IEF 22182
12 augustus 2024
Uitspraak

Virtueel aangeboden parfum stemt niet automatisch overeen met fysiek aangeboden equivalent - geen verwarringsgevaar

 
IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 9551

Gerechtshof Arnhem 15 maart 2011, LJN BQ0959 (Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten)

Magere eetkamerfauteuils

Auteursrecht. Modellenrecht. Tussenarrest in stoelenzaak. Rechtsverwerking. Vaststellingsovereenkomst. Gestelde inbreuk door Het Anker op de stoelmodellen Charly en Chaplin van Montis Design.

De Rechtbank Arnhem heeft in eerste instantie het op rechtsverwerking gebaseerde verweer van Het Anker – ten aanzien van haar modellen Armada, Twist, Bingo, Cleopatra en Rio – gegrond geoordeeld. De rechtbank heeft tevens voorshands bewezen geacht dat partijen in 2005 op de meubelbeurs in Keulen hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen het model Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van dit model 10 cm naar boven zou verleggen en heeft geoordeeld dat vast staat dat Het Anker dit vervolgens heeft gedaan. De vorderingen ter zake van het model Twiggy achtte de rechtbank niet toewijsbaar nu voor dat model auteursrechtinbreuk noch slaafse nabootsing kon worden aangenomen. (Rechtbank Arnhem, 10 juni 2009, IEF 7961).

Het hof concludeert in het onderhavige arrest dat van rechtsverwerking geen sprake is en van auteursrechtinbreuk derhalve wel sprake zou kunnen zijn en geeft een bewijsopdracht m.b.t. de gestelde vastellingsovereenkomst en (i.v.m. met de modelrechtelijke instandhoudingsverklaring) het land van oorsprong van de Charly. In citaten:

Rechtsverwerking: 4.12  Voor het overige kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven of [B] destijds bezwaar heeft gemaakt tegen de modellen van Het Anker. Ook indien dat niet het geval is geweest, zijn de door Het Anker gestelde omstandigheden nog niet voldoende om te kunnen oordelen dat Het Anker erop mocht vertrouwen dat Montis zich jegens haar niet meer op haar auteursrecht zou beroepen met als gevolg dat Montis zich in 2005 jegens haar naar maatstaven van redelijkheid niet meer op haar auteursrecht kon beroepen.
Het hof acht hiervoor van belang dat het bezoek van [B] in 2003 niet plaatsvond in het kader van een tussen partijen bestaande discussie of de stoelen van Het Anker al dan niet inbreuk maakten op de Charly en de Chaplin, maar verband hield met een verzoek van Het Anker in verband met een procedure tegen een derde partij. Tegen die achtergrond mocht Het Anker een eventueel uitblijven van bezwaar van [B] nog niet het vertrouwen ontlenen waarop zij zich in deze procedure beroept. Ook het tweede bezoek van [B] vond plaats in verband met een andere aangelegenheid, namelijk de teruggave van een door Montis geleend procesdossier. Feiten of omstandigheden op grond waarvan Het Anker niettemin gerechtvaardigd ervan mocht uitgaan dat de inzage in het dossier was verleend onder de (impliciete) voorwaarde dat Montis in de toekomst geen aanspraken jegens Het Anker geldend zou maken, zijn gesteld noch gebleken. De omstandigheid dat Montis na het laatste bezoek nog tot januari 2005 heeft gewacht om Het Anker aan te spreken, maakt dit nog niet anders. Nu Het Anker niet gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Montis haar nimmer zou aanspreken wegens auteursrechtinbreuk (of slaafse nabootsing), heeft zij de verdere ontwikkeling van (vergelijkbare modellen) dan ook niet in zulk door Montis opgewekt vertrouwen kunnen voornemen. Het daardoor volgens Het Anker geleden nadeel, maakt derhalve nog niet – zoals zij aanvoert – dat Montis zich jegens Het Anker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet alsnog op haar (auteurs)rechten kan beroepen.
Voor zover Het Anker mede heeft willen betogen dat zij door de hier bedoelde handelwijze van Montis overigens onredelijk is benadeeld en Montis zich daarom jegens haar niet op haar auteursrecht of slaafse nabootsing zou kunnen beroepen, heeft zij onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een zodanig oordeel kunnen dragen.

4.14  Nu de door Het Anker gestelde feiten niet het oordeel kunnen dragen dat Montis haar op het auteursrecht en slaafse nabootsing gebaseerde aanspraken jegens haar heeft verwerkt, dan wel dat Montis misbruik van bevoegdheid maakt, moeten de desbetreffende verweren van Het Anker worden verworpen. De grieven VI tot en met XI slagen.

Vaststellingsovereenkomst: 4.19  Dit betekent dat op grond van het geleverde (tegen)bewijs niet kan worden geoordeeld dat het op de vaststellingsovereenkomst gebaseerde verweer van Het Anker gegrond is.
Nu het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel is dat het op rechtsverwerking gebaseerde verweer van Het Anker faalt (zie hiervoor, rechtsoverweging 4.14), moeten de door Het Anker gestelde afspraken alsnog (ook) ten aanzien van deze modellen worden beoordeeld.

4.20  Het Anker heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bewijs van haar desbetreffende stellingen aangeboden door het horen van de heren [C] en [E] die beiden nog niet als getuigen zijn gehoord. Het hof zal Het Anker alsnog toelaten tot het bewijs van haar stelling dat partijen op de beurs in Keulen op 19 januari 2005 hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de modellen Kira, Armada, Twist, Bingo en Twiggy zou laten varen als Het Anker de rits van het model Kira 10 centimeter zou verplaatsen en zij de modellen Armada en Twist uit de collectie zou halen.

