IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9113

De verlenging mogelijkerwijs wel.

Gerechtshof Amsterdam, 21 september 2010, LJN: BN8149, Appellant tegen Geïntimeerde (geëxpireerde domeinnaam)

Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Geen feitenrelaas in het arrest, maar de casus betreft de registratie door een derde van een (per abuis) niet door appellant verlengde domeinnaamregistratie. De voormalige houder van de domeinnaam stelt dat de nieuwe houder inbreuk maakt op haar handelsnaamrecht dan wel anderszins onrechtmatig handelt door de domeinnaam geregistreerd te houden.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Utrecht, niet gepubliceerd). Het bezet houden van een domeinnaam kan onrechtmatig zijn, maar hoewel het belang van appellant bij de beschikking over de domeinnaam evident is, is naar het voorlopig oordeel van het hof, “in verband met het feit dat het ervoor gehouden moet worden dat de domeinnaam was vrijgevallen (hetgeen voor risico van appellant komt) en op rechtmatige wijze door geïntimeerde is geregistreerd, het enkele feit dat appelant  thans niet kan beschikken over die domeinnaam, echter onvoldoende om thans onrechtmatig handelen van geïntimeerde te kunnen aannemen. Wel merkt het hof volledigheidshalve op dat verlenging van de registratie van de domeinnaam na 13 november 2010 door geïntimeerde mogelijkerwijs wel onrechtmatig zal zijn”.

4.3  [appellant A sub 1] beroept zich primair op de stelling dat [geïntimeerde] aldus in strijd handelt met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw). (…) Reeds vanwege het feit dat – naar het voorlopig oordeel van het hof – noch het enkele doorlinken van een domeinnaam naar een eigen website, noch het te koop aanbieden van een domeinnaam, voldoende is om gebruik van die domeinnaam als handelsnaam aan te nemen, gaat het beroep van [appellant A sub 1] op handelen in strijd met artikel 5 Hnw niet op. Niet is immers gesteld of anderszins aannemelijk geworden, dat [geïntimeerde] de naam ‘[website]’ (in verband met door haar onder die naam verrichte bedrijfsmatige activiteiten) anderszins als handelsnaam voerde.

(…) 4.5  Ten aanzien van de vraag of [geïntimeerde] al dan niet op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over de domeinnaam [website] overweegt het hof dat reeds het feit dat [geïntimeerde] (zoals blijkt uit productie 1 bij de pleitnota in eerste aanleg) bij VeriSign die domeinnaam vanaf [datum] heeft kunnen laten registreren, de stelling van [appellant A sub 1] dat zij haar registratie bij VeriSign niet heeft laten expireren, onaannemelijk maakt. (…)  Op grond van dit alles oordeelt het hof de stelling van [appellant A sub 1] dat [geïntimeerde] op onrechtmatige wijze de beschikking over de domeinnaam heeft verkregen onvoldoende aannemelijk.

4.6  Het feit dat een vrijgevallen domeinnaam op rechtmatige wijze is geregistreerd, laat echter onverlet dat het bezet houden van de domeinnaam, die door een andere onderneming als handelsnaam wordt gevoerd, onder omstandigheden onrechtmatig kan zijn.

4.7  In casu heeft [appellant A sub 1], gezien haar nadere adstructie in hoger beroep, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de domeinnaam [website] als handelsnaam gebruikte. Voormelde website gaf – zoals het hof bij het bekijken van de cd-rom ter gelegenheid van het pleidooi heeft geconstateerd – veel informatie over de door [appellant A sub 1] gevoerde onderneming, terwijl die website het de bezoekers ervan bovendien mogelijk maakte een formulier (waarop eventueel een bestelling kon worden doorgegeven) naar het aan [appellant A sub 1] toebehorende e-mailadres “[e-mailadres]” te verzenden. De website had aldus een bedrijfsmatig karakter. Naar de domeinnaam [website] werd ook verwezen in de door [appellant A sub 1] uitgezonden commercials, terwijl die domeinnaam ook voorkwam op door [appellant A sub 1] gebruikte bestelbusjes en op haar facturen en visitekaartjes. Het was de enige website die [appellant A sub 1] in gebruik had en waarnaar door haar werd verwezen. Op grond van voormelde omstandigheden gaat het hof er voorshands vanuit dat [appellant A sub 1] haar onderneming (mede) drijft onder de naam [website]. Dat die naam naar de mening van [geïntimeerde] slechts een gering onderscheidend vermogen heeft, staat daaraan niet in de weg.

4.8  Aannemelijk is dat het doorlinken van de website die (in ieder geval tot 26 oktober 2009) bij [appellant A sub 1] in gebruik is geweest naar de website van haar concurrent [geïntimeerde], het publiek dat die website bezocht in verwarring kon brengen omtrent de identiteit van de aanbieder van de op die website vermelde producten. Het profiteren van een dergelijke verwarring (en het daarmee mogelijk schaden van de concurrent), kan onrechtmatig zijn. Nu echter tussen partijen vaststaat dat [geïntimeerde] reeds op [datum] op het eerste verzoek van [appellant A sub 1] deze link heeft gestaakt, ziet het hof geen aanleiding in verband met voormeld doorlinken een ordemaatregel te gelasten.

4.9  Datzelfde geldt evenzeer met betrekking tot het te koop aanbieden van de domeinnaam. De domeinnaam staat immers niet langer te koop en [geïntimeerde] heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven geen voornemen te hebben de domeinnaam te verkopen.

4.10  Daarmee komt het hof toe aan de vraag of voldoende aannemelijk is dat het enkele bezet houden van die met een door [appellant A sub 1] gebruikte handelsnaam overeenstemmende domeinnaam, onrechtmatig is (dan wel misbruik van recht oplevert).
Het belang van [appellant A sub 1] bij de beschikking over de domeinnaam [website] is gelet op het vooroverwogene evident. [geïntimeerde] heeft daarentegen niet duidelijk kunnen maken welk belang zij heeft bij (het voortduren van) registratie van die domeinnaam. In verband met het feit dat het ervoor gehouden moet worden dat de domeinnaam was vrijgevallen (hetgeen voor risico van [appellant A sub 1] komt) en op rechtmatige wijze door [geïntimeerde] is geregistreerd, is – naar het voorlopig oordeel van het hof – het enkele feit dat [appellant A sub 1] thans niet kan beschikken over die domeinnaam, echter onvoldoende om thans onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] te kunnen aannemen.
Wel merkt het hof volledigheidshalve op dat verlenging van de registratie van de domeinnaam na 13 november 2010 door [geïntimeerde] mogelijkerwijs wel onrechtmatig zal zijn. Immers, [geïntimeerde] heeft zelf geen belang bij het beschikken over die domeinnaam, terwijl haar, met de entamering van het onderhavige kort geding, duidelijk is geworden dat [appellant A sub 1] haar – als handelsnaam gebruikte – domeinnaam niet (bewust) heeft willen prijsgeven en een groot belang heeft om wederom over die domeinnaam te gaan beschikken. Daarbij komt dat niet goed valt in te zien dat [geïntimeerde] gebruik van de domeinnaam zal kunnen maken, zonder daarmee (een onrechtmatige) inbreuk te maken op het handelsnaamrecht van [appellant A sub 1] Het feit dat [geïntimeerde] geen (of weinig) en [appellant A sub 1] veel belang heeft bij het gebruik van de onderhavige domeinnaam ligt, naar het hof aanneemt, ook ten grondslag aan de ter zitting in hoger beroep van de zijde van [geïntimeerde] gedane mededeling dat zij de registratie waarschijnlijk zal laten verlopen.

