IEF 22182
12 augustus 2024
Uitspraak

Virtueel aangeboden parfum stemt niet automatisch overeen met fysiek aangeboden equivalent - geen verwarringsgevaar

 
IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 10388

Verwijderen van de foto

Antwoord van staatssecretaris Teeven 19 oktober 2011, Aanhangsel Handelingen II 2011-2012, nr. 346 (Aanhouding van een fotograaf op Utrecht CS)

Correctie 11u19: het gaat om twee afzonderlijke incidenten

Vraag / incident 1. Klopt het bericht 1) dat de Utrechtse spoorwegpolitie een freelance fotograaf heeft aangehouden op het plein bij het NS-station Utrecht Centraal? Deelt u de mening dat het enkele feit dat iemand foto’s maakt nog geen aanleiding vormt om iemands identificatiedocument te vorderen, laat staan aan te houden?

Antwoord Ja. Het maken van foto’s op zichzelf vormt geen aanleiding tot politieoptreden. Dat was echter niet de aanleiding voor het ingrijpen door de politie. Zie verder het antwoord op vraag 3 en 4.

Vraag / incident 2: Klopt het bericht 2) dat een columnist eveneens op NS-station Utrecht Centraal door de politie gesommeerd is een afbeelding van zijn fotocamera te verwijderen?

Op 7 augustus 2007 maakte een journalist in de stationshal van Utrecht Centraal een foto van een medewerker van de NS op een Segway. Omdat de medewerker hiertegen bezwaar maakte, is de fotograaf door agenten van de Spoorwegpolitie gevorderd de foto te wissen. Uiteindelijk is dit gebeurd door de dienstdoende medewerker van de Spoorwegpolitie en niet door de fotograaf zelf. Een door de Nederlandse Vereniging van Journalisten ingediende klacht is gegrond verklaard. De betrokken journalist heeft een schadevergoeding gekregen van 250 euro wegens het verwijderen van de foto en het daarmee mogelijk benadelen van zijn inkomsten.Het incident als bedoeld in vraag 1 is door het KLPD geëvalueerd. Daarbij is geconstateerd dat de mate van hinder of overlast niet of onvoldoende kon worden vastgesteld. Door de dienstleiding van de spoorwegpolitie zijn excuses gemaakt aan de betreffende fotograaf.

Vraag 3 Sinds wanneer en waarom is het verboden om in de publieke ruimte foto’s te maken? Hoe had de columnist moeten weten dat hij geen foto’s had mogen maken bij Utrecht Centraal? Zijn daar nog meer dingen verboden waar niemand weet van heeft?  
Vraag 4 Hoe hoort in dit soort situaties in het algemeen de omgang tussen agenten en journalisten en fotografen te zijn? Deelt u de mening dat aanhouding een ongewenst effect heeft op de uitoefening van de vrije nieuwsgaring door journalisten en fotografen? Deelt u de mening dat het maken van foto’s in beginsel voor iedereen mogelijk moet zijn, ook al is het een veiligheidsrisicogebied?

Het maken van foto’s in de publieke ruimte, zoals in dit geval het Stationsplein te Utrecht, is een ieder toegestaan. Vrije nieuwsgaring ontslaat professionele fotografen en/of journalisten echter niet van de verplichting om zich te houden aan ter plaatse geldende wettelijke voorschriften. Daarnaast kunnen factoren als de wijze waarop en wanneer foto’s worden gemaakt omstandigheden creëren op basis waarvan een opsporingsambtenaar een interventie kan plegen.

Uit het verstrekte ambtsbericht is mij gebleken dat het fotograferen in de situatie waar vraag 1 op doelt volgens de verbalisanten van het KLPD een overtreding opleverde van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000. De dienstdoende politieambtenaren meenden dat het maken foto’s van reizigers en ander publiek op een zodanige wijze geschiedde dat de orde, rust, veiligheid of goede bedrijfsgang op en rond het station werd of kon worden verstoord. Op een daarop volgend verzoek van de politieambtenaar van het KLPD aan de betrokkene om zich te legitimeren werd geen medewerking verleend. Betrokkene werd vervolgens om die reden aangehouden.

