IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 10004

Showroomgirls

met dank aan Anke Verhoeven, SOLV.

Commentaar in't kort. Auteursrecht. Portretrecht. Privacy. Kunst.

Tot 31 augustus zijn ze te bewonderen in Foam, de zogenaamde ‘Showroom girls’. Twee jaar geleden maakten de twee meiden met een showroom-webcam in een warenhuis ruim 200 foto’s van zichzelf in allerlei lollig bedoelde poses. De helft van de foto’s wisten ze, maar bijna 100 foto’s bleven op de computer van het warenhuis staan, waar niemand er nog wat mee deed.

Totdat fotograaf Willem Popelier langskwam en de foto’s van de computer afhaalde (overigens zonder iets te hacken, gewoon met behulp van een USB-stickje). Omdat één van de meisjes een kettinkje met haar naam droeg, kon Populier vervolgens redelijk gemakkelijk meer informatie over het meisje opzoeken. Zo vond hij haar profielen op Hyves, Facebook en Twitter. Met de informatie die hij hieruit kon halen, stelde hij een tentoonstelling samen. In een ruimte in Foam zijn de foto’s opgehangen en staat een printer waar alle tweets van het meisje real-time uitrollen (geanonimiseerd).

Lange tijd waren de meisjes in kwestie niet op de hoogte van het feit dat ze dagelijks door honderden mensen werden bekeken en besproken. Totdat NRC Next een verhaal over ze publiceerde. Inmiddels zijn de meisjes zelf ook naar de tentoonstelling gaan kijken. Hoewel ze het wel raar vinden dat ze zo bekend zijn ineens, zien ze er geen probleem in:

“Iedereen mag weten wat ik doe. Zo gezellig ben ik. En als mensen mij gaan aanvallen op Twitter, dan roep ik mijn moeder erbij.”

Overigens vinden ze wel dat Popelier toestemming had moeten vragen voor het gebruik van de foto’s en de informatie. Hij verdient er per slot van rekening geld mee, aldus de meisjes in NRC Next. Ze vinden dat ze recht hebben op enige compensatie en denken daarbij aan een professionele fotoshoot.

Ik ben het eens met de meisjes dat Popelier toestemming had moeten vragen. Zeker nu hij op zoek is naar de juridische grenzen van het kunstproject, had hij mijns inziens wel iets bewuster om kunnen gaan met de rechten van de meisjes.

Allereerst heeft het meisje op veel van haar tweets auteursrecht, zodat Popelier deze tweets niet zonder haar toestemming mag kopiëren of openbaarmaken. Ook op de foto’s zelf rust waarschijnlijk auteursrecht van de meisjes. Ze hebben immers de afkadering en de poses bepaald. Popelier had daarom toestemming aan de meisjes moeten vragen. Het feit dat hij de foto’s en tweets gebruikt in het kader van een kunstproject doet daar niets aan af.

Met betrekking tot de privacy van de meisjes valt ook nog wel wat aan te merken op de werkwijze van Popelier. Hoewel hij de tweets heeft geanonimiseerd en ook de foto’s (naar ik heb begrepen) onherkenbaar zijn gemaakt, is het natuurlijk niet moeilijk om te achterhalen om welke meisjes het gaat. Door op de tekst van een tweet te zoeken, kan je gemakkelijk de account van het meisje opzoeken en ook zal wellicht uit de inhoud van de tweets opgemaakt kunnen worden waar het meisje naar school gaat, waar ze woont etc.

Afhankelijk van de vraag in hoeverre de meisjes nog herkenbaar zijn op de foto’s, zouden ze een beroep kunnen doen op hun portretrecht en op bescherming van hun persoonsgegevens. Ook wanneer iemands gezicht weggepoetst is kan er immers sprake zijn van een portret.

Daarnaast heeft Popelier veel gegevens over de meisjes van hun Hyves, Facebook en Twitter profielen gehaald. Mij is onduidelijk in hoeverre hij die informatie gebruikt in de tentoonstelling, maar zodra de meisjes daarmee direct of indirect identificeerbaar zijn, gelden de gegevens als persoonsgegevens en heeft hij in beginsel toestemming nodig voor het verwerken daarvan.

Zeker nu het gaat om minderjarige meisjes lijkt me dat Popelier de juridische grenzen in dit geval overschreden heeft. Al met al levert het echter wel een leuke tentoonstelling op die het debat over privacy en sociale media weer eens aanzwengelt: Wat voor tentoonstelling zou men kunnen maken met alle informatie die over jou rondzwerft op internet?

IEF 10003

De weg kwijt

Hof Amsterdam 26 juli 2011, LJN BR2836 (Aegon Spaarkas N.V. tegen Stichting Koersplandewegkwijt)

Parallelle publicatie RB 1053. Reclamerecht. Misleidende informatie in een prospectus [wettelijke vereist document]. Collectieve actie van stichting bestaande uit deelnemers aan Koersplan, een spaarkasovereenkomst, waarbij de deelnemers een periode inleg betaalden, die werd gestort in een gezamenlijke spaarkas waarmee werd belegd.

