IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 8088

Merkrecht versus straatnaam

Rechtbank Arnhem 23 juli 2009, KG ZA 09-357. Prent tegen Gemeente Westervoort (Met dank aan Hemke de Wijs, Nysingh)

Merkrecht en straatnaam. Gebruik als straatnaam geen gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE. Proceskosten EUR 6.262,-.

Prent handelt sinds 2004 onder de namen 'Beekenoord Hypotheekcentrum', 'Beekenoord Makelaardij' en 'Beekenoord Assurantiekantoor' vanuit zijn hoeve genaamd 'Beekenoord'. In 2000 heeft Prent de naam Beekenoord als woordmerk geregistreerd voor zakelijke diensten in de klassen 35 en 36.

Prent stelt een merkenrechtelijke vordering in tegen de Gemeente Westervoort in verband met een nieuwbouwwijk en een straat daarin die door de gemeente “Beekenoord” zijn genoemd, vernoemd naar de boerderij van waaruit Prent zijn diensten aanbiedt. Prent meent dat de Gemeente Westervoort daarmee inbreuk maakt op zijn woordmerk Beekenoord op grond van artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE.

"Hoewel de gemeente moet worden toegegeven dat Prent sinds zijn sommatiebrief in februari 2008 lang heeft gewacht met het instellen van zijn verbodsvordering in kort geding, heeft Prent naar het oordeel van de voorzieningenrechter toch een spoedeisend belang bij zijn vordering."

De voorzieningenrechter oordeelt verder dat artikel 2.20 lid 1 onder d BVIE niet van toepassing is op de onderhavige situatie, omdat het gebruik van een benaming als straatnaam niet onder de reikwijdte van het woord “gebruik” in de zin van dat artikellid valt. De gemeente heeft bij het geven van de naam aan de wijk en de straat gehandeld ter uitvoering van haar publiekrechtelijke taak. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij de keuze voor de geografische aanduiding Beekenoord heeft gehandeld conform haar beleid, dat inhoudt dat gezocht wordt naar de naam van een historisch gebouw in het plangebied.

Daarbij verwijst de rechter naar de wetswijziging als gevolg waarvan vanaf 1 januari 2004 de woorden “in het economisch verkeer” uit dit artikellid (uit de BMW) zijn geschrapt, maar welke wijziging i.c. niet relevant is. "Een inhoudelijke wijziging, in die zin dat bijvoorbeeld het gebruik van een benaming als straatnaam nu wel onder de reikwijdte van 'gebruik' in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d valt, kan daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zijn beoogd."

Bovendien oordeelt de voorzieningenrechter dat de gemeente een geldige reden zou hebben voor het gebruik van de benaming als straatnaam indien artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE wel van toepassing zou zijn.

De proceskosten worden begroot op EUR 6.262,00,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 8087

Gefeliciteerd

Rechtbank Amsterdam 8 juli 2009, HA ZA 07-3241. Stichting Stemra en Intersong-Basart Publishing Group B.V. tegen Fan Interactive Media B.V. en Tonny Keijzers Auto's B.V. (Met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten)

Auteursrecht. Onenigheid na het verzoek om een voor televisie en internet geschikte reclamefilm te maken. In geschil is de vraag of het in de commercial gebruikte muziekstuk inbreuk maakt op de rechten van Stemra ten aanzien van het Muziekwerk 'Congratulations', bekend in de vertolking van Cliff Richard.

"4.4 Alvorens de vraag beoordeeld wordt of met het gebruik van het lied in de commercial van Tonny Keijzers inbreuk wordt gepleegd op de auteursrechten op het Muziekwerk, is aan de orde het verweer van Tonny Keijzers dat zij niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de inhoud van de commercial en het, voor dit geding van belang zijnde, in die commercial gebruikte lied, omdat niet zij, maar Fan opdracht zou hebben gegeven om dit lied te componeren en onder de commercial te monteren. Dit verweer faalt. De actie tot handhaving van het auteursrecht kan zich richten tegen degene die in strijd met het auteursrecht openbaar maakt of verveelvoudigt, waarbij de toerekenbaarheid niet van belang is. Nu vaststaat dat de commercial waarin het lied gebruikt wordt een commercial is voor de onderneming van Tonny Keijzers en Tonny Keijzers derhalve ook opdracht heeft gegeven voor het maken van deze commercial en voor het uitzenden ervan, kan jegens Tonny Keijzers een vordering op grond van het auteursrecht worden ingesteld. Dat Tonny Keijzers voor het maken van de commercial een derde, in casu Fan, heeft ingeschakeld die onder omstandigheden ook aansprakelijk zou kunnen zijn voor mogelijke inbreuken op het auteursrecht, doet aan haar eigen aansprakelijkheid niet af. De vraag of Tonny Keijzers zich al dan niet bewust was van een mogelijke inbreuk op het auteursrecht is daarbij evenmin van belang."