4.11   Gelet op al het voorgaande bestaat er thans geen aanleiding tot het treffen van (één of meer van de) door [appellant A sub 1] gevorderde ordemaatregelen. Voorzover [appellant A sub 1] in hoger beroep nog persisteert bij haar voorwaardelijke vordering [geïntimeerde] te veroordelen tot het overleggen van stukken waaruit volgt hoe en op welke wijze zij de domeinnaam heeft bemachtigd, bestaat daartoe, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, evenmin aanleiding. Ook die vordering kan derhalve niet worden toegewezen.

Lees het arrest hier

IEF 9112

Failliet

Benelux Gerechtshof, beschikking 23 augustus 2010, inclusief conclusie A-G Strikwerda in zaak A 2009-4, verkoopmaatschappij Frenko B.V. tegen Frigor A-S (met dank aan Remco van Leeuwen en Herwin Roerdink, Van Doorne).

Merkenrecht. Geen antwoorden op prejudiciële vragen aan het BenGH van het Hof Den Haag (beschikking van 28 april, IEF 7863; zie ook verwijzing in T&C IE onder artikel 2.14 BVIE) aangaande mogelijk misbruik van bevoegdheid of onbehoorlijk handelen in een Benelux-oppositieprocedure. 

2. Bij beschikking van 6 juli 2010 heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage onder meer overwogen dat Frenko bij vonnis van 16 juni 2009 failliet is verklaard, dat de curator in het faillissement Frenko heeft laten weten de procedure niet te willen overnemen, en dat derhalve het verzoek van Frigor om haar ontslag van instantie te verlenen, voor toewijzing vatbaar is, en als volgt beslist: "verleent Frigor ontslag van instantie en verstaat dat de procedure daarmee is geëindigd".

4. Het hof gelast bijgevolg de doorhaling van de zaak A 2009/4 in zijn register.

Lees de beschikking hier.

IEF 9111

Kracht van gewijsde

Rechtbank Breda, 8 september 2010, HA ZA 08-869, Jess Meubeldesign B.V. tegen Montis B.V. c.s. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Vordering tot schadevergoeding, aangezien Jess, gelet op het arrest van het Hof Den Bosch (IEF 4667), ten onrechte de stoelen Manta en Spider zou hebben teruggeroepen en afgestaan aan Montis (recall-schade).  De reconventionele vordering tot nakoming door Jess van de toegewezen veroordeling (IEF 8308) tot schadevergoeding wordt eveneens toegewezen. (Later) oordeel HR over auteursrecht stoelen doet daar niet aan af. Eerst even voor jezelf lezen:

Conventie: 3.7. In beginsel moet worden aangenomen dat de partij die een bij voorraad uitvoerbaar verklaard vonnis executeert voordat dit in kracht van gewijsde is gegaan, hetgeen Montis heeft gedaan, onrechtmatig jegens de veroordeelde, Jess, heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is, wanneer dit vonnis met de daarin begrepen veroordeling wordt vernietigd.

3.19. De rechtbank stelt vast dat Jess in conventie op onderdelen in het gelijk wordt gesteld maar dat haar vordering voor slechts een gering deel zal worden toegewezen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat partijen in conventie ieder de eigen proceskosten dragen.

Reconventie: 3.20. Montis heeft aan haar vordering in reconventie ten grondslag gelegd dat Jess gehouden is de bij vonnis van 14 juni 2006 door de rechtbank in 's-Hertogenbosch toegewezen veroordeling tot schadevergoeding na te komen en voorts dat Jess aan Montis schadevergoeding dient te betalen in verband met onrechtmatig door Jess gelegd conservatoir beslag ten laste van Montis. Montis heefî voorts enkele nevenvorderingen.

3.21. De rechtbank verwerpt het verweer van Jess dat Montis geen vordering tot schadevergoeding toekomt omdat de Hoge Raad in een zaak tussen Montis en Goossens heeft geoordeeld dat het auteursrecht van Montis op de stoelen Charly en Chaplin reeds in 1993 is vervallen. De veroordeling door de rechtbank in 's-Hertogenbosch is gebaseerd op schending van auteursrecht van Montis door Jess. Bij arrest van 14 augustus 2007 heeft het gerechtshof in 's-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Bij arrest van 26 mei 2009 heefî het gerechtshof in 's-Hertogenbosch het verzoek van Jess tot herroeping van haar arrest van 14 augustus 2007 afgewezen. Het arrest van 14 augustus 2007 is in kracht van gewijsde gegaan en daarmee ook het vonnis van de rechtbank voor zover dat is bekrachtigd. 

3.22. De rechtbank is met Montis van oordeel dat het arrest van 14 augustus 2007 en het vonnis van 14 juni 2006 ingevolge artikel 236 Rv in dit geding tussen Jess en Montis bindende kracht hebben. Dat betekent dat Montis van Jess nakoming van de veroordeling tot betaling van schadevergoeding, gebaseerd op een inbreuk op het auteursrecht van Montis, mag vorderen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9110

Een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen

Rechtbank Amsterdam, 14 juli 2010, HA ZA 09-3194, Cassina S.P.A. c.s. tegen Dimensione Direct Sales SRL (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrecht. Merkenrecht. Inbreuk door openbaarmaken en aanbieden Rietveld en Le Corbusier meubels middels een op Nederland gerichte .com-website. De gerichtheid blijkt i.c. uit direct mailing en e-mailreclame in Nederland. Gestelde eigendomsoverdracht in Italië doet daaraan niet af:  “Anders dan Dimensione betoogt, gaat het dus om een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen in Nederland van de meubels. Dat aanbod moet worden aangemerkt als distributie in de zin van artikel 4 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Het gaat immers om het aanbieden ter verkoop, hetgeen een eigendomsoverdracht impliceert. Het enkele feit dat die eigendomsoverdracht juridisch in Italië zou hebben plaatsgevonden, maakt dat niet anders.” Naast inbreuk Auteur- en merkenrechten ook misleidende reclame. 2:1 schadevergoeding.

