IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9192

De ruime uitleg van de handeling "aanbieden”

OndasetronGerechtshof ’s-Gravenhage, 2 november 2010, Zaaknr. 105.007.171/01, Glaxo Group Ltd tegen Pharmachemie (met dank aan Ruprecht Hermans, Brinkhof).

Octrooirecht. Europees octrooi Glaxo voor “use of a tetrahydrocarbazolone derivative for the manufacture of medicaments.” Inbreuk door publicatie generiek geneesmiddel (Ondansetron) in de G-standaard. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 juli 2007, IEF 4336): Het hof [is] van oordeel dat publicatie van een generiek geneesmiddel in de G-Standaard moet worden aangemerkt als het "aanbieden voor een of ander" als bedoeld in artikel 53 lid 1, aanhef en sub b ROW 1995.”

9. Phamachemie stelt onder meer dat publicatie van het generiek Ondansetron in de GStandaard niet valt aan te merken als het aanbieden van het geneesmiddel in voormelde zin. Zij wijst erop dat de G-Standaard ook geneesmiddelen vermeldt die niet verkrijgbaar zijn en een slapend bestaan leiden. Voorts wijst zij erop dat bij de vermelding van Ondansetron in de G-Standaard van juni 2006 geen verkoopprijs is vermeld. Opname in de G-Standaard wordt slechts ingegeven door de noodzaak daartoe, teneinde het geneesmiddel in de toekomst te kunnen verhandelen, aldus Pharmachemie

10. Dit betoog snijdt geen hout. Zoals Pharmachemie zelf stelt, heeft zij Ondansetron aangemeld voor publicatie in de G-Standaard van juni 2006, teneinde het middel na afloop van de geldigheidsduur van EP 265 te kunnen verhandelen. Gelet op de inhoud en functie van de G-Standaard is publicatie daarin hét middel om de diverse marktpartijen ervan in kennis te stellen dat er een generieke variant van een bepaald geneesmiddel op de markt komt. Het hof acht aannemelijk dat (er een reële kans bestaat dat) gebruikers van de G-Standaard zich bij het voorschrijven, c.q. bestellen van geneesmiddelen mede zullen laten leiden door de wetenschap dat er op afzienbare termijn een generieke variant van een geneesmiddel met eenzelfde werkzame stof op de markt komt.

Hierbij is van belang dat, zoals Pharmachemie zelf stelt, algemeen bekend is dat generieke geneesmiddelen aanzienlijk (Pharmachemie stelt: circa 40%) goedkoper zijn dan spécialités (CvA/CvE 119). Aldus wordt door de publicatie het marktgedrag met betrekking tot het geneesmiddel beïnvloed. Onder deze omstandigheden moet, gelet op de ruime uitleg van de handeling "aanbieden”, zoals door de wetgever voorgestaan, publicatie van het generieke Ondansetron in de G-Standaard derhalve worden aangemerkt als het aanbieden daarvan. Uit de eerder aangeduide stelling van Phramachemie dat zij Ondansetron heeft aangemeld voor publicatie in de G-Standaard van juni 2006, teneinde het middel direct na afloop van de geldigheidsduur van EP 266 te kunnen verhandelen volgt voorts dat dit "aanbieden" heeft plaatsgevonden met het oogmerk van (latere) verhandeling. 
Mitsdien is ook voldaan aan het vereiste dat het aanbieden moet hebben plaatsgevonden "voor een en ander", als bedoeld in artikel 53 lid I, onder b ROW 1995. De algemene omstandigheid dat sommige geneesmiddelen die in de G-Standaard zijn gepubliceerd niet worden verhandeld doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat in casu geen verkoopprijs is vermeld, althans dat de verkoopprijs op “0” is gezet. Dat gegeven brengt op zichzelf niet mee dat van aanbieden (op termijn) geen sprake is. h dat verband is nog van belang dat de gebruikers van de G-Standaard weten dat het om een generiek geneesmiddel gaat, dat aanzienlijk goedkoper zal zijn dan het specialité.

Lees het arrest hier.