Geen wilsovereenstemming tussen Spaarbeleg, thans Aegon, en de deelnemers over de hoogte van de overlijdensrisicopremie die deel uitmaakte van de overeenkomst. Invulling van die leemte in de overeenkomst door bepaling van een redelijke premie, met als uitgangspunt een Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Misleidende informatie in de contractsdocumentatie over de hoogte van de overlijdensrisicopremie en het te bereiken eindkapitaal.

4.45 Bij de beantwoording van de vraag of een prospectus misleidend is in de zin van artikel 6:194 (oud) BW moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone belegger tot wie de mededeling zich richt of die zij bereikt (aldus de Hoge Raad in het arrest van 27 november 2009, LJN: BH2162). Van deze “maatman-belegger” mag worden verwacht dat hij bereid is zich in de aangeboden informatie te verdiepen, maar niet dat hij beschikt over specialistische of bijzondere kennis en ervaring. Van misleiding zal met name sprake kunnen zijn indien de mededeling onjuist of onvolledig is. De feitelijke vaststelling dat sprake is van een onjuiste of onvolledige mededeling brengt echter nog niet mee dat deze ook misleidend is. Daartoe is nodig dat de mededeling de beleggers (in de woorden van artikel 2 lid 2 van de achterliggende Europese richtlijn, 84/450/EEG) “misleidt of kan misleiden en door haar misleidende karakter hun economische gedrag kan beïnvloeden”. Bij de beoordeling of dit het geval is moet worden uitgegaan van de hiervoor bedoelde maatman-belegger. Een onjuiste of onvolledige mededeling kan pas als misleidend worden gekwalificeerd, indien redelijkerwijs aannemelijk is dat de mededeling, gelezen in de context waarin deze is geplaatst, van materieel belang is voor de beleggingsbeslissing van de maatman-belegger. In dat geval is immers aannemelijk dat de onjuistheid of onvolledigheid redelijkerwijs het economisch gedrag van de maatman-belegger kan beïnvloeden. Voor de kwalificatie van de mededeling als misleidend is niet vereist dat de belegger daadwerkelijk heeft kennisgenomen van of daadwerkelijk is beïnvloed door de mededeling, maar slechts dat de onjuistheid of onvolledigheid van de mededeling van voldoende materieel belang is om de maatman-belegger te kunnen misleiden. Het gaat er dus om of de mededeling op zichzelf genomen een misleidend karakter heeft. Is dat het geval dan handelt degene die de mededeling doet en openbaar maakt onrechtmatig. Pas in het kader van de vaststelling van de omvang van de aansprakelijkheid jegens een individuele belegger komt aan de orde of en, zo ja, in hoeverre deze bij zijn beleggingsbeslissing daadwerkelijk door de misleidende mededeling is beïnvloed en als gevolg daarvan benadeeld.

4.46  Tegen deze achtergrond oordeelt het hof als volgt.
De Stichting c.s. heeft als drie meest in het oog springende punten van misleiding genoemd:
a. het niet informeren door Aegon van de deelnemers aan het Koersplan over de hoogte van de overlijdensrisicopremie;
b. het presenteren van gelijke eindkapitalen voor alle deelnemers van het Koersplan, terwijl er door de per deelnemer variërende hoogte van de overlijdensrisicopremie grote verschillen bestonden tussen de voor iedere deelnemer bereikbare eindkapitalen;
c. het voorspiegelen van onjuiste eindkapitalen als gevolg van een evidente rekenfout.
Dat Aegon de deelnemers aan het Koersplan niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de voor hen geldende overlijdensrisicopremie is hiervoor reeds vastgesteld. Ook staat vast dat in de brochure en het certificaat eindkapitalen worden genoemd, die zijn gebaseerd op een maatman-berekening. Aegon stelt echter dat de op deze wijze berekende eindkapitalen niet substantieel afwijken van hetgeen een deelnemer op grond van zijn individuele situatie mocht verwachten. In dat verband betoogt zij dat de bij het Koersplan in rekening gebrachte overlijdensrisicopremies, zeker na de productverbetering van 2005, dusdanig zijn dat het product voor iedere deelnemer binnen een acceptabele bandbreedte qua rendement doet wat in de brochure getoond wordt, zodat de premie op het huidige niveau gehandhaafd kan worden en aanpassing niet nodig is. Het voor de individuele deelnemers haalbare nettorendement wijkt niet substantieel af van de getoonde eindkapitalen, aldus Aegon. 4.51  Gelet op het hiervoor overwogene, waarbij nog komt dat de Stichting c.s. in de antwoordakte bewijslevering van 1 oktober 2008 (in de alinea’s 3.1 tot en met 3.53) uitgebreid gemotiveerd heeft betoogd dat de gevolgen van voormelde fout aanzienlijk zijn en vooral bij lange looptijden tot substantiële verschillen in het te bereiken eindkapitaal leiden, heeft Aegon haar stelling dat het voor individuele deelnemers haalbare eindkapitaal niet substantieel afwijkt van de in de brochure en het certificaat getoonde eindkapitalen onvoldoende onderbouwd. De grief met deze inhoud wordt daarom gepasseerd.

