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Onrechtmatige daad.

Intercombi gevestigd te Kaatsheuvel legt o.a. vloeren, gedaagde was niet tevreden over het resultaat en registreert domeinnaam www.intercombikaatsheuvel.nl. Sinds enige tijd is de beginpagina van deze website op zwart gezet. Via Google kan toegang worden verkregen tot diverse deelpagina’s, waaronder “Waarschuwing, lees dit goed”, “Mijn (persoonlijke) verhaal”, “Andere gevallen”, “Kunt u ons helpen?” en “Foto’s”. De strekking hiervan is dat de mensen achter ’t Vloerenhuys en thans eiseres structureel beneden de standaard kwaliteit werk(t)en en dat publiek hiervoor gewaarschuwd moet worden. Gevorderd wordt overdracht van de domeinnaam en aanschrijven van zoekmachines de cache/geheugen te legen op dusdanige wijze dat gebruikers van die zoekmachines niet meer op de website terecht komen of dit als zoekresultaten vinden.

Gedaagde beroept zich op de vrijheid van meninguiting. Deze site valt echter niet te vergelijken met een internetforum voor ontevreden klanten, daar schuiven de berichten steeds verder naar onder, de site is evident gericht op het stelselmatig in een kwaad daglicht stellen van eiser.

Overdracht domeinnaam als passende schadevergoeding in natura. Dwangsom €5.000 met maximum €25.000. Aanschrijven van internetzoekmachines wordt bevolen.

4.6. Terecht stelt Intercombi dat de site van [gedaagde] niet te vergelijken is met een internetforum voor ontevreden klanten. Op een internetforum zakt een posting al snel naar beneden, en verliest deze de aandacht, terwijl de site van [gedaagde] een permanent karakter draagt. Onweersproken is gesteld dat de website www.intercomibkaatsheuvel.nl prominent opduikt als men googelt op de naam van eiseres.

4.7. Gelet op de inhoud van de site en het ontbreken van enig algemeen belang was en is de site www.intercombikaatsheuvel.nl evident gericht op het stelselmatig in een kwaad daglicht stellen van Intercombi en de mensen achter Intercombi, terwijl een deugdelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Voldoende aannemelijk is dat Intercombi hierdoor wordt geschaad in haar belang. De conclusie luidt dat de site onrechtmatig handelen van [gedaagde] oplevert en het beroep door [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting faalt.

4.8. Een verbod om de website www.intercombikaatsheuvel.nl te gebruiken voor deze en soortgelijke uitingen is op zijn plaats en dus toewijsbaar. De vordering tot overdracht van de website is reeds uit hoofde van passende schadevergoeding in natura op zijn plaats en zal eveneens worden toegewezen. Andere grondslagen daarvoor behoeven geen bespreking.
De vordering sub 4 is toewijsbaar als passend ter voorkoming van verdere schade.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en worden gemaximeerd tot een bedrag van EURO 25.000,00. De schadevergoeding, waarop een voorschot wordt gevorderd, is onvoldoende duidelijk om in kort geding te kunnen worden toegewezen.

6.3. veroordeelt [gedaagde] de (internet)-zoekmachines Google, Yahoo, Alta Vista en Lycos op een bewijsbare wijze in de Engelse taal aan te schrijven met het verzoek hun cache/geheugen ten aanzien van de domeinnaam www.intercombikaatsheuvel.nl en de op die domeinnaam gehoste website te legen op een dusdanige wijze dat gebruikers van die zoekmachines niet meer op -delen van- de domeinnaam www.intercombikaatsheuvel.nl en de daaraan thans gekoppelde website terecht komen of dit als zoekresultaat vinden en afschriften van deze correspondentie aan de zoekmachines binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Intercombi te verstrekken;

IEF 10412

LIQUID is in vloeibare/liquide vorm

Vzr. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 17 september 2011, A/11/03479 (nv Methapharma tegen bvba Energetic Foods &Supplements)

Merkenrecht. Eiser is houder van Beneluxwoordmerk OSTEOPLUS, waaronder zij voedingssupplementen ter behandeling van gewrichtsklachten op de markt brengt. Gedaagde brengt producten onder de naam Osteo Plus, maar zegt toe deze naam te staken en te wijzigen in Osteo Liquid. Daarvan vraagt Methapharma bewijs van staking en daadwerkelijke naamswijziging.