Openbaarmaking: 4.5. Van openbaarmaking in Nederland is sprake indien de openbaarmakingen van de afbeeldingen van de (inbreukmakende) meubelen en het te koop aanbieden daarvan via de website, catalogus en de mailing op Nederland zijn gericht. Of sprake is van een op Nederland gerichte website hangt af van alle omstandigheden van bet geval. De enkele omstandigheid dat de website in Nederland toegankelijk is, is niet voldoende. Anderzijds en anders dan Dimensione stelt, gaat het niet uitsluitend om omstandigheden die zien op inrichting woord en inhoud van de website. In dit geval bevat de website van Dimensione geen Nederlandse top-level domeinnaam is deze niet gesteld in de Nederlandse taal en is de websitehouder niet in Nederland gevestigd. Maar in Nederland wordt wel via (direct) mailing en e-mails reclame gemaakt door Dimensione waarbij wordt verwezen naar de website. Op de website kan vervolgens (ook) vanuit Nederland de catalogus worden besteld die naar Nederland wordt toegezonden en kunnen via het bestelformulier meubels worden besteld, die via een transporteur naar Nederland kunnen worden gebracht, hetgeen naar vaststaat ook daadwerkelijk is gebeurd. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat Dimensione zich met haar direct mailing, haar e-mails en haar website, waarop ook de catalogus kon worden besteld, mede heeft gericht op Nederland.

4.6. Dit betekent dat Dimensione door het zonder toestemming van rechthebbenden tonen van de inbreukmakende meubelmodellen in haar direct mailing, e-mails, op haar website en in de catalogus in strijd heeft gehandeld met de Auteurswet. Het feit dat de website inmiddels niet meer toegankelijk zou zijn voor Nederland, hetgeen door Cassina c.s. wordt betwist, en de verzending van de catalogus, direct mailing en e-mails inmiddels zou zijn gestaakt, doet daaraan niet af.

Aanbieden: 4.7. Vervolgens staat ter beoordeling de vraag of Dimensione de meubelmodellen ook via website, e-mail, direct mailing heeft aangeboden in de zin van de Auteurswet. Volgens Dimensione kan daarvan geen sprake zijn, omdat zij haar meubels uitsluitend "Ex Works" Levert, hetgeen inhoudt dat de levering en de overdracht van eigendom plaatsvindt bij het magazijn van Dimensione in Italië. Dimensione miskent daarbij dat ook indien het aanbod van Dirnensione inhoudt dat de juridische levering en het economische overdracht in Italië plaatsvindt, zij desondanks haar meubels in Nederland in de zin van de Autemwet te koop kan aanbieden, wanneer het aanbod, zoals in dit geval, ertoe strekt de meubels op de Nederlandse markt ter beschikking te stellen. Uit de onweersproken gebleven stellingen en de overlegde productie volgt dat wanneer een bestelling vanuit Nederland via de website plaatsvindt, de klant op het bestelformulier kan opgeven of hij het transport wil laten uitvoeren door één van de twee daarop genoemde transporteurs, of door een andere zelf gekozen transporteur, of dat hij zelf de meubelen in Italië komt ophalen. Wanneer de klant één van de twee transporteurs aanklikt, behoeft hij alleen bij aflevering de koopsom aan de transporteur te voldoen. Nu het aannemelijk is dat een Nederlandse klant kiest voor de aangeboden transportmogelijkheid in plaats van de goederen zelf in Italië op te halen en ook niet is gesteld of gebleken dat in Nederland bij Dimensione bestelde meubels in Italië zijn opgehaald, is het aanbod erop gericht dat de klant via het bestelformulier de meubels bestelt en dat vervolgens zonder verdere handelingen de meubels thuis worden bezorgd.

4.8. Anders dan Dimensione betoogt, gaat het dus om een aanbod tot het feitelijk in het verkeer brengen in Nederland van de meubels. Dat aanbod moet worden aangemerkt als distributie in de zin van artikel 4 van de Auteursrechtrichtlijn 20011291EG. Het gaat immers om het aanbieden ter verkoop, hetgeen een eigendomsoverdracht impliceert. Het enkele feit dat die eigendomsoverdracht juridisch in Italië zou hebben plaatsgevonden, maakt dat niet anders. De verwijzing van Dimensione naar het arrest van het HvJ EG ( zie 2.8.) kan haar dan ook niet baten. In die zaak ging het bovendien om de situatie dat Peek & Cloppenburg de inbreukmakende meubels in haar winkel opstelde zonder dat zij deze meubels aan haar klant wilde leveren. Het HvJ EG heeft geoordeeld dat in dat geval geen sprake was van distributie in de zin van de Richtlijn. De beperktere uitleg van artikel 4 van de Auteursrichtlijn 2001/29/EG die Dimensione voorstaat, volgt niet uit het oordeel van het HvJ EG.

Merkenrecht: 4.12. Dimensione voert verder aan dat zij de aanduidingen uitsluitend beschrijvend gebruikt, te weten als verwijzing naar de ontwerpers van de betreffende door Dimensione aangeboden meubels. Ook dit verweer faalt. Niet is in geschil dat de ontwerpers Le Corbusier en Rietveld wereldwijd bekendheid genieten als meubelontwerpers. Het relevante publiek zal de meubelmodellen onder de aanduiding Le Corbusier en Rietveld op basis van die aanduiding identificeren als afkomstig van deze bekende meubelontwerpers. De namen hebben dan ook zeer grote onderscheidende kracht. Dimensione gebruikt de namen om het publiek duidelijk te maken dat de door haar aangeboden meubelmodellen gelijk zijn aan de meubelontwerpen van Le Corbusier en Rietveld. De gelijkenis van de aanduidingen Le Corbusier en (Gerrit) Rietveld met het gedeponeerde woord(/beeldmerk(en) is bovendien zeer groot. Dimensione gebruikt de namen Le Corbusier en Rietveld dan ook ten minste als overeenstemmende tekens voor waren waarvoor het merk is ingeschreven, en wel op zodanige wijze dat daardoor verwarring kan ontstaan bij het publiek, omdat het publiek denkt dat het originele modellen betreft. Dimensione handelt daarmee in ieder geval in strijd met het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 onder b van het Benelux Verdrag inzake de intellectuele Eigendom ( BVIE). De stelling van Cassina c.s. dat sprake is van inbreuk op de merkenrechten van Cassina c.s. en de rechthebbenden slaagt. De rechtbank komt dan ook niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of ook sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 onder a, c en d BVIE.

Misleidende reclame: 4.13. Vast staat dat de onderhavige door Dimensione aangeboden meubels zijn nagemaakt van de ontwerpen van Le Corbusier en Rietveld. De door Dimensione aangeboden meubelmodellen zijn dus geen originele, maar nagemaakte meubelmodellen. Nu Dimensione op haar website, in haar (direct) mailing en catalogus suggereert dat het de originele meubelmodellen betreft, handelt zij door naar deze namen te verwijzen zonder daarbij duidelijk te maken dat het om nagemaakte meubelmodellen gaat, onrechtmatig jegens Cassina.