4.52  Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door Aegon gegeven informatie in de contractsdocumentatie in elk geval op de door de Stichting c.s. genoemde drie punten onvolledig en onjuist was. Voorts is het hof van oordeel, op grond van de voorgaande overwegingen, dat deze informatie gelezen in de context van de brochure en de overige contractsdocumentatie van materieel belang was voor de beleggingsbeslissing van de door de Hoge Raad aangeduide maatman-belegger en dus van voldoende materieel belang om die maatman-belegger te kunnen misleiden.

IEF 10002

Nieuwsberichten en gemengde berichten

Hof Leeuwarden 26 juli 2011, LJN BR3119 (De Nederlandse Dagbladpers c.s. tegen Provincie Flevoland)

In navolging van IEF 8597. Auteursrecht, papieren knipselkrant, zonder vergoeding. Begrippen "nieuwsberichten en gemengde berichten" uit art. 15 lid 2 Aw. 'Free Flow of Information-beroep'.

De vervaardiging en verspreiding van een knipselkrant met daarin auteursrechtelijke beschermde werken die in dag- en weekbladen zijn verschenen (met uitzondering van berichten zonder eigen persoonlijk karakter en/of stempel van de maker). Wanneer het auteursrecht nadrukkelijk is voorbehouden, zonder dat een vergoeding is betaald, is aan te merken als een schending van het auteursrecht van de betrokken rechthebbenden.

Reikwijdte auteursrechtvoorbehoud 13. In hoger beroep gaat het uiteindelijk om de vraag of NDP c.s. ten aanzien van de hiervoor bedoelde artikelen zich het auteursrecht kunnen voorbehouden en meer in het bijzonder wat de reikwijdte is van het begrip “nieuwsberichten en gemengde berichten” als bedoeld in artikel 15 lid 2 Auteurswet.

14. Bij de beantwoording van deze vraag moet in aanmerking worden genomen dat Nederland bij de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn artikel 15 lid 2 Auteurswet niet heeft aangepast. Niettemin moet deze bepaling krachtens vaste rechtspraak, ongeacht of deze bepaling van eerdere of latere datum dan de Auteursrechtrichtlijn is, zo veel mogelijk worden uitgelegd in het licht van de bewoordingen van de Auteursrechtrichtlijn (vgl. Hoge Raad, 19 juni 2009, LJN: BH7602). Dit brengt mee dat het hof bij de uitlegging en toepassing van artikel 15 lid 2 Auteurswet ervan moet uitgaan dat de Nederlandse staat de bedoeling heeft gehad ten volle uitvoering te geven aan de uit de betrokken richtlijn voortvloeiende verplichtingen (HvJ EG 16 december 1993, Wagner Miret, C-334/92, Jurispr. blz. I-06911).

Richtlijnconforme interpretatie 19. Gelet op voorgaande overwegingen is het hof van oordeel dat een regeling die inhoudt dat er voor het overnemen door de pers in de pers als bedoeld in artikel 15 lid 1 Auteurswet geen auteursrechtvoorbehoud kan worden gemaakt ten aanzien van auteursrechtelijk beschermde werken, verder gaat dan de in artikel 5 lid 3 sub c van de Auteursrechtrichtlijn opgenomen beperkingen en restricties. Een dergelijke uitleg van artikel 15 lid 2 Auteurswet laat zich evenmin rijmen met de doelstellingen van de Auteursrechtrichtlijn als verwoord in de considerans en artikel 10 bis van de Berner Conventie. In het bijzonder zou hierdoor afbreuk worden gedaan aan het in de Auteursrechtrichtlijn opgenomen uitgangspunt dat de rechthebbenden een billijke compensatie moeten ontvangen om hen naar behoren te compenseren voor het gebruik van beschermde werken. Het verweer van Provincie Flevoland dat zij geen commercieel belang had bij de vervaardiging en verspreiding daarvan, is niet relevant. Relevant is dat NDP c.s. inkomsten mislopen doordat de provincie de auteursrechtelijk beschermde artikelen gebruikt zonder daarvoor aan NDP c.s. een vergoeding te betalen.

20. Door Provincie Flevoland is niet gesteld dat in het proces van het tot stand brengen van artikel 15 lid 2 Auteurswet er in toelichtingen of uitlatingen ondubbelzinnig uitdrukking is gegeven aan de welbewuste bedoeling om artikel 15 lid 2 Auteurswet te doen afwijken van hetgeen waartoe de Auteursrechtrichtlijn zou verplichten of de vrijheid zou laten. Haar verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 november 1995 (LJN: ZC1875) mist doel nu de Hoge Raad in dit arrest zich niet heeft uitgesproken over de betekenis van het begrippenpaar "nieuwsberichten en gemengde berichten". In dit arrest is door de Hoge Raad uitgemaakt dat de term tijdschrift tevens knipselkranten omvat. Anders dan Provincie Flevoland stelt, biedt dit arrest evenmin steun voor de opvatting dat op grond van het in artikel 15 lid 2 Auteurswet neergelegde algemeen geldend rechtsbeginsel van free flow of infomation geen auteursrechtvoorbehoud kan worden gemaakt ten aanzien van auteursrechtelijk beschermde nieuwsartikelen. In dit arrest is door de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4 immers overwogen dat tegenover het algemeen belang van free flow of infomation de belangen van de auteurs van de betrokken artikelen beschermd worden door de mogelijkheid van het opnemen van een verbod op overneming.