"Voor de beantwoording van de vraag of de in de commercial gebruikte muziek inbreuk maakt op het Muziekwerk is doorslaggevend of sprake is van overname van beschermde elementen van het Muziekwerk, waarbij gelet moet worden op de totaalindruk van het Muziekwerk en de door Tonny Keijzers gebruikte muziek. De rechtbank is na het beluisteren van het overgelegde geluidsmateriaal van oordeel dat het in de commercial van Tonny Keijzers gebruikte lied een in overwegende mate op het Muziekwerk gelijkend muziekstuk is en dat in dit muziekstuk zoveel beschermde elementen uit het Muziekwerk zijn gebruikt, dat sprake is van nabootsing in gewijzigde vorm van het Muziekwerk die niet als nieuw oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt."

De aan Stemra toekomende schadevergoeding wordt vastgesteld op EUR 25.000,-. De proceskosten worden begroot op EUR 7.855,53.

Lees het vonnis hier.

IEF 8086

Pauzepraat in hoger beroep

Gerechtshof 's-Gravenhage 21 juli 2009, gevoegde zaken 200.028.826/01 en 200.029.041/01. TROS tegen Pretium Telecom B.V. en Pretium B.V. tegen TROS (Met dank aan Remco Klöters, Van Kaam Advocaten)

Zowel de Tros als Pretium komen in hoger beroep van het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 februari 2009 (IEF 7576) met betrekking tot uitzendingen van Tros Radar, waarin met een verborgen camera opgenomen beelden worden vertoond van een cursus bij een callcenter van CPM (dat telefonisch klanten werft voor Pretium).

"Gegeven de aanhoudende ruis rondom Pretium, het feit dat de voicelog alleen het laatste deel van het gesprek betreft, zodat onduidelijk is wat eerder in de gesprekken gebeurt, en de doelstelling van het programma Tros Radar is het hof voorshands van oordeel dat de gekozen onderzoeksmethode (participerende observatie en vastlegging door middel van een verborgen camera) in de omstandigheden van dit geval niet onrechtmatig is jegens Pretium."

"Het hof heeft de uitzending van 29 september 2008 herhaaldelijk bekeken en onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter dat de beelden een cursus tonen waarin een snelle, agressieve belmethode wordt gepropageerd en waarin forse beloningen in het vooruitzicht worden gesteld bij een succesvolle toepassing van deze methode. Het hof is het ook eens met het oordeel van de voorzieningenrechter dat de uitlatingen en handelwijze van de cursusleider en de assistent-cursusleider tijdens de cursus, de zogeheten pauzegesprekken en de door hem gevoerde telemarketinggesprekken grenzen overschrijden."

"De cold calling methode is voor consumenten per definities tot op zekere hoogte overrompelend. Een speciaal opgeleide en op het gesprek voorbereide medewerker van een callcenter belt immers ongevraagd een willekeurig persoon op om hem/haar een product of dienst aan te bieden. Juist deze vorm van telemarketing vergt extra zorgvuldigheid."

"Alles afwegend leidt het voorgaande naar het voorlopig oordeel van het hof tot de slotsom dat de uitzending van 29 september 2008 niet onrechtmatig was jegens Pretium. De kern van de botsing tussen de vrijheid van meningsuiting voor Tros Radar en het recht van Pretium op een goede naam is door de voorzieningenrechter [...] juist weergegeven."

Lees het arrest hier.

IEF 8085

Geen bewijs van (niet-)inbreuk

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 juli 2009, 314619 / HA ZA 08-2157, Agfa Graphics N.V. tegen Chengdu Xingraphics Co. Ltd. & A. Ten Cate Offsetprodukten B.V.

