IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10111

Normal sales activities

Rechtbank Breda 25 augustus 2011, KG ZA 11-397 (Bradford & Hamilton en Australian Gold tegen ThoBa)

Met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaamrecht.

Eiseressen vorderen staken van gebruik van AUSTRALIAN GOLD en AG USA, dat wordt gebruikt voor zonnebrandpreparaten en huid/haarverzoring. Verweerder meent dat er toestemming is gekregen van haar toeleverancier, de officiële Duitse distributeur en exclusieve Europese distributeur van eiseressen (Regarding our phone conversation you can use the Australian Gold name and trademark for your normal sales activities). Echter dit betekent niet, zo ook de rechter,

dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor "normal sales activities" en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Doorlinken van australiangold.com en australiangold-shop.com naar site van Thoba is niet voldoende duidelijk dat het om een niet-officiële website van merkhouder gaat. Bewerking van het logo is inbreuk op auteursrecht van AG USA. Geen bezwaar tegen gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten.

Matiging veroordeling ThoBa in de proceskosten volgens indicatietarief voor eenvoudig kort geding in IE-zaken tot €6.000.

4.6 De stelling van ThoBa dat zij van Rottmann & Borm toestemming heeft gekregen om de domeinnamen www.australiangold-shop.nl en www.australiangold.com te gebruiken om de producten van Australian Gold te verkopen is door eiseressen betwist en door ThoBa niet aannemelijk gemaakt. Uit de door ThoBa overgelegde brief van Rottmann & Borm blijkt weliswaar dat ThoBa toestemming heeft gekregen voor het gebruik van het merk voor de aanprijzing en verkoop van de Australian Gold producten, maar niet dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor “normal sales activities” en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Voldoende aannemelijk is dat door het gebruik van het merk AUSTRALIAN GOLD met de toevoeging “-shop” in de domeinnamen van ThoBa bij het publiek de indruk zal ontstaan dat ThoBa onderdeel uitmaakt van het officiële netwerk van distributeurs van Australian Gold in Europa, althans dat er tussen AG USA en ThoBa een commerciële band zou bestaan. Een dergelijk gebruik komt er immers feitelijk op neer dat je de eigen webwinkel presenteert als een officiële winkel van Australian Gold. Dat na het doorlinken op de site van ThoBa duidelijk zou worden gemaakt dat het geen officiële website van Australian Gold betreft, zoals ThoBa stelt, is niet relevant, omdat op dat moment de potentiele consument al naar de website van ThoBa is geleid.

4.7. Het gevaar van associatie met het merk AUSTRALIAN GOLD wordt nog versterkt doordat ThoBa ook het logo van AG USA (in bewerkte vorm) heeft overgenomen. Het logo van AG USA dat als eerste is afgebeeld op pagina 3 van de dagvaarding en bestaat uit de woorden Australian Gold voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel, kan worden aangemerkt als een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt en is daarom auteursrechtelijk beschermd. Het door ThoBa gebruikte logo dat is afgebeeld op pagina 5 van de dagvaarding stemt in grote mate overeen met het logo dat AG USA gebruikt en heeft ontworpen.
Het logo van ThoBa bestaat uit de woorden Australian Gold in een schrijfwijze die overeenstemt met de wijze waarop deze woorden in het logo van AG USA zijn afgebeeld en is eveneens voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel. De totaalindrukken van het logo van ThoBa en het logo van AG USA, die bepalend zijn bij een onderlinge vergelijking in het kader van auteursrechtelijke bescherming, zijn in zodanige mate overeenstemmend dat sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van AG USA. Het logo van ThoBa moet immers worden aangemerkt als een bewerking van het logo van AG USA in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

4.8 Op grond van het voorgaande ligt de vordering sub 1 voor toewijzing gereed. Niet ieder gebruik van het merk AG USA zal echter worden verboden, omdat eiserressen geen bezwaar hebben tegen het gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten. Het gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen voor uitsluitend het gebruik van het merk in een domeinnaam, handelsnaam of logo. Ondanks dat ThoBa heeft toegezegd het gebruik van het merk in de domeinnamen, tevens inhoudende gebruik als handelsnamen te staken, hebben eiseressen bij toewijzing van de vordering sub l voldoende belang. ThoBa heeft geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen en als onbetwist staat vast dat de domeinnaam www.australiangold-shop.nl nog met status "actief op naam van ThoBa in het SIDN-register staat geregistreerd. Gelet op de status "actief" kan de domeinnaam www.australiangold-shop.nl, naar moet worden aangenomen, ieder moment weer door ThoBa in gebruik genomen worden.

IEF 10110

Verzet zich principieel

Rechtbank 's-Gravenhage 24 augustus 2011, HA ZA 08-1903 (Pepsico Inc c.s. tegen Leng-d'Or)

In't kort: Merkenrecht. Nietigheidsvordering Pepsico van het vormmerk voor ribbelvormige chips wegens gebrek aan onderscheidend vermogen en non usus en Heilung. Leng-d’Or is houdster van een internationale merkinschrijving voor een vormmerk (marque plastique) met Beneluxdesignatie. Voor vormmerken gelden strenge eisen aan het onderscheidend vermogen. Primaire vordering aangenomen 2.28(1)(b) BVIE al aangenomen. De rechter verklaart de nietigheid voor de Benelux en internationale registratie voorzover het is ingeschreven voor andere waren dan chips. Leng-d'Or veroordeelt in proceskosten conform overeenstemming €25.000.

 4.4. Het vormmerk is onder meer ingeschreven voor aardappelen en chips. Chips (vervaardigd van onder meer aardappelen) bestaat – en bestond ook ten tijde van depot – al lang in verschillende vormen: rond, kegelvormig, ribbelvormig, hartvormig, ringvormig, schroefvormig, driehoekig, rechthoekig en gegolfd. Pepsico betoogt met juistheid dat het vormmerk van Leng-d’Or daar niet significant van afwijkt. Het is een variatie op wat al bekend was en dat volstaat niet voor het vereiste onderscheidend vermogen. Aangenomen moet worden op grond van deze rechtspraak dat het publiek de vorm niet zal herkennen als een merk voor voedingsmiddelen, maar als de vorm van de waar.

4.5. Leng-d’Or verzet zich principieel tegen deze vaste jurisprudentielijn. Zij betoogt met een beroep op sociaal-wetenschappelijk, economisch en juridisch onderzoek dat de veronderstelling dat het publiek vormen niet als merk op zal vatten, onjuist is. Pepsico stelt daar evenwel terecht tegenover, dat het merkenrecht nu eenmaal Europees geharmoniseerd is, het HvJEU tot taak heeft de merkenrechtelijke normen uiteindelijk beslissend uit te leggen, daar een duidelijke en consistente lijn in heeft gekozen voor wat betreft het onderscheidend vermogen van vormmerken, welke lijn nationale rechters hebben te volgen. Bedoeld verzet van Leng-d’Or kan haar derhalve niet baten.

