IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10334

Nog enkele plaatsen beschikbaar

Het HvJ EU arrest van vandaag IEF 10332 Airfield en Canal Digitaal: “de aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de directe en de indirecte doorgifte van televisieprogramma’s […], toestemming van de betrokken rechthebbenden moet verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt” en het Premier League arrest IEF 10286 zullen uitgebreid besproken worden door mw. prof. mr. drs. M. de Cock Buning tijdens de 18e editie van de jaarlijks PAO cursus Actualiteiten Auteursrecht in Leiden in November.

Verder zal eronder andere worden gesproken over het auteurscontractenrecht, de afschaffing van de Thuiskopie-heffing, de verlenging van de naburige rechten, de positie van de internet-tussenpersoon, de persexceptie en over alle relevante binnenlandse en buitenlandse recente rechtspraak.

Zie voor het volledige programma en de mogelijkheid tot aanmelden (er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar): klik hier.

Er zijn voor deze PAO tevens enkele plaatsen beschikbaar voor gratis deelname door gemotiveerde studenten. Studenten kunnen een motivatiebrief sturen aan mw C.J. van Duijn van het Leidse PAO:  c.j.vanduijn@law.leidenuniv.nl

 

IEF 10333

Gelicentieerde producten sportevenement

Rechtbank Dordrecht 12 oktober 2011, LJN BT7541 (Sport mport Europe B.V. tegen HAB International LTD en HAB Licensing)

In't kort: Merkenrecht. Gelicentieerde producten sportevenement Iron Man en managementvergoedingen. Eiseres werkt mee aan verkrijging van haar licentie voor verkoop van Iron Man producten door gedaagde.

Iron Man is een verzamelnaam voor verschillende producten, evenementen en trainingsprogramma’s die zijn gelieerd aan atletische sporten. Het Amerikaanse bedrijf World Triathlon Corporation (verder: WTC) is eigenaar van verscheidene hieraan gerelateerde merknamen, waaronder Gemeenschapswoordmerk‘IRON MAN’ , , modelrechten en andere auteursrechten.

In conventie geschil over de wederprestaties waartoe gedaagde zich heeft verbonden. In reconventie wordt aanspraak gemaakt op schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming althans onrechtmatige daad. Bewijsopdracht uit r.o. 4.5.6:

4.5.6. Niet gesteld is dat door SIE uitdrukkelijk is bedongen dat de managementovereenkomst niet kon worden opgezegd. Dit neemt niet weg dat de onopzegbaarheid van de managementovereenkomst in de overeenkomst tussen HaB en SIE besloten kan liggen. Dit zal het geval zijn indien, zoals SIE stelt, zij met HaB een managementovereenkomst voor de duur van 12 maanden tegen een totaal loon van € 100.000,- zijn overeengekomen als onderdeel van een conglomeraat van afspraken, waarbij het afnemen van de diensten van SIE gekoppeld is aan de verkrijging van de bij SIE berustende verkooplicentie door HaB. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv zal SIE bewijs dienen te leveren van deze door HaB gemotiveerd betwiste stelling.

4.5.7. Indien SIE in dat bewijs slaagt, staat vast dat HaB gehouden is het restant van het overeengekomen loon te voldoen en ligt de gevorderde managementvergoeding van € 58.331,31 voor toewijzing gereed. Indien SIE niet in dat bewijs slaagt zal de gevorderde managementvergoeding afgewezen dienen te worden, ook indien wel bewezen is dat een managementovereenkomst voor de duur van 12 maanden is overeengekomen. In dit geval dient er immers vanuit te worden gegaan dat de managementovereenkomst door opzegging rechtsgeldig is beëindigd. De stelling van SIE dat een valide reden voor opzegging ontbreekt, maakt dat niet anders, omdat dit niet voor een rechtsgeldige opzegging is vereist. Van een opdracht als bedoeld in artikel 7:411 lid 1 BW is geen sprake, nu het loon door SIE maandelijks werd gefactureerd.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf).