Octrooirecht, eisen goede procesorde in VRO procedure, (bewijs van) indirecte inbreuk, opheffen beslag, beslagverbod, bevoegdheid ten aanzien van vordering in reconventie van buitenlandse partij, geldigheid octrooi (nieuwheid, inventiviteit, nawerkbaarheid en toegevoegde materie), fictieve stand van de techniek.

Het Belgische Agfa, een van de grootste leveranciers van offset platen voor de offsetdrukindustrie, stelt dat de producten van gedaagden indirecte inbreuk maken op haar EP voor een “werkwijze voor het vervaardigen van een lithografische drukplaat”, welke omvat het scannen en blootstellen van een positieve lichtgevoelige lithografische drukplaat waarop een positieve lichtgevoelige samenstelling zonder lichtgevoeligheid ten opzichte van ultraviolet licht is aangebracht. Agfa vordert een verbod met de gebruikelijke nevenvorderingen.

In reconventie vorderen gedaagden, kort weergegeven, een wapperverbod, opheffing van de gelegde beslagen, een beslagverbod, vernietiging van het octrooi, verklaring voor recht (geen inbreuk, onrechtmatig handelen eiser), rectificatie en schadevergoeding.

Bevoegdheid: 4.5. Agfa heeft de bevoegdheid in reconventie gedeeltelijk bestreden. Zij voert aan dat, nu zij in België is gevestigd, deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen onder IV en de vorderingen die zien op het gestelde onrechtmatig aanschrijven van distributeurs buiten Nederland. (…)

4.6. Het standpunt van Xingraphics en Atece wordt verworpen. Artikel 6 sub 3 EEX geeft geen grond de gevorderde verklaringen van niet-inbreuk op buitenlandse delen van het octrooi te beoordelen omdat deze vorderingen niet voorspruiten uit het rechtsfeit waarop de vorderingen in conventie zijn gegrond. Dat rechtsfeit is namelijk de gestelde inbreuk in Nederland. De rechtbank is evenmin bevoegd ten aanzien van de vorderingen die zijn gebaseerd op het gestelde onrechtmatig aanschrijven van distributeurs buiten Nederland.
Artikel 5 sub 3 EEX is niet van toepassing omdat het gestelde schadebrengende feit zich niet in Nederland heeft voorgedaan. Bovendien is bevoegdheid gebaseerd op artikel 5 sub 3 EEX volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend. Voor wat artikel 6 sub 3 betreft geldt ook hier dat de vorderingen niet voorspruiten uit het rechtsfeit waarop de vorderingen in conventie zijn gegrond.

De Rechtbank verklaart zich onbevoegd voor het deel van de vorderingen voor zover deze vorderingen zien op waarschuwingsbrieven en rectificaties aan distributeurs buiten Nederland.

Geldigheid octrooi: Gedaagden stellen dat het octrooi nietig is wegens gebrek aan nieuwheid (mede op grond van fictieve stand van de techniek), inventiviteit, nawerkbaarheid en toegevoegde materie, maar de Rechtbank ziet geen gronden voor vernietiging. Een van de documenten uit de stand van de techniek werd daarbij alleen in het Japans overgelegd en de Rechtbank overweegt “Xingraphics en Atece overschatten daarmee de talenkennis van - in ieder geval - de rechtbank.” (r.o. 4.33) Ook de bij pleidooi overgelegde vertaling wist de Rechtbank overigens niet te overtuigen.

Indirecte inbreuk: Voor het bewijs van de indirecte inbreuk beroept Agfa zich op een onderzoeksrapport van Bekaert. Gedaagden stellen hiertegenover een rapport van door haar eigen technisch directeur uitgevoerde tests, een rapport van een hoogleraar ‘Polymer Chemistry and Biomaterials’ verbonden aan de Technische universiteit Twente en een verklaring van een projectleider polymerenanalyse verbonden aan TNO, die allen het rapport van Bekaert in twijfel trekken. Het aanbod van Agfa tot het leveren van aanvullend bewijs wordt gepasseerd:

Versneld regime: 4.48. Agfa heeft aanvullend bewijs aangeboden voor het geval het Bekaert-rapport de rechtbank niet zou overtuigen. In dit verband is het navolgende van belang. Het is de keuze van Agfa geweest om te procederen volgens de regeling van het versnelde regime in octrooizaken. Uitgangspunt in deze regeling is dat partijen alle relevante producties waarop zij zich willen beroepen zo spoedig als mogelijk in het geding brengen. Daartoe zijn in ieder geval te rekenen de resultaten van de door Agfa uitgevoerde analyses van de FIT-platen, waar nota bene op pagina’s 14-16 van de dagvaarding aan wordt gerefereerd bij de uiteenzetting van de beweerdelijke indirecte inbreuk. Reeds in juli 2008 hebben Xingraphics en Atece aan Agfa verzocht om die resultaten aan hen ter beschikking te stellen. Ook bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie van 10 september 2008 hebben Xingraphics en Acete Afga erop gewezen dat dit procedureel niet conform is. Agfa heeft bedoelde analyses in juli en september 2008 niet willen verschaffen. Pas op 15 december 2008 heeft zij het rapport Bekaert aan Xingraphics en Atece toegezonden, volgens Xingraphics en Atece een eerste deel op 15 december 2008 en pas op 31 december 2008 het complete rapport. Ook gezien de feestdagen resteerde aldus voor Xingraphics en Atece bijzonder weinig tijd voor adequaat verweer, dit terwijl de door Bekaert uitgevoerde analyses (IR- en UV/VIS) reeds veel eerder door Agfa waren gedaan. Agfa heeft Xingraphics en Atece aldus onnodig in een ongunstiger bewijspositie gebracht dan wanneer zij beschikbaar bewijsmateriaal terstond in de procedure zou hebben ingebracht. Onder deze omstandigheden verdraagt toelating van Agfa tot nadere bewijslevering zich niet met de in een procedure in het versnelde regime te stellen eisen van een goede procesorde.

Proceskosten: Tussen partijen is overeengekomen dat deze voor de procedure in conventie en reconventie tezamen € 150.000 bedragen. Agfa wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie, onweersproken begroot op € 135.000 en partijen worden in reconventie beide deels in het ongelijk gesteld, zodat de proceskosten in reconventie om die reden worden gecompenseerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8084

TV tip

Rip! A remix manifesto. Het uur van de wolf, woensdag 22 Jul 2009 20:30 -  22:00. "De documentaire ‘Rip! A Remix Manifesto’ toont met veel humor de absurde en schokkende consequenties van het huidige auteursrecht voor particulieren, kunstenaars en wetenschappers. Een hoofdrol is weggelegd voor sample-artiest Girl Talk. Zijn opzwepende composities bestaan uit bewerkte fragmenten van bestaande muziek en als hij alle rechten daarvoor zou afkopen, zou hij miljoenen kwijt zijn. Zijn daarom ‘illegale’ optredens tonen de kunst van het sampelen en roepen vragen op over creatieve vrijheid in een tijd waarin grote mediabedrijven als TimeWarner en Disney het grootste deel van ons intellectuele eigendom bezitten.

(...) De makers luiden met ‘Rip! A Remix Manifesto’ de noodklok om artistieke en wetenschappelijke vrijheid voor de toekomst te garanderen.De documentaire ‘RIP! A Remix Manifesto’ won de Publieksprijs tijdens het International Documentary Filmfestival Amsterdam 2008 en is de eerste ‘open source’ documentaire waaraan internetgebruikers wereldwijd hebben bijgedragen.

Lees hier iets meer.

IEF 8083

Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk

Quirijn Meijnen, Van der Steenhoven: Spinoza en de grenzen aan de bescherming van een bekend merk.

Op 8 mei 2009 is in Amsterdam een kunstmanifestatie rond de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677) begonnen. (…) Onderdeel van de Spinozamanifestatie is het “WatSpinoza?” project van web 2.0 bureau Mediamatic (…)  een postercampagne, met teksten geïnspireerd op Spinoza en geschreven door Dirk van Weelden, de publieke discussie tussen en met Amsterdammers aanwakkeren. Dit door in het openbaar controversiële en spannende vragen te stellen. Een van de posters die tot nadenken doet stemmen is een poster met de tekst “waarom is een hond schoppen een misdrijf maar een koe opeten niet?”. Onderaan de poster is een afbeelding van Ronald Mc Donald, een mascotte van fastfoodketen McDonalds te zien.