22. Het voorgaande betekent niet, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dat artikel 15 lid 2 Auteurswet bij zo’n beperkte uitleg van het begrippenpaar “nieuwsberichten en gemengde berichten” volledig zinledig zou zijn. Berichten zonder eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker kunnen naar Nederlands recht immers voorwerp zijn van de Nederlandse geschriftenbescherming. Artikel 15 lid 2 Auteurswet heeft dus de functie dat dergelijke onpersoonlijke geschriften – die niet vallen onder de Auteursrechtrichtlijn – in het kader van de persexceptie mogen worden overgenomen ongeacht een mogelijk voorbehoud.

23. Met NDP c.s. is het hof voorts van oordeel dat er geen enkele aanwijzing in de wetsgeschiedenis is te vinden dat de Nederlandse wetgever met een beroep op artikel 5 lid 3 sub o Auteursrechtrichtlijn een bestaande beperking op het auteursrechtvoorbehoud ten aanzien van het analoge gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken in het kader van de persexceptie in stand heeft willen houden, nog daargelaten dat niet is komen vast te staan dat voor de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn onder "nieuwsberichten en gemengde berichten" ook auteursrechtelijke beschermde werken vielen. Slotsom

24. De conclusie is dat NDP c.s. er met succes over klagen dat de rechtbank heeft aangenomen dat de onmogelijkheid van een auteursrechtvoorbehoud als bedoeld in artikel 15 lid 2 Auteurswet ook geldt ten aanzien van "nieuwsberichten en gemengde berichten" die een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De vorderingen van NDP c.s. zullen, als hierna bepaald, worden toegewezen. Het hof ziet aanleiding om de dwangsommen te maximaliseren. Krachtens afspraak zal ieder der partijen de eigen volledige proceskosten in eerste instantie en in hoger beroep dragen.

Art. 15 Auteurswet

Op andere blogs:
CopyRechten.nl (Adieu Graaisites)
Noot Koelman

IEF 10001

@Bavariababe: Zo, nu eerst een Twitter account…

S. Hagen, E. Swart, ‘@ Bavariababe: Zo, nu eerst een Twitter account’, IEF 10001.

Met dank aan Steffen Hagen en Ewoud Swart, CMS Derks Star Busmann.

Commentaar over twitteraccounts en het merkenrecht (zie pdf voor voetnoten).

Het is alweer een jaar geleden dat bierbrouwer Bavaria tijdens een zinderende voetbalzomer veel publiciteit trok met haar campagne rondom de Bavaria Babes (u weet het vast nog wel, die vrolijke Hollandse meiden in oranje jurkjes op de tribunes in Zuid-Afrika). De term Bavaria Babes kreeg ook in de media een enorm podium en werd daarmee waarschijnlijk een van de bekendste nieuwe woorden in 2010 (al moest het het in de verkiezing van het Van Dale Woord van het Jaar afleggen tegen het aanmerkelijk minder sexy “gedoogregering”). Met de campagne had Bavaria (anders dan onze jongens op het veld) goud in handen. Dergelijk succes trekt doorgaans ‘aanhakers’ aan, maar op dat front bleef het lange tijd opmerkelijk stil (geen Grolsch Girls, Heineken Honeys of Amstel’s Angels..).

Ook in de social media werden de Bavaria Babes een veel besproken fenomeen, al verzuimde Bavaria haar damesteam als Twitteraccount te registreren. Waarop Movuz, een aanbieder van verrijdbare biertaps, haar kans schoon zag (zij het pas in februari 2011, opmerkelijk genoeg) en @bavariababes als Twitter-account registreerde.  Naar eigen zeggen “met een knipoog”, maar Bavaria kon er niet om lachen. Eerder deze maand (juli 2011) hebben partijen de kwestie uiteindelijk geschikt, waarbij de Twitter-account alsnog aan Bavaria is overgedragen.  Het kwam dus niet tot nieuwe ‘Twitter-rechtspraak’.  Stel dat de zaak nu wél aan de rechter was voorgelegd, in hoeverre had Bavaria zich dan als merkhouder tegen het gebruik van deze Twitter-account met succes in rechte kunnen verzetten?