IEF 9191

Tentamenvraag

Een spellenfabrikant vraagt een IE-rechtelijk advies over het IE-Sinterklaascadeau van 2010: Het Logo Bordspel. “Overal om ons heen kom je merken tegen. Van koekjes tot chocolade en van auto's tot voetbal. Allemaal hebben ze één ding gemeen: ze hebben allemaal een logo. Het Logo Bordspel gaat over deze logo's en alle dingen die daarmee te maken hebben. Het doet een beroep op onze, in de loop der jaren, vergaarde kennis en leert ons een leuke en verbazingwekkende feiten.” Gebruik in je antwoord o.a. de begrippen merkgebruik, aanhaken, inhaken, persoonlijkheidsrechten en speelgoedexceptie.

IEF 9190

Personalia: "De grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland"

V.l.n.r:  C. Shannon,  A. Hirschfeld, C. De Boer & W. Maas“Significante uitbreiding IE/ICT-praktijk bij Deterink Advocaten en Notarissen. Met ingang van 1 november 2010 treden vier IP-specialisten, allen zeer ervaren op het gebied van litigation en licensing, toe tot de IE/IT-sectie van Deterink Advocaten en Notarissen. Deze sectie had onder leiding van Lidia Ritzema al een sterke basis opgebouwd in technologieregio Eindhoven en telt nu 8 personen, waarmee het de grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland is geworden.

Voor de cliënten van Deterink Advocaten en Notarissen zullen de kennis en ervaring van de nieuw aangetrokken IE-specialisten (v.l.n.r.) Carreen Shannon, Annette Hirschfeld, Charlotte de Boer en Wim Maas van grote toegevoegde waarde blijken, zowel nationaal als internationaal. Shannon, Hirschfeld en Maas hebben eerder samengewerkt op de Amsterdamse vestiging van Howrey LLP. Charlotte de Boer is met Wim Maas afkomstig van de IE/ICT sectie van Banning Advocaten in ’s-Hertogenbosch.

Het versterkte team heeft ruime ervaring met procederen en adviseren in (internationale) inbreukzaken en met complexe internationale contracten zoals licensing, NDA’s en R&D-agreements. De gecombineerde kennis en ervaring van dit team omvat vrijwel alle technologiesectoren, van werktuigbouw, elektronica en ICT tot en met biotech, life sciences en levensmiddelen. Advisering op het gebied van farmaceutisch recht (wetgeving inzake geneesmiddelen en medische hulpmiddelen) behoort ook tot één van de ervaringsterreinen van het team.”

IEF 9190

Personalia: "De grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland"

“Significante uitbreiding IE/ICT-praktijk bij Deterink Advocaten en Notarissen. Met ingang van 1 november 2010 treden vier IP-specialisten, allen zeer ervaren op het gebied van litigation en licensing, toe tot de IE/IT-sectie van Deterink Advocaten en Notarissen. Deze sectie had onder leiding van Lidia Ritzema al een sterke basis opgebouwd in technologieregio Eindhoven en telt nu 8 personen, waarmee het de grootste IE/IT-praktijk van Zuid-Nederland is geworden.

Voor de cliënten van Deterink Advocaten en Notarissen zullen de kennis en ervaring van de nieuw aangetrokken IE-specialisten Carreen Shannon, Annette Hirschfeld, Charlotte de Boer en Wim Maas van grote toegevoegde waarde blijken, zowel nationaal als internationaal. Shannon, Hirschfeld en Maas hebben eerder samengewerkt op de Amsterdamse vestiging van Howrey LLP. Charlotte de Boer is met Wim Maas afkomstig van de IE/ICT sectie van Banning Advocaten in ’s-Hertogenbosch.

Het versterkte team heeft ruime ervaring met procederen en adviseren in (internationale) inbreukzaken en met complexe internationale contracten zoals licensing, NDA’s en R&D-agreements. De gecombineerde kennis en ervaring van dit team omvat vrijwel alle technologiesectoren, van werktuigbouw, elektronica en ICT tot en met biotech, life sciences en levensmiddelen. Advisering op het gebied van farmaceutisch recht (wetgeving inzake geneesmiddelen en medische hulpmiddelen) behoort ook tot één van de ervaringsterreinen van het team.”

IEF 9189

De grens tussen kopiëren en laten inspireren

NRC 26 oktober 2010: Interview Rob Heilbron: ‘Playboy in de polder.” Er is geen ontkomen aan de reclames van Rob Heilbron van lingeriemerk Sapph. Plagiaat? „Ik laat mij graag inspireren.” Klachten van de Reclame Code Commissie? „Prima.”

