IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9927

Auteurscontractenrecht wordt vernieuwd

Auteursrecht. Wijziging auteurscontractenrecht. Zoals al was aangekondigd in april in de speerpuntenbrief Auteursrecht 20@20 wil het kabinet de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars verstevigen. De Ministerraad heeft daarom ingestemd met het wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) over wijzigingen in het auteurscontractenrecht. Makers krijgen recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van de exploitatiebevoegdheid. De hoogte van deze vergoeding wordt door de Minister van OCW vastgesteld op gezamenlijk verzoek van de vereniging van makers en exploitanten. Ook wordt de bestellerbepaling geïntroduceerd waarbij de maker een hogere vergoeding kan claimen bij onverwacht succes. Het contract kan door de maker geheel of gedeeltelijk ontbonden worden als het werk niet voldoende wordt geëxploiteerd. Bij filmwerken krijgen de belangrijkste makers een proportionele vergoeding als ze rechten aan producent overdragen.

Lees het persbericht hier

IEF 9925

Kamerbrief voortgang ACTA

Kamerbrief over de voortgang van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA)

Minister Verhagen (E L & I) en staatssecretaris Teeven (V & J) informeren de Tweede kamer over de huidige ontwikkelingen van het internationale verdrag ACTA. ACTA richt zich op internationale bestrijding van namaak en piraterij en inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Sinds mei 2011 staat het verdrag open ter ondertekening. Deze brief is vrij helder opgebouwd, als volgt:

1. Doel en achtergrond van ACTA
2. Overzicht van de ACTA-onderhandelingen
3. De inhoud van ACTA
4. Internetconsultatie: verslag hiervan en de reactie/inzet van Nederland
5. Afronding van ACTA

p. 2. ACTA heeft tot doel de wereldwijde handhaving van intellectueleeigendomsrechten in het algemeen en bestrijding van namaak en piraterij in het bijzonder te bevorderen en wil dit bereiken door:

1. internationale samenwerking: de samenwerking tussen de partijen is een belangrijk onderdeel van ACTA, waaronder ook wordt verstaan het delen van informatie en samenwerking tussen handhavingsinstanties,capaciteitsopbouw en verbetering van de technische bijstand bij de handhaving;

2. ‘best practices’: bestaande succesvolle handhavingpraktijken dienen niet alleen tussen de ACTA-deelnemers te worden uitgewisseld, maar ook met de rechthebbenden en andere belanghebbenden. Hieronder vallen onder andere ook het bevorderen van expertise binnen de rechtshandhavingsstructuren en het treffen van maatregelen voor het verhogen van het publieke bewustzijn over het belang van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en de schadelijke effecten van inbreuken hierop;

3. wettelijk kader: door het vaststellen van moderne en samenhangende gemeenschappelijke normen kan effectief worden opgetreden tegen namakers en piraten. Het betreft normen op het gebied van civiele en strafrechtelijke handhaving, grensmaatregelen en de digitale omgeving.

Lees de gehele brief hier (link)

IEF 9924

Knowhow en investeringen

HR 8 juli 2011, LJN BQ7049 (eiser tegen verweerster) met conclusie A-G Keus

Slechts zijdelings interessant, als randvermelding. Kennis en knowhow. Stukgelopen samenwerking voor de ontwikkeling en realisatie van windturbineprojecten. Verbintenissenrecht. Geen middel voor cassatie: art. 81 RO. Verbintenissenrecht: wanprestatie ondanks opzegging door te gaan participeren in ander project? Veronachtzaming belangen wederpartij? Ontbinding, schadevergoeding; art. 6:265, 277 BW.