Merkinbreuk obv 2.20 sub a door Osteo Plus (en gebrek aan verweer). Betreft Osteo Liquid wordt geoordeeld dat de productnaam een beschrijvend karakter heeft. Verder  geen (extra) mededeling van informatie noodzakelijk eveneens geen terugname van producten. Dwangsom €1.000 per inbreuk me een maximum van €500.000.

In citaten:

V.A. (...)
- Het relevante publiek (...) is bekend met samenvoegingen met het beegrip "OSTEO" (cfr. veelheid van reeds gedeponeerde merken met die voorvoegsel) en zal de samenvoeging van "OSTEO" en "PLUS" opvatten als een eerder ongebruikelijk aanduiding van dergelijke producten
- het onderscheidend vermogen, zij het zwak, van het merk "OSTEOPLUS" wordt aanvaard en de vordering tot nietigverklaring ( op grond van artikel 2.28.1.c BVIE en/of artikel 2.28.1 BVIE) wordt ongegrond geacht.

V.B. Merkenrechtelijke inbreuken
1) Gebruik van het teken "OSTEO PLUS"
- Gezien het bovenstaande en gezien het gebrek aan verweer omtrent de toepassingsvoorwaarden van artikel 2.20.1.a. BVIE wordt de merkenrechtelijke inbreuk aanvaardt.
2) Gebruik van het teken "OSTEO LIQUID"
- Terecht stelt EFAS dat het begrip "OSTEO LIQUID" als een beschrijvende combinatie dient beschouwd te worden die de kenmerken van de aangeboden product weergeven.

Het beschrijvend karakter van het begrip "OSTEO" werd hierboven reeds toegelicht. Het element "LIQUID" is evenzeer beschrijvend en wordt beschouwd als een letterlijke aanduiding voor producten die in vloeibare/liquide vorm worden aangeboden. De samenvoeging van beide begrippen is eveneens louter beschrijvend en voegt geen bijkomende betekenis toe aan de samengestelde delen dan de samengestelde betekenis op zich. Dit beschrijvend karakter wordt verder benadrukt door het gebruik van een spatie bij de aanduiding "LIQUID"

- Conform  artikel 2.23.1.b. BVIe kan METAPHARMA zich niet verzetten tegen het gebruik van een begrip dat kenmerken van de betrokken producten aangeven. Hoewel EFAS het begrip o pde markt een onderscheidend vermogen tracht toe te dichten door de prominente/dominante aanduiding ervan op haar verpakkin en reclame, overheerst de beoordeling dat het begrip als beschrijvend dient beschouwd te worden.

IEF 10411

AIPPI: Geen vertaling meer vanuit het Engels

Statutenwijziging AIPPI, the use of  Languages in AIPPI, Forum en Exco AIPPI Hyderabad, India 13-18 oktober 2011.

Met dank aan Koen Bijvank, AIPPI Nederland.

AIPPI. Farmaceutische sector krijgt aandacht, aanname 4 resoluties, Gebruik van talen wordt beperkt, uitnodiging Seoul oktober 2012.

Van 13 - 18 oktober vonden het Forum en ExCo van AIPPI plaats in Hyderabad, India. Ongeveer tien leden van de VIE, de Nederlandse groep van AIPPI, reisden voor deze gelegenheid af naar India.

Het Forum had dit keer bijzondere aandacht voor de farmaceutische sector. Maar liefst vier workshops waren aan dat thema gewijd. Daarnaast waren er acht workshops gericht op meer algemene IE onderwerpen, zoals de impact van nieuwe sociale media op het merkenrecht en domeinnamen, geografische aanduidingen, douanemaatregelen en uitvinderschap.