IEF 10332

Canal Digitaal v. SABAM: een interventie

HvJ EU 13 oktober 2011, zaak C-431/09 en C-432/09 (prejudiciële vragen Hof van Beroep te Brussel, België; Airfield NV, Canal Digitaal BV tegen Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers CVBA (Sabam); Airfield NV tegen Agicoa Belgium BVBA)

In navolging van IEF 9490 Gelijkheid met Premier League, IEF 10286 Auteursrecht, satellietomroep doorgifte via kabel. Curia: Verzoek om een prejudiciële beslissing – Hof van beroep te Brussel – Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, sub a, en b, en 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248, blz. 15) – Uitsluitend recht van de auteur om de mededeling van zijn werk toe te staan – Uitzending door een omroeporganisatie van programmadragende signalen bestemd voor digitale televisie via een autonome satelliet – Daaropvolgende doorgifte van deze signalen – Toestemming van de houders van de rechten. Advocaat-generaal : Jääskinen:

Vragen: Verzet Richtlijn 93/831 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in het geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen hetzij via een vaste verbinding, hetzij via een gecodeerd satellietsignaal aanlevert aan een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie die deze signalen door een met haar verbonden vennootschap laat coderen en opstralen naar een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Verzet Richtlijn 93/83 zich ertegen dat aan de aanbieder van digitale satelliettelevisie wordt opgelegd toestemming te bekomen van de rechthebbenden, in geval van een handeling waarbij een omroeporganisatie haar programmadragende signalen conform de instructies van een van de omroeporganisatie onafhankelijke aanbieder van digitale satelliettelevisie aanlevert op een satelliet waarna deze signalen, met toestemming van de omroeporganisatie, als onderdeel van een pakket televisiezenders en derhalve gebundeld worden neergestraald naar de abonnees van de satelliettelevisie-aanbieder die de programma's simultaan en ongewijzigd kunnen bekijken door middel van een door de satelliettelevisie-aanbieder ter beschikking gestelde decodeerkaart of smartcard?

Hof verklaart voor recht:

Artikel 2 van richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel, moet aldus worden uitgelegd dat een aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de directe en de indirecte doorgifte van televisieprogramma’s als die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, toestemming van de betrokken rechthebbenden moet verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Belangrijke overwegingen:

76 Deze vaststelling sluit niet uit dat andere operatoren tijdens een mededeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, een interventie uitvoeren zodat zij de beschermde werken toegankelijk maken voor een ruimer publiek dan dat waarop de betrokken omroeporganisatie doelde, dat wil zeggen een publiek dat de auteurs van deze werken niet voor ogen hadden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken door de omroeporganisatie. In dat geval valt de interventie van deze operatoren dus niet onder de aan deze omroeporganisatie verleende toestemming.

78 In dit verband zij opgemerkt dat een aanbieder van een satellietpakket ten eerste de betrokken mededeling codeert of aan de omroeporganisaties de codeersleutels voor deze mededeling aanlevert zodat zijn abonnees de mededeling kunnen decoderen, en ten tweede de noodzakelijke decodeerapparatuur ter beschikking van deze abonnees stelt, zodat dankzij deze handelingen de verbinding tussen de door de omroeporganisaties ingevoerde mededeling en deze abonnees tot stand kan komen.

79 Deze activiteit valt echter niet samen met een loutere terbeschikkingstelling van fysieke installaties om de ontvangst van de oorspronkelijke uitzending in het ontvangstgebied mogelijk te maken of te verbeteren, die onder het in punt 74 van het onderhavige arrest besproken geval valt, maar deze activiteit vormt een interventie zonder welke deze abonnees de uitgezonden werken niet kunnen bekijken of beluisteren hoewel zij in dat gebied wonen. Deze personen behoren dus tot het doelpubliek van de aanbieder van het satellietpakket zelf, waarbij deze aanbieder door zijn interventie in de betrokken mededeling per satelliet de beschermde werken toegankelijk maakt voor een publiek dat ruimer is dan het doelpubliek van de betrokken omroeporganisatie.

80 Bovendien vormt de interventie van de aanbieder van het satellietpakket een zelfstandige dienst die hij met een winstoogmerk verricht, aangezien deze personen de abonnementsprijs niet aan de omroeporganisatie, maar aan deze aanbieder betalen. Vaststaat dat deze prijs niet voor eventuele technische prestaties verschuldigd is, maar voor toegang tot de mededeling per satelliet en dus tot de beschermde werken of ander beschermd materiaal.