1.19 Aan deze vorderingen heeft [verweerster] ten grondslag gelegd dat [eiser] [verweerster] heeft misbruikt voor het aanzienlijke voorwerk en vervolgens de samenwerkingsovereenkomst heeft beëindigd om te gaan profiteren van alle essentiële voorbereidende werkzaamheden en financieringen die [verweerster] heeft verricht en waartegenover geen exploitatie, leverantie en service-inkomsten staan, zoals overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst(13). [Verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat eerst door haar buitengerechtelijke ontbinding per 19 december 2005 de samenwerkingsovereenkomst is beëindigd. Gezien deze ontbinding, die is gevolgd op de wanprestatie van [eiser], is [eiser] schadeplichtig jegens [verweerster](14). Subsidiair heeft [verweerster] gesteld dat [eiser] jegens [verweerster] onrechtmatig heeft gehandeld door de werkzaamheden, knowhow en investeringen van [verweerster] te gebruiken dan wel misbruiken om daarvan, zonder [verweerster], de vruchten te gaan plukken(15). Meer subsidiair heeft [verweerster] gesteld dat [eiser] ongerechtvaardigd wordt verrijkt door te profiteren van de werkzaamheden, knowhow en investeringen van [verweerster] in het project, waardoor [eiser] zelf die kosten niet behoefde te maken(16).

IEF 9918

Auteursrecht om van te smullen?

Met dank aan Nathalie van de Berg, BRight advocaten.

België - Auteursrecht: Belgische koks koken over want op 10 juni 2011 heeft het Hof van Beroep te Luik besloten dat culinaire streekgerechten niet onder het auteursrecht vallen en deze recepten letterlijk door een ieder gekopieerd mogen worden (Cour d'appel Liège 10 juni 2011, 2010/RG/145 en Tribunal de Commerce de Liège 29 november 2009, 10113)*.

De Waalse Nicole Darchambau kwam begin jaren ‘90 op het idee om allerlei recepten op basis van bier te verzinnen. Na talloze uren studie en het bezoeken van vele brouwerijen, publiceerde zij in 1994 haar eerste receptenboek op basis van bier “La bière ça se mange”. Daarna volgden nog veel meer “bierboeken”. Onlangs ontdekte Darchambeau dat een concurrerende uitgeverij bijna letterlijk vijf van haar recepten in een kookboek heeft overgenomen. Ze liet het er niet bij zitten en stapte naar de rechter.

In de procedure stelt Darchambeau dat de gedaagde vijf van haar recepten slaafs gereproduceerd heeft en vervolgens verspreid en daarmee inbreuk maakt op haar auteursrechten. Ze vordert o.a. staking en een schadevergoeding. In eerste aanleg oordeelt de Luikse Rechtbank dat auteursrechten niet gelden voor de culinaire gerechten van Darchambeau. Hoger beroep volgt. Echter, ook het Hof van Beroep te Luik wil de gevraagde auteursrechtelijke bescherming niet geven aan de streekrecepten van Darchambeau.

Het Hof haalt de magische formule van de auteurswet aan en geeft aan dat voor de bescherming van deze recepten door het auteursrecht vereist is dat deze recepten origineel zijn, dat wil zeggen: dragen de recepten het persoonlijk stempel van de maker? Recepten geven over het algemeen een korte en banale lijst van ingrediënten, hoeveelheden en werkwijze (schillen/snijden/hakken/enz.) weer. Om hierop auteursrecht te claimen moet er dus sprake zijn van iets extra’s. Darchambeau stelt dat zij zelf zoveel heeft toegevoegd aan de recepten dat deze origineel zijn en dus auteursrechtelijke bescherming verdienen. Het Hof gaat daar niet in mee. Steekgerechten en volksgerechten, zo oordeelt het Hof, zijn gemeengoed en door Darchambeau is niets aangetoond waaruit blijkt dat zij aan deze algemeen bekende, banale recepten iets heeft toegevoegd wat maakt dat zij een beroep kan doen op auteursrechtelijke bescherming. Het eigen persoonlijk karakter van de bijdrage van Darchambeau aan de recepten is niet aangetoond. Conclusie: een ieder mag de recepten van Darchambeau in een kookboek overnemen.

Vraag rijst nu of indien de recepten complexer waren geweest, de Belgische rechter wel had geoordeeld dat deze auteursrechtelijke bescherming genieten. Op het eerste oog laat het Hof geen ruimte voor bescherming van bekende, simpele streekgerechten maar het is nog te vroeg om in z’n algemeenheid te concluderen dat recepten überhaupt geen auteursrechtelijke bescherming in België kunnen genieten.