Tijdens het ExCo zijn vier nieuwe resoluties aangenomen:
Q216B: Exceptions to copyright protection and the permitted uses of copyright Works in the hi-tech and digital sectors - link
Q217: The patentability criterion of inventive step / non-obviousness - link, NLversie
Q218: The requirement of genuine use of trademarks for maintaining protection - link, NLversie
Q219: The availability of injunctions in cases of infringement of IPR’s - link, NLversie
De teksten van deze resoluties zijn het resultaat van de inspanningen van alle nationale groepen. In Hyderabad is stevig gedebatteerd en dikwijls waren er diverse amendementen nodig om tot een resolutie te komen die door een meerderheid kon worden aanvaard.

Er is tijdens het ExCo ook een belangrijke statutenwijziging (zie bijlage) aangenomen waardoor het talenregime van het AIPPI aanzienlijk wordt vereenvoudigd. In de toekomst zal in de regel Engels worden gebruikt als voertaal en nog slechts bepaalde documenten zullen in een vertaling beschikbaar komen. Tijdens internationale bijeenkomsten, zoals de plenaire sessies van de Congressen en het ExCo, zal geen vertaling vanuit het Engels naar andere talen meer worden verzorgd. Alleen vertaling naar het Engels toe zal nog beschikbaar zijn. De Nederlandse groep is er voorstander van dat het talenregime nog verder wordt versoberd en alleen Engels nog als taal wordt gehanteerd, maar is blij met deze stap in de goede richting.

In 2012 zal er weer een Congres zijn. Dit vindt plaats in Seoul van 20 - 24 oktober. Tijdens het Congres zullen delegates van alle nationale groepen discussiëren over vier nieuwe vragen met de bedoeling daarvoor resoluties aan te nemen. Die discussie zal als uitgangspunt worden gebaseerd door rapporten van alle nationale groepen met antwoorden op die vragen. De vragen die in Seoul aan de orde zullen komen zijn:
Q229: The use of prosecution history in post-grant patent proceedings
Q230: Infringement of trademarks by goods in transit
Q231: The interplay between design and copyright protection for industrial products
Q232: The relevance of traditional knowledge to intellectual property law
Leden van de VIE kunnen zich bij het secretariaat aanmelden voor deelname aan een werkgroep voor één of meer van de vragen.

IEF 10410

Gotisch lettertype in repetitief patroon

Hof van Beroep Gent 27 september 2011, 2009/AR/1933 (Duvel Moortgat tegen Brouwerij Van Honsebrouck bvba)

Merkenrecht. Rechtsgeldigheid van het Beneluxmerk Liefmans en of gedaagde hierop inbreuk maakten. Duvel Moortgat stelt zelf uitdrukkelijk dat de betwisting niet gaat over het gebruik van een wikkel om de bierfles. Geen uitbreiding over de gebruikte kleuren, omdat deze niet tot het ingeschreven merk behoort en kleurgebruik valt te onderscheiden van het globale beeld.

Gelijke waar (fruitbier). Globale beoordeling overstemmen de gelijkenissen de verschillen, m.n. gebruik van Gotisch lettertype in repetitief patroon.

10. (...) Bij een globale beoordeling van de tekens ten opzichte van het gedeponeerde Beneluxmerk, uitgaande van een redelijk oplettende, normaal geïnformeerde bierconsument, die fruitbier koopt in een drankenhandel, warenhuis of andere winkel, vallen de overeenstemmende elementen en de gelijkenissen tussen teken en merk meer op dan de verschillen.

De overeenstemming is voldoende om een gevaar voor verwarring voor de gemiddeld aandachtige consument, die bier koop in een winkel, drankenhandel of warenhuis. De herkomstfunctie wordt in het gedrag gebracht door de aangeklaagde gotische letters in het hiervoor getoonde repetitief patroon.