4.7. Met Pepsico acht de rechtbank de opvatting van Leng-d’Or omtrent het in aanmerking te nemen publiek niet juist. Dat bestaat niet (ook niet ten dele, vanwege een beweerdelijke “gelaagde markt”) uit professionele tussenhandelaren, maar uit gewone gemiideld oplettende consumenten, nu de betreffende chips (het afgebakken product, niet het pellet-halffabrikaat dat nog moet worden afgebakken door professionele partijen, waar het vormmerk ook niet voor is gedeponeerd) bestemd zijn voor de consument uiteindelijk. Terecht verwijst Pepsico in dit verband naar de bandenprofieluitspraken, waar dit argument al eerder is verworpen (Hof Arnhem 16 maart 1999, IER 1999/34 en HR 11 mei 2001, IER 2001/34 (Vredestein/Ring 65)).

4.8. Nu de primaire grond (art. 2.28(1)(b) BVIE) slaagt voor zover het merk is ingeschreven voor de waren chips, komt de rechtbank wat dat betreft niet toe aan de door partijen ook aan de orde gestelde non-usus en Heilung-problematiek. Voor zover het merk met gelding voor de Benelux is ingeschreven voor andere waren dan chips, is door Lengd’Or niet gesteld dat voor die andere waren sprake is van rechtshandhavend (begin van) gebruik als merk in de Benelux, zodat de subsidiaire grondslag voor deze overige waren opgaat. Ook Heilung is uitsluitend bepleit voor chips. Zodoende slaagt de subsidiaire non usus grond voor wat betreft de andere waren dan chips (art. 2.26(2)(a) BVIE).

IEF 10109

Betrokken is geweest bij

Rechtbank 's-Gravenhage 13 juli 2011, HA RK 11-169 (Real Networks tegen X)

Auteursrecht. Verzoek voorlopig getuigenverhoor inzake computerprogramma nav zitting 22 februari 2011 (waarin nog geen uitspraak is gedaan). Het programma Real Alternative kon worden gedownload vanaf de website www.freenet.de, terwijl dat na die datum niet meer mogelijk was en vóór die datum evenmin. Real Networks leidt hier uit af dat [X], anders dan hij in de hoofdprocedure heeft beweerd, betrokken is geweest bij het op de server van Freenet.de beschikbaar stellen van Real Alternative. Voorlopig getuigenverhoor is bevolen. X veroordeelt in de kosten.

2.4. Real Networks heeft hiertegen aangevoerd dat zij, indien haar vordering in de hoofdprocedure wordt afgewezen, hoger beroep overweegt en de getuigenverklaringen alsdan wil inbrengen. Zij wil de getuigen thans horen nu de gang van zaken nog vers in het geheugen ligt. Ook heeft zij er op gewezen dat uit de getuigenverklaringen kan volgen dat [X] een eerder aan hem ex parte opgelegd verbod om inbreuk te maken op de auteursrechten van Real Networks heeft overtreden.

2.5. In beginsel heeft Real Networks recht op het horen van getuigen. Hoewel het horen van getuigen in dit stadium van de procedure weinig efficiënt voorkomt, kan niet geoordeeld worden dat Real Networks daarbij geen enkel belang heeft. De verklaringen zouden van belang kunnen zijn voor de afweging om, in geval van een voor Real Networks ongunstig vonnis, hoger beroep in te stellen en tevens zou kunnen blijken dat [X] het hem opgelegde verbod heeft overtreden en alsdan mogelijk dwangsommen heeft verbeurd. Deze laatste kwestie is in de bodemprocedure niet aan de orde. Het voorlopig getuigenverhoor zou aanleiding kunnen zijn verbeurde dwangsommen van [X] op te eisen.

IEF 10108

De eerste keer terugveren

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 24 augustus 2011 (bij vervroeging), LJN BR5755, KG ZA 11-730, KG ZA 11-731 (Apple tegen Samsung)

Met samenvatting van Ewoud Swart, C'M'S' Derks Star Busmann.

In navolging van uitspraak in citaten IEF 10106 : De Galaxy S, SII en Ace zal binnenkort  niet meer dezelfde zijn. Vandaag beslist de voorzieningenrechter dat naar voorlopig oordeel deze smartphones van Samsung op een bepaald punt onder het octrooi van concurrent Apple vallen en vaardigt een verbod uit. 

1. EP 868 'Portable electronic device for photo management'
2. EP 022 'unlock image'
3. EP 948 'meerdere touches tegelijk'
4. Modelrechten
5. Auteursrecht en slaafse nabootsing

1. EP 868 'Portable electronic device for photo management'
In een uitgebreid vonnis waarbij meerdere octrooien de revue passeerden, blijkt de inbreuk op octrooi EP 868 van Apple het meest in het oogspringend.
 
Waar gaat het in dit octrooi om? In dit octrooi staat het verplaatsen van digitale objecten (foto’s) op een apparaat met touchscreen beeldscherm centraal. Samsung stelt zich hierbij op het standpunt dat EP 868 nietig zou zijn met het oog op een octrooi uit 1993 (WO 458). Het element waarop EP 868 zich echter onderscheid van de stand van de techniek, is het punt dat de afbeelding op het beeldscherm verplicht terugveert na een eerste veegbeweging met de vinger. Pas na een tweede veegbeweging wordt een afbeelding verder bewogen. 

De voorzieningenrechter stelt vast dat aan alle elementen van conclusie 1 werd voldaan bij de Galaxy S, SII of Ace:, zodra wordt ingezoomd op een foto in de galerij en vervolgens met de vinger veegbewegingen worden gemaakt. Het maakte voor de voorzieningenrechter daarbij niet uit dat dit niet gebeurde als er niet is ingezoomd. (r.o. 4.20)

Anders ligt dit echter voor de Tablet computers (Galaxy Tab 10.1 en 10.1v). Daarbij kan, ook bij het inzoomen, direct naar de volgende foto worden doorgebladerd. De voorzieningsrechter merkt hierbij op dat er wel veegbewegingen denkbaar zijn waarbij wel wordt teruggeveerd, omdat die beweging te kort of niet snel genoeg is. De gemiddelde vakman zal daarbij echter geen onderscheid maken tussen een eerste en tweede beweging, maar eerder uit een lange en korte beweging. Hij begrijpt dat er bij het systeem van EP 868 altijd een eerste beweging met terugveren moet plaatsvinden, voordat naar de volgende foto kan worden doorgebladerd. De gemiddelde vakman zal dat bij de Galaxy Tabs niet onderkennen. (r.o. 4.21).