Auteursrecht: 4.28  Over de vraag op welke partij in dit verband de bewijslast rust, overweegt het hof als volgt. In overeenstemming met het formaliteitenverbod uit de Berner Conventie, ontstaat het auteursrecht vormvrij, met de schepping van het werk. De onder 4.25 geschetste regeling van artikel 21 lid 3 BTMW (oud), op grond waarvan het auteursrecht verviel bij gebreke van een instandhoudingsverklaring, moet als een uitzondering worden aangemerkt op het beginsel dat het auteursrecht vormvrij ontstaat. Die regeling is alleen van toepassing op werken die Nederland als land van oorsprong kennen. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat op Het Anker, volgens wie het (vormvrij ontstane) auteursrecht van Montis bij gebreke van een instandhoudingsverklaring is komen te vervallen, de bewijslast rust voor de feiten en omstandigheden die dit rechtsgevolg meebrengen. Het Anker zal daarom moeten bewijzen dat Nederland voor de Charly als land van oorsprong in de zin van de Berner Conventie moet worden aangemerkt.
Gelet op het hierover tussen partijen gevoerde debat zou Het Anker dit bewijs kunnen leveren, indien zij bewijst (voldoende aannemelijk maakt) dat de Charly niet in januari 1983 op de beurs in Keulen aanwezig was.

Inbreuk: 4.31 Het enige duidelijk waarneembare verschil tussen de betrokken modellen van Het Anker en de Charly (Chaplin) is het ontbreken van het kruis in het onderstel. Dit maakt echter niet dat de, op de genoemde auteursrechtelijke trekken gebaseerde, totaalindrukken van genoemde modellen niet nagenoeg hetzelfde zijn.

Door Het Anker is binnen de grenzen die getrokken worden door trend of stijl enerzijds en door de eisen van functionaliteit anderzijds, onvoldoende afstand genomen van de Charly (Chaplin) en heeft zij met haar modellen in auteursrechtelijk opzicht op een onvoldoende eigen wijze uiting gegeven aan de door haar genoemde stijl van magere eetkamerstoelen. De overeenstemming is voorts van zodanige omvang dat geoordeeld moet worden dat hier sprake is van een vermoeden van ontlening. Dit vermoeden wordt door Het Anker onvoldoende weersproken.

De Cleopatra vormt op het voorgaande een uitzondering. Door de dikte van de rug- en armleuning en de dikte van de poten ontbreekt het beeld van een nonchalant gedrapeerde hoes en maakt de Cleopatra een andere totaalindruk dan de Charly (Chaplin). De Cleopatra wordt dan ook niet beschouwd als ongeoorloofde auteursrechtelijke verveelvoudiging van de Charly (Chaplin).

Slaafse nabootsing: 4.35  Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat - indien op de Charly en de Chaplin geen auteursrecht (meer) rust - de vorderingen van Montis evenmin op grond van slaafse nabootsing kunnen worden toegewezen. Weliswaar zijn in de stoelen van het Anker telkens ook in de Charly (Chaplin) gebruikte elementen terug te vinden, maar de modellen van Het Anker verschillen ieder daarnaast op een aantal punten van de Charly en de Chaplin. Zo missen de stoelen van het Anker een middenkruis en hebben de – ter zitting getoonde – stoelen van Het Anker ten aanzien van hun uitvoering en de gebruikte materialen in kwalitatief opzicht een andere uitstraling. Met deze verschillen houden de stoelen van Het Anker – (ook) indien ervan wordt uitgegaan dat de Charly en de Chaplin onderscheidend vermogen hebben en een bescherming op grond van slaafse nabootsing in beginsel mogelijk is – in dit, van de auteursrechtelijke beoordeling te onderscheiden, juridische kader voldoende afstand tot de Charly en de Chaplin. Mede gelet op het uitgangspunt dat bij gebreke van auteursrecht (of modellenrecht) nabootsing in beginsel vrij staat en terughoudendheid dient te worden betracht bij het aannemen van onrechtmatig marktgedrag, is aldus onvoldoende aangetoond dat het Anker niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om nodeloze verwarring te voorkomen.

Lees het arrest (link en pdf)

IEF 9550

Brancheberichten reacties Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

Brancheberichten reacties Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

Bits of Freedom: “Downloadverbod slecht voor muzikanten, fans en internetvrijheid”

Buma/Stemra: Zeer positief over verbod downloaden uit illegale bron

BREIN: Het is voor de groei en ontwikkeling van legaal aanbod noodzakelijk dat de illegale concurrentie afgesloten kan worden.

Consumentenbond: Belofte van Staatssecretaris Teeven dat consumenten worden ontzien is een wassen neus.

ISPConnect:  Downloadverbod uit de plannen van staatssecretaris Teeven is overbodig.

NTB: Gemengde gevoelens over plannen van kabinet met het Auteursrecht

NUV: Het door de staatssecretaris onderschreven economisch belang rechtvaardigt in onze ogen ook een strafrechtelijke sanctie, al is het maar vanwege de preventieve werking die daarvan uitgaat en vanwege de extra juridische waarborgen die het strafrecht biedt.

NVPI:  Instemming met plan van het kabinet om het downloaden uit illegale bron niet langer zondermeer toe te staan.