“Die rechtszaak was aangespannen door lingerie-ontwerper Marlies Dekkers die Sapph aanklaagt voor het kopiëren van haar ontwerpen, en dan met name de bandjes boven de cups. „In de textielbranche volgt iedereen trends”, zegt Heilbron. „Ik laat mij graag inspireren. Evolutie is gebaseerd op inspiratie. Net als bij de orang oetans: what you see is what you do.”

Maar waar ligt de grens tussen kopiëren en laten inspireren? Heilbron: „Als iemand het goed doet, vind ik dat een goede reden om ook die richting uit te denken. Ik zou best trendsettend willen zijn, maar zolang zo’n idee niet in mijn hoofd opkomt, ben ik trendvolgend.” (…) De zaak loopt nog steeds. Half augustus was er een zitting. Marlies Dekkers zegt geen commentaar te willen geven tot de uitspraak volgende maand. Heilbron: „In plaats van te procederen kan ze beter aan het werk gaan, zoals wij. ”Want wie een bedrijf wil voeren moet niet te veel nadenken. „Just do it.”

IEF 9188

Het inventiviteitsmanco

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 09-4241, Sandoz B.V. & Hexal AG tegen Merck Sharp & Dohme Corp

Octrooirecht. Bodemprocedure, volgend op KG Merck / Sandoz (vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 4 juni 2010, IEF 8903).  Sandoz vordert vernietiging van EP en ABC m.b.t. ‘Oftalmische samenstellingen die combinaties van een carbonanhydraseremmer en een ß-adrenergische antagonist bevatten’, Merck stelt in reconventie dat Sandoz inbreuk maakt op het octrooi door de verhandeling van een generiek dorzolamide/timolol-product (anti-glaucoma oogdruppels).

Merck verdedigt in de procedure de geldigheid van het octrooi uitsluitend op basis van een hoofdverzoek en hulpverzoek. De rechtbank oordeelt dat de conclusies volgens het hoofdverzoek en het hulpverzoek niet inventief zijn en vernietigt het Nederlandse deel van het octrooi en het ABC. “De vakman zou op grond van de aangegeven op zichzelf op theoretisch vlak enigszins tegenstrijdige eisen niet worden afgeschrikt, omdat hij zich ervan bewust zal zijn dat het erom gaat een compromis te vinden dat een voldoende klinische werking heeft.”

2.13. Bij uitspraak van 30 november 2009 is het Engelse deel van EP 752 door de High Court (Floyd J) nietig geoordeeld op grond van ten opzichte van de oorspronkelijke aanvrage toegevoegde materie en gebrek aan inventiviteit over Nardin in combinatie met algemene vakkennis. Daarvan is thans appel aanhangig. In deze Engelse procedure zijn door Merck eveneens hulpverzoeken gedaan, die evenwel niet helemaal één op één overeenkomen met voornoemde hoofd- en hulpverzoeken van Merck in de onderhavige procedure. 

2.14. Bij vonnis in kort geding van 4 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank omtrent EP 752 langs overeenkomstige lijnen als de Engelse bodemrechter voorshands geconstateerd dat een gerede kans bestond dat ook de Nederlandse bodemrechter het octrooi niet geldig zou achten wegens gebrek aan inventiviteit over Nardin in combinatie met algemene vakkennis. 

2.15. In Duitsland en Frankrijk zijn ook procedures met betrekking tot het octrooi aanhangig.

(…)

4.21. Op grond van algemene vakkennis stelt de vakman bij oogdruppelformulering derhalve verdraagzaamheid in het oog voor de patiënt boven hoornvliespenetratie (of biologische beschikbaarheid). Zulks andermaal in verband met het therapietrouwprobleem.

4.22. Belangrijker nog is dat de rechtbank het betoog van Sandoz c.s. juist acht dat het er in een geval als het onderhavige niet om gaat dat de biologische beschikbaarheid maximaal moet zijn, maar dat deze voldoende moet zijn om klinisch zinvol te kunnen worden toegepast (…).

4.23. (…) Zodoende zal het enkele gegeven dat bij pH-verlaging werkingsverlies van de timololcomponent optreedt, de vakman er niet van weerhouden deze verlaging met zinvolle verwachting te proberen, omdat de vakman weet dat het erom gaat dat er voldoende klinische werking overblijft.