81 Ten slotte maakt de aanbieder van een satellietpakket niet de toegang door zijn abonnees tot de door één enkele omroeporganisatie verrichte mededeling mogelijk, maar groepeert hij verschillende mededelingen van verschillende omroeporganisaties in een nieuw audiovisueel product, en het is de aanbieder van het satellietpakket die beslist over de samenstelling van dit pakket.

82 Derhalve dient te worden vastgesteld dat de aanbieder van een satellietpakket de kring van personen die toegang tot de televisieprogramma’s hebben, opentrekt en het mogelijk maakt dat een nieuw publiek toegang krijgt tot de beschermde werken en ander beschermd materiaal.

83 Bijgevolg moet deze aanbieder van een satellietpakket voor zijn interventie in de mededeling per satelliet de toestemming van de betrokken rechthebbenden verkrijgen, tenzij deze rechthebbenden met de betrokken omroeporganisatie zijn overeengekomen dat de beschermde werken ook via deze aanbieder aan het publiek worden meegedeeld, op voorwaarde dat, in dat laatste geval, de interventie van deze aanbieder deze werken niet voor een nieuw publiek toegankelijk maakt.

Volledige dossier inclusief conclusie A-G, verzoek en arrest: C-431/09 C-432/09

IEF 10331

NaViKey - een variant van het ouder merk

Gerecht EU 13 oktober 2011, zaak T-393/09 (NEC Display Solutions Europe / OHMI - Nokia (NaViKey))

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Aanvraag Gemeenschapswoordmerk NaViKey. Oppositieprocedure op basis van ouder gemeenschapswoordmerk NAVI. Relatieve weigeringsgrond: verwarringsgevaar. Plicht tot vermelding reden niet nagekomen, zo meent Nokia. Het verschil is dusdanig klein dat zelfs een "observant and circumspect public might think that the mark applied for is a variant of the earlier mark" Klacht geweigerd

Curia: Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „NaViKey” voor waren van klasse 9 en strekkende tot vernietiging van beslissing R 1143/20082 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 16 juni 2009 houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het nationale en communautaire woordmerk „NAVI” voor waren en diensten van de klassen 9 en 38.

60 Given the high degree of similarity between the goods and services in question and the similarity between the signs in dispute, at least visually and phonetically, it must be held that there is a likelihood that the relevant public would not distinguish between the two signs in dispute, the only difference between them being the presence of the final syllable ‘key’ in the mark applied for. That difference is so slight that even an observant and circumspect public might think that the mark applied for is a variant of the earlier mark and that the goods and services in question therefore have the same commercial origin or come from economically-linked undertakings. Moreover, since, as was found at paragraph 52 above, the signs in dispute are visually similar, the applicant’s argument that the visual aspect should have played a more important role in the present case when the likelihood of confusion between the signs in dispute was assessed is entirely unfounded.

63 Moreover, although the distinctive character of the earlier mark must be taken into account when assessing the likelihood of confusion (see, by analogy, Canon, paragraph 24), it is only one factor among others involved in that assessment. Thus, even in a case involving an earlier mark of weak distinctive character, on the one hand, and a trade mark applied for which is not a complete reproduction of it, on the other, there may be a likelihood of confusion on account, in particular, of a similarity between the signs and between the goods or services covered (Case T‑112/03 L’Oréal v OHIM – Revlon (FLEXI AIR) [2005] ECR II-949, paragraph 61). The contrary argument would make it possible to register a mark, one of the elements of which was identical with or similar to those of an earlier mark with a weak distinctive character, even where the other elements of that mark were still less distinctive than the common element and notwithstanding a likelihood that consumers would believe that the slight difference between the signs designating those marks reflected a variation in the nature of the goods or stemmed from marketing considerations and not that it denoted goods from different traders (order of 27 April 2006 in Case C-235/05 P L’Oréal v OHIM, not published in the ECR, paragraph 45).

IEF 10330

Geen noodzaak om de handhavingsrichtlijn te wijzigen

Nederlandse reactie op verslag & analysedocument behorende bij richtlijn 2004/48/EG (Handhavingsrichtlijn), Bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 29 838, nr. 30.