Schadevergoeding: 4.25. Het feitelijk aantal gemiste verkopen kan niet worden vastgesteld. Cassina c.s. gaat er bij haar berekening vanuit dat zij voor elke twee door Dimensione in Nederland verkochte modellen, één model zou hebben verkocht. Zij verwijst daartoe naar het verschil in prijs van de oorspronkelijke modellen en de prijs die Dimensione hanteert. De rechtbank acht dit uitgangspunt in dit geval gelet op het prijsverschil redelijk en zal daarvan bij de berekening van de gederfde winst ook uitgaan. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken waaruit een ander uitgangspunt zou moeten volgen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9109

Ambtshalve in de proceskosten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 september 2010, HA ZA 07-3583, Stichting de Thuiskopie tegen A & B

Auteursrecht. Thuiskopiezaak. Verhandeling blanco informatiedragers zonder dat daarover thuiskopievergoeding is betaald. Vordering toegewezen. Combinatie 1019h proceskosten en liquidatietarief, omdat niet van alle evident gemaakte kosten opgave en specificatie is gedaan. Niet verschenen gedaagde B. wordt ambtshalve in de proceskosten veroordeeld, conform het liquidatietarief, omdat geen proceskostenveroordeling gevorderd.

2.14. [A] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Thuiskopie. De Thuiskopie heeft een proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv gevorderd, doch ter zake slechts een (door [A] niet bestreden) opgave en specificatie gedaan tot en met de comparitie van partijen in deze zaak, in totaal een bedrag van € 8.369,40 belopend. Verzuimd is opgave en specificatie te doen van de kosten van het getuigenverhoor. Nu evenwel evident is dat ter zake kosten zijn gemaakt, ziet de rechtbank aanleiding die kosten te begroten conform het liquidatietarief, zodat een bedrag van (2 x 0,5 punt x € 894,00 =) € 894,00 zal worden toegewezen. Om redenen als hierna in r.o. 2.17. weergegeven, zal op het bedrag van € 8.369,40 een bedrag van € 452,00 in mindering worden gebracht, zodat ter zake € 7.917,40 zal worden toegewezen.

(…)  2.17. Gedaagde [B] is niet verschenen zodat de tegen haar gerichte vordering, waartegen geen verweer is gevoerd, wordt toegewezen. De Thuiskopie heeft in de procedure tegen [B] geen proceskostenveroordeling gevorderd. De rechtbank zal [B] als de in het ongelijk gestelde partij evenwel ambtshalve in de proceskosten veroordelen, te begroten conform het liquidatietarief. [B] zal in de helft van de explootkosten en het vastrecht worden veroordeeld, vermeerderd met een bedrag van (1,0 punt x € 452,00 =) € 452,00. Dit laatste bedrag zal in mindering worden gebracht op het door de Thuiskopie in de procedure tegen [A] op de voet van artikel 1019h Rv gevorderde bedrag van € 8.369,40. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 9108

De gegeven toestemming

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 september 2010, KG ZA 10-704, Zoll Medical Corporation c.s. tegen Vivon Nederland B.V.

Merkenrecht. Parallelimport. Gedaagde Vivon krijgt van Amerikaanse distributeur van eiser Zoll hartdefibrillatoren geleverd (de Zoll AED Plus), die gedaagde Vivon in Nederland verkoopt. Eiser stelt dat het merkrecht niet is uitgeput, omdat de distributeur niet gerechtigd was de goederen buiten de VS te verkopen. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de toestemming per email door een van eisers eigen sales managers afdoende is om uitputting wel aan te nemen. De latere  intrekking doet aan die eerder gegeven toestemming niet af. Wel aanpassing algemene voorwaarden. De kosten van de juridisch adviseur zijn aan te merken als ‘andere kosten’ in de zin van artikel 1019h Rv.

Uitputting: 4.9. Zoll bestrijdt niet dat Thompson de onder 2.6 vermelde e-mail aan Allied 100 heeft gestuurd. Daarvan uitgaande maakt die e-mail voldoende aannemelijk dat aan Allied 100 in het verleden daadwerkelijk toestemming is gegeven de apparatuur af te zetten in onder meer Nederland. Dat Thompson, zoals Zoll aanvoert, door misleiding tot deze verklaring is gekomen blijkt uit niets. 

4.10. Zoll stelt dat deze van de distributieovereenkomst afwijkende toestemming volgens de distributieovereenkomst alleen schriftelijk overeengekomen kan worden. Die stelling gaat niet op omdat vooralsnog niet kan worden geoordeeld dat de hiervoor onder 2.2 weergegeven bepaling de merkhouder zou toestaan op een latere mondeling gegeven toestemming terug te komen uitsluitend op de grond dat partijen zijn afgeweken van hetgeen zij eerder overeengekomen waren.

4.11. Zoll heeft overgelegd een e-mail van Thompson aan Allied 100 van 17 augustus 2010, waarin Thompson zijn eerdere e-mail intrekt en verklaart dat hij niet bevoegd is toestemming te geven de apparaten ‘overseas’ te leveren. De intrekking doet aan een in het verleden gegeven toestemming echter niet af. In de tweede e-mail van Thompson van 17 augustus 2010 ziet de voorzieningenrechter bovendien weinig aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de eerste. Thompson geeft slechts aan dat hij zijn e-mail intrekt omdat hij niet bevoegd zou zijn toestemming te geven. Dat laatste betekent echter niet dat die toestemming, door Thompson of een andere vertegenwoordiger van Zoll, niet gegeven is.

4.15. Op grond van het voorgaande moet voorshands worden aangenomen dat het merkrecht van Zoll met betrekking tot de voorheen door Vivon in Nederland verkochte apparatuur is uitgeput.

Algemene voorwaarden:  3.5. Ten slotte zijn de algemene voorwaarden van Vivon volgens Zoll misleidend jegens afnemers omdat Vivon, als importeur van de apparaten, aansprakelijkheid voor eventuele gebreken niet kan uitsluiten. Vivon handelt aldus naar Zoll meent tevens jegens haar onrechtmatig.

4.20. Vivon heeft niet bestreden dat de inhoud van haar algemene voorwaarden misleidend en jegens Zoll onrechtmatig zijn, zodat daarvan is uit te gaan. Vivon heeft haar algemene voorwaarden inmiddels aangepast en de aangepaste versie overgelegd. Zij heeft erkend dat de oude algemene voorwaarden echter nog wel op haar website staan. Volgens Vivon is er wegens vakantie nog geen gelegenheid geweest de website aan te passen.