4.24. Ook langs andere weg is door Sandoz c.s. betoogd dat het octrooi in het licht van Nardin en algemene vakkennis niet inventief is. (…)

4.25. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Merck tegen dit een en ander onvoldoende ingebracht. Het team ziet mogelijk theoretische bezwaren in de vorm van afnemende biologische beschikbaarheid, maar Merck heeft niet aangetoond dat dit een klinisch zodanig relevante afname is, dat het team ervan af zou zien om dit eerst eens te proberen en te testen middels standaard methodiek, nu het erom gaat een klinisch relevante werkzaamheid te verkrijgen in het co-geformuleerde product.  Het team zal zich realiseren dat de klinische werkelijkheid veelal te complex is om met theoretische modellen te voorspellen, zoals Sandoz c.s. ten pleidooie naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft aangegeven.

4.26. De gemiddelde vakman zou dit routinematig onderzoeken en dit is niet inventief. Er is zodoende geen sprake van een vooroordeel en de vakman zou op grond van de aangegeven op zichzelf op theoretisch vlak enigszins tegenstrijdige eisen niet worden afgeschrikt, omdat hij zich ervan bewust zal zijn dat het erom gaat een compromis te vinden dat een voldoende klinische werking heeft, ook al is dat vanuit het oogpunt van biologische beschikbaarheid van de werkzame bestanddelen theoretisch suboptimaal. Het bewijsaanbod van Merck ter zitting dienaangaande is niet geconcretiseerd en in het licht van het versneld regime in de omstandigheden van deze zaak te laat en wordt daarom gepasseerd.

(…)

4.28. De rechtbank ziet hierin steun voor de door haar aanvaarde argumentatie van Sandoz c.s. dat de vakman niet primair op zijn theoretische kompas zou varen wat hoeveelheid ongeïoniseerde stof betreft, omdat dit theoretische model blijkbaar onvoldoende voorspellend is voor klinische werkzaamheid.

4.29. Ook dit aspect verschaft derhalve geen inventiviteit.

4.30. Afgezien van het in het vorenoverwogene verworpen betoog van Merck dat de vakman ervan zou worden weerhouden een co-formulering te beproeven, is door haar niet gesteld dat indien de vakman dit wel zou proberen, dit de vakman nog niet bij de uitvinding volgens het octrooi zou brengen. Sandoz c.s. heeft gesteld, onder verwijzing naar Wilson, dat vervolgens met dierproeven de co-formulering nog klinisch getest zou moeten worden. Merck heeft niet gesteld dat dat undue burden zou opleveren. Slotsom

4.31. Sandoz c.s. vordert vernietiging van EP 752 en Merck heeft de geldigheid van dit octrooi uitsluitend verdedigd aan de hand van haar hoofd- en hulpverzoek. Uit het vorenoverwogene volgt dat deze verzoeken het inventiviteitsmanco naar het oordeel van de rechtbank niet verhelpen. (…)

4.32. Zodoende moet het octrooi zoals verleend integraal worden vernietigd voor zover het de gelding in Nederland betreft. Het ABC, dat op dit nietig te oordelen octrooi is gebaseerd, deelt dit lot en zal worden nietigverklaard.

Lees het vonnis hier.

IEF 9187

Thuiskopie: significant changes not expected

Persbericht GESAC (Europese collectief beheerorganisaties):  GESAC welcomes the ECJ’s confirmation in the SGAE/Padawan [thuiskopie] decision that private  copying levy systems achieve a fair balance between the interests of authors and those of users of copyright protected content

(…) As regards professional uses, the ECJ recalls the principle according to which ‘private copying levy’ cannot be applied to copies made by companies for professional purposes on digital reproduction equipments, devices and/or media acquired by them. The Court does not specify how Member States should implement this principle. In fact, the Court says that it is up to Member States to determine the form, detailed arrangements for financing and collection, and the level of compensation.

National private copying levy systems in the EU already provide for solutions to achieve such implementation. In the Nordic region for example, this is done through a mechanism of exemptions and refunds for professional users. In other countries, this requirement is complied with by reducing the level of the tariff, in order to take into account that some of the levied products are going to be used by companies or public administrations for purposes other than private copying. Therefore, since national private copying levy systems already provide for solutions to take these professional uses into account, it is not expected that significant changes (if any) will be introduced in this respect.