Door met name gebruik te maken van een gotisch lettertype in letters van ongeveer of zelfs helemaal dezelfde grootte en van een patroon herhaald gebruik van het woord "Bachus" wekt de bvba Van Honsenbrouck de indruk dat er in het economisch verkeer een materieel verband bestaat tussen haar fruitbier en het fruitbier van de nv Duvel Moortgat dat onder het merk "Liefmans" verkocht wordt. Voor de gemiddeld aandachtige bierkoper is het (te) moeilijk geworden te weten of het betrokken fruitbier afkomstig is van de merkhouder of van een economisch met Duvel Moortgat verbonden onderneming, dan wel van een (economische onafhankelijke) derde.

Het voorgaande geldt het meest voor de wijze waarop de nv Duvel Moortgat eerst gebruik maakte van haar merk. nu het schuine repetitieve patroon met het woord in gotische letters mee het globale beeld bepaalt van het nieuwere gebruik dat Duvel Moortgat maakt van het merk "Liefmans", geldt de vaststelling van een inbreuk ook voor het laatste gebruik dat Duvel Moortgat van haar merk maakt.

Duvel Moortgat stelt zelf uitdrukkelijk dat de betwisting niet gaat over het gebruik van een wikkel om de bierfles.

Het voorgaande wordt niet uitgebreid tot een oordeel over de gebruikte kleuren, nu deze enerzijds niet behoren tot het ingeschreven merk en anderzijds in het globale beeld van de later gebruikte tekens door de bvba Van Honsebrouck voldoende verschillen voor een redelijke aandachtige, normaal geïnformeerde consument. Naar het oordeel van het Hof is het kleurgebruik te onderscheiden van het globale beeld dat gecreëerd wordt door het ritmische en repetitieve patroon van het woordgebruik, de grootte van de letters en het gotische lettertype.

IEF 10409

De Kaneelstok uit Oosterhout

Vzr. Rechtbank Breda 26 oktober 2011, LJN BU3266 (Cinque Terre B.V. en Oosterhoutse Kaneelstok B.V. tegen Carmel BV en Carmel Candy BV) - ANP persbericht

Met dank aan Tom van Riel, Raetsluy advocaten

Merkenrecht. Nogaproducten en kaneelstokken. Voornemen tot ompakken > is geen merkinbreuk.

Rens Joosen Suikerwerken BV was Benelux-merkenhouder van onder andere Willem Stuvé Nougat (zeer bekend merk, geproduceerd door Belgische fabrikant Carlier) en De Oosterhoutse Kaneelstok (geproduceerd door fabrikant Tom Sweets). Op 9 augustus j.l. is Joosen failliet verklaard.

Gedaagden hebben uit het faillissement van de b.v. Tom Sweets het woordmerk T.O.M. Sweets en machines overgenomen. Belgische fabrikant van Nougat heeft 12 augustus j.l. nougatproducten voorzien van merk Stuvé aan gedaagden verkocht en geleverd, welke weer heeft doorverkocht aan kermisexploitanten.

Na faillissement hebben gedaagden banner met tekst op hun fabriekspand aangebracht met tekst "Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout". De banner is geen eerlijk gebruik van herkomstvermelding en levert merkinbreuk op en geeft aanleiding om te vrezen voor nieuwe inbreuk op het merk De Oosterhoutse Kaneelstok".

Ter vermijding van executiegeschillen hebben eiseressen onderschreven dat het toelaatbaar is dat gedaagden de Nougat ontdoen van hun verpakking en nieuw ompakken. Zij handhaven, evenzeer terecht, dat het overstickeren van de verpakking, zodat het oorspronkelijke merk er wel op blijft, wél merkinbreuk oplevert. (r.o. 3.23).