Extra bronnen geval 1: geluidsfragment aanhouding en film, excuses op NVJ-blog en op politie.nl

IEF 10387

Steunband, kleefband en positionneur

Hof 's-Gravenhage 18 oktober 2011, KG ZA 10-1057 (Indorato-Servicos & Gestao LDA Funchal en Great Lengths International tegen Euro Hair c.s. en Balmain Hair c.s.)

In navolging van IEF 9182 (Vzr.) en IEF 8835 (Rb). Octrooirecht. Indorato Servicos is houdster van EP 1 411 789 werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van haarextensies. Geen inbreuk door Balmain Hair op het door de in EP omschreven vallende beschermingsomvang, er kan dus voorbij worden gegaan aan het nietigheidsverweer.

Hof veroordeelt Indorata in de proceskosten ex 1019h Rv ad €53.360,91 en daaronder inbegrepen de nakosten. Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten

14. De postionneur van de Balmain-inrchting wordt aan het hoofdhaar vastgezet. De 'steunband'/folie van Balmain bevindt zich in de positionneur en wordt daardoor omsloten. Indien al zou moet worden aangenomen dat de 'steunband' van Balmain een kleefkant heeft, zoals Indorate stelt maar Balmain betwist dan kan die - naar Indorata onderkent in punt 12 van het appelexploit - in ieder geval niet de functie hebben om de steunband aan het hoofdhaar te fixeren, maar hooguit de functie om de extensies aan de steunband te bevestigen. Het Balmain-systeem heeft dus geen 'kleefkant' als omschreven in conclusie 14 van EP 789

15. De voorzieningenrechter is tot hetzelfde oordeel gekomen op basis van een enigszins andere redenering. Aan de vaststelling dat de kleefband tevens de hoofdhaarfixeerfunctie heeft, heeft zij de gevolgtrekking verbonden dat de steunband over een groter oppervlak dan ter plaatse van de haarextensies klevend moet zijn. Aan deze eis is, aldus de voorzieningenrechter, in het Balmain-systeem niet voldaan. In ha a r 'conclusie van eis' in hoger beroep (onder 10 en 14) heeft Indorata betoogd dat op de steunband van het Balmain-systeem een coating aanwezig is die kleverig wordt bij een temperatuur van 170 oe en dat deze kleefkant zich, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, wel degelijk uitstrekt buiten de contactpunten tussen de steunband en de uiteinden van de haarextensies. Balmain heeft betwist dat haar coating een kleefmiddel is (punt 45 MvAlMvG-inc). In haar systeem worden, zo stelt BalmaÎn, de haarextensies aan de steunband geplakt door' middel van lijm die op de bevestigingsmiddelen is aangebracht, en niet door kleefstof aan de steunband. Wat hier verder van zij, genoemde nieuwe stelling van Indorata in haar 'conclusie van e i s ' in hoger beroep kan haar niet baten omdat daarmee onaangetast blijft dat in het Balmain-systeen de steunband met (beweerde) kleefkant door de positionneur wordt omsloten, zodat die kleefkant niet de functie vervult (of kan vervullen) om de steunband aan het hoofdhaar vast te zetten.

19. AI het voorgaande brengt met zich dat het systeem van Balmain niet onder de beschenningsomvang van conclusie L4 van EP 789 valt, en evenmin onder de beschermingsomvang van de daarvan afhankelijke conclusies 15, 16, 19,21 en/of 23. Derhalve zijn de vorderingen van Indorata niet toewijsbaar en kunnen haar grieven niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Aan de beoordeling van het incidenteel appel komt het hof niet toe nu dit is door Balmain is ingesteld onder de niet vervulde voorwaarde dat een of meer van de grieven van Indorarata slagen

IEF 10386

De Holleederfilm toegestaan

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 oktober 2011, LJN BT8893 (Holleeder tegen IDTV film b.v.)

Mediarecht? Persrecht? Portretrecht? Auteursrecht? Persoonlijkheidrechten? Kop-staart vonnis.