Lees hier meer.

IEF 9186

Eenzelfde problematiek als in de zaak Onel-Omel

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 08-1452, Euprax Perchtold & Partner Steuerberatersozietät (EPP) tegen [X] & Zobu B.V. (met eerdere dank aan Maarten Russchen, Dommerholt).

Eindvonnis na Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 september 2009, IEF 8233. Eerst even kort: Is gebruik Gemeenschapsmerk in één lidstaat te kwalificeren als normaal gebruik? De rechtbank is van oordeel dat ook in deze zaak sprake is van een problematiek zoals in de zaak Onel-Omel en houdt de zaak derhalve aan.

2.19. Bij deze stand van zaken is er in dit geding sprake van eenzelfde problematiek als die welke thans ter beoordeling voorligt bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage in het hoger beroep van Onel-Omel.

2.20. Redenen van proceseconomie brengen de rechtbank tot het oordeel dat het de voorkeur verdient thans eerst de beslissing van het Gerechtshof af te wachten. De zaak zal daarom worden aangehouden en op de parkeerrol worden geplaatst. Nadat het Gerechtshof arrest heeft gewezen, kan de meest gerede partij verzoeken voort te procederen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9185

Nagemaakte verpakkingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 6 oktober 2010, HA ZA 08-3964, Johnson & Johson c.s. tegen Gedaagden (met gelijktijdige dank aan Simon Dack, De Brauw, Blackstone Westbroek)

Merkenrecht. Counterfeit. Ompakking. Parallelimport. LifeScan OneTouch bloedglucose apparaten (Zie ook vzr. Rechtbank Alkmaar, 20 augustus 2009, IEF 8119 en Rechtbank Amsterdam 4 juli 2008,  IEF 6521).  Kort gezegd betref het geschil het ompakken van goedkope teststrips die bestemd waren voor de markt in Afrika, Azië en het Midden Oosten in nagemaakte originele Amerikaanse verpakkingen, waarna de strips weer aan een Amerikaanse afnemer werden doorverkocht. De rechtbank is “behoudens door [X] te leveren tegenbewijs, overtuigd van de juistheid van de stelling van J&J dat [X] op de hoogte is geweest van de handel in counterfeit producten.” Wegvloeien winst naar andere vennootschap is op zich onvoldoende reden om vereenzelviging aan te nemen. In citaten:

2.12.1. De vennootschappen van [X], onder andere FPG, kochten goedkope teststrips in in onder meer Turkije, Afrika en Dubai. Deze strips werden via tussenschakels verkocht aan een Zuid-Afrikaans bedrijf, Rowantree (ook genoemd Hadida en Wengen). Dit bedrijf werd geleid door [Q] en [R].

2.12.2. [Z] heeft originele Amerikaanse verpakkingen van de teststrips aan Rowantree geleverd. Aan de hand van deze verpakkingen, die zijn voorzien van onder meer een lotnummer en een expiratiedatum, heeft [Q] kopieën van de Amerikaanse verpakkingen laten drukken in Zuid-Afrika. De goedkope strips werden vervolgens omgepakt in deze Amerikaanse counterfeit verpakkingen.

2.12.3. Na ompakking werden de strips in de counterfeit verpakkingen door Rowantree (terug)verkocht aan FPG. FPG verkocht de producten vervolgens door aan CHI Pharma. CHI Pharma verkocht op haar beurt de producten weer aan de Amerikaanse afnemer Med- Health Direct Inc (verder: Med-Health).

(…)

2.16. Op 8 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van J&J [X] en Chi Pharma met toepassing van artikel 1019e Rv. bevolen inbreuk op de Gemeenschapsmerken van Johnson & Johnson te staken. In een daarop volgend kort geding is dit verbod bij vonnis van 10 juni 2008 opgeheven en is bevolen de verhandeling van teststrips in counterfeit verpakkingen te staken omdat de voorzieningenrechter deze verhandeling aanmerkte als het bevorderen of deelnemen aan inbreuk op merkrechten in de Verenigde Staten.