Inhoudsopgave van boven vermeld stuk
2. Actie in Europees verband op het gebied van handhaving van auteursrecht 
2.1. Algemene aspecten
2.2 Positie en rol van tussenpersonen bij handhaving van auteursrechten
2.3 Recht op informatie
2.4 Schadevergoeding
2.5 Proceskostenveroordeling
2.6 Overige opmerkingen: Bewijsmaatregelen; Corrigerende maatregelen

Veel herhaling van de Speerpuntenbrief: Nederland meent dat de handhavingsrichtlijn, in combinatie met de via het nationale recht beschikbare middelen, voldoende mogelijkheden biedt om op effectieve wijze rechthebbenden te beschermen. Daarom ziet Nederland vooralsnog geen noodzaak om de handhavingsrichtlijn te wijzigen. Nederland ziet wel problemen in de handhaving waar het grensoverschrijdende inbreuken betreft en nodigt de Commissie uit om met name naar dit aspect onderzoek te doen.

Tot slot maakt Nederland graag van de gelegenheid gebruik om de Commissie te informeren over zijn nationale beleidsvoornemens op het gebied van het auteursrecht. Deze zijn uitgezet in een beleidsbrief die in april naar het parlement is gestuurd en is als bijlage aan deze reactie gehecht.

Op het gebied van handhaving wil Nederland zich richten op het bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet door een wetsvoorstel ter bestrijding van inbreukfaciliterende websites en een herbezinning op de thuiskopie-exceptie. Daartoe wordt het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig verklaard in combinatie met een afgewogen handhavingskader waarin een balans wordt gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet. Nederland hecht eraan dat de handhaving zich richt op de bron van illegale inhoud en dat criminalisering van de consument wordt voorkomen.

IEF 10329

Reactie Staatssecretaris Speerpuntenvragen

Reactie van de staatssecretaris (vanaf p. 22), Auteursrechtbeleid; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg inzake de speerpuntenbrief auteursrecht 20©20, Kamerstukken II 2011-2012, 29 838, nr. 30

In navolging van de Speerpuntenbrief, de reacties vanuit de branche, vragen van de vaste commissie, hierboven de link naar de reactie van de staatssecretaris (uit officiële bron). En zie de bijlage Status Auteursrecht Incasso IEF 10328.

Inhoudsopgave:
1. vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de auteursrechtorganisaties
2. Versterken van de contractuele positie van auteurs en artiesten ten opzichte van exploitanten
3. Bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet
4. Steun aan de EU-plannen voor verweesde werken, grensoverschrijdende auteursrechtlicenties op internet en inzetten op een fair use-exceptie in de richtlijn auteursrecht

1. Vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de auteursrechtorganisaties (p. 30 - 33)
Voor speerpunt 1 is van belang dat uit de eindrapportage van de werkgroep Pastors blijkt dat ondernemers kunnen kiezen voor één factuur voor muziekgebruik. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wens in de motie Smeets/Van der Burg om te komen tot één factuur voor het bedrijfsleven. Met het digitale portal www.mijnlicentie.nl, dat sinds eind juni online is, is ook de one stop shop voor de betaling van auteursrechtvergoedingen voor muziekgebruik in het bedrijfsleven gerealiseerd, wat heeft geleid tot een vermindering van regeldruk voor bedrijven. Het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel toezicht (31766) komt tegemoet aan klachten over de hoogte van de beloningen bij collectieve beheersorganisaties en aan kritiek die creatieve makers in het onderzoek makers hebben geuit over de communicatie en de transparantie van bepaalde collectieve beheersorganisaties. Het wetsvoorstel voorziet in verbetering van de transparantie, sterkere bevoegdheden voor het College van Toezicht en in grondslagen om bij amvb nadere regels te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van de bezoldiging. Wat het kabinet betreft kan het wetsvoorstel voortvarend in behandeling worden genomen. De opname van het begrip actual audience is al onderdeel van het wetsvoorstel toezicht. Er wordt ten aanzien van de vergoedingen die collectieve beheersorganisaties in rekening brengen niet gekozen voor een ex ante toezicht door de OPTA. Het OPTA-toezicht kent andere uitgangspunten en staat haaks op het in het auteursrecht wezenlijke karakter van zelfregulering. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan het in het wetsvoorstel vastgelegde preventieve toezicht op tariefstijgingen, aangevuld door een geschillencommissie waaraan de hoogte en de toepassing van concrete tarieven kunnen worden voorgelegd.