Verbodsacties

Hoewel Bavaria niet over het merk ‘Bavaria Babes’ beschikt(e), is zij wel al veertig jaar houder van een Benelux registratie voor het merk ‘Bavaria’.   Op grond daarvan kan Bavaria ingevolge art. 2.20 BVIE, kort gezegd, iedere derde het gebruik verbieden van (a) een identiek teken voor identieke waren of diensten, of (b) een (soort)gelijk teken voor (soort)gelijke waren of diensten indien dit gebruik verwarringsgevaar oplevert. Aangezien ‘Bavaria’ een bekend merk is kan de merkhouder bovendien het gebruik verbieden van (c) een (soort)gelijk teken voor niet soortgelijke waren of diensten. Ten slotte kan men optreden tegen (d) gebruik van een teken anders dan ter onderscheiding van waren of diensten. Voor een sub (c) of (d) verbod is vereist dat door dat gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het bekende merk.

Identiek teken

Het lijdt geen twijfel dat het teken zoals gebruikt door Movuz – de Twitter-accountnaam ‘@bavariababes’ – overeenstemt met het (bekend) merk ‘Bavaria’. Mogelijk valt het teken zelfs als identiek aan te merken. Uit de rechtspraak volgt immers dat wanneer een teken is samengesteld uit te scheiden elementen, er sprake kan zijn van een identiek teken, wanneer het relevante publiek het gedeelte van het gebruikte teken dat overeenstemt met het merk in die zin separaat ziet, dat het een zelfstandig onderscheidende plaats heeft.  Gezien de dominante en zelfstandige positie die de term Bavaria in de gebruikte accountnaam inneemt, naast het in het populaire taalgebruik gebruikelijke ‘babes’, lijkt het ons aannemelijk dat een rechter de naam als een identiek teken zou (kunnen) hebben aangemerkt.

Gebruik voor soortgelijke waren

Onder dit teken biedt Movuz verrijdbare biertaps en drankkarren aan. Op 6 april 2011 lanceerde Movuz haar website en kondigde dit op Twitter aan via @bavariababes.  Daarmee is sprake van gebruik in het economisch verkeer voor soortgelijke waren. Voor ‘gebruik voor waren’ is het voldoende dat het teken wordt gebruikt met het doel een internetgebruiker in contact te brengen met (een advertentie voor) de waren.   Dat de internetgebruiker ook zelf nog een aantal handelingen moet verrichten om dit contact te bewerkstelligen (bijv. een website openen en daarop zoeken naar de waren) maakt daarbij niet uit.   Voor een verbodsactie sub (b) is verder vereist dat de twitteraar gebruik maakt van het merk in het economisch verkeer. Dat dit hier het geval was is helder. Was Movuz een student geweest, die via @bavariababes aan zijn vrienden (‘volgers’) twittert dat hij een lekker glas Bavaria (of Heineken) heeft besteld, dan ontsnapt hij gezien dit privé-gebruik aan een verbod sub b.   

Verwarringsgevaar

Sub b vereist ten slotte dat er sprake is van verwarringsgevaar. Reeds gezien de hoge mate van (soort)gelijkheid van tekens, waren en relevant publiek is verwarringsgevaar aannemelijk. Daarnaast draait het bij twitteren om korte, kernachtige berichten en teksten. De gemiddelde internetgebruiker  gaat geen uitgebreid onderzoek doen naar de identiteit van de twitteraar, maar krijgt slechts de accountnaam van de twitteraar mee. Met tweets onder de naam @bavariababes wekt Movuz bij de gemiddelde internetgebruiker de indruk dat zij een commerciële band heeft met bierbrouwer Bavaria.  Op zijn minst maakt Movuz het de internetgebruiker moeilijk om te weten te komen of de waren waar het Twitter-account naar verwijst afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel van een (niet aan de merkhouder gelieerde) derde.
Verwarringsgevaar is eens te meer aannemelijk vanwege de bekendheid van Bavaria in (een aanmerkelijk deel van)de Benelux.  

Profiteren zonder geldige reden

Vanwege diezelfde bekendheid is de aanwezigheid van verwarringsgevaar bovendien niet eens nodig, indien Bavaria een verbod op grond van sub (c) zou kunnen vorderen. Dat Movuz bij het gebruik van haar Twitter-account profiteerde van de bekendheid van het merk Bavaria is evident, en gaf Movuz ook met zoveel woorden toe. Zij vergoeilijkte het gebruik evenwel met het argument dat dit ‘met een knipoog’ was. Movuz lijkt zich daarmee op een parodie-exceptie te beroepen als geldige reden voor haar gebruik. Net als Bavaria ontgaat ons evenwel wat die ‘knipoog’ zou zijn. Men gebruikt simpelweg het merk van een ander (op een niet parodisch-geestige manier) om potentiële klanten naar de eigen webshop te lokken.