STOBI: De gezamenlijke ICT, telecommunicatie en consumenten elektronica industrie als ook blanco informatiedragers zijn positief over het voorstel van Staatssecretaris Teeven een einde te maken aan de thuiskopieheffing 

Thuiskopie / Norma: "Afschaffing thuiskopiestelsel juridisch onhoudbaar, Teeven schiet met downloadverbod doel voorbij"

D66: "We vinden een downloadverbod onbespreekbaar. Het impliceert controle van al het internetverkeer en dat is in strijd met ons idee over privacy"

Groenlinks: "Het voorstel is twee keer niks. Je stimuleert de vernieuwing van het digitale aanbod niet en drijft miljoenen internetgebruikers de illegaliteit in"

SP: "Legaal aanbod is er nu echt onvoldoende en er zijn onvoldoende garanties in deze brief dat dit er gaat komen."

VVD: "We vragen ons af waar en hoe het kabinet de grens trekt tussen kleinschalige en grootschalige inbreuken op auteursrechten"

IEF 9549

V. Rörsch, Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders, IT 315, 12 april 2011

Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders

Parellel from IT 315 With special thanks to Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. Read the entire article here (pdf)

The mission statement of State Secretary for Public Safety and Justice, Fred Teeven, of 11 April 2010, introduces a proposal to modernise the Dutch copyright regime. Teeven plans, among other things, to ban downloading from evidently illegal sources and wants to abolish the private copy levy system. According to the State Secretary this change is necessary due to recent technological developments and is appropriate in light of initiatives of the European Commission. At the moment, downloading from illegal sources for private use is permitted under Dutch law (see De Brauw's Legal Alert - Two Remarkable Copyright Rulings of the Court of Appeal of The Hague on 15 November 2011). Consumers pay a levy on rewriteable CDs or DVDs that make it possible to make copies for private use.

Downloading and uploading

Teeven emphasises that it is important to focus on the role of intermediaries, like website owners, hosting providers and other facilitators. Copyrights would not be enforced against individuals who download, regardless of whether a legal or illegal source is concerned. In addition, it would also not be possible to act against individuals who upload on a limited scale. It is highly questionable whether this is appropriate in light of the exhaustive enumeration of exceptions and limitations of the Copyright Directive and the tree-step-test, also codified in the TRIPS agreement. Teeven fails to see that the Directive does not allow a limitation to the right of communication to the public for private use. Contrary to the US fair use doctrine, the European Directive contains an exhaustive list of exceptions.

In addition, the proposal introduces a new safe haven for Internet Service Providers. They would not be obligated to provide copyright holders with contact details of consumers who infringe copyrights on a limited scale. However, it is again questionable whether this proposal meets the obligations under the Directive on the Enforcement of Intellectual Property Rights ("IP Enforcement Directive"). 

Furthermore, it is debatable whether Teeven's mission statement enhances the enforcement of copyrights, as the proposed codification does not go beyond the existing case law regarding the liability of intermediaries for (facilitating) copyright infringement.

Teeven also sees an important role for search engines, which should give priority to search results referring to websites offering legal content. Does this mean that search results referring to illegal content will not be allowed? Or that search engines should manipulate or filter the 'natural' search results? Under theE-commerce Directive no general monitoring obligation can be imposed. Moreover, the involvement of a search engine in prioritising search results may constitute an indication of knowledge or control and consequently the engine may not rely on the safe harbour provisions of theE-commerce Directive. One thing is for sure, Teeven’s proposal will not make it easier for intermediaries to find their way through the jungle of rules.

The mission statement includes plans to strengthen copyright enforcement when the infringing activity takes place outside the Netherlands. Copyright owners must then be able to request from the Internet Access Provider to block access to specific websites. This plan seems unnecessary, as (art. 26d of) the Dutch Copyright Act implementing the Copyright Directive and the IP Enforcement Directive already establishes such a regime.

The State Secretary wants to stipulate that it is illegal to download copyright protected material from an evidently illegal source. However, it remains unclear what is to be considered an evidently illegal source. As mentioned above, what is given with the one hand is immediately taken back with the other: even though this will constitute a copyright infringement, there will be no measures available to enforce the copyrights against individuals. This seems an ill-conceived compromise. Also, the State Secretary states that if copyright holders want to protect their work, they need to start applying technological measures. This contradicts Teeven's starting point that infringers are inventive when it comes to avoiding technical protection measures, and of course it denies the fact that the industry has tried this already, with consumers ending up complaining. Consequently, the copyright holders might very well end up empty handed, especially as the State Secretary at the same time wants to abolish the Dutch private copy levy system.

Abolition of Dutch private copy levy
Teeven argues that if downloading from an illegal source is no longer allowed, there is no longer a need for a private copy levy on blank CDs. The State Secretary suggests that copyright owners should instead increase the price of their products. Paradoxically, consumers who buy a legal copy would then need to pay more in order to compensate for others who download illegally (and against whom the copyright cannot be enforced). Other questions come to mind as well. For example, what about copies made in the offline world? People still buy CDs, which are copied for private use as well. And what about the compensation for downloads from not evidently illegal sources?

Even more problematic is Teeven's reasoning based on the unrealistic assumption that enforcement measures against intermediaries who facilitate evidently illegal downloading, will reduce all private copies to a minimum level. It is remarkable that in this respect he refers to the ruling of the EU Court of Justice (ECJ) in Case C 467/08, Padawan v SGAE in which the ECJ – to the contrary –
stipulates that right holders should be “adequately” compensated for the use made of their protected works.