2. Versterken van de contractuele positie van auteurs en artiesten ten opzichte van exploitanten (p. 33 - 35)
Het in speerpunt 2 aangekondigde wetsvoorstel auteurscontractenrecht is in behandeling bij de Raad van State. Het wetsvoorstel wordt pas openbaar met de indiening ervan bij de Tweede Kamer zodat ik in het verslag niet nader kan ingaan op de inhoud van het wetsvoorstel.

3. Bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet (p. 35 - 57)
Over speerpunt 3 zijn veel vragen gesteld. Hoewel het moeilijk, zo niet onmogelijk is om een berekening te maken van de economische schade die wordt geleden als gevolg van illegaal gebruik op internet, wijzen verschillende onderzoeken uit dat het een negatief effect heeft op de legale verkopen en dat een goed funtionerend regime voor bescherming van IE-inbreuken ontwikkelde economieën voordelen oplevert.

Uitgangspunt is dat beperkte vormen van kopiëren voor eigen gebruik van een rechtmatig verkregen exemplaar onder de thuiskopie-uitzondering blijven vallen. De richtlijn auteursrecht laat ruimte voor een beperkte thuiskopie-uitzondering waarin vanwege de minimale schade voor rechthebbenden geen heffingenstelsel nodig is. De regering in het Verenigd Koninkrijk heeft recentelijk – in reactie op aanbevelingen van prof. Hargreaves - een vergelijkbaar systeem aangekondigd. Voor verder uitstel van de afschaffing van de thuiskopieheffingen wordt geen aanleiding gezien.

Om te voorkomen dat kleinschalige gebruikers worden aangesproken, zal in het aangekondigde wetsvoorstel inzake de handhaving en het thuiskopiestelsel een criterium worden opgenomen dat bij de verstrekking van persoonsgegevens van de gebruiker onder meer de schaal waarop uit evident illegale bron wordt gedownload in aanmerking genomen wordt. Wat precies onder kleinschalig valt, zal worden uitgewerkt in dat wetsvoorstel. Afsluiting van de internetverbinding is niet aan de orde: de beoogde cultuuromslag in de digitale wereld kan beter worden bereikt door het bevorderen van het legale aanbod en het terugbrengen van het illegale aanbod zoveel mogelijk door aanpak aan de bron. Ook de IEstrategie van de Europese Commissie stelt dat eventuele aanpassingen van het handhavingskader zich op de bron van de inbreuken moeten richten, waarbij samenwerking met intermediairs, zoals internet service providers, moet worden bevorderd, dit alles in overeenstemming met de doelen van het breedbandbeleid en zonder de belangen van de eindgebruiker te schaden.

De technische aspecten van de voorgestelde blokkering van websites en diensten na tussenkomst door de rechter door access providers zullen worden uitgewerkt in het wetsvoorstel. De beleidsvoornemens impliceren geen continue monitoring van het internetverkeer van burgers. Wel wordt het mogelijk gemaakt om in het uiterste geval een website of dienst in gevallen waarin de rechthebbenden hebben aangetoond dat deze inbreuken faciliteert, met tussenkomst van de rechter, door internetproviders te laten blokkeren. De noodzakelijkheid, de omvang en de gevolgen zijn belangrijke elementen bij de vraag of blokkering gerechtvaardigd is.

Er is de voorkeur gegeven aan een civielrechtelijk boven een strafrechtelijk handhavingskader, omdat dit niet leidt tot criminalisering van de eindgebruiker en het beter past in het Nederlandse systeem van privaatrechtelijke handhaving van het auteursrecht. De inzet van het strafrecht moet beperkt blijven tot bestrijding van grootschalige inbreuken of inbreuken die een gevaar vormen voor de veiligheid en volksgezondheid.

Het ontwikkelen van nieuwe legale modellen is een verantwoordelijkheid van de marktpartijen. Hoewel er verbeteringen zichtbaar zijn, wordt van de marktpartijen verwacht dat ze daarmee serieus aan de slag gaan. Het kabinet wil die ontwikkeling faciliteren, onder andere door onderzoek te doen naar het beleid dat rechthebbenden volgen voor het aanbieden van hun content op de online markt en door steun te geven aan de Europese voorstellen voor vereenvoudiging van licentiëren op internet.