Twee andere octrooien van Apple tasten de apparaten van Samsung echter niet aan. Met betrekking tot EP 022 oordeelt de voorzieningenrechter zelfs dat er een gerede kans bestaat EP 022 in een bodemprocedure ongeldig zal worden gehouden. 
 
3. EP 022: ‘Unlock image‘
Het gaat bij EP 022 om een uitvinding die ziet op het ontgrendelen van het touchscreen.  Daarvoor moet een ‘unlock image’ in een bepaalde richting worden bewogen. Als de meest nabije stand van de techniek wordt de Neonode N1m genoemd. Het grote verschil bij Apple bestaat slechts uit de gebruikvriendelijke afbeelding waarmee de smartphone wordt ontsloten, de ‘unlock image’.

Volgens de voorzieningenrechter is een dergelijke toepassing niet inventief. Het lijkt een triviale stap, en tevens volgt deze toepassing uit virtuele schakelaars van Plaisant of van de Guitar Rig die eerder zijn gepubliceerd. In beide publicaties wordt een virtueel schuifje in een specifieke richting geschoven. Dat dit externe apparaten zijn weerhoudt de vakman niet om deze publicaties erbij te betrekken,  aldus de voorzieningenrechter. 
 
3. EP 948: ‘Meerdere touches tegelijk’
Samsung maakt verder geen inbreuk op het octrooi EP 948, een uitvinding voor een multi-touchscreen. Het gaat hierbij om de zogenaamde exclusiviteitsvlag, een ‘flag’ die reguleert wanneer meerdere plaatsen op het scherm wel of niet kunnen worden aangeraakt om acties te genereren (bij videospelletjes kan het in het ene geval bijv. gewenst zijn om meerdere knoppen tegelijkertijd te bedienen, terwijl het in andere gevallen bij het videospel ongewenst kan zijn).

EP 948 beschrijft een uitvinding die een exclusiviteitsvlag instelt per view (bepaalde plaats op het scherm), terwijl het op de Samsung opererende Android een exclusiviteitsvlag koppelt aan een window (dat meerdere views bevat). Kortom, Android garandeert niet dat als bijvoorbeeld één knop op het scherm wordt aangeraakt, niet tegelijkertijd ook een andere toets kan worden aangeraakt. Op basis daarvan oordeelt de voorzieningenrechter dat Samsung geen inbreuk maakt op octrooi EP 948 van Apple.
 
4. Modelrechten
 
Samsung maakt eveneens geen inbreuk op de modelrechten van Apple. De kenmerkende elementen van Apple waren reeds bekend (zie o.a.de HP Compaq TC1000) en bovendien merkt de rechter op dat het in de huidige tijd een trend is om producten een ‘minimalistisch’ uiterlijk te geven. Daardoor is de beschermingsomvang van het modelrecht beperkt. Er blijven volgens de voorzieningenrechter op alle producten van Samsung nog voldoende verschillen over waardoor een andere algemene indruk wordt gewekt bij het publiek. De resultaten van het in het geding gebrachte marktonderzoek doen daar niets aan af.
 
5. Auteursrecht en slaafse nabootsing

Tot slot strandt het beroep op auteursrecht omdat de producten van Apple geen auteursrechtelijke bescherming hebben in het land van oorsprong, de Verenigde Staten. Op basis van de Berner Conventie moet daarvan worden uitgegaan.
 
Tenslotte kent de voorzieningenrechter m.b.t. deze inbreuk van slechts één octrooi, hetgeen kennelijk technisch eenvoudig door Samsung kan worden verholpen, geen nevenvorderingen toe. De door Samsung mogelijk te lijden schade lijkt indien het verbod in een bodemprocedrue wordt bestendigd niet groot, en daarom meent de voorzieningenrechter ook dat een uitvoerbaar bij voorraadverklaring op zijn plaats is.

Lees het vonnis hier (LJN / opgeschoonde pdf)

IEF 10107

Lid van het forum

Rechtbank Rotterdam 24 augustus 2011, LJN BR5615 (criminele organisatie met als oogmerk hacken en uitwisselen auteursrechtelijk beschermde werken)

Strafrecht. Plegen van auteursrechtelijke misdrijven op internetforum ('hacken' 138a en 139d Wetboek van Strafrecht  en opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, art. 31 Auteurswet).

Via een forum dat alleen toegankelijk was via introducties en werkt als soort FXP-board, werden films zo snel mogelijk verspreid. Het gaat er (ook) om wie als eerste een nieuwe release plaatst. Hiermee krijgt deze persoon de meeste punten. Onder andere computersystemen van universiteiten in de Verenigde Staten, Duitsland en Oostenrijks zijn gehackt om gebruik te maken van opslagcapaciteit en bandbreedte om optimaal (lees: snel) te downloaden. Leden van het forum zijn deelnemers.

Tot slot: Salduzverweer. Strafreductie in verband met overschrijding redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.

Deelneming Alle verdachten waren lid van het [forum] en behoorden dus tot die organisatie. De organisatie maakte het de leden van het forum mogelijk auteursrechtelijke beschermde werken ([verzamelnaam]) te up- en downloaden. De hacker kreeg tips met betrekking tot interessante domeinen en software om hacks mogelijk te maken dan wel inlognamen en wachtwoorden af te vangen, aangeleverd door medeverdachten. De hacker verschafte toegang tot snelle computersystemen, waarna hij de inloggegevens en wachtwoorden van de door hem gehackte computer/snelle ftp-server op het board zette zodat anderen (scanners) het domein konden verkennen en schijfruimte gereed konden maken voor het uploaden van (illegale) content.

Strafmotivering De verdachte heeft onder de nickname “[gebruikersnaam]” deelgenomen aan (internet)forum [forum], dat omschreven kan worden als een zogeheten FXP-board, maar tevens als een criminele organisatie in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Leden van dit forum hebben zich op vrij omvangrijke schaal en op een geraffineerde wijze over een periode van circa drie jaar bezig gehouden met het plegen van inbreuken op het auteursrecht van anderen door het verspreiden van [verzamelnaam] op het internet. Hierbij is door forumleden ingebroken in diverse beveiligde computernetwerken van anderen en zijn veelvuldig delen van die netwerken overgenomen door het installeren van illegale bestanden om wachtwoorden en gebruikersnamen af te vangen en om te kunnen up-en downloaden (FTP). Na de overname van het beheer van delen van het netwerk is gebruik gemaakt van de opslagruimte en de verwerkingscapaciteit van computers en servers ten behoeve van het illegaal uploaden en downloaden van auteursrechtelijk beschermd werk voor zichzelf en/of voor anderen.