Ander twittergebruik

Indien sprake was geweest van niet-commercieel gebruik – dus niet ter onderscheiding van waren, maar bijvoorbeeld voor privé-tweets – had Bavaria kunnen teruggevallen op een verbodsactie op grond van sub (d). Wij stelden al vast dat bij gebruik van @bavariababes zonder meer sprake zal zijn van profiteren (kielzog varen). De naam @bavariababes is herkenbaar juist vanwege de overeenstemming met het bekende merk Bavaria, en heeft een aantrekkingskracht waarmee een twitteraar ongetwijfeld, ook al is het in de privé-sfeer, extra aandacht krijgt en volgers wint. Daarmee wordt ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit de naam en reputatie (en de daarin gepleegde investeringen) van Bavaria. Van een geldige reden daarvoor is niet snel sprake. Indien de accountnaam bijvoorbeeld gebruikt zou worden ter facilitering van een actueel, publiek debat over de betreffende marketing campagne van Bavaria zou een twitteraar mogelijk met een beroep op de vrijheid van meningsuiting een geldige reden voor gebruik hebben (gehad).  De betreffende twitterconversaties moeten dan echter niet uitlopen op nodeloos grievende uitingen.

Ook als de accountnaam slechts door Movuz was geregistreerd zonder deze daadwerkelijk te gebruiken, dan had Bavaria kunnen terugvallen op sub (d). Volgens vaste rechtspraak kunnen louter geregistreerde (en nog niet actief gebruikte) domeinnamen een merkinbreuk opleveren, en naar onze mening zou dit naar analogie ook moeten gelden voor Twitter-accounts. 
 
Twitter buiten schot

En Twitter zelf? Net zoals Google kan de online dienstverlener Twitter niet zelf aangesproken worden op merkinbreuk door gebruikers van haar dienst, aangezien dit geen gebruik ‘voor de eigen commerciële communicatie’ van Twitter zelf betreft. Interessant is in dit verband de mening van Heremans en Bieseman dat dienstverleners in de Benelux mogelijk toch op grond van sub (d) zouden moeten kunnen worden aangepakt.  Twitter voert volgens haar website overigens zelf beleid dat merkinbreuken via Twitter wil voorkomen.  Intussen voorkwam dit niet dat  @bavariababes door Movuz als accountnaam werd geregistreerd.

Het ‘vonnis’

In een procedure had Bavaria dus op basis van haar ‘Bavaria’ merkregistratie naar onze mening waarschijnlijk met succes een verbodsactie kunnen instellen op grond van zowel art. 2.20 sub (b), (c) als (d) BVIE. In die zin hoeft Bavaria dus ook in de toekomst niet te vrezen dat zij per se alle varianten op haar merk en reclame-uitingen ook als twitteraccount moet registreren. Sterker nog, zelfs bij gebreke van een merkregistratie kan men zich in voorkomend geval wellicht nog beroepen op het leerstuk van de onrechtmatige daad. Zo heeft de Amsterdamse Voorzieningenrechter recent het ‘op slinkse wijze weglokken van klanten’ via twitter onrechtmatig geacht.  Ook in dit opzicht zou Movuz derhalve in een procedure niet erg sterk hebben gestaan. Een schikking zoals die nu is getroffen, waarbij Movuz de Twitter-accountnaam aan Bavaria heeft overgedragen, lag dan ook in de rede.  Desalniettemin zal men ongetwijfeld de afgelopen maanden profijt hebben gehad van de publiciteit die deze kwestie heeft gegenereerd. Dat Movuz aldus haar eigen bavariababes-buzz heeft gecreëerd, moet haar worden nagegeven. En zien wij het nu goed dat de dames op de website van Movuz  onder hun ‘Oktoberfest’-achtige outfit stiekem nog een oranje jurkje dragen..?

IEF 10000

10.000


Dankzij een groot en doorzoekbaar archief van berichten, is dit bericht nr. 10.000 op ons platform. We maken van deze gelegenheid gebruik om de kernredactie en redactieleden van IE-Forum aan u te presenteren:

De kernredactie
Frank Eijsvogels (Hoyng Monegier)
Evert van Gelderen (De Gier | Stam & advocaten)
Frits Gerritzen (Brinkhof)
Hidde Koenraad (Vondst advocaten)
Marieke Neervoort (SOLV)
Martijn Schok  (NVPI)

De redactie

Neeltje Beens (BRight advocaten)

Sophie van Loon (Kennedy Van der Laan)

Laura Bonnes (KienhuisHoving)

Bart Lukaszewicz (Houthoff Buruma)

Marco Box (Vereenigde)

Elise Menkhorst (De Gier | Stam & advocaten)

Hein-Piet van Boxel (Novagraaf)

Cees Mulder (Universiteit Maastricht)

Roderick Chalmers (AKD)

Marieke Poulie (Hogan Lovells)

Alphons Geerlings (de Merkplaats)

Rutger van Rompaey (QuestIE advocatuur)

Isabelle Ghislain (Freshfields)

Nanda Ruyters (BRight advocaten)

Laura Fresco (Hoyng Monegier)

Ewoud Swart (C'M'S' Derks star Busmann)

Bart Jansen (Zacco)

Eliëtte Vaal (AKD)

Laurens Kamp (Simmons & Simmons LLP)

Femke Vos (Louwers IP|Technology Advocaten)

Peter Kok (Houthoff Buruma)

Tomas Westenbroek (BBIE)

 

Zie ons colofon!