Conclusion
Overall, Teevens’s copyright mission statement falls short of the goals set by the European Parliament in September last year to combat infringements in the digital environment. It leaves individuals free to download regardless of whether illegal sources are concerned. Insofar as the European directives would even allow for the proposed changes, the proposal is an empty shell, at best.

Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek

Read the entire article here (pdf)

IEF 9548

P.G.F.A. Geerts, Is een andere (mildere) lezing van HvJ EU 22 december 2010, IEF 9306 en BIE 2011, 21, p. 59 e.v. m.nt. Quaedvlieg (Sofwarová associace) wellicht mogelijk?

Geen werk tonen

met dank aan Paul Geerts, Rijksuniveriteit Groningen 

HvJ EU 22 december 2010 (Bezpečnostní Sofwarová Asociace) heeft het HvJ EU twee prejudiciële vragen beantwoord. Het arrest is op fraaie wijze geanalyseerd en becommentarieerd door Quaedvlieg in BIE 2011, p. 64-67. In deze bijdrage zal ik enkel aandacht besteden aan (het antwoord) op de tweede prejudicële vraag: is het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending een mededeling van een auteursrechtelijk beschermd werk aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn?

Quaedvlieg merkt op dat het antwoord van het HvJ EU op deze (tweede) vraag met afkeuring en verbijstering is ontvangen (BIE 2011, p. 66). Ik moet eerlijk zeggen dat ook ondergetekende (bij eerste, tweede en zelfs derde lezing) van zijn stoel gevallen is. (…)

(…) Het prangende punt is natuurlijk dat het HvJ EU in zijn arrest belangrijke  woorden/passages uit de conclusie van de A-G niet heeft overgenomen. Waarom - zo kan men zich afvragen - heeft het HvJ EU niet uitdrukkelijk overwogen dat de televisieomroep geen werk toont? Waarom heeft het HvJ EU in zijn dictum bij de beantwoording van vraag 2 letterlijk het eerste deel van conclusie 3 van de A-G overgenomen, maar niet het tweede deel na de komma? Allemaal vragen waarop ik helaas geen antwoord kan geven en waarvan ik alleen kan zeggen dat het opmerkelijk is.

Lees de volledige artikel hier.

IEF 9547

D.J.G. Visser, De Speerpunten van Teeven, IEF 9547, 12 april 2011

De speerpunten van Teeven

Dirk Visser, Universiteit Leiden, Klos Morel Vos & Schaap: De speerpunten van Teeven

Op 11 april 2011 heeft staatsecretaris Teeven zijn langverwachte ‘Speerpuntenbrief auteursrecht 20©20’ aan de Tweede Kamer verstuurd. De eerste reacties waren gemengd en voorspelbaar. Alle belangenorganisaties die niet of niet volledig hun zin kregen waren teleurgesteld. Belangenorganisaties die wel kregen waarop ze hadden gehoopt, waren blij.

In zijn brief bespreekt Teeven 4 speerpunten, te weten:

1. Het vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de auteursrechtorganisaties. In dat verband wil ik het wetsvoorstel toezicht, dat thans in de Kamer aanhangig is, overnemen.
2. Het versterken van de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van exploitanten door middel van een wetsvoorstel auteurscontractenrecht.
3. Het bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet door een wetsvoorstel ter bestrijding van inbreukfaciliterende websites en een herbezinning op de thuiskopie-exceptie. Daartoe wordt het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig verklaard in combinatie met een afgewogen handhavingskader waarin een balans wordt gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet.
4. Het steunen van de Europese plannen om digitaliseringsprojecten en het behoud van cultureel erfgoed te faciliteren en om de territoriale beperkingen van auteursrechtlicenties terug te dringen. Daarnaast wil ik inzetten op een fair-use exceptie in de richtlijn auteursrecht.

In deze bijdrage worden deze vier speerpunten kort besproken.

Lees het gehele artikel hier (opgemaakte pdf volgt)

Speerpunt 1

Speerpunt 1 is het vergroten van het vertrouwen in het auteursrecht en de  auteursrechtorganisaties. Dit speerpunt is politiek nauwelijks omstreden. Iedereen lijkt het  erover eens dat het ‘wetsvoorstel toezicht’ dat reeds geruime tijd bij de Tweede Kamer ligt en  wacht op mondelinge behandeling, snel tot wet wordt verheven. Of strenger toezicht  daadwerkelijk de belangenverstrengeling, zelfverrijking, vriendjespolitiek en ‘het geld dat aan  de strijkstokken blijft hangen’ in het collectief beheer effectief gaat bestrijden, is de vraag.  Maar het is een begin. Veel zal afhangen van hoe actief het College van Toezicht zich zal  gaan opstellen en hoeveel financiële armslag het daarvoor krijgt. Tot nu toe had het College  van Toezicht te weinig mogelijkheden voor effectieve handhaving, maar gaf het ook blijk van  erg weinig ambitie. Ook de ‘1-loket gedachte’ kent weinig tegenstanders. Met name één loket  voor al het gebruik van audio- en videomateriaal in bedrijven en horeca ligt voor de hand en is  ook al een eind gevorderd. Buma/Stemra, Sena en Videma werken op dit gebied al samen. Nu  bij beide organisaties nieuwe directeuren zijn aangetreden is er misschien ook eindelijk ruimte  voor een fusie van Buma/Stemra en Sena.  

De mogelijkheid van concurrerende collectieve beheersorganisaties om de monopolieposities  te doorbreken wijst Teeven af. Ik denk dat dat niet onverstandig is. Concurrentie lijkt mooi,  maar wie het drama, de chaos en de moddergevechten van de twee concurrerende organisaties  Norma en Irda van nabij heeft gevolgd, weet dat de nadelen ook heel groot zijn.