De verdachte heeft in het geschetste kader (onder meer) als hacker ingebroken en als coder software aangepast of geschikt gemaakt om in computers in te breken. De verdachte heeft bij de oprichting van het forum een initiërende rol gehad.

De verdachte heeft hiermee het vertrouwen geschaad dat de maatschappij mag hebben in de veiligheid van digitale persoons- en bedrijfsgegevens. Het hacken van computernetwerken veroorzaakt veel schade bij de getroffen organisaties en brengt aanzienlijke kosten met zich mee in de vorm van het herstellen van de geïnfecteerde systemen en preventie tegen nieuwe inbraken. Het is slechts aan de inspanningen van politie en justitie te danken dat de verdachte niet is doorgegaan met zijn strafbare activiteiten. Daarnaast heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op auteursrechten van anderen. Dit heeft tot inkomstenderving geleid bij degene die auteursrechten bezitten nu hun werk illegaal en op grote schaal is verspreid.

Lees het vonnis hier (link / pdf).
Artikel 138a en 139d Wetboek van Strafrecht  en art. 31 Auteurswet

IEF 10106

Apple vs. Samsung

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 24 augustus 2011 (bij vervroeging), LJN BR5755, KG ZA 11-730, KG ZA 11-731 (Apple tegen Samsung)

Met gelijktijdige dank aan Bas Berghuis van Woortman, Simmons & Simmons LLP en Charles Gielen, NautaDutilh N.V.

Lang verwachte uitspraak in kort geding, vonnis van 65 pagina's: In't kort: Inbreuk octrooirecht, maar geen inbreuk modelrecht of slaafse nabootsing van minimalistisch ontwerp van de tablets en smart phones van Samsung; uitgebreide samenvatting onder "lees verder".

5. De beslissing De voorzieningenrechter
5.1. Verbiedt gedaagden om na verloop van 7 weken en één dag na betekening van dit vonnis op enigerlei wijze, direct dan wel indirect, door het vervaardigen, in voorraad hebben, aanbieden, invoeren, in het verkeer brengen, verkopen en/of anderszins verhandelen van smartphones Galaxy S, S II en Ace, inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 2.059.868;
5.2. Verbiedt gedaagden sub 2-4 om na verloop van 7 weken en één dag na betekening van het te wijzen vonnis op enigerlei wijze, direct dan wel indirect, door het vervaardigen, in voorraad hebben, aanbieden, invoeren, in het verkeer brengen, verkopen en/of anderszins verhandelen van smartphones Galaxy S, S II en Ace, inbreuk te maken op de buitenlandse delen van EP 2.059.868;
5.3. Gebiedt gedaagden aan eiseres een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van EUR 100.000 voor elke dag of gedeelte daarvan of, zulks ter keuze van eiseres, van EUR 10.000 per inbreukmakend product, waarop het aan gedaagden kan worden toegerekend dat de verboden zoals opgenomen onder 5.1 en 5.2 niet geheel of niet deugdelijk worden nageleefd;

Slechts in citaten

Bevoegdheid 
4.1. Hoewel niet bestreden wordt ambtshalve als volgt ter zake de grensoverschrijdende bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van gedaagden sub 2-4 overwogen, gelet op het feit dat de ingeroepen octrooien met een nietigheidsverweer worden begroet. Deze rechtbank heeft bij vonnis van 22 december 2010 in de zaak Solvay/Honeywell (LJN BP6970) een prejudiciële vraag over de exclusieve bevoegdheidsregel van artikel 22 lid 4 EEX-verordening aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gesteld in verband met de bevoegdheid voor een provisionele maatregel (aldaar aanhangig met zaaknummer C-616/10). Zolang het Hof van Justitie niet anders heeft beslist, is er evenwel vanuit te gaan dat er in kort geding grensoverschrijdende bevoegdheid kan worden aangenomen, ook al is er sprake van een nietigheidsverweer (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 12 juli 2011, LJN BR1364, Yellow Page/Yell). Zodoende is er grensoverschrijdende bevoegdheid ten aanzien van de ingeroepen octrooirechten. Voor wat betreft de ingeroepen modelrechten geldt dat artikelen 82 lid 1, 83 lid 1 en 90 lid 3 Verordening (EG) nr. 6/2001 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen Gemeenschapsmodellenverordening) (hierna GmodVo) ten aanzien van de in Nederland gevestigde gedaagden 2-4 bevoegdheid verlenen. Ten aanzien van gedaagde sub 1 wordt geen grensoverschrijdende voorziening
gevraagd.

EP 868 - Inbreuk geldigheidsanalyse
4.18. Naar voorlopig oordeel valt de in de Galaxy S, S II en Ace toegepaste werkwijze onder de bescherming van EP 868 maar niet de werkwijze als geïmplementeerd in de Galaxy Tab, Tab 10.1 en 10.1v.

4.19. Samsung heeft zich op het standpunt gesteld dat EP 868 nietig zou zijn met het oog op WO 03/081458, gepubliceerd op 2 oktober 1993 (hierna WO 458). Dienaangaand wordt als volgt overwogen. In de stand van de techniek was niet bekend om eerst één swipe (first movement) te maken en dan het digitale object terug te laten “bouncen” om daarna de volgende foto pas te tonen zodra er een tweede swipe (second movement) wordt uitgevoerd. Voorshands oordelend volgt dit evenmin op voor de hand liggende wijze uit WO 458. Dat document openbaart weliswaar het swipen door kolommen (een kolom is naar voorlopig voordeel een first digital object in de zin van EP 868). Hierbij geldt dat als een “horizontal motion threshold” (p. 15, r. 9 WO 458) wordt overschreden de volgende kolom wordt getoond maar als de drempelwaarde niet wordt overschreden dat de kolom weer terug zal veren en “snap into alignment with the logical column” (p. 15, r. 20 WO 458). Het verplicht terugveren na de first movement van EP 868 valt in WO 458 niet terug te vinden noch enige aanwijzing daartoe. De andere door Samsung genoemde stand van de techniek staat verder weg van de uitvinding. EP 868 wordt derhalve voorshands voor geldig gehouden.