(…)

2.18. De curator in het faillissement van Chi Pharma, Chi Capital en Chi Medical heeft in de boedel een partij van circa 15.000 teststrips aangetroffen. Deze partij was door J&J bestemd voor Saudi-Arabië. (…) In de overeenkomst, gedateerd 6 april 2009, tussen de curator en HaJeAa Medical is bedongen dat de goederen niet op de Amerikaanse of de Europese markt gebracht zouden worden en heeft HaJeAa Medical verklaard dat, voor zover haar bekend, dat ook niet door haar afnemer gedaan zou worden. De goederen zijn niettemin door HaJeAa Medical doorverkocht aan een afnemer in de Verenigde Staten. [X] heeft [S], de bestuurder van HaJeAa Medical, met de curator in contact gebracht.

2.19 Nadat J&J het vermoeden had gekregen dat de partij toch op de Amerikaanse markt was gebracht, heeft zij in een kort geding op de voet van artikel 843a Rv. inzage in bepaalde documenten in de administratie van [S] gevorderd. Deze vordering is door de voorzieningenrechter bij vonnis van 20 augustus 2009 met betrekking tot een deel van die documenten toegewezen.

(…)

5.2. [X] heeft erkend dat FPG en CHI Pharma betrokken zijn geweest bij de handel in counterfeit producten. Hij bestrijdt ook niet dat hij, indien komt vast te staan dat hij hiervan op de hoogte is geweest, als bestuurder van deze vennootschappen persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden. Wel ontkent [X] dat hij van de handel in counterfeit producten heeft geweten.

(…)

5.6. [X] heeft als voormalige distributeur van de teststrips een grote kennis van de markt. [X] heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom hij niettemin zou hebben gemeend dat J&J Rowantree zou hebben toegestaan VS-verpakkingen, die Rowantree tegen het hiervoor onder 2.11 bedoelde lagere tarief bij J&J had ingekocht, op de Amerikaanse markt af te zetten. Dat J&J iets dergelijks al eerder had gedaan, wat J&J ontkent, blijkt vooralsnog niet.

5.22. Uit de emails en de verklaring van [S] moet vooralsnog worden afgeleid dat [X] bewust betrokken is geweest bij het op de Amerikaanse markt brengen van de door de curator verkochte partij teststrips, in strijd met de aldaar geldende merkrechten van J&J. Dat gegeven maakt aannemelijker dat hij ook eerder betrokken is geweest bij de hem in deze procedure verweten handelingen.

5.23. Op grond van hetgeen onder 5.5 tot en met 5.22 is overwogen is de rechtbank, behoudens door [X] te leveren tegenbewijs, overtuigd van de juistheid van de stelling van J&J dat [X] op de hoogte is geweest van de handel in counterfeit producten. [X] zal echter, zoals hij uitdrukkelijk heeft aangeboden, gelegenheid worden gegeven tegenbewijs te leveren, waarin hij slaagt indien door het tegenbewijs voldoende twijfel aan de juistheid van de stelling J&J ontstaat. In het kader van het tegenbewijs heeft [X] de gelegenheid onder anderen [Y] en [S] onder ede door de rechtbank te laten horen.

(…)

6.2. De verbanden tussen de verschillende vennootschappen waarop J&J wijst zijn in concernverband zeer gebruikelijk. Die omstandigheden kunnen, ook gezien het verweer van Amroges, geen grond vormen om de vennootschappen met elkaar te vereenzelvigen. Dat de met de verweten handelingen gemaakte winst kán zijn weggesluisd naar Amroges is daarvoor evenmin reden. Dit zijn slechts speculaties van J&J en zelfs indien de winst naar Amroges is gevloeid is uitsluitend die omstandigheid onvoldoende reden om vereenzelviging aan te nemen. In voorkomend geval biedt artikel 3:45 B.W. J&J daar tegen voldoende bescherming.

Lees het vonnis hier.

IEF 9184

Tentamenvraag

Recent Benelux-merkdepot nr. 1207550, 3 augustus 2010. Geef aan wat de beschermingsomvang is van een dergelijk beeldmerk. Betrek in uw antwoord ook de stelling “Het is nog meer de vraag wat men in de praktijk heeft aan portretmerken, na de arresten Arsenal/Reed en Budweiser/Budvar van het Europese Hof van Justitie.” (TCH: Industriële Eigendom, deel 2, 5.4.1). N.B: Oppositie is nog mogelijk tot 1 november.

BX 1207550 Beeldmerk Gerard Spong