Speerpunt 2

Speerpunt 2 is het versterken van de contractuele positie van auteurs en uitvoerende  kunstenaars ten opzichte van exploitanten door middel van een wetsvoorstel  auteurscontractenrecht. Het lijkt erop dat na alle negatieve reacties en adviezen (o.a. van de  Cie. Auteursrecht) de meer draconische voorstellen, zoals het afschaffen van de  overdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven en de beperking van exclusieve licenties tot  5 jaar, van tafel zijn. Teeven wil een auteurscontractenrechtelijke regeling, vergelijkbaar met  die in Duitsland, België en Frankrijk. De ervaring in die landen leert dat het niet zo veel  uithaalt. Een structurele verbetering van de inkomenspositie van auteurs en artiesten levert het  in ieder geval niet op. Het levert vooral veel discussies, ingewikkelde contracten en  procedures op over wat een billijke vergoeding is en wanneer een vergoeding billijk is. De  realiteit zal zijn dat als uitgevers en producenten vaker aanvullende vergoedingen voor  bepaalde gebruiksvormen zullen moeten gaan betalen, de initiële vergoedingen omlaag zullen  gaan. 

Speerpunt 3 

Speerpunt 3 is het bevorderen en beschermen van nieuwe bedrijfsmodellen op internet door  een wetsvoorstel ter bestrijding van inbreukfaciliterende websites en een herbezinning op de  thuiskopie-exceptie. Daartoe wordt het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig  verklaard in combinatie met een afgewogen handhavingskader waarin een balans wordt  gevonden tussen de bescherming van rechthebbenden en het belang van een open internet. 
Dit is ongetwijfeld het lastigste onderwerp, waarbij het onmogelijk is iedereen tevreden te  stellen. Veel rechthebbenden willen het liefst strenge handhaving én heffingen. Sommige  organisaties van rechthebbenden, die vooral denken aan het geld dat via hen wordt verdeeld,  willen geen handhaving, maar wel heffingen. Organisaties die consumenten of  ‘internetvrijheden’ stellen te vertegenwoordigen willen het liefst helemaal geen handhaving  en ook geen heffingen, maar liever (lage) heffingen dan handhaving. De bestaande heffingen  op blanco cd’s en dvd’s verdwijnen vanzelf, omdat die dragers verdwijnen. Een overstap naar  heffingen op MP3-splers, harddisks of op internetaansluitingen of abonnementen is een  mogelijkheid die ook niet erg populair is. Als die stap eenmaal gemaakt is, dan houdt het  nooit meer op met die heffingen en voelen gebruikers zich bovendien begrijpelijkerwijs  gelegitimeerd om alles wat los en vast zit te kopiëren. Handhaven jegens of ‘criminaliseren’  van individuele internetgebruikers is misschien wel het minst populair. Maar de situatie,  waarin kopiëren uit evident illegale bron (beweerdelijk) was toegestaan, is ook niet te  handhaven, zeker niet nu rechters daaraan openlijk de conclusie gingen verbinden dat het  faciliteren van dergelijk ‘illegaal downloaden’ ook niet onrechtmatig zou zijn. 

De keuze die Teeven nu maakt is duidelijk:  

1) Kopiëren uit illegale bron is onwenselijk en moet verboden kunnen worden, maar de  handhaving van zo’n verbod moet zoveel mogelijk bij de bron en bij de tussenpersonen  plaatsvinden. Dat betekent inderdaad dat tussenpersonen in een bepaalde mate zullen moeten  gaan filteren. En dat draagt het risico in zich dat er te veel gefilterd gaat worden. Daaraan  moet dus veel aandacht besteed worden. Kopiëren uit evident illegale bron zal wel  civielrechtelijk te verbieden zijn, wat ook nodig is gebleken om de tussenpersonen te kunnen  aanpakken. Als rechthebbenden in Nederland zouden proberen om individuele internet  gebruikers via civielrechtelijke weg aan te pakken, wat ze op grond van het aan hun  toestemming onderworpen uploaden al lang hadden kunnen doen omdat veel gebruikers ook  uploaders zijn, krijgen ze publicitair iedereen over zich heen. Kopiëren uit evident illegale  bron wordt niet strafrechtelijk verboden en er zal geen strafrechtelijke handhaving tegen  individuele internetgebruikers plaatsvinden. Daarop kan men allerlei kritiek hebben, maar het is nu eenmaal een compromis tussen de belangen van rechthebbenden en de privacybelangen  van gebruikers.  

2) De Thuiskopieheffing wordt afgeschaft. Dat is een dapper besluit, waartegen nationaal en  internationaal veel weerstand zal bestaan bij alle grote en kleine organisaties die uit deze ruif  mee-eten. Zij zullen moord en brand schreeuwen omdat hun omzet, hun werkgelegenheid en  hun voortbestaan in gevaar komen. Als je als organisatie gewend bent dat er tonnen of  miljoenen binnenkomen waarvoor je geen dienst als tegenprestatie hoeft te leveren en  waarvan je een fors percentage inhoudt (voor eigen salarissen, ‘goede doelen’, het voeren van  publiciteitscampagnes en allerlei juridische procedures) en de rest als een soort sinterklaas  kan verdelen onder je dankbare aangeslotenen, dan is het zeer bedreigend als die geldstroom  ophoudt. Zeker als ook die andere geldstroom, de kabel-vergoeding, onder druk staat. Voor de  individuele creatieven zal het betekenen dat zij een klein bedrag minder krijgen, waarvan zij  de herkomst of de hoogte nooit konden verifiëren. Op het functioneren van de markt voor  creatieve producten en op de incentives om te blijven creëren zal het geen enkel effect  hebben. Samen met de thuiskopieheffing zou overigens ook de reprorechtheffing op het  fotokopiëren eindelijk eens moeten worden afgeschaft. Maar omdat het bedrag dat daarvoor  per gebruiker wordt betaald zo klein is, maakt niemand zich daar momenteel druk over. 