De voorzieningenrechter heeft in kort geding dat was aangespannen tegen filmproducent IDTV Film B.V. besloten dat de film De Heineken Ontvoering niet wordt verboden.Partijen hebben aangedrongen op een direct vonnis na debat vanwege spoedeisend belang (films gaat in bioscopen draaien). De motivering van het vonnis volgt op vrijdag 28 oktober en wordt rond 16.30 uur gepubliceerd op rechtspraak.nl.

 

 

5.1. weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van IDTV, tot op heden begroot op EUR 560,-aan griffierecht en EUR 816,-aan salaris advocaat;
5.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

IEF 10385

Verkapt appèl

Vzr. Rechtbank ´s-Hertogenbosch 21 oktober 2011, KG ZA 11-674 (China Commodities International B.V. tegen Van Spaendonck)

Met dank aan Marjolein Driessen, Legaltree.

In navolging van IEF 10177. Executievonnis inzake modelrecht rondom tennisoefenwand 99874-0001. In feite beoogd CCI een inhoudelijke herbeoordeling, dat komt neer op een verkapt appèl en dat gaat het bestek van een executiegeschil te buiten. Er is geen sprake van kennelijke feitelijke en juridische misslag, dus vorderingen worden afgewezen. CCI wordt veroordeelt in de proceskosten. Kennelijke schrijffouten worden beoordeeld in een afzonderlijke beschikking.

4.3. Voorop gesteld zij dat het enkele feit dat een vonnis een feitelijke of juridische onjuistheid bevat, niet beteket dat de tenuitvoerlegging daarvan tot misbruik van bevoegdheid leidt. Daarvoor is vereist dat door de misslag iedere grond  aan de veroordeling onbreekt en dat dit ook voor de executant duidelijk is. daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. CCI heeft een zevental feitelijk danwel juridische misslagen aangevoerd. Een deel daarvan betreft in feite inhoudelijk bezwaren teggen het oordeel van de voorzieningenrechter. Voor beoordeling van dergelijke bezwaren bestaat in een executiegeschil geen ruimte, omdat daarmee sprake zou zijn van een verkapt appèl. (...)

4.4. Dan is er nog de in de ogen van CCi meest cruciale misslag, namelijk dat de voorzieningenrechter heeft verzuimd in te gaan op het kernverweer van CCI. Dat is volgens CCI haar verweer dat aan  het model van Tri-tennis Wand geen bescherming toekomst op grond van artikel 8 van de [GeMoV] omdat deze volledig technisch bepaald is.(...) Door de voorzieningenrechter wordt vervolgens niet expliciet ingegaan op de technische bepaaldheid. De voorzieningenrechter overweegt in 4.8 echter wel dat dient te worden uitgegaan van een geldig ingeschreven gemeensschapsmodel (...) Daarmee is impliciet het beroep op artikel 8 GeMoV verworpen.

IEF 10384

Personalia Guus Uittenbogaart

Per 1 oktober 2011 verricht De Vries & Metman de octrooiwerkzaamheden voor de cliënten van Indeig B.V.. Octrooigmachtigde ir. Guus Uittenbogaart (foto), eigenaar van Indeig, zal in naam van De Vries & Metman voorlopig nog octrooiwerkzaamheden blijven verrichten voor zijn voormalige cliënten. Guus Uittenbogaart: “De Vries & Metman heeft een goede reputatie. Ik heb in het verleden veel met hen samengewerkt en ben ervan overtuigd dat mijn cliënten bij De Vries & Metman in goede handen zijn”. Kajo Metman: “De portefeuille van Indeig is een welkome aanvulling op onze huidige cliëntenbestand. Wij zijn bovendien blij met de samenwerking met een ervaren octrooigemachtigde als Guus.”