Belgische (tv) koks die een leuk zakcentje bijverdienen door het uitgeven van hun eigen kookboeken vrezen nu dat het Luikse Hof van Beroep een bom heeft gelegd onder het auteursrecht op deze kookboeken en luiden de alarmbel.

Wordt dus ongetwijfeld vervolgd……………………..!

Artikel is geschreven obv artikel nieuwsblad.be
* Uitspraak Cour d'appel met dank aan Kristof Neefs, Altius, Uitspraak Tribunal de Commerce met dank aan Nicole Darchambeau

IEF 9921

Voorrechten en immuniteiten

Hoge Raad 8 juli 2011, LJN BR0387 (Belastingheffing EOB-functionarissen)

realobjects.com

Europees Octrooibureau. Rechtspraak.nl "Belastingheffing van functionarissen die werkzaam zijn bij de Europese Octrooiorganisatie. Onderscheid tussen functionarissen die onderdaan zijn van Nederland of duurzaam verblijf houden in Nederland en functionarissen die niet aan deze voorwaarden voldoen is niet in strijd met het verbod van discriminatie." Regeling ter stimulering van vestiging internationale organisaties in Nederland.

5.3.1. Het beleid berust op overeenkomstige toepassing van artikel 37 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962, 159, hierna: het Verdrag). Hiermee wordt vooruitgelopen op de inwerkingtreding van een daarmee overeenstemmende regeling in de Overeenkomst van 27 juni 2006 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie betreffende het onderdeel van het Europees Octrooibureau in 's-Gravenhage (Trb. 2006, 155, hierna: de Overeenkomst).

5.3.2. Ingevolge artikel 37, lid 2, van het Verdrag gelden diplomatieke voorrechten en immuniteiten in de ontvangende staat, waaronder fiscale voorrechten, ook voor leden van het administratieve en technische personeel van een diplomatieke zending. Daarop wordt een uitzondering gemaakt indien deze personen onderdaan zijn van de ontvangende staat of daar duurzaam verblijf houden. Deze uitzondering kan worden verklaard door de band die deze personen hebben met de ontvangende staat, en die rechtvaardigt dat deze staat die personen in de belastingheffing betrekt.

5.3.3. Bij de Overeenkomst is in 2006 een overeenkomstige regeling getroffen voor personeel dat in Nederland werkzaam is bij het Europees Octrooibureau. De totstandkoming van deze regeling vloeit voort uit beleid dat het kabinet in 2005 heeft vastgesteld ter stimulering van de vestiging van internationale organisaties in Nederland. In het kader van dat beleid heeft het kabinet besloten de medewerkers van internationale organisaties die in Nederland zijn gevestigd op uniforme wijze te behandelen. Daarbij is beoogd aan te sluiten bij een internationaal ontwikkelde praktijk (Kamerstukken II 2004/2005, 30 178, nr. 1, blz. 10-11). Die uniforme behandeling houdt in dat het hoogste personeel van een internationale organisatie eenzelfde behandeling krijgt als diplomaten met gelijke rang van een ambassade, en dat het overige personeel gelijkgesteld wordt met administratief en technisch personeel van een ambassade, onder meer met betrekking tot fiscale voorrechten.

5.3.4. In artikel 10, lid 2, van de Overeenkomst is daartoe bepaald dat personeelsleden van het Europees Octrooibureau die hun werkzaamheden in Nederland uitoefenen, die - zoals belanghebbende - niet onder de regeling voor de hoogste functionarissen uit het eerste lid vallen en niet behoren tot het zogenoemde bedienend personeel, dezelfde voorrechten en immuniteiten genieten als die welke door Nederland overeenkomstig het Verdrag worden verleend aan administratief en technisch personeel van de diplomatieke vertegenwoordigingen die in Nederland zijn gevestigd.
Voor deze categorie personeelsleden gelden als gevolg daarvan fiscale voorrechten overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag, waaronder voorrechten met betrekking tot de heffing over voordelen uit sparen en beleggen, tenzij het gaat om personen die - zoals belanghebbende - onderdaan zijn van Nederland of in Nederland duurzaam verblijf houden. In artikel 10, lid 6, van de Overeenkomst is bepaald dat dit artikel niet van toepassing is op personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten of duurzaam verblijf houden in Nederland. Daarmee kent die regeling eenzelfde beperking van de kring van personen die voor de fiscale vrijstellingen in aanmerking komen als artikel 37, lid 2, van het Verdrag. De verklaring voor deze beperking die hierboven in 5.3.2 is vermeld en die hier ook heeft te gelden, geeft een voldoende grondslag voor het oordeel dat het maken van het door belanghebbende aangevochten onderscheid in de Overeenkomst en in het hiervoor onder 3.1.5 voor 2005 gevoerde beleid niet van redelijke grond ontbloot is.

Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer
Overeenkomst van 27 juni 2006 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Octrooiorganisatie betreffende het onderdeel van het Europees Octrooibureau in 's-Gravenhage

IEF 9920

In zoverre terecht

HR 8 juli 2011, LJN BQ1703 (Stichting de Thuiskopie tegen verweerder) met concl. Verkade

van rechtspraak.nl: Auteursrecht. Geïmporteerde blanco informatiedragers verhandeld zonder thuiskopievergoeding af te dragen en opgave te doen van het aantal geïmporteerde blanco informatiedragers als bedoeld in art. 16f Aw. Schending door een importeur van de op hem rustende, uit art. 16c e.v. Aw. voortvloeiende, verplichtingen is onrechtmatig jegens Thuiskopie, hetgeen meebrengt dat, in geval van een dreigende schending van die verplichtingen, grond kan bestaan voor toewijzing van een op de voet van art. 3:296 BW gevorderd, op de naleving van deze rechtsplichten gericht, verbod, ook in kort geding. Indien in eerste aanleg een dwangsom is opgelegd en de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden in appèl door een behoorlijk naar voren gebrachte grief opnieuw aan de orde is gesteld, staat het de appèlrechter vrij het bedrag en de modaliteiten van die dwangsom in zijn beoordeling te betrekken, ook zonder dat in hoger beroep daartegen een specifieke grief is gericht ( HR 6 januari 2006, NJ 2007/35). Geen van de klachten slagen in cassatie.

3.6.1 Onderdeel 1 keert zich tegen het oordeel dat [verweerder], op de gronden vermeld in rov. 14, niet op grond van art. 3:296 BW kan worden verboden om blanco informatiedragers te importeren of te verhandelen, maar alleen kan worden veroordeeld om opgaven en afdrachten te doen en/of inzage te geven als bedoeld in art. 16c-16g Aw.

3.6.2 Het onderdeel kan bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden nu de toewijzing van het (import-/verhandel)verbod in het vonnis van de rechtbank door het hof is bekrachtigd. Naar aanleiding van de onderdelen 1a en 1b, die het bestreden oordeel als onjuist bestrijden, ziet de Hoge Raad evenwel aanleiding het volgende te overwegen.

3.6.3 De regeling van art. 16c e.v. Aw voorziet in een vergoeding voor het kopiëren van beeld- en geluidsopnamen voor eigen oefening, studie of gebruik (het privé-kopiëren of thuiskopiëren), welke vorm van gebruik van het auteursrechtelijk beschermde werk is toegestaan zonder dat toestemming van de rechthebbende is vereist. Deze wettelijke licentie brengt mee dat tegen het thuiskopiëren als zodanig niet door een auteursrechthebbende met een verbodsvordering in rechte kan worden opgekomen, ook niet indien aan de in art. 16c-16ga Aw opgenomen verplichtingen niet is of wordt voldaan. Dit laat echter onverlet dat het niet nakomen door een importeur van de op hem rustende, uit de genoemde wetsbepalingen voortvloeiende verplichtingen jegens Thuiskopie onrechtmatig is, hetgeen meebrengt dat, in geval van een dreigende schending van deze verplichtingen, grond kan bestaan voor toewijzing van een op de voet van art. 3:296 BW gevorderd, op de naleving van deze rechtsplichten gericht verbod, ook in kort geding. Dat de formulering van de regeling van art. 16c e.v. Aw niet duidt op een (al dan niet) 'herlevend', aan de auteursrechthebbende toekomend verbodsrecht, staat dan ook, anders dan het hof heeft geoordeeld, niet in de weg aan toewijzing van de onderhavige verbodsvordering van Thuiskopie. De hierop betrekking hebbende klachten van de onderdelen 1a en 1b zijn dus in zoverre terecht voorgesteld.