Speerpunt 4 

Speerpunt 4 is het steunen van de Europese plannen om digitaliseringsprojecten en het behoud  van cultureel erfgoed te faciliteren en om de territoriale beperkingen van auteursrechtlicenties  terug te dringen. Daarnaast wil Teeven inzetten op een fair-use exceptie in de richtlijn  auteursrecht.
Digitaliseringsprojecten waarbij materiaal dat al jaren niet meer commercieel wordt  geëxploiteerd via internet wordt ontsloten worden vaak gefrustreerd door het auteursrecht.  Individuele rechthebbenden en collectieve organisaties vragen vaak prohibitief hoge  bedragen, waardoor de projecten geen doorgang kunnen vinden. De territoriale beperkingen  van auteursrechtlicenties zijn ook een probleem waardoor Europa grote achterstand heeft op  de Verenigde Staten op het gebied van legaal aanbod van auteursrechtelijk beschermd  materiaal. In beide gevallen zijn het ook weer de bestaande belangen van de nationale  collectieve beheersorganisaties die een groot obstakel vormen. Iedereen is bang dat hij  ‘handel’ verliest als er in Europa centraal kan worden afgerekend of als er dwanglicenties van  kracht worden. Teeven maakt duidelijk dat initiatieven om dit te doorbreken op Europees  niveau moeten worden geconstrueerd. 

Tot slot wil Teeven aandringen op de invoering van een Europese fair-use exceptie. Dat ligt in  veel landen politiek en juridisch-systematisch heel gevoelig. Maar als er nu één maatregel is  die het vertrouwen in het auteursrecht zou vergroten, dan is het het bieden van meer vrijheid  voor creatief hergebruik van bestaand materiaal, onder andere het zogenaamd remixen in al  zijn verschijningsvormen. Dat zou kunnen via een fair-use beperking, maar ook via een ruime  en eigentijdse interpretatie van bestaande beperkingen ten aanzien van citaatrecht, parodie en  incidentele verwerking. Het kan ook door een rechtstreekse afweging van buiten het  auteursrecht liggende grondrechten van informatievrijheid/kunstvrijheid tegen het  auteursrecht. Tenslotte kan creatief hergebruik desgewenst worden toegestaan met een beroep  op de leerstukken van misbruik van machtspositie en misbruik van recht. 

Dirk Visser (12 april 2011)

IEF 9546

HvJ EU (grote kamer), 12 april 2011, zaak C-235/09, DHL Express France SAS tegen Chronopost (prejudiciële vragen Cour de Cassation, Frankrijk)

In bepaalde gevallen beperkt

 Merkenrecht. De gemeenschapsmerkenverordening moet aldus worden uitgelegd dat de werking van het verbod op voortzetting van inbreuken of dreigende inbreuken op een gemeenschapsmerk, zich in beginsel uitstrekt tot het gehele grondgebied van de Europese Unie. De uitzondering op dit beginsel staat in 45 t/m 50 van het arrest en heeft te maken met “de functies van het merk”: Wanneer “de verwerende partij het bewijs levert dat het gebruik van het betrokken teken geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, in het bijzonder om linguïstische redenen, moet deze rechtbank de territoriale werking van het verbod dat zij oplegt, beperken”.

46. De territoriale werking van het verbod kan evenwel in bepaalde gevallen beperkt zijn. Het in artikel 9, lid 1, van verordening nr. 40/94 bedoelde uitsluitend recht van de houder van het gemeenschapsmerk is immers verleend om deze merkhouder de mogelijkheid te bieden, zijn specifieke belangen als zodanig te beschermen, dat wil zeggen zeker te stellen dat het merk zijn wezenlijke functies kan vervullen. De uitoefening van dit recht moet derhalve beperkt blijven tot de gevallen waarin het gebruik van het teken door een derde afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk (zie, in die zin, arrest van 23 maart 2010, Google France en Google, C 236/08   C 238/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 75, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

47. Hieruit volgt dat, zoals de Europese Commissie heeft opgemerkt, het uitsluitend recht van de houder van een gemeenschapsmerk en bijgevolg de territoriale omvang van dit recht niet verder kunnen gaan dan hetgeen de houder op grond daarvan mag doen ter bescherming van zijn merk, te weten louter elk gebruik dat afbreuk kan doen aan de functies van het merk, verbieden. De handelingen of toekomstige handelingen van de verwerende partij, te weten de persoon aan wie het gewraakte gebruik van het gemeenschapsmerk ten laste wordt gelegd, die geen afbreuk doen aan de functies van het gemeenschapsmerk, kunnen derhalve niet worden verboden.