4.20. Gelet op het voorgaande is wezenlijk voor EP 868 dat er een (verplicht) terugveren na een eerste beweging plaatsvindt, zoals omschreven in conclusie 1. Bij de Samsung smartphones Galaxy S, S II en Ace gebeurt dit op het moment dat er op een foto is ingezoomd. Er is dan een tweede swipe nodig om naar de volgende foto te gaan, precies zoals beschreven in paragrafen 140 tot en met 144 alsmede figuren 23A-H van EP 868. Deze uitvoeringsvorm is in lijn met het door Apple onweersproken gestelde voordeel van EP 868, namelijk het probleem van desoriëntatie bij het navigeren (dat het sterkst opgeld zou doen bij inzoomen) te voorkomen. Dat betekent dat aan alle elementen van conclusie 1 wordt voldaan zodra op de Galaxy S, S II of Ace wordt ingezoomd op een foto in de galerij en vervolgens met de vinger veegbewegingen worden gemaakt. Daaraan doet niet af dat het terugveren na een eerste veegbeweging niet plaatsvindt als er niet is ingezoomd op de foto. Die uitvoeringsvorm van de Galaxy S, S II en Ace stemt overeen met hetgeen is beschreven in paragraaf 0155 van EP 868 (zie 4.17 hiervoor) zodat een gemiddelde vakman zal begrijpen dat het terugveren na een eerste swipe niet altijd hoeft plaats te vinden, namelijk niet als er niet is ingezoomd. Evenzeer zal die vakman, anders dan Samsung nog heeft
aangevoerd, begrijpen dat de tweede beweging lang of snel genoeg moet zijn om de foto over de grenswaarde heen te trekken. Enerzijds dicteert de logica van de methode van EP 868 dit en anderzijds blijkt het uit het feit dat de eerste foto van figuur 23F over de helft heen naar de volgende foto moet worden getrokken (figuur 23G en 23H). Dat er na de eerste beweging derhalve bewegingen denkbaar zijn die niet lang of snel genoeg zijn, doet er niet
aan af dat er in de applicatie van Samsung op enig moment een tweede beweging is te onderscheiden die wel voldoende is voor overgang naar de volgende foto.

EP 948 
Inbreuk 4.35. Voorshands oordelend vallen de aangevallen Samsung-producten niet onder de beschermingsomvang van EP 948. De ingeroepen conclusies schrijven immers voor dat met “each view” een “exclusive touch flag” wordt geassocieerd. De verwijzing die Apple nog heeft gedaan naar paragraaf 27 van EP 948 gaat niet op. In die paragraaf is het volgende opgenomen:

“In some embodiments, touch events are processed at the lowest level of the view hierarchy. Thus, for example, if a user touches title bar view 302, the touch event need not be directly processed by the software element associated with the title bar view, but instead can be processed by a software element associated with a view included within the title bar view where the touch occurred (i.e., a software element associated with one of views 310, 311 and 312). In some embodiments, some higher level views can also handle touch events.”
(onderstreping Apple, par. [0027], r. 12-16)

Naar voorlopig oordeel blijkt hieruit niet dat volgens de methode van EP 948 ook meerdere views per “exclusive touch flag” zouden worden toegestaan. Bovendien ziet dit deel van de beschrijving niet zozeer op de geoctrooieerde oplossing (die vanaf alinea 38 in detail wordt beschreven) als wel op wat er zoal mogelijk is bij een multi-touch scherm en hoe dat softwarematig werkt. De interpretatie die Apple aan deze passage wil geven zou voorts in tegenspraak komen met de reeds aangehaalde duidelijke bewoordingen van de conclusie

“associating an exclusive touch flag with each view” en “said exclusive touch flag indicating whether a particular view(…)” alsmede met bijvoorbeeld alinea 40 van EP 948 “The exclusive touch flag can indicate whether a particular view is to allow other views(…) (onderstr. Vzr). 

EP 022
4.42. Het octrooi ziet op draagbare elektronische inrichtingen die voorzien zijn van een touchscreen beeldscherm. Touchscreen inrichtingen hebben vaak een beperkt aantal fysieke toetsen. De functies van en toepassingen (applicaties) op de inrichting kunnen worden bestuurd door middel van virtuele toetsen die op het touchscreen worden weergegeven en door middel van het touchscreen kunnen worden bediend.

4.45. Naar voorlopig oordeel bestaat er een gerede kans dat EP 022 in een daartoe strekkende bodemprocedure voor ongeldig zal worden gehouden zodat om die reden de gevraagde voorzieningen ten aanzien van EP 022 moeten worden geweigerd. Met partijen is als de meest nabije stand van de techniek is te beschouwen de Neonode N1m waarbij de wijze van “unlocken” als volgt is weer te geven (na indrukken van een knop):

4.48. Aangezien EP 022 voorshands niet inventief is te achten, moeten de vorderingen daarop stranden en behoeft niet te worden beoordeeld of sprake is van inbreuk

Modelinbreuk
4.49. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van inbreuk op enig modelrecht van Apple waartoe als volgt wordt overwogen. In dit kader wordt voorop gesteld dat – anders dan Apple heeft betoogd – uitsluitend de uiterlijke kenmerken zoals deze blijken uit de modelinschrijving mogen worden meegewogen. Het komt de voorzieningenrechter onjuist voor dat bij de inbreukvraag ook een eventuele concrete verwezenlijking van de geregistreerde modellen kan meetellen, zoals AG Mengozzi lijkt voor te staan in de Pepsico Pogs-zaak (r.o. 83)
9 [red. Conclusie van 12 mei 2011 bij C-281/1] . Een ander oordeel zou immers in strijd komen met het registratiesysteem van modellen (en het onderscheid in de GModVo tussen geregistreerde en ongeregistreerde modellen) en de rechtszekerheid voor derden daarbij. Het zou bovendien tegelijkertijd belangrijke, rechtsonzekerheid scheppende, vragen oproepen die niet uit de verordening blijken. Voorbeelden van dergelijke vragen zijn welk criterium zou moeten worden gehanteerd om te beoordelen of een model is belichaamd in een op de markt zijnd product, op welk moment (bij depot, registratie of nadien) een product op de markt zou moeten zijn wil het kunnen meewegen en wat is te doen als er meerdere, onderlinge weer enigszins verschillende, producten op de markt zijn die in aanmerking komen en ga zo door. Niet voor niets verleent artikel 19 lid 1 GModV dan ook aan de houder van het ingeschreven (zie artikel 1 lid 2 onder b GModV: ingeschreven volgens de verordening) Gemeenschapsmodel een uitsluitend recht voor een periode langer dan 3 jaar (artikel 12: maximaal 25 jaar). Een concrete verwezenlijking speelt vanzelfsprekend wel een rol bij een beroep op een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel, maar dat is in deze zaak niet aan de orde (gesteld).