3.7.1 Onderdeel 2 klaagt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep is getreden door buiten de grieven om de hoogte van de door de rechtbank aan het (import-/verhandel)verbod verbonden dwangsom op een lager bedrag te bepalen, en de door de rechtbank aan de overige toegewezen vorderingen verbonden dwangsommen te maximeren.

3.7.2 Deze klacht faalt. Indien de eerste rechter een dwangsom heeft opgelegd en de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden in hoger beroep door een behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grief opnieuw aan de orde is gesteld, staat het het de rechter in hoger beroep immers vrij het bedrag en de modaliteiten van die dwangsom in zijn beoordeling te betrekken, ook zonder dat in hoger beroep daartegen een specifieke grief is gericht (HR 6 januari 2006, LJN AU6631, NJ 2007/35).
Weliswaar vindt die vrijheid zijn begrenzing daar waar de appelrechter de wijziging van bedrag of modaliteiten van de opgelegde dwangsom doet steunen op een grond die rechtens onjuist is, zoals blijkens de gegrondbevinding van onderdeel 1 hier het geval is, maar het onderdeel bevat geen daarop gerichte klacht.

3.8 De klachten van onderdeel 3 kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

IEF 9919

Radiostilte

Rechtbank ´s-Gravenhage 8 juli 2011, KG ZA 11-429 (Vereniging BUMA en Stichting STEMRA tegen Nederland FM)

Met gelijktijdige dank aan Berend van der Eijk, Olaf Trojan en Martin Senftleben, Bird & Bird LLP

Ter info, voor jezelf lezen: Auteursrecht. Collectief beheer naburige rechten. Website via welke een groot aantal radiostations beluisterd kan worden. Embedded hyperlinken van livestream radio. Geen spoedeisend belang, mede omdat BUMA zelf in het voortraject een "radiostilte" liet vallen. Geen inhoudelijk oordeel. Proceskosten niet weersproken, veroordeling ruim €16.000, niet uitvoerbaar bij voorraad, geen ambthalve toepassing.

4.2. Als meest verstrekkend verweer heeft S. namelijk aangevoerd dat Buma C.s. geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en dat verweer slaagt. Daartoe is het navolgende redengevend.

4.6. Gelet op de in r.o. 4.3 t/m 4.5 genoemde omstandigheden, kan niet worden gezegd dat Buma c.s. in deze procedure voortvarend heeft gehandeld. Buma c.s. heeft desgevraagd geen goede verklaring kunnen geven voor bijvoorbeeld de radiostilte tussen 25 september 2009 en eind juli 2010. Het betoog dat zij 'de handen vol had' aan de door S. geïnitieerde lobby actie tegen de 'embed tax', welke volgens Buma c.s. 'handig was aangeknoopt' bij de licentie voor niet-bedrijfsmatig gebruik van embedded files (in de omschrijving van Buma c.s.: 'hoe durft Buma geld te vragen aan kinderen die een YouTube filmpje op hun Hyves pagina embedden?'), welke steling S. heeft betwist (volgens hem is het een bewuste keuze geweest van Buma c.s. de storm over te laten waaien), is in ieder geval niet een omstandigheid die Buma c.s. ter zake zou kunnen sauveren.

Dat de gestelde inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de bij Buma c.s. aangesloten componisten, schrijvers en uitgevers jegens hen ook nu nog voortduurt, zoals Buma c.s. nog naar voren heeft gebracht, is in een situatie als de onderhavige niet langer voldoende reden om een spoedeisend belang voor ingrijpen in dit kort geding aan te nemen. Dit betekent dat Buma c.s. bij gebreke van een spoedeisend belang niet-ontvankelijk wordt verkalard in haar verbodsvordering. In het kielzog hiervan strandt alleen al om die reden ook de vordering strekkende tot een voorschot op de schadevergoeding.