48. Wanneer de rechtbank voor het gemeenschapsmerk, waarbij in omstandigheden als die van het hoofdgeding een procedure aanhangig wordt gemaakt, vaststelt dat de inbreuk of dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk zich beperkt tot één lidstaat of tot een deel van het grondgebied van de Unie, in het bijzonder omdat de partij die het verbod vordert, de territoriale werking van haar vordering heeft begrensd in het kader van de uitoefening van haar bevoegdheid om de omvang van de door haar ingestelde vordering te bepalen, of omdat de verwerende partij het bewijs levert dat het gebruik van het betrokken teken geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, in het bijzonder om linguïstische redenen, moet deze rechtbank de territoriale werking van het verbod dat zij oplegt, beperken.

49.Ten slotte dient te worden gepreciseerd dat de territoriale werking van een verbod op voortzetting van inbreuken of dreigende inbreuken op een gemeenschapsmerk zich kan uitstrekken tot het gehele grondgebied van de Unie. Evenwel moeten de overige lidstaten overeenkomstig artikel 90 van verordening nr. 40/94, dat de toepassing van het Verdrag van Brussel betreft, gelezen in samenhang met artikel 33, lid 1, van verordening nr. 44/2001, in beginsel de rechterlijke beslissing erkennen en ten uitvoer leggen, waardoor aan deze beslissing grensoverschrijdende gevolgen worden verleend.

50. Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 98, lid 1, van verordening nr. 40/94 aldus moet worden uitgelegd dat de werking van het verbod op voortzetting van inbreuken of dreigende inbreuken op een gemeenschapsmerk, dat door een krachtens de artikelen 93, leden 1 tot en met 4, en 94, lid 1, van deze verordening bevoegde rechtbank voor het gemeenschapsmerk wordt opgelegd, zich in beginsel uitstrekt tot het gehele grondgebied van de Unie.

Lees het arrest hier (link) en hier (pdf volgt)

IEF 9545

bijlage Kamerstukken II 2010/11, 29 838, nr. 29

Twee rapporten

Twee rapporten die vandaag in de slipstream van de Speerpuntenbrief Auteursrecht 20@20 (IEF 9541) zijn vrijgegeven:

1- Wat er speelt. De positie van makers en uitvoerende kustenaars in de digitale omgeving, onderzoek in opdracht van het WODC.

“Het algemene beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is dat over de gehele linie makers en uitvoerend kunstenaars een traditionelere blik hebben op het auteursrecht dan wel eens wordt gesuggereerd. (…)  De meeste makers richten zich voor digitale exploitatie van hun werk bij voorkeur op traditionele partijen (…) en velen zien in digitale distributie en exploitatie eerder een bedreiging dan een kans. (...) Daar staat tegenover dat een meerderheid zich uitspreekt tegen wettelijke bemoeienis met de overdraagbaarheid van rechten, en ruim 40 procent denkt dat exploitanten minder risico zullen nemen bij het investeren in nieuw werk wanneer makers exclusieve licenties na vijf jaar kunnen opzeggen. (…) De bovenstaande gemiddelde uitkomsten zijn relevant, maar doen tegelijk geen recht aan de verscheidenheid aan opinies die daaronder verscholen ligt. (…) Fotografen, beeldend kunstenaars en ontwerpers exploiteren al sinds jaar en dag hun werk zonder tussenkomst van uitgevers en doen dat bij voorkeur ook in het digitale tijdperk. Makers en uitvoerenden die een bijdrage leveren aan groepswerken zoals films (bijvoorbeeld acteurs en scenarioschrijvers) zijn juist gewend meer rechten uit handen te geven. Ook blijken makers en uitvoerenden in de muziekindustrie, die tot nu toe de sterkste (financiële) gevolgen hebben ondervonden van digitale distributie en (ongeautoriseerde)filesharing, vaak mildere opinies te hebben dan andere beroepsgroepen. Opvallend genoeg zien ze digitale distributie minder vaak als een bedreiging en vaker als een kans dan de meeste andere beroepsgroepen. (...)"

Lees het rapport hier

2- De wisselwerking tussen auteursrecht en mededingingsrecht. Rechts- en economisch-wetenschappelijke bevindingen.

"In dit rapport werd een uitgebreide analyse gemaakt van de wijze waarop auteursrecht en mededingingsrecht met elkaar in interactie treden in de rechtspraak van Nederlandse en Europese/buitenlandse rechterlijke instanties en mededingingsautoriteiten. Daarbij werd vastgesteld dat mededingingsrecht in beginsel het bestaan en de inhoud van auteursrecht onverlet laat. (…) Sommige exploitatiewijzen kunnen echter vanuit economisch oogpunt schadelijke effecten hebben en op grond van het mededingingsrecht worden verboden. (…) dat wat economisch (theoretisch) wenselijk is, in de juridische realiteit vaak moeilijk (praktisch) toepasbaar lijkt. "

Lees het rapport hier.

IEF 9544

Vzr. Rechtbank Groningen, 8 april 2011. KG ZA 11-89, Previtas Nederland B.V. tegen Liv Oost B.V.