Galaxy Tab 10.1 en 10.1v
4.50. Ervan uitgaande dat het Gemeenschapsmodel 181607-0001 van Apple geldig is, heeft Samsung daarvan voorshands voldoende afstand genomen. In dit kader is van belang dat het in feite slechts de voorkant zijn van de Galaxy Tab 10.1 en 10.1v die overeenstemming vertonen. De kenmerkende elementen van de voorzijde van het model zoals ingeschreven, dat wil zeggen de rechthoekige vorm met afgeronde hoeken, minimalistische design, passe-partout achter een geheel transparante (“glazen”) voorkant, waren evenwel ieder voor zich reeds bekend op de prioriteitsdatum van het depot (17 maart 2004). Zo was de HP Compaq TC1000 reeds rechthoekig met afgeronde hoeken en had deze een vrijwel geheel transparant oppervlak met een (grijze) passe-partout onder dat oppervlak (zie afbeelding hierna). 

Vormgeving minimalistisch
4.54. Ten aanzien van het door Apple gestelde aantrekkelijke “minimalistisch” of “strak” vormgegeven uiterlijk overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Ontegenzeggelijk is het in de huidige tijd een trend om producten een “minimalistisch” uiterlijk te geven. Dit ziet er in veel gevallen ook fraai uit, zoals bij de iPad. Gelet op dat fraaie uiterlijk zal er dan een neiging kunnen zijn om aan dergelijke modellen een ruime bescherming te verlenen. Niettemin moet in het achterhoofd worden gehouden dat “minimalistisch” vormgeven in feite betekent dat het ontwerp zoveel mogelijk de contouren volgt zoals deze door de techniek en ergonomie van het apparaat worden gedicteerd. Dat is naar voorlopig oordeel ook bij het model aan de hand. Zo zijn de afgeronde hoeken een uitvloeisel van het feit dat een apparaat met scherpe hoeken niet prettig in de hand ligt en (be)kleding kan vernielen, zeker als het een zakcomputer betreft waarvoor het model is ingeschreven. Hetzelfde geldt zoals hiervoor werd overwogen in belangrijke mate voor de doorlopende “glazen” aanraakplaat. Een modelrecht op een “minimalistisch” ontwerp bergt zodoende inherent het probleem in zich dat concurrenten in feite gedwongen worden om minder optimale keuzes te maken (lees: zij moeten feitelijk onnodige franje aan hun ontwerp toevoegen om buiten de bescherming van het model te blijven), hetgeen een concurrentievoordeel oplevert voor een modelhouder die (toevallig) zijn concurrenten de loef af stak met registratie van een model voor een bepaald segment producten, zoals de tablet computer. Dat concurrentievoordeel is vanuit modelrechtelijk oogpunt ongerechtvaardigd omdat het niet zozeer een gevolg is van ontwerpersarbeid als wel een gevolg van het feit dat de betrokken houder als eerste het (nauwsluitende) uiterlijk van een nieuw segment producten weet te registreren. Dit betekent wellicht niet dat het model ongeldig is maar wel dat de daaraan te verlenen bescherming niet groot mag zijn en beperkt moet zijn tot de werkelijke ontwerpelementen van het model. Dat is lastig omdat juist bij een “minimalistisch” of “strak” vormgegeven model de algemene indruk van het uiterlijk nu juist op verregaande wijze bepaald wordt door de techniek en praktische/ergonomische overwegingen. Niettemin moet er geabstraheerd worden van de elementen van het model die niet beschermbaar zijn omdat deze technisch of anderszins praktisch/ergonomisch bepaald zijn. 

Galaxy S
Galaxy S versus GM 748280-0006
4.61. Voorshands oordelend is geen sprake van een zelfde algemene indruk van Galaxy S en model 748280-0006. Hierbij dient in acht te worden genomen dat reeds in de betrokken kringen bekend was de Koreaanse modelinschrijving van LG met nummer 30-0418547 (productie 53H Samsung) en de iHolic HTV 200 (productie 53J Samsung). Wat de iHolic betreft heeft Apple onvoldoende gemotiveerd bestreden dat deze bekend was bij ingewijden in de betrokken sector. 

Galaxy S versus GM 888920-0018 
4.67. Voorshands oordelend is er evenmin sprake van een zelfde algemene indruk van Galaxy S en model 888920-0018. In de eerste plaats overweegt de voorzieningenrechter dat Samsung terecht er een beroep op doet dat de door Apple ingeroepen prioriteit onjuist is. Apple beroept zich op prioriteit van US D 604,297 (Productie 19 Samsung) en US D 602,014 (Productie 20 Samsung), waarbij onmiddellijk opvalt dat geen van beide depots de
rechthoekige menuknop onderaan hebben maar een ronde. Schematisch is dit als volgt weer te geven, met rechts opgesomd de verschillen:

4.68. Partijen hebben gediscussieerd over de vraag volgens welk criterium moet worden bepaald of een model recht heeft op prioriteit of niet. Artikel 41 lid 1 GModVo bepaalt dat het moet gaan om hetzelfde model. Artikel 4 Unieverdrag van Parijs schrijft in dit verband geen dwingende maatstaf voor maar uit de context van 4C onder 4 kan worden afgeleid dat de prioriteitsaanvrage “hetzelfde onderwerp” moet hebben. Het komt de voorzieningenrechter voor dat in dit kader als minimale toets ware te hanteren die van nieuwheid in de zin van artikel 5 GMoV, derhalve of het prioriteitsmodel identiek is aan het depot dat die prioriteit inroept. Dit is in lijn met bestendige jurisprudentie ten aanzien van prioriteit bij octrooirechten, waar ook in wezen een toets van nieuwheid (disclosure-test) wordt aangelegd. Anders gezegd, als het model nieuw is te achten ten opzichte van het prioriteitsmodel, komt het geen beroep op prioriteit toe. Voorshands oordelend maakt de opvallende rechthoekige menuknop van het model deze niet identiek aan de prioriteitsaanvragen, zodat het beroep op prioriteit niet kan opgaan en moet worden uitgegaan van de daadwerkelijke aanvraagdatum van GM 888920-0018 (29 februari 2008). Het betreft niet een verschil in een slechts onbelangrijk detail.

Auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing 
4.86. Samsung heeft onweersproken gesteld dat ter zake het uiterlijk van de producten van Apple de Verenigde Staten als land van oorsprong hebben te gelden en die werken aldaar geen auteursrechtelijke bescherming hebben zodat op basis van het in artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie neergelegde reciprociteitsbeginsel daaraan evenmin auteursrechtelijke bescherming in Nederland toekomt. Samsung heeft zulk tevens gemotiveerd betoogd ter zake de gebruikersinterface, onder overlegging van een daartoe strekkende opinie van professor Ralph Oman. Nu Apple daartegenover niets heeft gesteld, moet er in dit kort geding van uit worden gegaan dat haar geen auteursrechtelijke bescherming ter zake van één van de ingeroepen werken toekomt en moeten de daarop gebaseerde vorderingen stranden.

