IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7732

Het doel en de middelen vaststellen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 24 maart 2009, LJN: BH7630 & LJN: BH7631  (Persoongegevens en foto’s op stopkindersex.com)

Wie gaat over de inhoud van een website? Linkverbod. "Hoewel gedaagde niet juridisch eigenaar is van betreffende internetsite, kan zij wel worden aangemerkt als degene die met betrekking tot deze website het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt. Publiceren op internet zonder toestemming van eiser van zijn persoonsgegevens is onrechtmatig want in strijd met de wet bescherming persoonsgegevens en met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Onrechtmatigheid kan niet worden ontnomen wegens zwaarder wegen van recht op vrije meningsuiting ten opzichte van recht op persoonlijke levenssfeer. Publicatie werkt immers eigenrichting in de hand, hetgeen ernstige gevolgen heeft of kan hebben voor eiser."

(...) Dit brengt mee dat van gedaagde mag worden verwacht dat zij de link en/of enige andere verwijzing naar de websites www.dutchpedophilesexposed.org en www.dutchpredetors.org van de website www.stopkindersex.com verwijdert, dan wel doet verwijderen, op straffe van de na te noemen, gematigde, dwangsom en binnen de na te noemen termijn. In zoverre is het gevorderde onder 1 in het petitum materieel in beperkte zin toewijsbaar. 
 
Lees de vonnissen hier en hier

IEF 7731

Let op: omnummeren

Vandaag is Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (Gecodificeerde versie) gepubliceerd. Hiermee wordt Verordening (EG) nr. 40/94 gecodificeerd. De nieuwe verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op de dag van publicatie, dus op maandag 13 april a.s.

De Verordening bevat een "handige" transponeertabel, voor diegenen die net alle artikelnummers uit het hoofd hadden geleerd. Ook hier geldt: 'Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige Verordening.'

Lees de nieuwe verordening hier.

IEF 7730

Van louter plaatselijke betekenis

GvEA, 24 maart 2009, gevoegde zaken T-318/06 tot en met T-321/06, Alberto Jorge Moreira da Fonseca, Lda tegen OHIM.

Merkenrecht. Nietigheidprocedure tegen gemeenschapsbeeldmerken GENERAL OPTICA, in verschillende kleuren, op grond van oudere handelsnaam Generalóptica. Vordering tot nietigverklaring wordt afgewezen, nu het oudere recht niet meer dan alleen een plaatselijke betekenis heeft.

32. Krachtens artikel 52, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, gelezen in samenhang met artikel 8, lid 4, van deze verordening, kan het bestaan van een ander teken dan een merk leiden tot nietigverklaring van een gemeenschapsmerk wanneer dit andere teken cumulatief aan vier voorwaarden voldoet: het moet worden gebruikt in het economisch verkeer; het moet een meer dan alleen plaatselijke betekenis hebben; de rechten op dit teken moeten zijn verkregen overeenkomstig het recht van de lidstaat waar het teken vóór de indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag werd gebruikt; tot slot moet dit teken de houder ervan het recht verlenen om het gebruik van een later merk te verbieden. Deze vier voorwaarden beperken het aantal andere tekens dan merken die kunnen worden aangevoerd ter bestrijding van de geldigheid van een gemeenschapsmerk op het gehele grondgebied van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 1, lid 2, van verordening nr. 40/94.

(…) 44. Uit de door verzoekster geleverde bewijzen blijkt niet dat de betekenis van het in casu ingeroepen teken niet alleen plaatselijk is in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94. (…) dat het betrokken teken op het tijdstip dat de inschrijving van de eerste twee gemeenschapsmerken werd aangevraagd, sinds bijna tien jaar enkel werd gebruikt voor een voor het publiek openstaande vestiging in de Portugese plaats Vila Nova de Famalicão, die 120 000 inwoners heeft. Ondanks haar uiteenzettingen ter terechtzitting, heeft verzoekster geen elementen aangevoerd die haar bekendheid bij de verbruikers of haar handelsbetrekkingen buiten voormelde plaats aantonen. Evenmin heeft verzoekster aangetoond dat zij een reclameactiviteit had ontwikkeld om haar vestiging buiten die stad te promoten. De handelsnaam Generalóptica heeft dus een strikt plaatselijke betekenis in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94.