IEF 10383

Buiten de Nederlandse belastingsfeer

HR 6 oktober 2011, LJN BT8777 (Conclusie Procureur Generaal Niessen)

Als randvermelding. Vennootschapsbelasting, octrooirechten en royalties. Ook al had belanghebbende voor haar wijze van handelen uitsluitend het oogmerk de opbrengsten van de octrooirechten buiten de Nederlandse belastingsfeer te brengen, zulks op zich zelf er nog niet toe kan leiden, dat belanghebbende geacht moet worden zelf als de rechthebbende op de door A ontvangen royalties te zijn opgetreden

4.12 De belastingplichtige die octrooirechten overdraagt aan een gelieerde vennootschap, zal een zakelijke vergoeding in aanmerking behoren te nemen in het jaar waarin die octrooirechten worden overgedragen. Het in latere jaren in aanmerking nemen van de inkomsten uit de octrooirechten alsof belanghebbende nog rechthebbende was op de door de gelieerde vennootschap ontvangen royalty's, wijst de Hoge Raad van de hand in zijn arrest van 25 juni 1969, nr. 16 016(12):

dat het Hof op grond van de in de uitspraak vermelde feiten en omstandigheden heeft geoordeeld, dat door het afstaan van de onderhavige octrooirechten door belanghebbende aan de dochtervennootschap A tegen betaling van de door belanghebbende in verband met de verwerving van die rechten gemaakte kosten een vermogensverschuiving ten gunste van A heeft plaatsgevonden, die gelijk te stellen is aan de door A nadien ontvangen royalties en verdere opbrengst van die octrooien, welke royalties en opbrengst zijn aan te merken als informele kapitaalstortingen van belanghebbende in deze dochtervennootschap, zodat de kostprijs, dan wel de boekwaarde van de aandelen in die dochtervennootschap en daarmee belanghebbendes winst met de bedragen van bedoelde kapitaalstortingen moeten worden verhoogd;
dat het Hof voor deze beslissing heeft doen wegen, dat voor de toepassing van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 aan een transactie tussen een moedervennootschap en een dochtervennootschap de eis gesteld moet worden, dat zij is aangegaan op voorwaarden van economische en financiële aard, welke niet afwijken van die welke met een onafhankelijke derde zouden worden overeengekomen, zomede dat - gelijk aan het Hof uit eigen wetenschap bekend is - de contraprestatie bij het prijsgeven van industriële eigendomsrechten als de onderhavige pleegt gesteld te worden op periodiek wederkerende betalingen, die afhankelijk zijn van de omzet;
dat echter uit een en ander niet de gevolgtrekking kan worden gemaakt, dat, nu belanghebbende bij de afstand van haar rechten op octrooien aan A afgezien van de restitutie van gemaakte kosten een tegenprestatie als bedoeld niet heeft bedongen, de bedragen van de door deze vennootschap ter zake van de exploitatie van de octrooirechten verkregen opbrengsten in de jaren waarin deze zijn ontvangen, als - informele - kapitaalstortingen van belanghebbende in die vennootschap moeten worden aangemerkt, doch enkel dat zulke kapitaalstortingen hebben plaatsgevonden, ter waarde van de contraprestatie die van een onafhankelijke derde zou kunnen zijn bedongen, in de jaren waarin belanghebbende rechten, die zij zelf had kunnen verwerven, aan A heeft doen overdragen;
dat te deze vaststaat, dat in 1953 de oorspronkelijke octrooiaanvragen aan A is overgedragen en dat vervolgens octrooirechten aan deze vennootschap zijn overgedragen in 1958 en 1959;
dat dan ook slechts van - informele - kapitaalstortingen in deze jaren sprake kan zijn en niet van een zodanige storting in het jaar 1960, waarop de aanslag betrekking heeft;
(...)
dat, ook al had belanghebbende voor haar wijze van handelen uitsluitend het oogmerk de opbrengsten van de octrooirechten buiten de Nederlandse belastingsfeer te brengen, zulks op zich zelf er nog niet toe kan leiden, dat belanghebbende geacht moet worden zelf als de rechthebbende op de door A ontvangen royalties te zijn opgetreden;

IEF 10382

Destijds niet schriftelijk vastgelegd

Rechtbank Almelo 28 september 2011, LJN BT8876 (Eiser tegen Gabol S.L.)

Handelsnaamrecht. (verkeerd) opgezegde agentuurovk.