4. Steun aan de EU-plannen voor verweesde werken, grensoverschrijdende auteursrechtlicenties op internet en inzetten op een fair use-exceptie in de richtlijn auteursrecht (p. 57 - 60)
De voornemens van de Europese Commissie met betrekking tot het auteursrecht stemmen op veel punten overeen met speerpunt 4 van de speerpuntenbrief. Naast de al genoemde handhavingsaanpak die zich richt op de bron van illegaal aanbod komt de Commissie met een richtlijnvoorstel voor collectief beheer en grensoverschrijdend licentiëren, gaat de Commissie de problematiek van de verweesde werken aanpakken en zijn er verschillende voornemens die zich richten op het verbeteren van het legale aanbod op internet.

Op een aantal punten stemmen de voornemens van de Commissie minder goed overeen met de plannen in de speerpuntenbrief. Dat geldt voor de thuiskopieheffingen, waarvoor de Commissie een onafhankelijke mediator wil aanstellen, en voor het doorzetten van het voorstel voor verlenging van de beschermingsduur voor naburige rechten. Dat voorstel is begin september aangenomen in de Raad. Ook zou Nederland graag zien dat de Commissie meer aandacht besteedt aan user-generated content en de discussie over een fair use uitzondering in de richtlijn auteursrecht.

Ten aanzien van het begrip fair use is van belang dat als de uitzonderingen in de richtlijn auteursrecht niet flexibeler worden ingericht, het auteursrecht steeds vaker een belemmering zal vormen voor innovatie en creativiteit. Binnen de Europese context zal een balans gevonden moeten worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid. Het kabinet gaat onderzoek uitvoeren naar de gevolgen van het ontbreken van een fair use uitzondering voor de innovatie en de Commissie Auteursrecht wordt gevraagd om een advies over de ruimte die er bestaat om binnen de bestaande Europese kaders op nationaal niveau te voorzien in meer flexibiliteit.

De Commissie heeft voor het auteursrecht de volgende voorstellen en acties op het programma staan (p. 60):
1. Een richtlijnvoorstel voor de omgang met verweesde werken. Dit voorstel is tegelijk met de Mededeling over de IE-strategie gepubliceerd; COM (2011)289. 
2. Een voorstel voor een Europese regeling voor online collectief beheer van auteursrecht en transparantie / governance (naar verwachting begin 2012); 
3. Een Groenboek met een openbare consultatie over de online verspreiding van audiovisuele werken (reeds gepubliceerd); <nt. 40 Green Paper on the online distribution of audiovisual works in the European Union: opportunities and challenges towards a digital single market, COM(2011)427/4>. 
4. Een rapport over eventuele vervolgmaatregelen om het potentieel van de digitale markt voor consumenten, rechthebbenden en service providers volledig te benutten (2012); De aanwijzing van een ‘high level mediator’ om overeenstemming te bereiken over de thuiskopieheffingen (tweede helft 2011); 
6. Een consultatie over user-generated content (tweede helft 2012); 
7. Onderzoek en overleg over een Europees auteursrechtstatuut (2012 en daarna); 
8. Een evaluatierapport over de richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij (2012).

Daarnaast zijn er voorstellen aangekondigd op het terrein van de handhaving die ook de handhaving van het auteursrecht betreffen: 
9. Een voorstel voor een verordening tot toewijzing aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van bepaalde taken die verband houden met de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en particuliere sector als Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij. Dit voorstel is tegelijk met de IE-strategie gepubliceerd; <nt. 41 Voorstel voor een verordening van 24 mei 2011, COM(2011) 288 final.> 
10. Een voorstel voor een verordening over de handhaving van intellectuele eigendom door de douane. Dit voorstel is tegelijk met de IE-strategie gepubliceerd; <nt. 42 Voorstel voor een verordening van 24 mei 2011, COM(2011) 285 final, zie ook het bnc fiche van 11 juli 2011, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010/2011, 22 112, nr. 1194.> 
11. Een herziening van de richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten (eerste helft 2012).

IEF 10328

Belang van de one-stop-shop

Eindrapportage van de werkgroep verbetering incasso auteursrecht (werkgroep Pastors), Bijlage bij Kamerstukken II 2011-2012, 29 838, nr. 30 (status verbetering incasso auteursrecht augustus 2011).