IEF 9999

Ontstaansgeschiedenis met oorsprong

BBIE 5 juli 2011, oppositienr 2004700 (Promotie voor speciale evenementen tegen Amsterdam Classics bv)

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder woordmerk NIGHT OF THE PROMS en woord-/beeldmerk NIGHT OF THE PROMS tegen woord-/beelmerk THE CLASSICAL PROMS. Oppositiebeslissing. Toegewezen. Merk wordt niet ingeschreven.

Vergelijking waren en diensten (beiden klasse 9 en 41 o.a. beeld/geluidsdragers en culturele activiteiten.
Visueel: in zekere mate overeenstemmend
Auditief: in zekere mate overeenstemmend

Conceptueel een merkwaardige conclusie inzake de begripsmatige betekenis, er wordt geciteerd uit Van Dale Groot Woordenboek Nederlands, echter  er wordt geconcludeerd dat "Prom" geen vaststaande betekenis, aldus geen vergelijking mogelijk.

44. De waren en diensten van het betwiste teken zijn deels identiek en deels in sterke mate soortgelijk aan de waren en diensten van het ingeroepen recht, hetgeen overigens in confesso is (zie punt 31 [red. puur klassieke muziek vs. popmuziek]).

49. “Prom” staat volgens Van Dale (Groot Woordenboek Nederlands, 14de druk en Groot Woordenboek Engels-Nederlands, 2 de druk) voor een promenade(concert), oorspronkelijk een concert in een openbaar park, op een plein enz. waarbij de mensen kunnen rondwandelen, thans een populair concert. In de Verenigde Staten is een prom een semi-formeel dansbal dat het schooljaar afsluit.2

50. Van Dale vermeldt niet de etymologie van het woord, maar er zijn sterke aanwijzingen dat deze is terug te voeren tot The Proms (formeel The BBC Proms of The Henry Wood Promenade Concerts), een jaarlijks zomerfestival van klassieke muziekconcerten in Londen, voor het eerst georganiseerd in 1895. De term promenade (of prom) sloeg oorspronkelijk op de praktijk van het “rondwandelen” gaande de voorstellingen, maar verwijst thans naar het gebruik van de staanplaatsen in het concertgebouw.3

51. Het Bureau is echter van oordeel dat het in aanmerking komend publiek, in casu bestaande uit een ruim en algemeen Benelux publiek, geen kennis zal hebben van deze ontstaansgeschiedenis met oorsprong in de Verenigde Staten en/of het Verenigd Koninkrijk, en deze woorden geen vaststaande betekenis zal toedichten. De betekenis van de overige verbale elementen, Night of ("Nacht van") en The Classical ("De Klassieke") is wel duidelijk, maar dit maakt nog niet dat de tekens in hun geheel genomen een vaststaande of verschillende betekenis hebben voor het in aanmerking komend publiek

52. Merk noch teken heeft een vaste betekenis, zodat een begripsmatige vergelijking niet mogelijk is.

Lees de beslissing hier (link).
BVIE

IEF 9998

LIDC Conference

LIDC Conference 2011, donderdag 22 t/m zaterdag 24 september 2011, Christ Church, Oxford, UK.

Met dank aan Jan Kabel, chair op de eerste inhoudelijke dag van het programma.

Haast U, Haast U, nog enkele plaatsen beschikbaar bij het Congress van de LIDC, International League of Competition Law. Enkele Key notes: 

  • What are the most important factors that should determine the level of fines imposed for infringement of
    the competition rules (eg cooperation, compliance programmes, impact of infringement, deterrence)? Should there be a binding framework determining the level of fines and who should decide it (eg judges, competition authorities, ministers)?
  • Intellectual Property Issues and the London Olympics
  • To what extent should online intermediaries (eg ISPs and operators of online marketplaces) be responsible for controlling or forbidding unfair competitive practices (eg the sale of infringing products) on their systems?”
  • Problems of adjudication in competition law cases

Early bird discount: vóór 31st July 2011, programma.

Category

Early Bird*(£)

Full Rate (£)

LIDC Member

700

900

Concessions (under 35, full-time academic, trainee lawyers/pupil
barristers, public sector employees, retired)

300

400

Non-Member

900

1100

Accompanying persons

300

400

 * Closing date 31st july 2011
Meer over de fees: hier

P.S. Wist u dat u Orde-punten kunt ontvangen voor deelname aan buitenlandse congressen? Neemt u contact op met de Orde om dit vooraf te organiseren, of mailt u de redactie voor een eenvoudige handleiding.

IEF 9997

Reclamerecht jurisprudentielunch

De Balie (nabij Leidse Plein Amsterdam), donderdag 1 september van 12.00 tot 14.00 uur, lees de volledige uitnodiging hier

Het afgelopen jaar zijn er heel wat interessante uitspraken gewezen rondom het reclamerecht (waaronder wordt verstaan: recht rondom commerciële communicatie).

Op donderdag 1 september van 12.00 – 14.00 organiseert uitgeverij deLex een jurisprudentiebijeenkomst in deBalie, nabij Leidse Plein Amsterdam.