McDonalds’s stuurde al een sommatiebrief naar Mediamatic met het verzoek de“Ronald Mc Donald” poster niet meer te gebruiken. De poster is nog overal in Amsterdam te zien en het lijkt erop dat McDonalds er geen rechtszaak van maakt. De vraag is of een rechtszaak kans van slagen gehad zou hebben. Overigens geheel los van de vraag of het voeren van een rechtszaak – die voor McDonalds alleen maar negatieve publiciteit zou hebben opgeleverd – verstandig zou zijn.

Lees hier verder (Endymion, overpeinzingen over intellectueel eigendoms- & mediarecht). 

 

IEF 8082

To be or not to be

Boven I AM, onder Van HarenVzr. Rechtbank Breda, 22 juli 2009, KG ZA 09-292, Bullaert & I AM N.V. tegen Van Haren Schoenen B.V. (met dank aan Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap).

Merkenrecht. Eiser is eigenaar van woord-/beeldmerken I AM, voor schoenen, en maakt bezwaar tegen het gebruik door gedaagde Van Haren Schoenen van het merk AM. Inbreuk merkrecht. Vorderingen (grotendeels) toegewezen. Visuele (“de in het beeldmerk I AM aanwezige apostrof in de vorm van een zaadcel, is van ondergeschikte betekenis.”), auditieve [em] en begripsmatige overeenstemming (“Van Haren heeft zelf bij het publiek de indruk gewekt dat haar teken AM een vervoeging is van het werkwoord to be”). Toewijzing van een vordering tot vernietiging op grond van art. 2.22 BVIE vereist volgens de Reb. Breda kwade trouw van de inbreukmaker. 1019h proceskosten: €11.647,82. (Afbeelding: boven eiser I AM, onder Van Haren. Klik op afbeelding voor vergroting)

3.7. Voorshands is niet aannemelijk dat I AM een "sterk merk" is, noch in België noch in een ander Beneluxland. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat het merk I AM onderscheidend vermogen bezit, zoals vereist, en niet meer dan dat.

3.10. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er begripsmatige overeenstemming tussen het merk I AM en het AM-teken. Vaststaat dat de introductie van de AM-schoenen in de Van Haren winkels gepaard is gegaan met een grootscheepse reclamecampagne waarbij Van Haren gebruik heeft gemaakt van slogans met het teken AM als "I AM individual", 'I AM creative", "I AM energized", "I AM expressive" en "I AM exciting". Hierdoor heeft Van Haren zelf bij het publiek de indruk gewekt dat haar teken AM een vervoeging is van het werkwoord to be. Am heeft in dit verband geen zelfstandige betekenis maar impliceert de aanwezigheid van "I". Hierdoor maakt het AM-teken dezelfde totaalindruk als het merk I AM. De stelling van Van Haren dat individualisering een trend is en er een sterke toename is in het gebruik van de woorden "I am" in reclamecampagnes is aannemelijk, maar doet niets aan af aan de begripsmatige overeenstemming. Doordat Van Haren het AM-teken in de slogans heeft geplaatst, krijg het teken voor het publiek die met het merk I AM overeenstemmende betekenis als hiervoor genoemd.

 

3.1 1. Ook auditief stemmen het merk I AM en het AM-teken sterk overeen. (…) 3.12. Visueel is er ook sprake van overeenstemming tussen het (beeld)merk I AM en her AM-teken. Vaststaat dat Van Haren ook alleen de letters AM als teken gebruikt. Het verschil tussen merk en teken is enkel gelegen in de letter "I". De in het beeldmerk I AM aanwezige apostrof in de vorm van een zaadcel, is van ondergeschikte betekenis. De letters zijn de onderscheidende bestanddelen die in het totaalbeeld opvallen. Van Haren gebruikt het AM-teken daarnaast ook zoals het gedeponeerd is, met ellips en het onderschift "shoe company". In zoverre wijkt het teken af van het merk. Echter dit verschil is van ondergeschikt belang nu Van Haren het teken niet consequent op deze manier maar op diverse manieren gebruikt. De lettercombinatie AM is het enige bestanddeel van het gebruikte teken dat consistent is. Hierdoor blijft de lettercombinatie AM het dominerende bestanddeel dat bij het publiek het meest zal opvallen en bijblijven. Dit geldt ook ten aanzien van de overige manieren waarop Van Haren het AM-teken gebruikt.