4.21. Nu het gebruik van de algemene voorwaarden nog niet geheel is gestaakt en door Vivon niet is aangevoerd dat Zoll geen belang heeft bij de vordering tot het staken van het gebruik voorwaarden omdat zij, Vivon, bereid is daaraan vrijwillig te voldoen, is de vordering toewijsbaar. (…)

Proceskosten: 4.23. De kosten van de juridisch adviseur zijn aan te merken als ‘andere kosten’ in de zin van artikel 1019h Rv. Ook omdat de bijstand van de procesadvocaat zich heeft beperkt tot het instellen van de eis in reconventie en Vivon zich verder door haar juridisch adviseur heeft laten bijstaan, komen die kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking.

4.26. Omdat de op rechten van intellectuele eigendom gebaseerde vorderingen van Zoll worden afgewezen, wordt geen termijn vastgesteld als bedoeld in artikel 1019i Rv.

Lees het vonnis hier.

IEF 9107

Zeer gebruikelijk en maatschappelijk aanvaard

Rechtbank Breda, 15 september 2010, HA ZA 08-553, Curator RMark International B.V. tegen gedaagden (met dank aan Steffen Hagen,  CMS Derks Star Busmann).

Merkenrecht. Curator eist de eigendom op van merkregistraties van voormalig oprichters/bestuurders gefailleerde onderneming, die deze merken voor de oprichting op eigen naam hebben geregistreerd. De vordering wordt afgewezen. De rechtbank overweegt dat “deze geschetste gang van zaken zeer gebruikelijk en maatschappelijk aanvaard is.”

3.6. Het uitsluitende recht op een merk wordt verkregen door diegene die als eerste een verzoek tot inschrijving (depot) aan de daartoe bevoegde instantie doet en die instantie dat verzoek met een inschrijving honoreert. Gelet op de volmachtverlening door K. en A., bezien in samenhang met de bovenvermelde correspondentie door EMAB, zijn K. en A. als verzoekers tot inschrijving aan te merken. Dat is vervolgens ook door het Benelux-Merkenbureau en het WIPO tot uitdrukking gebracht met de inschrijving van K. en A. als merkhouders. Aan dit oordeel doet niet af de stelling van de curator dat het woord- en beeldmerk in opdracht van Rmark International B.V. i.o. is bedacht en in opdracht van Rmark International B.V. i.o. is ontworpen en vervolgens betaald en gebruikt. Rechtscheppend is slechts het eerste depot, verricht door K. en A..

3.7. Voormelde door de curator gestelde feiten en omstandigheden kunnen evenmin tot het oordeel leiden dat het depot door K. en A. nietig is. Immers noch Rmark International B.V., noch de curator hebben op enig moment een beroep op de nietigheid van het depot gedaan. Ten overvloede geldt dan dat de uit de stellingen van de curator te destilleren mogelijke nietigheidsgrond, te weten het te kwader trouw verrichte depot, niet aan de orde is. De akte van oprichting van de Relakz-vennootschappen dateert van na het depot. Gesteld noch gebleken is dat Rmark International B.V. i.o. het merk 'Relakz" al voor de akte van oprichting heeft gebruikt.

3.8. Uit bovenstaande overwegingen volg dat K. en A. de rechtmatige eigenaren van (onderdelen van) het woord- en beeldmerk ‘Relakz’ zijn. Onder bijzondere omstandigheden kan desalniettemin sprake zijn van onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking. A. heeft gesteld dat hij de bedenker van het merk is en dat daarna met de komst van K. tot het opzetten van de Relakz-vennootschappen is overgegaan, waarbij Rmark International B.V. het merk heeft mogen gebruiken. De rechtbank stelt voorop dat deze geschetste gang van zaken zeer gebruikelijk en maatschappelijk aanvaard is. De stelling van de curator dat het woord- en beeldmerk in opdracht valt Rmark International B.V. i.o. is bedacht en in opdracht van Rmark International B.V. i.o. is ontworpen en vervolgens, zo begrijpt de rechtbank de curator, door K. en A. is toegeëigend, wordt verworpen. De curator heeft niet toegelicht op welke wijze de natuurlijke persoon en bedenker van het merk, A., in opdracht van Rmark International B.V. i.o. zou hebben gewerkt. De stelling van de curator dat Fabio Baldelli BVBA i.o. het merk in opdracht van Rmark International B.V. i.o. heeft bedacht en ontworpen is gemotiveerd weersproken met verwijzing naar de omschrijving op de factuur, waarna de curator zijn stelling onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. Ze wordt dan ook verworpen. In de omstandigheid dat Rmark International B.V. kosten in verband met de deponering van het merk heeft betaald is ook geen grond voor ongerechtvaardigde verrijking gelegen. Rmark International B.V. heeft het merk immers, al dan niet stilzwijgend, mogen gebruiken zodat zij  daartegenover inkomsten heeft kunnen genereren.

Lees het vonnis hier.

IEF 9106

Geen transformatie

Rechtbank Roermond, 22 september 2010, HA ZA 08-822, Stichting Pictoright tegen Art & AllPosters International B.V. ( met dank aan Peter Claassen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD advocaten & notarissen).

Auteursrecht. Pictoright-zaak. ‘Canvas transfer’: maakt Art & Allposters door het overzetten van een auteursrechtelijk beschermde afbeelding op een poster (waarvoor zij een licentie heeft), middels een chemisch procedé, naar een canvasdrager, en vervolgens door het aanbieden,verkopen en leveren van deze canvasproducten inbreuk op de auteursrechten (exploitatierechten) van de rechthebbenden en op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaars? Nee, aldus de Rechtbank Roermond. Geen sprake van kopiëren en niet van transformeren, nu de bewerking geen nieuw exemplaar oplevert. Ook het aanbieden levert geen openbaarmakingshandeling op, nu de auteursrechten zijn uitgeput. Geen inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaar: geen wezenlijk verschil tussen een ingelijste poster en een canvasproduct. 1019h proceskosten (gematigd): €30.395,00.

Verveelvoudigen: 4.6.4. De rechtbank stelt vast, dat partijen het erover eens zijn dat geen sprake is van verveelvoudigen in de zin van kopiëren. Resteert verveelvoudigen in de zin van het bewerken van een bestaand werk De rechtbank acht het standpunt van Art & Allposters op dit punt juist. Zij overweegt daartoe als volgt. Verveelvoudigen betekent letterlijk "in aantal doen toenemen". Nu voor 'canvas transfer' juist kenmerkend is, dat de afbeelding niet wordt vermeerderd, kan eenvoudigweg geen sprake zijn van verveelvoudigen. Er is en blijft sprake van één afbeelding.
Op zichzelf is de opvatting van Pictoright, dat nagenoeg iedere transformatie van een bestaand werk een verveelvoudiging oplevert, juist. Pictoright verliest echter uit het oog, dat een bewerking van een werk zoals bedoeld in artikel 13 Aw een ander, nieuw exemplaar veronderstelt. Dit wordt ook duidelijk, wanneer gekeken wordt naar de voorbeelden die artikel 13 Aw noemt. Bijvoorbeeld de vertaling. Wanneer een Nederlandstalige roman wordt vertaald in de Franse taal, is er het oorspronkelijke exemplaar in de Nederlandse taal en het bewerkte exemplaar in de Franse taal. Er is dus sprake van een vermeerdering van het aantal exemplaren waarin het werk is neergelegd. De wetgever heeft door te bepalen dat verveelvoudigen ook omvat het bewerken van een werk, bedoeld te waarborgen dat het auteursrecht van de rechthebbende zich niet alleen uitstrekt over het oorspronkelijke werk, maar ook over het geval waarin auteursrechtelijke trekken van een werk herkenbaar zijn overgenomen in een ander voortbrengsel, zonder dat dit voortbrengsel moet worden aangemerkt als een nieuw, oorspronkelijk werk. Het artikel geeft daarmee een uitbreiding van de auteursrechtelijke bescherming. Pictoright geeft dus een onjuiste uitleg aan de door haar geciteerde zinsnede.