Alle banners moeten worden overgedragen aan eiseressen of derde in afwachting van vonnis in de bodemprocedure (brief is voorgedicteerd in het dictum). Verklaring van een AA-accountant betreft opgaveverplichting. Dwangsom van €5.000 per overtreding met een maximum van €50.000. Gedaagden worden veroordeeld tot proceskosten ex 1019h Rv ad €18.328,66, dit wordt verlaagd tot €6.000 omdat het een eenvoudig kort geding betreft.

3.15. Partijen zijn verdeeld over de vraag of gedaagden merkinbreuk plegen door gebruik van deze aanduiding. En concreet: of gedaagden inbreuk hebben gepleegd door a) de banner, eigendom van gedaagden, (in de feiten visueel aangegeven) te laten gebruiken), in huur, door de kermisexploitanten op hun kraam en door b) dit zichtbaar vanaf de straat aan te brengen op hun pand in Oosterhout.

3.17. Het aangevallen teken is niet gelijk aan het merk. Er is wel sprake van een overeenstemmend teken, gebruikt in het economisch verkeer om in de situatie a) de aandacht te trekken van het kermispubliek. Inbreuk op het merk is er wanneer sprake is van gebruik in het economisch verkeer voor waren van gedaagden en als bij het in aanmerking te nemen publiek verwarring kan ontstaan (art. 2.20 lid aanhef en sub b BVIE), of als gedaagden zonder geldige reden enig ongerechtvaardigd voordeel trekken uit of afbreuk doen aan het onderscheidend vermogen van het merk.

3.19 (...) Gedaagden wisten uit het contact met de curator dat "De Oosterhoutse Kaneelstok" zou doorstarten. De enkele mededeling hiervan zou al voldoende geruststelling zijn geweest. Het dominant te onderkennen belang van gedaagde bij de banner, op dat moment en in die situatie was het aanhaken bij en afbreuk doen aan de naamsbekendheid van het merk dat door het faillissement wat kwetsbaarder was. Dat is geen eerlijk gebruik van herkomst-vermelding. De banner vormde daardoor merkinbreuk.

3.23. Ter vermijding van executiegeschillen wordt op wens van eiseres het navolgende overwogen. Partijen hebben ter zitting besproken of het in voorraad hebben van nougat, voorzien van de verpakking met het merk van eiseressen, merkinbreuk oplevert. Gedaagden hebben gesteld dat zij deze voorraad niet houden om deze, met de merkverpakking, in de handel te brengen. Zij willen deze verpakking geheel verwijderen, een andere verpakking er om doen en dan verkopen. Eiseressen hebben, terecht, onderschreven dat dit toelaatbaar is en dat het in voorraad houden dan geen merkinbreuk oplevert. Zij handhaven, evenzeer terecht, dat het overstickeren van de verpakking, zodat het oorspronkelijke merk er wel op blijft, wél merkinbreuk oplevert.

Lees het vonnis hier (LJN / grosse / opgeschoonde pdf)

IEF 10407

Geen channel.tv voor Channel Television

WIPO Arbitrage 18 oktober 2011, DTV2011-008 (Channel Television Ltd tegen Legacy Fund inzake: channel.tv)

Domeinnaamrecht. Reverse domain name Hijacking. Sinds 1962 zendt Channel Television op de kanaaleilanden uit op televisie en heeft een statutaire monopolie op uitzenden. Bijzonder onderscheidend vermogen voor een beschrijvende en geografische term vereist, in de UDRP-procedure goede onderbouwing van reputatie en z.g. goodwill. Zonder merkenregistratie moet onderscheidend vermogen erg sterk gemotiveerd zijn. Dit is niet het geval en minder nog is gemotiveerd hoe bekend de aanduiding is buiten de geografische zone van de Kanaaleilanden. Hoewel de domeinnaam identiek is aan de handelsnaam "Channel TV" (eerste vereiste), wordt niet voldaan aan beide andere vereisten.