(…) 3.18. De sub 3. gevorderde vernietiging van de inbreukmakende schoenen wordt eveneens afgewezen. Toewijzing van een vordering tot vernietiging op grond van art. 2.22 BVIE vereist kwade trouw van de inbreukmaker. Daarvan is slechts sprake in gevallen van moedwillig gepleegde inbreuk. Van moedwillig gepleegde inbreuk is sprake indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, zich ten tijde van zijn handelen bewust is geweest van het inbreukmakend karakter daarvan. Van bewustheid in bedoelde zin is geen sprake indien degene wiens handelen achteraf inbreukmakend wordt geoordeeld, het verwijt van inbreuk heeft bestreden met een verweer dat in redelijkheid niet als bij voorbaat kansloos kan worden aangemerkt. Dit laatste is hier het geval, zodat kwade trouw aan de zijde van Van Haren thans niet aannemelijk is.

Lees het vonnis hier.

IEF 8081

#63 Maak het aantrekkelijk

Het gaat niet echt over IE, ligt al even in de winkel en lezers van het FD zal het ook niet onbekend voorkomen, maar zeg maar eens nee tegen een auteur die gespecialiseerd is in overhalen en overtuigen. En als die auteur een IE’er is en het is ook nog eens een mooi en nuttig boekje, dan zijn er al weer genoeg redenen om GRRR, conflictbeheersing in 75 lessen van Aernoud Bourdrez (advocaat bij Use Intellectual Property) eens onder de aandacht te brengen.

GRRR doet in een opzet een beetje denken aan de, in GRRR ook genoemde, boeken, van reclamegoeroe Paul Arden (Whatever you think, think the opposite en It’s not how good you are, it’s how good you want to be). Mooi geïllustreerde en origineel vormgegeven krachtige en kort geformuleerde wijsheden. Een koffietafelboek waar je wat aan hebt, om het oneerbiedig te zeggen. Een zelfhulpboek dat je ook aan anderen durft te laten zien.

Volgens Bourdrez worden alle conflicten gekenmerkt door dezelfde patronen. Die patronen kun je vaak eenvoudigweg doorbreken. In dit boek zijn de 75 belangrijkste patronen beschreven en wordt uitgelegd hoe je ze kunt doorbreken. De belangrijkste lessen, volgens de auteur: Goodwill biedt de beste bescherming (niet voor niets wil een Rus eerst samen dronken worden en een Fin de sauna in, voordat ze een contract met de tegenpartij tekenen).Op juridische vragen moet je niet altijd een juridisch antwoord geven. Hard op de zaak, zacht op de man. Underpromise, overdeliver. Bedenk wat je niet gaat zeggen. Het woord sorry lost vaak meer op dan een dure advocaat.

Met dank aan o.a. Winston Churchill, Al Capone en drie bonobos.

Lees hier meer.

IEF 8080

‘s Nachts schijnt de zon ook

Onlangs promoveerde mr. Sierd J. Schaafsma aan de Universiteit Leiden cum laude op zijn proefschrift Intellectuele eigendom in het conflictenrecht. De verborgen conflictregel in het beginsel van nationale behandeling. Over twee rechtsgebieden die elkaar lange tijd leken te vermijden, maar die, nu geschillen over intellectuele eigendom steeds vaker een internationaal karakter hebben, hun onderlinge problemen toch maar eens moeten oplossen.
 
Belangrijkste vraag: zit er nou wel of niet een conflictregel in de Berner Conventie en het Verdrag van Parijs?  “Die vraag geldt tegenwoordig als “heftig umstritten” en “très difficile”. En daar stuit men op iets merkwaardigs, want voor de negentiende-eeuwse opstellers van deze verdragen was het volkomen vanzelfsprekend dat in deze verdragen een conflictregel ligt besloten, namelijk in het zogeheten beginsel van nationale behandeling.” Een aantal van de illatieve stellingen mag wellicht alvast een tipje van de sluier oplichten: 

“2. De conflictregel in het beginsel van nationale behandeling in de Berner Conventie en het Verdrag van Parijs is een statutistische conflictregel, die kan worden geconverteerd in een Savigniaanse verwijzingsregel, te weten de lex loci protectionis-verwijzing (par. 5.3).