4.6.5. Slotsom is, dat het proces 'canvas transfer' geen verveelvoudigingshandeling oplevert.

Openbaarmaken: 4.7.5. De rechtbank is met Art & Allposters van oordeel, dat geen sprake is van een dusdanige wijziging van de posterexemplaren, dat gesproken moet worden van een nieuwe openbaarmakingshandeling. De redenen voor dat oordeel zijn de volgende. De rechtbank acht in de eerste plaats van zwaarwegend belang, dat bij 'canvas transfer' het werk van de kunstenaar, de afbeelding zoals weergegeven op het posterexemplaar, in het geheel niet wordt veranderd. De abeelding wordt alleen op een andere drager geplaatst. Dat brengt de rechtbank op de tweede reden. Zowel een poster (al dan niet ingelijst) als een canvasdrager behoren tot de productgroep wanddecoratie. Beide dragers vervullen dus dezelfde functie en er wordt dus geen nieuwe markt aangesproken. Dat brengt de rechtbank op de derde reden. Het is weliswaar juist dat een canvasproduct ten opzichte van een papieren poster meer kost. Dat verschil dient echter direct gerelativeerd te worden. indien een canvasproduct wordt gekocht, heeft de klant als het ware poster en lijst ineen. De rechtbank is daarom van oordeel, dat een canvasproduct qua prijs niet vergeleken mag worden met een losse poster. Het canvasproduct dient naar het oordeel van de rechtbank vergeleken te worden met een ingelijste poster. Art & Allposters heeft onweersproken gesteld en met een voorbeeld toegelicht, dat de prijzen van een canvasproduct en een ingelijste poster dicht bij elkaar liggen. In die zin ontbeert het verweer van Pictoright een voldoende feitelijke grondslag. Of een canvasproduct het aanzien krijgt van een schilderij, kan tot slot naar het oordeel van de rechtbank voor de vraag of sprake is van inbreuk op de auteursrechten nauwelijks gewicht in de schaal leggen. Indien deze vraag namelijk bevestigend zou moeten worden beantwoord, brengt dat niet mee dat reeds daarom sprake is van een dusdanige wijzing dat sprake is van een nieuwe openbaarmakingshandeling.

4.7.6. Slotsom is dat het aanbieden, verkopen en leveren van werken van de kunstenaars geprint op canvasdragers geen openbaarmakingshandeling oplevert: de auteursrechten van de rechthebbenden zijn uitgeput als bedoeld in artikel 12b Aw. 4.8 De rechtbank is op grond van het in 4.5. tot en met 4.7.6

Persoonlijkheidsrechten: 4.1 1. De rechtbank herhaalt, dat zij bij beantwoording van de vraag of sprake is van een inbreuk op persoonlijkheidsrechten de in 4.3.1. genoemde uitgangspunten hanteert. Dit brengt met zich dat de rechtbank er onder andere vanuit gaat, dat de posters waarbij een deel is afgesneden, zo door de leveranciers van Art & Allposters aan haar zijn verkocht en geleverd, en dat dit met toestemming van de rechthebbende is gebeurd.

4.13. Resteert de vraag of Art & Allposters door het overzetten van de afbeelding van de papieren poster op een canvasdrager inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van de kunstenaars vanwege het aanzien van dat canvasproduct. (…)

4.14. De rechtbank is op grond van het in 4.9. tot en met 4.13. overwogene van oordeel, dat bij het overzetten van een auteursrechtelijk beschermde afbeelding van een poster naar een canvasdrager en vervolgens door het aanbieden, verkopen en leveren van deze canvasproducten geen inbreuk wordt gemaakt op de persooniijkheidsrechten van de kunstenaars.

Lees het vonnis hier.

IEF 9105

(Via het internet) te onderzoeken

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikkingen van 1 en 10 september 2010 (Bewijsbelag bij providers). (Met dank aan Govert Bakker, Equilibristen en Paul Mazel, Trip Advocaten).

Bewijsbeslag i.v.m. schending van rechten van intellectuele eigendom. De Rechtbank Leeuwarden wijst, na eerder afwijzing bewijsbeslag op digitale opslagruimtes in Nederland, het verzoek toe om bewijsbeslag te leggen, o.a. door via internet de databestanden te benaderen die zich op de server bevinden van Google (de Gmail-account van beslagene) en eBay. In hoeverre de data zich feitelijk in het buitenland bevinden, wordt niet in de beoordeling betrokken. Vraag van de inzendende deurwaarder: “Is met deze beschikking de Roode Roos nu voor altijd geknakt?”

Toegestaan gelijk verzocht: “ (…) verlof verleent bewijsbeslag te doen leggen op de (digitale) data van gerekwestreerden zich bevindende bij de providers, zijnde hulppersonen van gerekwestreerden, GMail, KPN Backup, Planet, eBay, Ogone.com en de hosting provider van www.(...).nl, alsmede andere providers die optreden als hulppersonen, zulks en voor zover nodig met machtiging aan de instrumenterende deurwaarder en ICT-expert op afstand (via het internet) te onderzoeken en met instandhouding van de voorwaarden m.b.t. de vertrouwelijkheid als vermeld in het hoofdverzoek en bijbehorende beschikking.”

Lees de beschikkingen hier en hieronder:

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikking van 10 september 2010

Verzoekschrift tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag i.v.m. schending van rechten van intellectuele eigendom
 
Gronden

1.   Nomen Nescio heeft op 31 augustus 2010 een tweetal beslagrekesten bij u ingediend, die bij dezen worden overgelegd als producties 1 respectievelijk 2.

2.   U heeft het eerste, het hoofdverzoek, toegewezen, het tweede, meer verstrekkende verzoek, bij beschikking d.d. 1 september 2010 echter afgewezen.