In "reconventie" brengt de gedaagde in het geschil naar voren dat hier sprake kan zijn van omgekeerde domeinnaamkaping, hiervoor is te weinig bewezen. 

onder A. In this case the Complainant has brought little evidence of acquired distinctiveness and even less of acquired distinctiveness outside the geographically restricted area of the Channel Islands where it is well-known.

In contrast the Respondent has been able to bring Internet search based evidence to demonstrate the ubiquity of business identifying terms involving the words “channel” and “TV” and the lack of a strong presumptive connection between the terms and the Complainant.

The Respondent makes a number of points in support of its allegation that "Channel TV" is not a trade mark or service mark in the hands of the Complainant. It contends that trade names (and Channel TV is a trade name of the Complainant) are expressly excluded from the Policy. It also contends that the public awareness of Channel TV is confined to such a small geographical area that it "cannot credibly assert a monopoly in the primary generic meaning of the word ‘channel’ in connection with television, and certainly not on an international basis".
(...)
D. Reverse Domain Name Hijacking 
Although the Respondent alludes to the possibility that the complaint in this case entails reverse domain name hijacking, it has not fully argued this point. Evidence of such abuse of the UDRP process must be clearer than it is in this case for such a finding to be made by a Panel on its own account. For that reason, the Panel declines to make any finding on this point.

IEF 10405

Doorverkoop van toegangskaarten

Kantonrechter Rechtbank Amsterdam 2 mei 2011, LJN BU1596 (eiser tegen gedaagde); zojuist gepubliceerd

Als randvermelding, parallelle publicatie IT 556, rechtspraak.nl: Doorverkoop van toegangskaarten voor popconcert via internet door professioneel in- en verkoper aan particulier. Consumentenkoop op afstand. Geen sprake van een ‘dienst’ nu er sprake is van de (weder)verkoop van voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk objecten. Wederverkoper heeft verzuimd mede te delen dat de oorspronkelijke verkooporganisatie geen toestemming heeft gegeven voor wederverkoop en daarom de toegang kan weigeren. Daardoor heeft de wederverkoper niet voldaan aan zijn informatieplicht van artikel 7:46c BW. Koopster mocht overeenkomst na ontvangst van de tickets en voor aanvang van het popconcert ontbinden.

6.  Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:46i leden 2, 3, 4 en/of 5 BW. In het bijzonder is niet gesteld of gebleken dat de verkoop van tickets als de onderhavige kan worden aangemerkt als een ‘dienst’ nu er sprake is van de verkoop van voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk objecten.

7.  Op grond van artikel 7:46c BW dient [gedaagde] voordat de overeenkomst wordt gesloten aan [eiseres] ‘met alle aan de gebruikte techniek voor communicatie op afstand aangepaste middelen en op duidelijke en begrijpelijke wijze’ ondermeer mede te delen wat de belangrijkste kenmerken zijn van de te verkopen zaak en voorts of de mogelijkheden tot ontbinding overeenkomstig de artikelen 7:46d lid 1 en 7:46e BW van toepassing zijn.

8.  Tussen partijen is onder meer in geschil of door [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst voldoende informatie is verstrekt. Daarbij is van belang dat, blijkens de door [eiseres] overgelegde gegevens over de website van [gedaagde], die in zoverre niet door [gedaagde] zijn betwist, toegangsbewijzen (omschreven als ‘100% Originele tickets’) te koop worden aangeboden.

9.  Gelet op het feit dat [gedaagde] van de oorspronkelijke verkooporganisatie geen toestemming voor wederverkoop had en gelet op de onder 1.4 bedoelde tekst op de tickets, bieden de door [gedaagde] te koop aangeboden tickets geen aanspraak op toegang tot het betreffende concert. Zij bieden slechts een kans op feitelijke toegang, namelijk onder de voorwaarde dat bij de toegangscontrole niet tevens de identiteit van de koper wordt gecontroleerd. Dat betekent dat de koper altijd het risico loopt om – ondanks een veelvoud van de oorspronkelijke prijs te hebben betaald – geen toegang tot het betreffende evenement te verkrijgen.