3. Artikel 5 lid 2, tweede volzin, Berner Conventie is geen conflictregel, maar een illatieve bepaling die de (conflictenrechtelijke en vreemdelingenrechtelijke) exclusiviteit wil benadrukken van het recht dat ingevolge de conflictregel in het beginsel van nationale behandeling toepasselijk is (par. 3.2).

4. De exclusieve-bevoegdheidsgrond in het industriële-eigendomsrecht – bijvoorbeeld artikel 22 onder 4 EEX-Verordening – is de reïncarnatie van de formele-territorialiteitscomponent van het formele-territorialiteitsbeginsel (par. 5.1.3).”

Lees hier (RUL) en hier (Kluwer, bestellen) iets meer. Lees alle stellingen hier.

IEF 8079

Exit Decaux/Mediamax?

Joost BeckerJoost Becker, Dirkzwager Advocaten: Exit Decaux/Mediamax? Noot bij Gerechtshof ’s-Gravenhage, 30 juni 2009, IEF 8029, Stokke / Fikszo.

“In de uitspraak Stokke/Fikszo van het Hof ’s-Gravenhage staat een aantal interessante rechtsoverwegingen over het auteursrechtelijke totaalindrukken-criterium. Het hof neemt m.i. afscheid van het Decaux/Mediamax-arrest en sluit aan bij de ontwikkeling van het totaalindrukken-criterium in de jurisprudentie van de Hoge Raad, met name bij het Una Voce Particolare-arrest.

(…) Het lijkt erop alsof het hof in de eerste zin van r.o. 16 met de zinsnede ‘[h]et door de Hoge Raad aanvaarde ‘totaalindrukken’-criterium’ (dat naar wordt aangenomen alleen geldt voor voorwerpen van toegepaste kunst) louter refereert aan het totaalindrukken-criterium uit het Decaux/Mediamax-arrest. Dat zou echter niet te rijmen zijn met r.o. 4, inhoudende dat moet worden beoordeeld of het beweerdelijk inbreukmakende werk de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont, zodanig dat de totaalindrukken overeenkomen. In het vervolg van r.o. 16 maakt het hof echter duidelijk dat zij een nieuwe weg inslaat en het ‘oude’ totaalindrukken-criterium voor toegepaste kunst achter zich laat.

(…) Ik meen dat het hof hier - terecht - afscheid neemt van het totaalindrukken-criterium uit het Decaux/Mediamax-arrest; ook bij werken van toegepaste kunst gaat het er immers om in hoeverre auteursrechtelijk beschermde trekken zijn overgenomen. Enkele hantering van het totaalindrukken-criterium uit het Decaux/Mediamax-arrest brengt namelijk het gevaar met zich mee dat in een geval waarin auteursrechtelijk beschermde trekken zijn overgenomen, (te snel) geoordeeld zal worden dat er toch géén sprake is van een verveelvoudiging omdat de beweerdelijke inbreukmaker zelf (auteursrechtelijke beschermde) elementen heeft toegevoegd, waardoor de totaalindruk (alsnog) verschilt. (…) Het gaat in auteursrechtinbreuk-zaken immers om wat er is overgenomen en niet zozeer om wat is toegevoegd (…).

Doet het hof hiermee een baanbrekende uitspraak? Volgens mij niet. Het hof volgt een eerder in 2002 door de Hoge Raad uitgestippelde route. De kernvraag waar het volgens de Hoge Raad om gaat in auteursrechtinbreuk-zaken staat m.i. in rechtsoverweging 3.3 van het Una Voce Particolare-arrest, die het hof in Stokke/Fikszo niet aanhaalt, maar impliciet wel toepast. (…) Een overname van te veel - in kwalitatieve en kwantitatieve zin - aan auteursrechtelijk beschermde trekken in de zin van dit arrest levert een vermoeden van ontlening op.

(…) De toepassing van voornoemd totaalindrukken-criterium uit het Una Voce Particolare-arrest geldt volgens het hof in Stokke/Fikszo óók voor werken van toegepaste kunst. Daarmee lijkt het totaalindrukken-criterium uit het Decaux/Mediamax-arrest exit. Het gaat er bij de auteursrechtinbreuk-zaken m.i. telkens om of de overeenstemming in beschermde trekken tussen beide voortbrengsels van een zodanige aard en omvang is, dat (behoudens tegenbewijs) inbreuk moet worden aangenomen.”

Lees de gehele noot hier.