Tijdens deze bijeenkomst zullen twee ervaren sprekers (Ebba Hoogenraad en professor Jan Kabel) belangrijke en actuele jurisprudentie de revue laten passeren, waarbij zowel Nederlandse uitspraken, zelfregulering en Europese uitspraken rondom commerciële communicatie. In slechts 2 uur bent u volledig op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Het gaat onder meer om oneerlijke handelspraktijken (cadeau-acties, uitverkopen, uitnodiging tot aankoop), vergelijkende reclame, sluikreclame, reclame in het vrije beroep en reclame voor geneesmiddelen (o.a. Wamo tegen JBC&Modemakers Fashion, Konsumentenombudsman v. Ving Sverige, Mediaprint tegen Österreich Zeitungsverlag, Alter Channel, Novo Nordisk, Société fiduciaire nationale d´expertise comptable tegen Minister du Budget, Lidl tegen Vierzon en Ker-Optika tegen Àntsz).

Kosten 
Deelname € 195,- per persoon (excl. BTW).
Sponsors van onze communities krijgen 10% korting.

Hier aanmelden

IEF 9996

Gratis op deze disco's

RCC 5 juli 2011, Dossiernr. 2011/00517 (Discoliedjes bij Plus)

Parallel gepubliceerd van Reclameboek RB 1043. Reclamerecht. Verweer op basis van auteursrecht. Televisiecommercial over discomuntjes waar muziek op staat. Klager stelt dat uiting misleidend is omdat de muntjes geen volledige liedjes afspelen maar slechts 15 seconden van het nummer. Verweerder stelt dat wegens auteursrechtelijke redenen de nummers maar 20 seconden lang zijn. Uiting suggereert niet dat liedjes volledig op muntjes staan.

Commissie oordeelt dat uiting gedeeltelijk gericht is tot kinderen. KJC is daarom van toepassing. Indruk wordt gewekt dat gehele liedjes op muntjes staan dus misleidend voor kinderen. Strijd met art. 1 KJC. Ook voor andere personen onduidelijk t.a.v. voornaamste kenmerken product (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar het oordeel van de Commissie wordt door de mededeling dat je de met name genoemde artiesten “gratis op deze disco’s” krijgt, de indruk gewekt dat complete liedjes op de disco’s staan. Kinderen hoeven er niet op bedacht te zijn dat de disco’s slechts zeer korte fragmenten van liedjes bevatten, nu daaromtrent in de commercial geen enkele mededeling wordt gedaan. De Commissie acht de commercial misleidend voor kinderen en om die reden in strijd met artikel 1 KJC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: KJC art. 1; NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

IEF 9995

Intellectuele Rechten Kroniek 2010

Joris Deene, Intellectuele rechten, kroniek 2010, Nieuw Juridisch Weekblad, nr. 245, 29 juni 2011.

Met toestemming van Joris Deene, Everest Advocaten.

België. In het auteursrecht werd het bestemmingsrecht als een succesvol wapen door kunstenaars gebruik om de kunst- en expressievrijheid van derden met betrekking tot hun kunstwerken te beknotten. We onthouden ook dat zaakvoerders hun rechten op ontwikkelde software niet automatisch overdragen aan hun vennootschap. In het merkenrecht blijft het Europees Hof van Justitie in de Google Adword zaken spelen met de functies van een merk. In het octrooirecht blijkt een EU octrooi binnen hand bereik te zijn.

Inhoudsopgave 
I. Auteursrecht
  A. Originaliteit
  B. Toepasselijke regelgeving.
  C. Auteurschap
  D. Morele rechten.
  E. Vermogensrechten – bestemmingsrecht.
  F. Uitzonderingen en vergoedingsstelsels
      1. Parodie
      2. Thuiskopie vergoeding
  G. Auteurscontracten.
  H. Naburig recht van muziekproducenten.
  I. Naburig recht van uitvoerende kunstenaars.
II. Tekeningen- en modellenrecht.
III. Merkenrecht
  A. Voorwerp van merkbescherming
      1. Onderscheidend vermogen 
      2. Inburgering.
  B. Rechten van de merkhouder
      1. Gebruik in het economisch verkeer
      2. Situatie van dubbele identiteit (art. 2.20.1.a BVIE, art. 5.1.a MRL, art. 9.1.a GMV).
      3. Verwarringsgevaar (art. 2.20.1.b BVIE, art. 5.1.b MRL, art. 9.1.b GMV).
      4. Schade aan bekend merk (art. 2.20.1.c BVIE, art. 5.2 MRL, art. 9.1.C GMV) 
      5. Ander gebruik (art. 2.20.1.d BVIE, art. 5.5 MRL)
  C. Depot te kwade trouw.
  D. Vervallenverklaring wegens niet-gebruik
  E. Vrijhoudingsbehoefte.
IV. Octrooien
  A. Europese ontwikkelingen
  B. Biotechnologie.
  C. Aanvullende beschermingscertificaten (ABC)
V. Procedure en herstelmaatregelen
  A. Kort geding en prima facie geldigheid
  B. Beslag
  C. Bevoegdheid stakingsrechter.
  D. Schadevergoeding.
  E. Kwade trouw.