3.   De inhoud van beide verzoekschriften dient als hier herhaald te worden beschouwd.

4.   Op 6 september 2010 heeft de feitelijke beslaglegging plaatsgevonden. Het verslag van de instrumenterend deurwaarder, de heer G. Bakker van Equilibristen te Dordrecht wordt bij dezen overlegd als productie 4. Uit dit verslag blijkt dat de directeur van gerekwestreerden, de heer (…), niet alleen (verbaal) geweld heeft geuit tegen de deurwaarder, doch tevens alle medewerking heeft geweigerd en wel in dier voege dat zelfs het inschakelen van de politie noodzakelijk bleek.

5.   Als gevolg van de omstandigheid dat gerekwestreerden niet meewerken aan de werkzaamheden van de deurwaarder, doch deze actief tegenwerken zijn de volgende verzoeken noodzakelijk, mede gelet op het feit dat verwacht kan worden dat de deurwaarder meer tijd nodig zal hebben voor zijn werkzaamheden.

6.   Daarenboven bestaat de vrees dat gerekwestreerden na teruggave van de gegevensdragers deze zullen gebruiken om verdere toegang voor de deurwaarder en de ICT-expert te bemoeilijken. Voor het onderzoek onder de providers is het noodzakelijk dat de deurwaarder en diens ICT expert beschikken over de gegevensdragers.
7.   Uit het vorenstaande blijkt dat het onwenselijk zou zijn gerekwestreerden voorafgaand aan de verlening van het gevraagde verzoek te horen.

MET VERZOEK:

dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Leeuwarden bij beschikking uitvoerbaar op alle dagen en uren,

I. verlengt de termijn als genoemd onder V van het oorspronkelijke verzoekschrift (teruggave van de gegevensdragers) van 5 tot 30 werkdagen na de datum van beslaglegging;

II. verzoeksters verlof verleent bewijsbeslag te doen leggen op de (digitale) data van gerekwestreerden zich bevindende bij de providers, zijnde hulppersonen van gerekwestreerden, GMail, KPN Backup, Planet, eBay, Ogone.com en de hosting provider van (...), alsmede andere providers die optreden als hulp-personen, zulks en voor zover nodig met machtiging aan de instrumenterende deurwaarder en ICT-expert op afstand (via het internet) te onderzoeken en met instandhouding van de voorwaarden m.b.t. de vertrouwelijkheid als vermeld in het hoofdverzoek en bijbehorende beschikking.
 
Toegestaan gelijke verzocht,

Leeuwarden, 10 september  2010

Voorzieningenrechter mr. M. Jansen
 
Overige bepalingen bij de beschikking:

- Verzoekster heeft geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die aanleiding zouden kunnen zijn de termijn voor het verlengen van de termijn als genoemd onder punt V van het verzoekschrift, op een langere termijn te stellen dan tot 10 dagen na de datum van oorspronkelijke beslaglegging.

- Het beslag dient gericht te zijn op het veiligstellen van gegevens. Het beslag mag het gebruik van de verschillende systemen, zoals deze draaien bij de in het verzoekschrift genoemde providers, niet frustreren.
 
 
Vzr. Rechtbank Leeuwarden, ex parte beschikking van 1 september 2010.

Gronden

1.Nomen Nescio wenst op de volgende plaatsen beslag te leggen:
(1)De kantoorruimte van gerekwestreerden te YYY;
(2)Elke andere gerekwestreerden ter beschikking staande bedrijfsruimten;
(voor deze ruimten is middels een separaat verzoekschrift verlof gevraagd)
(3)Elke verweerster ter beschikking staande digitale opslagruimten in Nederland in eigendom van of gebruikt door gerekwestreerden, hetzij binnen hetzij buiten het arrondissement Leeuwarden, daaronder de door gerekwestreerden in gebruik zijnde externe serverruimten;
(4)Het kantoor van de externe accountant en/of boekhouder van gerekwestreerden
(5)Het woonadres van gerekwestreerde onder 5, de heer (…)  te YYY.

2.De locaties onder (3), (4) en (5) zullen uitsluitend bezocht worden indien aannemelijk is dat zich daar relevante administratie bevindt en indien dat noodzakelijk blijkt, dat wil zeggen indien bij het leggen van beslag bij de kantoorruimte van gerekwestreerden blijkt dat niet tot bescheiden en gegevensdragers kan worden doorgedrongen en/of daartoe geen toegang wordt verschaft.

3. Bij het leggen van beslag op de locatie onder (5) dient de deurwaarder nadrukkelijk de bepalingen van de Algemene wet op het binnentreden te respecteren en indien geen meerderjarige bij de beslagname aanwezig is, dient hij/zij zich te vergezellen van een hulpofficier van justitie overeenkomstig de bepaling in artikel 444 Rv. Hetzelfde geldt indien bij het leggen van beslag op de locaties onder (3) en (4) sprake blijkt te zijn van een woonadres.

4.Nomen Nescio wenst dat dit beslag zich uitstrekt tot offertes en/of facturen en/of bankafschriften en/of andere relevante documenten of bescheiden, schriftelijk en/of elektronisch (waaronder e-mails), die betrekking hebben op:
a.het aantal vervaardigde, ingekochte en verkochte inbreukmakende ZZZ;
b.de kostprijs, de inkoopprijs en de verkoopprijs van de inbreukmakende ZZZ, alsmede de door gerekwestreerden met de verkoop van de inbreukmakende ZZZ gemaakte bruto en netto winst;
c.de namen, adressen, telefoon- en faxnummers, web- en e-mailadressen van de afnemers in Nederland, niet zijnde particulieren, van de inbreukmakende ZZZ;
d.de namen, adressen, telefoon- en faxnummer(s), web- en e-mailadres(sen) van de fabrikant(en), (mede)importeur(s), tussenperso(o)n(en), agent(en) en leverancier(s) van de inbreukmakende ZZZ;
e.de bestaande voorraad inbreukmakende ZZZ, brochures, prijslijsten en/of ander promotiemateriaal waarmee de ZZZ aangeboden worden.

5. Er bestaat gegronde vrees voor het verduisteren van bewijsmateriaal. Doordat gerekwestreerden vermoedelijk op grote schaal onrechtmatig handelen, bestaat het aanzienlijke risico dat zij bewijsmateriaal zullen (doen) laten verwijderen.
 