Het Spaanse Gabol fabriceert reisartikelen (koffers e.a.), voor positionering in Nederlandd heeft zij een internationale agentuurovereenkomst gesloten, dit is niet schriftelijk vastgelegd en eiser wil niet tekenen. Gabol beëindigd de agentuurovk zonder opzegtermijn en zonder enige vergoeding. In conventie eist eiser schadevergoeding voor onjuiste opzegging ex 7:439 en 7:441 (afgewezen). In reconventie eist Gabol staking van handelsnaam en uitschrijving handelsregister (beiden toegekend).

4.10  De voorzieningenrechter is van oordeel dat een en ander niet los van elkaar kan worden gezien. De spanningen die een gevolg waren van de intentie van Gabol om de agentuurovereenkomst met [eiseres] vast te leggen en opnieuw – en mogelijk deels anders – af te willen spreken, hebben er kennelijk toe geleid dat [eiseres] eieren voor haar geld is gaan kiezen door het tijdig aangaan van een nieuwe samenwerking waarbij zij niet langer als agent maar als compagnon/vennoot mede het commerciële beleid kon gaan bepalen. Door de bakens aldus buiten zicht en zonder overleg met Gabol te verzetten, heeft zij – kennelijk bewust – het risico genomen dat de nog steeds voortdurende agentuuroverkomst eenzijdig per direct werd beëindigd omdat het wezen van die overeenkomst – namelijk de vertrouwensrelatie tussen principaal en de handelsagent – ernstig is aangetast.

4.14  Slechts het door Gabol onder ii en iii gevorderde kan worden toegewezen omdat [verweerster] ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat zij geen belang (meer) heeft bij het gebruik van de handelsnaam “Gabol Nederland”. Aanvullend heeft zij nog aangevoerd dat, in het geval Gabol haar zou hebben gevraagd om deze inschrijving uit het handelsregister te (laten) verwijderen, zij hieraan gehoor zou hebben gegeven. Gabol heeft hierom echter niet verzocht. Omdat [verweerster] naar eigen zeggen geen gebruik meer wenst te maken van voornoemde handelsnaam en er tevens blijk van heeft gegeven dat zij niet meer als agente of krachtens agentuurovereenkomst voor Gabol werkzaamheden zal willen of hoeven verrichten, wordt het gevorderde onder ii en iii als volgt toegewezen.

 Beslissing in reconventie:

5.4  verbiedt [verweerster] inbreuk te maken op de intellectuele eigendomsrechten van Gabol, waaronder – maar niet uitsluitend – het voeren van de handelsnaam “Gabol Nederland” en/of “Gabol” en het produceren, verkopen en leveren van de conform ontwerp van Gabol geproduceerde koffers en rugzakjes binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, dit op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [verweerster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 25.000,00;

5.5  gebiedt [verweerster] de handelsnaam “Gabol Nederland” uit te schrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Gabol hiervan een bewijs te overleggen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, dit op verbeurte van een eenmalige dwangsom van € 15.000,00 indien [verweerster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10381

BMM Najaarsbijeenkomst

Uitnodiging BMM Najaarsbijeenkomst 17 en 18 november 2011 te Amsterdam

Deze bijeenkomst vindt plaats in het bruisend en historisch Amsterdam en op een unieke locatie: het « Scheepvaartmuseum ». Voor het logement hebben wij voor u het Ibis Amsterdam City Stopera of het design Mint Hotel uitgekozen.

Donderdag 17 november 2011 staat een bezoek aan het geheel gerenoveerde Scheepvaartmuseum gevolgd door een boottocht op de Amsterdamse grachten op het programma. Vrijdag 18 november staan de ledenvergadering en presentaties op het programma, met als thema « Merken- en modellenrecht en scheepvaart, van kielzogvaren tot piraterij ».

Zowel bij de Nederlandse Orde van Advocaten als bij de Belgische Balies zijn opleidingspunten aangevraagd. Het aantal punten wordt via de website bekend gemaakt. Het programma wordt ook erkend door de balie van Luxemburg.
Voor simultaanvertaling (Frans/Nederlands en Nederlands/Frans) wordt gezorgd.