4.87. Op de in de dagvaarding nog genoemde ongeoorloofde stijlnabootsing is Apple ter zitting niet teruggekomen zodat ervan uit wordt gegaan dat die grondslag niet langer gehandhaafd wordt. Voor zover Apple nog ter zitting een beroep heeft gedaan op slaafse nabootsing van haar producten is die grondslag tardief voorgesteld en wordt deze als in strijd met een goede procesorde ter zijde gelaten.

Lees het vonnis hier (pdf / LJN)

IEF 10105

Goeddeels onbestreden gelaten claimchart

Rechtbank 's-Gravenhage 24 augustus 2011 (bij vervroeging), HA ZA 10-4008 (Middenweg B.V. tegen JB Beheer B.V.)

Met dank aan Lars Huisman, Bird & Bird LLP. In navolging van IEF 9181. Even in't kort. Octrooirecht. Gevoerde procedures over Improved Orchid Culturing Method; cytokinine en Phalaenopsisteelt.

Bakker is houdster van Nederlands octrooi NL 581 en uitvinder van de in EP 1 956 886 octrooieerde verbeterde werkwijze voor het telen van orchideeën. De octrooiaanvrage die heeft geresulteerd in EP 886 is gedaan op naam van de onderneming Orchid Garden Patents. Na verlening is het octrooi overgedragen aan JB beheer, waarvan Bakker directeur en enig aandeelhouder is. Middenweg houdt zich bezig met de kweek van orchideeën.

Aan de hand van een goeddeels onbestreden gelaten claimchart wordt een vergelijking gemaakt tussen de geldigheidsargumentatie van OCNL in de adviesprocedure met betrekking tot de conclusies van NL 581 als destijds verdedigd. Na uitgebreide behandeling van de conclusies wordt EP 886 vernietigd voor zover het de geldigheid in Nederland betreft. JB Beheer wordt veroordeeld op de voet van art. 1019h Rv.

4.27. Als in het ongelijk gestelde partij zal JB Beheer worden veroordeeld in de proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. De redelijkheid en evenredigheid van de door middenweg in dat verband gespecificeerde kosten is door JB Beheer bestreden, maar dat wordt gepasseerd. Middenweg heeft meer kosten moeten maken doordat JB Beheer er bij wijze van verdediging voor heeft gekozen bij antwoord een hele nieuwe set conclusies te komen, waar door Middenweg met een reactieakte op diende te worden gereageerd. De argumenten dat sprake is van doubloures met de OCNL adviesprocedure en die voor de Bredase rechtbank en dat de draagkracht van partijen (MKB) toewijzing van de gevorderde proceskosten niet zou verdragen, acht de rechtbank onvoldoende uitgewerkt.

Lees het vonnis hier (pdf / zuivere pdf).

IEF 10104

Fonetisch daarop gelijkende

Rechtbank Rotterdam 23 augustus 2011 (bij vervroeging), KG ZA 11-562 (Acétra B.V. en Acetra Logistic Solutions B.V. tegen Acetrex B.V., per 11 augustus 2011 h.o.d.n. onder Aas Logistics B.V.)

Met dank aan Tinga Kleefman, Kneppelhout & Korthals advocaten.

Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. Vordering tot het staken van gebruik van de handelsnaam "Acetrex" staken en handelsnaam wijzigen tot lettercombinatie die voor het (internationale) publiek fonetisch benaderd wordt. Ook staken van domeinnaam www.acetrex.nl.

Handelsnaam (zie citeerwijze) is gewijzigd, echter ook de nieuwe naam Aas Logistics maakt; hiervoor is geen vordering ingesteld, daarom afwijzing. "Daarnaast geldt dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat door het gebruik van de naam Aas Logistics verwarring te duchten is met de onderneming van Acétra c.s. Het onderscheidende bestanddeel van de naam Aas Logistics is "Aas" " (r.o. 4.3).

Vanwege ondertekende verklaring is het onaannemelijk dat Aas nog gebruik maakt van de naam Acetrex en heeft Acétra geen belang. De website kan niet meer benaderd worden, vooralsnog geen veroordeling tot overdracht van de domeinnaam.

Vorderingen afgewezen, proceskostenveroordeling ex 1019h Rv voor gedaagde.

Verbod (oude) handelsnaam 4.1 Niet in geschil is dat Aas in ieder geval tot voor kort haar onderneming dreef onder de naam Acetrex. Gezien de aard van de bedrijfsvoering van zowel Acétra c.s. als Acetrex en de klanten die zijn beide bedienen, en nu niet zonder meer aannemelijk is dat de naam Acétra niet meer gebruikt zou worden, is bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het gebruik van de handelsnaam "Acetrex" inbreuk maakt op de oudere handelsnaamrechten van Acétra c.s.. het is Aas dan ook verboden deze handelsnaam te voeren.

4.2 Dat leidt evenwel niet zonder meer tot het toewijzing van de vordering van Acétra c.s. tot het staken van het gebruik van de naam "Acetrex". Gelet op het door Aas gevoerde verweer, rijst immers de vraag of Acétra c.s. nog wel belang heeft bij het door haar gevorderde verbod tot het voeren van de naam Acetrex of een  (fonetisch) daarop gelijkende naam. Met de stellingen van Aas en de ter staving daarvan overgelegde stukken is voldoende aannemelijk geworden dat Aas de naam Acetrex niet meer gebruikt en dat Aas ook geen belang meer heeft bij het gebruik daarvan. Uit het overgelegde uitreksel uit het handelsregister volgt dat Aas met ingang van 12 augustus 2011 Aas Logistics heet, Aas heeft onbetwist gesteld dat de naam Acetreix inmiddels niet meer wordt gebruikt, niet op haar website en ook niet op het kantoor van Aas. Voorts stelt zij dat de telefoon ook niet meer wordt beantwoord met de naam Acetrex maar met Aas Logistics. Aas heeft gesteld dat zij thans uitlsuitend nog de naam Aas Logistics gebruikt. Aas heeft verder aangevoerd dat zij (zo goed als) alle klanten heeft aangeschreven met de mededeling dat zij haar onderneming thans onder de naam Aas Logistics voert. Voorts heeft Aas, onder overlegging van een afdruk van de startpagina van de website, gesteld dat de domeinnaam www.acetrex.nl niet meer te benaderen is. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat Aas thans de naam Acetrex nog zal gebruiken. Daarbij komt dat, naar onvoldoende gemotiveerd betwist is, Aas een verklaring heeft ondertekend waarin zij aangeeft op straffe van een boete van € 500,- geen gebruik meer te zullen maken van de naam Acetrex, welke verklaring op 8 augustus 2011 aan de advocaat van Acétra c.s. is gestuurd. Nu onaannemelijk is dat Aas nog gebruik zal maken van de naam Acetrex, heeft Acétra c.s. geen belang meer bij haar vordering strekkende tot het staken van - kort gezegd de naam Acetrex.