Beoordeling van het verzoek
 
De rechtbank overweegt dat aan verzoekster op haar verzoek bij beschikking van 31 augustus 2010 verlof is verleend diverse conservatoire beslagen te mogen leggen ten laste van gerekwestreerden waaronder een beslag op administratie, een en ander onder nadere voorwaarden. Gezien de reikwijdte van dat verlof valt voorshands niet in te zien dat verzoekster bij het onderhavige verzoek een rechtens te respecteren belang heeft, ook al heeft verzoekster in haar verzoekschrift aangegeven het verlof slechts te zullen gebruiken indien zulks noodzakelijk blijkt. Nu dat belang voorshands ontbreekt, zal een beslaglegging op basis van het thans voorliggende verzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter een vexatoir karakter hebben, te meer nu het verzoek zich ook uitstrekt tot ruimten die niet in gebruik zijn bij gerekwestreerden. Wat betreft het verzoek ten aanzien van gerekwestreerde sub 5 (natuurlijk persoon - bestuurder van de diverse vennootschappen) komt daar nog bij dat verzoekster geen gronden heeft gegeven en geen feiten en omstandigheden heeft gesteld om – voorshands en summierlijk oordelend – aannemelijk te maken dat verzoekster jegens deze gerekwestreerde een vorderingsrecht heeft die een beslag te zijnen laste rechtvaardigt.
De voorzieningrechter zal het verzoek derhalve afwijzen, daargelaten de verdere gronden van het verzoek.
 
Beslissing
 
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Mr. J. Smit rechtbank Leeuwarden

IEF 9104

Ondernemersrisico

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 september 2010, KG ZA 10-1632 WT/JS, Cassina S.P.A. tegen Nature Waters B.V. c.s. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Inbreuk door aanbieden Le Corbusier meubels op veilingsite. Ondernemersrisico: ondernemer is gehouden onderzoek te doen naar eventueel inbreukmakend karakter aan te bieden goederen. Het leveren van bewijs gestelde uitputting komt eveneens voor rekening van de aanbieder en gestelde inbreukmaker. Opdrachtgever voor veiling is (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de producten en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Matiging 1019h proceskosten, o.a. omdat in deze zaak sprake is "van enige standaardisatie."

4.2. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat gedaagden niet hebben betwist dat de meubelstukken van Le Corbusier, zoals de LC2 fauteuil en LC4 chaise longue, auteursrechtelijk beschermde werken zijn (…). Verder hebben gedaagden niet betwist dat de op de veiling aangeboden meubelen identiek of in overwegende mate gelijk zijn aan de meubelmodellen LC2 en LC4 van Le Corbusier. Tenslotte hebben gedaagden niet betwist dat het aanbieden op een veilingwebsite valt onder openbaarmaking in de zin van artikel 12 Auteurswet, en dat het voor de vraag of er sprake is van inbreuk op het auteursrecht niet van belang is of zich een koper heeft gemeld voor het inbreukmakend goed.

4.3. ML Wellness en DM Wellness hebben ten verwere gesteld dat niet valt uit te sluiten dat de aangeboden meubelen, die door een derde worden aangeleverd, mogelijkerwijze originele LC-meubelen zijn die rechtmatig in het verkeer zijn gebracht. Het is volgens hen ook heel wel mogelijk dat het gaat om tweedehands goederen. Zij wijzen erop dat zij Cassina in de gelegenheid hebben gesteld het zogeheten kijkexemplaar, dat zich bevindt op de locatie te Bergeijk, aan een onderzoek te onderwerpen en zij menen dat Cassina ten onrechte heeft verzuimd hierop in te gaan.

4.4. ML Wellness en DM Wellness worden in dit betoog niet gevolgd. Als zij tot verweer willen aanvoeren dat de meubels destijds met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht, zodat sprake is van uitputting van het auteursrecht, dan dienen ML Wellness en DM Wellness feitelijke gegevens te verschaffen omtrent aanschaf en herkomst van de meubels, waaruit dit zou kunnen volgen. Dat hebben zij niet gedaan. Integendeel, de wel bekende gegevens wijzen in een heel andere richting. De leverancier van die artikelen blijkt immers een in Hongkong gevestigde vennootschap, niet een adres in China. Aan de goederen is een in de Chinese munt te betalen prijs verbonden, die wordt aangeduid als fabrieksprijs. Ook blijkt dat de goederen bij verscheping in export karton worden verpakt. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de op de veiling aangeboden meubelen nieuw zijn en in China worden gefabriceerd. Gelet op het vorenstaande kunnen de Wellness-vennootschappen Cassina dan ook niet met succes tegenwerpen dat zij geen nader onderzoek naar de echtheid van de meubelen heeft uitgevoerd.

4.5. De Wellness vennootschappen hebben verder nog aangevoerd, kort gezegd, dat het voor hen ondoenlijk is om steeds met volledige zekerheid te moeten vaststellen of met het op de veiling aanbieden van artikelen inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten, nu het gaat om grote aantallen, veelal door derden aangeleverde goederen met soms onzekere herkomst. Hier moet echter worden geoordeeld dat de feitelijke moeilijkheden die de Wellness vennootschappen bij een dergelijk onderzoek wellicht zullen ondervinden in beginsel voor hen, als professionele organisatoren van veilingen, ondernemersrisico vormen en voorshands geen aanleiding geven voor het oordeel dat zij voor eventuele inbreuken op auteursrechten niet aansprakelijk zijn.

4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van inbreuk op de auteursrechten van de rechthebbenden, onderscheidenlijk op de rechten van Cassina. Derhalve komt de vraag aan de orde wie van gedaagden voor deze inbreuk aansprakelijk moet worden gehouden, waarbij wordt aangetekend dat aansprakelijkheid van de ene gedaagde aansprakelijkheid van de andere gedaagden niet uitsluit.

4.7. Nature Waters heeft aangevoerd dat zij geen inbreuk op enig auteursrecht heeft gemaakt en niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Cassina, omdat zij niet de onderhavige veiling niets van doen heeft. Zij stelt verder dat zij slechts als intermediair optreedt en dat haar rol beperkt is gebleven tot het introduceren bij T. van een derde, die de veiling daadwerkelijk heeft georganiseerd. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Uit de bedrijfsomschrijving van Nature Waters blijkt dat zij zich, onder andere onder de naam Crash House, daadwerkelijk bezighoudt met de in- en verkoop van goederen en de organisatie van veilingen. Uit de mededelingen van T. volgt dat S. opdracht heeft gegeven voor de veiling. En verder wordt geoordeeld dat een en ander strookt met de e-mail van Strop van 25 mei 20 10 aan mr. Dogan (zie 2.7) waarin S. zich helemaal niet op het standpunt stelt dat hij met deze veiling niets van doen heeft. S. schrijft weliswaar dat hij persoonlijk niet op de locatie Bergeijk aanwezig is geweest en dat derden de veiling verzorgen, maar dat betekent niet dat hij geen opdrachtgever van de veiling is. Ook schrijft hij de gang van zaken te betreuren en de verantwoordelijke personen aansprakelijk te zullen stellen. Gelet op het voorgaande moet Nature Waters als contractspartij van T. worden aangemerkt. Nature Waters is derhalve als opdrachtgeefster voor deze veiling (mede)verantwoordelijk voor het verspreiden van de meubelen en daarmee aansprakelijk voor de inbreuk op de auteursrechten. Dat Nature Waters bezig is een franchiseformule ontwikkelen voor internetveilingen, zoals zij nog heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om over het voorgaande anders te oordelen.

Lees het vonnis hier.