Voor het programma lees verder

Programma donderdag 17 november 2011
11.00u Ontvangst, registratie en inchecken hotel
11.30 – 13.00u Bestuursvergadering
12.00 – 13.00u Vergadering van alle statutaire en niet-statutaire commissies
13.00 – 18.30u Ontvangst, registratie en inchecken hotel
13.00 – 14.30u Lichte lunch (Soup, Sandwich & Sweet Buffet)
Locatie: Scheepvaartmuseum - « Van Heemskerck Kamer »
14.45 – 16.15u Sociaal programma: rondleiding in het Scheepvaartmuseum
17:00 – 18.30u Borrel en aperitief op boottocht door de grachten van Amsterdam
Locatie: vertrekplaats naast het « VOC Schip »
19:00 – 22.30u Diner
Openingswoord van Charles Gielen
BMM Quiz Locatie: Scheepvaartmuseum - « De Ruyter Kamer »
22.30 – 00.30u Start van de feestavond met DJ Sander de Heer (open bar)
Locatie: « VOC Schip »

Programma vrijdag 18 november 2011
07.00 – 8.30u Ontbijt.
De gasten worden verzocht uit te checken vóór de vergadering
08.30 – 09.00u Registratie
De presentaties vinden plaats in het Scheepvaartmuseum « De Ruyter Kamer »
09.00u Dagvoorzitter: de heer Maarten Haak, advocaat, Hoogenraad & Haak, Amsterdam
09.15 – 10.00u Brand protection in the new gTLD program, de heer Colin Darbyshire, CSC (Corporation Service Company), Londen en de heer Flip Petillion, advocaat, Crowell & Moring, Brussel
10.00 – 10.45u Update rechtspraak Namaakgoederen en Piraterij, de heer Olivier Vrins, advocaat, Altius, Brussel
10.45u Koffiepauze
11.15 – 11.45u Algemene statutaire ledenvergadering
11.45 – 12.00u Uitreiking Student Award
12.00u Aperitief en lunch
14.00 – 14.45u De koers die Europol vaart in de strijd tegen namaak en piraterij, de heer Chris Vansteenkiste, IPR Crime Unit Europol, Den Haag
14.45 – 15.30u Het VOC schip en het modellenrecht, de heer Willem Hoorneman, advocaat, CMS Derks Star Bussman, Utrecht
15.30 – 16.15u Verwatering anno 2011: de moeizame oversteek op het kompas van Bellure, de heer Sven Klos, advocaat, Klos Morel Vos & Schaap, Amsterdam
16.30 - 17.00u Sluiting en afscheidsdrankje

 

 

IEF 10380

Past deze uitkomst

Beschikking Gerechtshof 's-Gravenhage 4 oktober 2011, Zaaknr. 200.081.505/01 (Orange Planet B.V. tegen Tor McPartland)

Met gelijktijdige dank aan Marieke Neervoort, SOLV advocaten. In navolging van BBIE 2 december 2010, oppositienr 2003699.

Merkenrecht. Schikking ná oppositie. Dogmatische reden voor niet-ontvankelijk verklaring: proceskosten compensatie. Orange Care (hierna: Orange) heeft het hof verzocht de beslissing te vernietigen waarin oppositie is toegewezen inzake depot Benelux-woord/beeldmerk Orange Care, de oppositie ongegrond te verklaren, inschrijving van depot te bevelen en met proceskostenveroordeling. Beroep is ingetrokken omdat partijen een schikking hebben getroffen. Merkengemachtigde heeft met beëindiging procedure ingestemd. Omdat minnelijke schikking is getroffen wordt niet afgewezen (zoals conform Procesreglement), maar niet-ontvankelijk verklaard omdat daarmee de kosten van de onderhavige procedure worden gecompenseerd.

Beoordeling
Aangezien Orange haar beroepschrift heeft ingetrokken, zal zij, nu het hof aan behandeling van de zaak niet toekomst, niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat artikel 1.1.2.8 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven, waarin in bepaald dat een verzoek in een dergelijk geval moet worden afgewezen (in plaats van dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard), niet van toepassing is omdat dit ziet op hoger beroep van beschikking die in eerste aanleg door de rechtbank zijn gegeven. Aangezien partijen een minnelijke regeling hebben getroffen, past deze uitkomst dat de kosten van de onderhavige procedure worden gecompenseerd (...).