Op dit moment hebben de afgesproken projecten de volgende status:

Basisregistratie (+ portal)

Gereed mei (+ juni) 2011

Elektronisch factureren

Gereed maart 2010

 Keurmerk en certificering

Gereed, toetsing tweede helft 2011

Onafhankelijke klachtenregeling

Klachtenregeling gereed, 
wettelijke geschillenregeling wacht op vaststelling wetsvoorstel. 
Start onafhankelijke geschillenbeslechting over de toepassing van tarieven per 1 oktober 2011 via zelfregulering.

Gezamenlijk onderhandelen:
- Collectieve overeenkomst 2011
- Afronding op koepelniveau 2012 
- Branche-overeenkomsten 2012

- Gereed, oktober 2010 
- Vrijwel gereed, samenvatting resultaten hieronder  
- Tweede helft 2011

Gezamenlijke voorlichting

Gezamenlijke voorlichting tot stand gekomen bij ondertekening Onderhandelingsprotocol en totstandkoming Keurmerk. Streven is gezamenlijke voorlichtingsbrochure dit najaar met (voorlopige) resultaten project gezamenlijk onderhandelen.

IEF 10327

VvA: Auteursrecht en E-books

Vrijdag 14 oktober 2011 vindt de VvA Ledenvergadering plaats, waar het wetenschappelijke programma in het teken staat van: Auteursrecht en E-books. Locatie: KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam.

Het wetenschappelijke deel van de vergadering van vrijdag 14 oktober a.s. is gewijd aan het E-Book. Welke auteursrechtelijke implicaties spelen er? Wat betekent deze nieuwe door technologische ontwikkeling ontstane nieuwe exploitatiewijze voor auteurs, uitgevers en bibliotheken?

Lees het (vernieuwde) programma klik hier.

IEF 10326

Kwaliteitsapotheek

Rechtbank 's-Gravenhage 12 oktober 2011, HA ZA 08-3744 (Livius Beheer B.V. tegen Fewmore Holding B.V.)

In navolging van IEF 6338. Merkenrecht. Beneluxbeeldmerk kwaliteitsapotheek. Franchiseformule. Domeinnaamrecht www.kwaliteitsapotheek.nl en www.kwaliteits-apotheek.nl. Samenwerkingsovereenkomst/aandeelhouders A en B verhouding 50-50 van Bwana. Gereduceerd tot geldvordering (na faillissement), onrechtmatige daad en navolgende overwegingen betreft overdracht van het merkenrecht binnen 7 werkdagen na betekening.

4.11. Nu [B] zich ter zitting niet heeft verzet tegen toewijzing van de sub IV van het petitum gevorderde overdracht van het beeldmerk 1 met nummer 0756336 aan
Bwana (althans de boedel), zal die vordering worden toegewezen. Omwille van de
praktische uitvoerbaarheid zal de termijn worden bepaald op 7 werkdagen.

5.2. veroordeelt [B] om binnen 7 werkdagen na betekening van dit vonnis het
beeldmerk “Kwaliteits Apotheek”, ingeschreven onder nummer 0756336 in het
Benelux merkenregister, over te dragen aan Bwana, althans de boedel, op straffe
van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van
een dag dat [B] hiermee in gebreke blijft;

1. Ter zitting is gebleken dat een woordmerk niet bestaat.

IEF 10325

Laagdrempelige regeling

Hof Amsterdam 12 april 2011, LJN BT7348 (De NATIONALE SLIJTERSBON B.V. tegen GALL & GALL B.V.)

Als randvermelding. Goodwill. Concurrentie. Duurovereenkomsten. Slijterijketen Gall & Gall is vrij om naast de Nationale Slijtersbon een cadeaubon te verkopen, die alleen in de eigen winkels kan worden ingeleverd. Laagdrempelige regeling omvat de verplichting om na opzegging de slijtersbon nog gedurende 18 maanden in te wisselen. Misbruik van haar machtspositie maakt door een concurrerende bon te introduceren en daarmee DNS uit te markt te drukken en voorts dat Gall & Gall op onrechtmatige wijze profiteert van de goodwill van DNS.