4.4 Onder de onder 4.2. geschetste omstandigheden is niet aannemelijk dat de domeinnaam www. acetrex.nl (nog) als  handelsnaam wordt gevoerd door Acetrex. Nu vooralsnog genoegzaam gebleken is dat de website niet meer benaderd kan worden, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog geen plaats voor een veroordeling van Aas tot het overdragen van de domeinnaam www.acetrex.nl.

IEF 10103

The gentlemen rules

Rechtbank Dordrecht 3 augustus 2011, LJN BR5546 (Honkarakenne OYJ tegen Finnhouse Houtbouw B.V.)

Als randvermelding. Exclusieve distributie van Honka houtpakketten door Finnhouse aan de Nederlandse klanten. Van 3 december 1995 tot 31 december 1996 is tussen partijen exclusiviteit overeengekomen. Eiseres maakt daar in 2005 inbreuk op. Gold de in 1995 verleende exclusiviteit toen nog? Ja, door de rechtsverhouding na 1995 op exact dezelfde wijze voort te zetten, geldt dit nog.

Honka erkent dat zij ook na 31 december 1996 haar houtpakketten alleen via Finnhouse aan Nederlandse klanten heeft geleverd en heeft zelf de Nederlandse markt niet benaderd. Aanvragen van Nederlandse klanten, die bij Honka binnenkwamen, werden ook na 31 december 1996 altijd naar Finnhouse doorgestuurd, zodat zij met de betreffende klanten contact op kon nemen. Honka beschouwde Finnhouse als haar partner in Nederland, en kende Finnhouse een bonus toe indien de verkoopresultaten van Finnhouse daartoe aanleiding gaven. Tot en met 2004 heeft Honka een dergelijke bonus aan Finnhouse uitgekeerd. Samenvattend is de samenwerking tussen partijen na 31 december 1996 voortgezet op dezelfde wijze als onder de Letter Of Intent.

Let us just forget this case and continue our cooperation with the gentleman rules that have given a good basis for our successful co-operation for years: Honka will not penetrate your market area and you don’t sell competitors’ products [red. zie r.o. 2.6].  

Dus heeft eiseres inbreuk gemaakt op de exclusiviteit van gedaagde. Gedaagde krijgt bewijsopdracht dat ze daardoor schade heeft geleden. N.B. van rechtspraak.nl: geen van beide partijen doet feitelijk of juridisch een beroep op Europees mededingingsrecht.

4.2.  In deze omstandigheden moet worden aangenomen dat Finnhouse ook na 31 december 1996 het exclusieve recht heeft gehad om de houtpakketten van Honka in Nederland te distribueren. Ter comparitie heeft Honka weliswaar gesteld dat zij rond 2000 grote problemen met enkele exclusiviteitsovereenkomsten heeft gehad, als gevolg waarvan zij heeft besloten in de toekomst geen exclusiviteitsovereenkomsten meer aan te gaan, maar zij heeft dit niet aan Finnhouse medegedeeld en zij is op dezelfde voet als voor en na 31 december 1996 zaken met Finnhouse blijven doen. Eén en ander volgt ook uit de inhoud van de onder 2.6 van dit vonnis aangehaalde brief.

4.3.  Honka Blockhaus, destijds een 90% dochter van Honka, heeft een offerte uitgebracht aan [betrokkenen] voor het bouwen van een log-huis. Volgens Honka wist Honka Blockhaus niet dat Finnhouse de exclusieve distributeur van Honka in Nederland was. Ter comparitie heeft Honka verklaard dat zij [betrokkenen], toen zij hiervan op de hoogte raakte, direct naar Finnhouse heeft doorgestuurd, maar dat [betrokkenen] uiteindelijk toch voor de offerte van Honka Blockhaus – die de meest gunstige prijs inhield – heeft gekozen. Honka heeft erkend dat zij meer had moeten doen om ervoor te zorgen dat Finnhouse de opdracht van [betrokkenen] zou hebben gekregen. Wettelijk gezien zou zij echter geen reden hebben gehad de order van Honka Blockhaus te annuleren, aldus Honka ter comparitie.
Nu Finnhouse het exclusieve recht had om de houtpakketten van Honka in Nederland te verkopen, was Honka evenwel gehouden er alles aan te doen om te bewerkstelligen dat Finnhouse een houtpakket aan [betrokkenen] zou mogen leveren. Honka had er daartoe voor moeten zorgen dat haar dochteronderneming ervan op de hoogte was dat een Nederlandse klant diende te worden doorgestuurd naar Finnhouse. Toen Honka ervan op de hoogte raakte dat Honka Blockhaus reeds een offerte aan [betrokkenen] had uitgebracht, had zij deze offerte moeten annuleren. Dit heeft zij, zoals zij ook zelf heeft erkend, ten onrechte niet gedaan. Als gevolg daarvan is Honka tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens Finnhouse. 

Lees de uitspraak hier (LJN / pdf)

IEF 10102

Geen bezwaar treft doel

Rechtbank Amsterdam 26 juni 2011, LJN BR5471 (Lako Kennels tegen TROS)

In navolging van IEF 2088 Schadestaatprocedure, schadevaststelling deskundigenbericht naar aanleiding van €505.579,- met wettelijke rente vanaf van 24 mei 2004, de dag van de onrechtmatige uitzending van het door Tros uitgezonden televisieprogramma Radar.

Lako Kennels stelt onder meer dat Tros onrechtmatig heeft gehandeld door Lako Kennels te kwalificeren als één van de meest beruchte en malafide hondenhandelaren in Nederland. Dit terwijl aan die kwalificatie geen gedegen onderzoek van Tros ten grondslag ligt en geen hoor en wederhoor is toegepast.

2.20. Nu geen van de door Lako Kennels c.s. en Tros tegen het deskundigenbericht opgeworpen bezwaren doel treft, worden de conclusies van de deskundige integraal overgenomen en maakt de rechtbank deze tot de hare. Dit brengt met zich dat de schade aan de zijde van Lako Kennels c.s. ten gevolge van de onrechtmatige gedragingen van Tros wordt vastgesteld op de EUR 296.989,-- (2004 tot 2008) en EUR 208.590,-- (2009-2014), totaal EUR 505.579,--. Dit bedrag is toewijsbaar, alsmede de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf 24 mei 2004.