4.8 Nu zulks niet is gevorderd, zal de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor een ambtshalve toepassing op de voet van artikjel 258 Rv ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Opgeschoonde versie: pdf

IEF 9917

Personalia: dr. M. Sanders

Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 juni 2011, nr. 5700644/11/6, betreffende de samenstelling van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 7, derde lid, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten;
Besluit:

Met ingang van 15 juli 2011 wordt voor een periode van vier jaar tot lid van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten benoemd: de heer dr. M. Sanders te Amsterdam.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 28 juni 2011

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.

IEF 9915

Analoge toepassing

Hof 's-Gravenhage 5 juli 2011, LJN BR0746 (Boston Scientific Scimed Inc. tegen Orbusneich c.s.)

In navolging van IEF 9209. Octrooirecht. Internationale rechtsmacht ten aanzien van eisvermeerdering in hoger beroep; artikel 22 sub 4 EEX mist toepassing nu geen beroep wordt gedaan op buitenlandse delen van het octrooi . Analoge toepassing 70 lid 7 ROW 1995 dan wel 6:162 BW? Verwerping onbevoegdheidsberoep.

6.  Boston Scientific meent dat het door haar onder B gevorderde verbod kan worden gegeven op grond van analoge toepassing van artikel 70 lid 7 van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW), dan wel artikel 6:162 BW. In haar memorie van antwoord in het incident lijkt zij nader te betogen dat het gaat om een gebod tot ongedaanmaking van de gevolgen van de gestelde octrooi-inbreuk.

7.  Orbusneich stelt dat de Nederlandse rechter aan artikel 70 lid 7 ROW geen rechtsmacht kan ontlenen, omdat het arrest van het Hof van Justitie EG van 13 juli 2006 inzake GAT/Luk (NJ 2008, 98) meebrengt dat geen grensoverschrijdend verbod kan worden opgelegd wanneer de gedaagde zich bij wijze van verweer of vordering tot vernietiging beroept op de nietigheid van het octrooi, welke regel ook geldt in geval het gaat om een voorlopige voorziening (in kort geding of bij wijze van provisionele maatregel). Orbusneich stelt in dat verband dat zij zich op de ongeldigheid van EP 199 heeft beroepen, ook voor wat betreft de buitenlandse delen.

10.  De in artikel 22 EEX-Vo. voorziene exclusieve bevoegdheden kunnen daaraan afdoen. Echter, het door Orbusneich in dat verband gedane beroep op het bepaalde in artikel 22 sub 4 EEX-Vo. (en het daarop betrekking hebbende arrest GAT/LuK) faalt. De daarin voorziene exclusieve bevoegdheid doet alleen afbreuk aan de bevoegdheid van de aangezochte (en op andere gronden bevoegde) rechter voor zover het gaat om de geldigheid van (kort gezegd) rechten van industriële eigendom die in een ander land dan dat van de aangezochte rechter zijn geregistreerd of gedeponeerd. Zoals Boston Scientific in haar memorie van antwoord in het incident betoogt en blijkt uit de door haar ingestelde vorderingen, beroept zij zich uitsluitend op het Nederlandse deel van EP 199. De geldigheid van de buitenlandse delen van EP 199 is dus niet van belang voor de beoordeling van vordering B, zodat een op de buitenlandse delen van het octrooi betrekking hebbend verweer of vordering relevantie mist. Het bepaalde in artikel 22 sub 4 EEX-Vo. kan in dit geval derhalve niet afdoen aan de bevoegdheid krachtens artikel 2 EEX-Vo.

13.  Nu het hof derhalve (territoriaal-onbeperkte) rechtsmacht ontleent aan de artikelen 2 EEX-Vo. en 7 Rv., behoeven de beschouwingen over de (territoriaal-beperkte rechtsmacht scheppende) artikelen 5 lid 3 EEX-Vo. en 6 onder e Rv. geen bespreking. Hetzelfde geldt voor de beschouwingen van Boston Scientific over de kwalificatie van de, aan het onder B gevorderde verbod ten grondslag liggende, verbintenis als een verbintenis tot ongedaanmaking (van de gevolgen van de octrooi-inbreuk). In elk geval in het kader van de ten deze aan de orde zijnde bevoegdheidsvraag missen die beschouwingen relevantie.