4.3. DNS legt aan haar vordering ten grondslag, kort samengevat, dat met betrekking tot de afname van de slijtersbon tussen haar en Gall & Gall een duurovereenkomst is ontstaan en dat Gall & Gall in de nakoming daarvan toerekenbaar tekortschiet door zonder overleg met DNS en zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn een eigen cadeaubon te introduceren waardoor de afname door Gall & Gall c.s. van slijtersbonnen (drastisch) is verminderd en Gall & Gall feitelijk tot opzegging van een groot deel van de deelnameovereenkomst met DNS is overgegaan.

4.4. Dit standpunt is terecht door de voorzieningenrechter verworpen. Het betoog van DNS dat het Gall & Gall in het kader van haar relatie met DNS niet vrijstaat om de afname van slijtersbonnen te verminderen, althans niet zonder daarbij een redelijke opzegtermijn in acht te nemen, valt niet te rijmen met het bepaalde in artikel 3.4 van de algemene voorwaarden waaruit volgt dat voor deelnemende bedrijven geen afnameverplichting bestaat, noch met het bepaalde in artikel 7.2 waaruit volgt dat een deelnemer aan het DNS-systeem in feite op ieder gewenst moment deze deelname kan beëindigen door schriftelijk te verzoeken zijn uitgiftepuntnummer af te sluiten. Het enkele feit dat Gall & Gall gedurende een zeventiental jaren een belangrijke, of zelfs de belangrijkste, afnemer van slijtersbonnen is geweest en dat DNS door de verminderde afname als gevolg van de uitgifte van de Gall & Gall cadeaubon haar omzet (naar zij stelt) aanzienlijk heeft zien dalen, brengt op zichzelf niet mee dat Gall & Gall op de indertijd gekozen “laagdrempelige” regeling wat betreft het al dan niet participeren aan het slijtersbonnensysteem en de beëindiging daarvan geen beroep toekomt. Dat er in de loop der jaren sprake is geweest van contacten en/ of bestendige praktijken tussen DNS en Gall & Gall die er – mede gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid - toe leiden dat hun relatie op dit punt door andere spelregels wordt beheerst, is voorshands niet gebleken. Uit de stellingen van DNS volgt dat door haar niet met individuele slijterijen doch met de Vereniging van Drankenhandelaren Nederland overleg werd gevoerd. Dat Gall & Gall een belangrijk lid was van deze vereniging en zitting had in het bestuur daarvan (en daardoor onder meer op de hoogte was van de belangen van DNS) leidt op zichzelf niet tot een ander oordeel omtrent haar relatie tot DNS en de bij beëindiging daarvan in acht te nemen normen.

4.5. DNS heeft nog aangevoerd dat Gall & Gall misbruik van haar machtspositie maakt door een concurrerende bon te introduceren en daarmee DNS uit te markt te drukken en voorts dat Gall & Gall op onrechtmatige wijze profiteert van de goodwill van DNS. DNS heeft deze stellingen echter ook in hoger beroep niet deugdelijk feitelijk toegelicht. Vast staat dat Gall & Gall nog steeds slijtersbonnen verkoopt en dat deze bij haar winkels kunnen worden ingewisseld. Voorts is de door Gall & Gall geïntroduceerde cadeaubon in zoverre anders van karakter dan de slijtersbon, dat deze alleen bij Gall & Gall (franchise)winkels kan worden gekocht en ook alleen bij deze winkels kan worden ingeleverd. Niet valt in te zien dat het Gall & Gall in de gegeven omstandigheden niet vrij zou staan het geven van geschenken door eigen klanten op deze wijze te faciliteren, ook als dit nadelig is voor een concurrerende ‘algemene’ bon en leidt tot verminderde omzet van DNS. Het betoog van DNS dat een en ander jegens haar onrechtmatig is valt ook niet goed te rijmen met het door haar (primair) ingenomen standpunt dat Gall & Gall gerechtigd is een eigen cadeaubon op de markt te brengen mits zij daarbij een redelijke ‘opzegtermijn’ in acht neemt in verband met de verminderde afname van de slijtersbon (vgl. toelichting op grief 1). Door DNS wordt ook niet in twijfel getrokken dat Gall & Gall haar verplichting om na een eventuele opzegging de slijtersbon nog gedurende een periode van 18 maanden in te wisselen, gestand zal doen.