IEF 10376

DEA en CC0: double trouble?

Met dank aan Neeltje Beens, BRight advocaten.

Op 22 september 2011 heeft de Europeana Foundation, de Europeana Data Exchange Agreement (DEA) goedgekeurd. Europeana werd in 2008 gelanceerd met als doel het Europese culturele en wetenschappelijke erfgoed toegankelijk te maken voor het publiek. De DEA regelt de relatie tussen Europeana en de data providers. Deze bestaan uit Europese bibliotheken, musea, archieven en multimediahuizen die hun digitale erfgoed collecties via Europeana toegankelijk maken.

De DEA bepaalt onder meer de auteursrechtelijke status van previews en geschreven metadata (= data over data) die door Europeana toegankelijk gemaakt worden. In de DEA wordt namelijk bepaald dat alle previews en metadata die door de dataproviders aan Europeana verstrekt worden door Europeana onder de voorwaarden van de Creative Commons Zero (hierna CC0) verklaring gepubliceerd mogen worden.

Zoals wellicht bekend biedt Creative Commons auteurs, kunstenaars, wetenschappers, docenten en alle andere creatieve makers de vrijheid om op een flexibele manier met hun auteursrechten om te gaan. Met een keuze uit een aantal standaardlicenties bepaalt de maker in welke mate zijn of haar werk verder verspreid en bewerkt mag worden, en onder welke voorwaarden dit mag. De CC0 is hierin echter een vreemde eend in de bijt omdat daarin volledig afstand wordt gedaan van de  auteursrechten.

Volgens Creative Commons is de CC0 is geen licentie, maar een verklaring waarmee een auteursrechthebbende aan kan geven dat hij of zij afstand van alle auteursrechten doet. Anders dan bij een licentie kan er dus geen inbreuk op een met een CC0 verklaring beschikbaar gesteld werk gemaakt worden. Door CC0 op een werk van toepassing te verklaren stelt de maker zijn werk beschikbaar aan de ‘Commons’ door, voor zover dit wettelijk is toegestaan, afstand te doen van alle rechten die op het werk in de zin van het auteursrecht en alle andere aanverwante of naburige rechten, rusten. Onder CC0 beschikbaar gestelde werken kunnen dus door iedereen voor alle doeleinden gebruikt worden en naamsvermelding kan daarbij niet geeistgeëist worden.

De CC0 is met name door Creative Commons in het leven geroepen om duidelijkheid omtrent het gebruik van werken te creëren. Hetgeen natuurlijk een goede zaak is. De CC0 zorgt er mijns inziens voor dat er duidelijkheid en dus rechtszekerheid wordt gecreëerd. Immers, indien een werk onder de CC0 valt, is er geen twijfel of misinterpretatie meer mogelijk over het gebruik ervan.

De nieuwe Europeana Data Exchange Agreement ligt nu bij de instellingen die hun collecties via Europeana toegankelijk maken. Zij hebben tot 31 december 2011 de tijd om met de nieuwe voorwaarden van Europeana akkoord te gaan. Het moge duidelijk zijn dat Europeana zich met de DEA positioneert in het erfgoedveld als pionier en aanjager van open data nu de onder CC0 gepubliceerde previews en metadata door iedereen zonder enige restricties en dus ook voor het ontwikkelen van commerciële diensten hergebruikt mogen worden.

Het is nog afwachten of de DEA in de huidige vorm door het merendeel van de instellingen zal worden ondertekend en daarnaast of de DEA uiteindelijk in rechte afdwingbaar is. Want, ondanks dat een data provider in de DEA “ensures” dat er toestemming is om eventuele wèl auteursrechtelijk beschermde werken van derden ook onder de CC0 licentie te mogen gebruiken, is het natuurlijk nog maar de vraag wat er gebeurt indien er onverhoopt auteursrechtelijk beschermde werken worden gepubliceerd waarvan de maker géén toestemming heeft gegeven om onder de CC0 licentie te publiceren.