Ter ontrafeling van de concernverhoudingen

met dank aan Douglas Mensink, Micta

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Gewichtsmanagement. Stukgelopen samenwerking. Previtas Nederland (Dr. Frank) eist o.a. staking van het gebruik van de domeinnaam previtas.nl door gedaagde, een voormalig zakenpartner van eiseres. Vorderingen toegewezen. Inbreuk handelsnaamrecht, overdracht domeinnaam. In citaten:

6.2. Uit hetgeen partijen in deze procedure hebben gepresenteerd valt op te maken dat - ter ontrafeling van de concernverhoudingen - weinig tot geen gedetailleerde afspraken over de website, de domeinnaam en de handelsnaam zijn vastgelegd. De voorzieningenrechter heeft evenwel kennis genomen van de akte van levering van de aandelen in Previtas B.V. waarin F.N.R. van Berkum Holding B.V. en Liv Holding B.V. uitdrukkelijk hebben bepaald dat de handelsnaam Previtas niet overging op de koper. (…)

6.3. De contractuele verhouding tussen partijen wordt naast hetgeen zij overeenkomen tevens beheerst door de werking van artikel 6:248 lid 1 BW. Indien partijen eind 2010 al niet (eventueel: stilzwijgend) zijn overeengekomen dat de handelsnaam Previtas verder aan Previtas Nederland zou toekomen, dan dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter op grond van de in 6:248 lid 1 BW vastgelegde aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en gelet op de wederzijdse belangen van partijen, in elk geval in rechte te worden aangenomen dat Previtas Nederland het gebruik van de Handelsnaam heeft mogen voortzetten. (…)

6.6. Liv Oost heeft de domeinnaam www.previtas.nl, waarvan het onderscheidende woord identiek is aan de Handelsnaam Previtas, in het economische verkeer gebruikt terwijl Previtas Nederland - gelet op het voorgaande - daarvan als rechthebbende dient te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is (het gebruik van) van de domeinnaam hier gelijk te stellen aan de handelsnaam, zodat dit gebruik een inbreuk als omschreven in artikel 5 Hnw oplevert.

6.7. Waar Liv Oost voor het overige heeft verklaard de domeinnaam niet te gebruiken, is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter komen vast te staan dat het belang dat Liv Oost naar haar zeggen heeft bij handhaving van de desbetreffende domeinnaamregistratie op geen enkele wijze opweegt tegen het belang dat Previtas Nederland heeft bij de spoedige overdracht daarvan. Het door Liv Oost geschetste probleem dat enkele van haar medewerkers bij klanten bekend zijn onder een e-mailadres met de toevoeging @previtas.nl moet door een wijziging van de e-mail adressen (en het in kennis stellen van de klanten) op eenvoudige wijze zijn te verhelpen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 9543

Actualiteitenbijeenkomst Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

Actualiteitenbijeenkomst Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

De langverwachte Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20 van staatssecretaris Teeven is op 11 april 2011 openbaar geworden. Deze brief is vooral van belang omdat het standpunt van de regering over kopiëren uit illegale bron, het handhavingsbeleid, de (afschaffing van de) Thuiskopieheffing en het auteurscontractenrecht erin zijn opgenomen. Daarnaast wordt rondom handhaving van IE-rechten, filtering en privacy de Conclusie AG Cruz Villalón inzake Scarlet Extended/SABAM C-70/10 op 14 april verwacht.

Naar aanleiding hiervan organiseert uitgeverij deLex op woensdag 20 april 2011 van 12.30 uur tot 14.30 uur een actualiteitenbijeenkomst in Het West-Indisch Huis, Herenmarkt 99, Amsterdam. Tijdens deze bijeenkomst zullen de hoogleraren Senftleben, Spoor en Visser hun visie geven op de standpunten en plannen van de regering. Vervolgens zal er veel ruimte zijn voor de inbreng van verschillende vertegenwoordigers van belanghebbenden en voor discussie met de zaal onder leiding van Visser.”

Lees meer hier, aanmelden hier

IEF 9542

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 april 2011, KG ZA 11-179, Les Ateliers Ruby c.s. tegen Strada Sport B.V. c.s.

Potjes

Boven: helmen eisers, onder: helmen: gedaagdemet dank aan Joost Becker, Dirkzwager

Auteursrecht. Helmen. Eiseres Ruby stelt dat gedaagde Strada inbreuk maakt op haar model- en auteursrechten m.b.t. twee van haar helmen (bovenste twee helmen afbeelding) en ziet haar vorderingen toegewezen.  Over de ruimte van de ontwerper om in aansluiting op het vormgevingserfgoed en onder de druk van functionele eisen toch tot een eigen oorspronkelijk werk te komen. Eerst even kort:

 4.3. Zoals hierna zal worden toegelicht, is geen van deze kenmerken volledig gedicteerd door keuringseisen, zijn de meeste kenmerken niet volledig technisch bepaald en komen de meeste kenmerken niet een-op-een terug in het vormgevingserfgoed. In het midden kan blijven of de keuzes die Coste ten aanzien van elk element heeft gemaakt binnen de ruimte van keuringseisen, techniek en/of vormgevingserfgoed daarvoor openlaten, afzonderlijk beschouwd getuigen van een persoonlijk stempel van Coste, Naar voorlopig oordeel geld dat in ieder geval wel voor de keuze om een aantal van die elementen te combineren in één helm en moet de Pavillon-helm, waarin alle elementen samenkomen, dus worden aangemerkt als een resultaat van scheppende menselijke arbeid. Het verweer van Strada dat Ruby het gebruik van bepaalde elementen, zoals de kleur van het binnenwerk, niet via het auteursrecht moet kunnen monopoliseren gaat daarom niet op. Ruby claimt in deze zaak namelijk geen auteursrecht op afzonderlijke elementen, maar slechts op de combinatie daarvan in de vorm van de de Pavillon/helm.

4.4. Dat de Pavillon helm een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, wordt onderstreept door de vele uitingen over die helm in de modebladen die Ruby heeft overgelegd. Uit die publicaties blijkt dat de creativiteit van het ontwerp van de Pavillon/helm in brede kring wordt onderkend.

Lees het vonnis hier.