45 . Anders dan verzoekster lijkt te betogen, brengt deze conclusie geen schending van het subsidiariteitsbeginsel mee. Volgens de tweede en de derde overweging van de considerans van verordening nr. 40/94 is het bestaan van een communautair merkensysteem een gevolg van de toewijzing aan de Europese Unie van de bevoegdheden inzake de interne markt, waarmee de hindernis van de territorialiteit van de rechten die de wetgevingen van de lidstaten aan de houders van merken verlenen, moeten worden opgeheven. Derhalve kan het subsidiariteitsbeginsel geen rol spelen. Bovendien dient te worden benadrukt dat de rechtsregeling inzake het gemeenschapsmerk de nationale rechten niet buiten beschouwing laat, aangezien zij voorziet in mechanismen aan de hand waarvan rekening kan worden gehouden met het bestaan van oudere nationale tekens. Dit is met name het geval voor artikel 106 van verordening nr. 40/94, voor oudere rechten als bedoeld in artikel 8 of artikel 52, lid 2, van die verordening, en daaronder voor tekens van meer dan alleen plaatselijke betekenis. Dit is ook het geval voor artikel 107 van verordening nr. 40/94, voor tekens van plaatselijke betekenis. In casu zal de mogelijkheid van het naast elkaar bestaan van de gemeenschapsmerken GENERAL OPTICA en de handelsnaam Generalóptica in het kader van een andere procedure moeten worden onderzocht tegen de achtergrond van artikel 107 van verordening nr. 40/94, op basis waarvan de houder van een ouder recht van plaatselijke betekenis, bezwaar kan maken tegen het gebruik van een gemeenschapsmerk op het grondgebied waarop dit recht wordt beschermd.

46. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de handelsnaam Generalóptica geen teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis is in de zin van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/94.

47. Aangezien de voorwaarden van artikel 8, lid 4, van verordening nr. 40/84 cumulatief zijn, volstaat het dat aan één van die voorwaarden niet is voldaan om een vordering tot nietigverklaring van gemeenschapsmerken af te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 7728

Op het randje van het toelaatbare

ZoBas Kist, Shieldmark.Zacco: Op het randje van het toelaatbare. (Gepubliceerd in NRC Handelsblad, 23 maart 2009).

Door het nabootsen van elkaars werk proberen reclamemakers elkaar de loef af te steken. Op dit ogenblik voeren de bieren Bavaria en Heineken een klein tv-oorlogje. De nieuwe Bavariacommercial is duidelijk geïnspireerd op de Heinekencommercial Walk in de fridge. Of, om het anders te zeggen, het is een regelrechte kopie. Gewoon overgenomen en er een Bavariagrap aan toegevoegd. Het is niet de eerste keer dat Bavaria in zijn reclame-uitingen gebruik maakt van Heinekenmateriaal. Een aantal jaren geleden wist de brouwer uit Lieshout onverwachts de bekende ‘drie vrienden’ te strikken, de drie mannen die Heinekendochter Amstel jarenlang voor haar reclames had gebruikt. Plotseling dronken deze vrienden geen Amstel meer, maar lieten ze vanaf een tropisch eiland weten dat ze nu eerst maar eens aan de Bavaria gingen.

Met dergelijke reclames beweegt Bavaria zich op de grens van wat in juridisch opzicht geoorloofd is. Ik acht de kans tamelijk groot dat de brouwer met zijn nieuwste commercial die grens zelfs overschrijdt.

Lees het artikel hier.

IEF 7727

Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen

Peter BlokCIER-Lezing door Peter Blok (rechter in de Rechtbank ‘s-Gravenhage): Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen.

De CIER-lezing van 1 april 2009 heeft als onderwerp de nieuwe ex parte bevelen en bewijsmaatregelen die als gevolg van de handhavingsrichtlijn in het Nederlandse recht zijn geïntroduceerd. In de lezing zal Peter Blok, rechter in de rechtbank 's-Gravenhage, een overzicht geven van de stand van de Nederlandse rechtspraak op dit gebied en aangeven hoe die rechtspraak zich verhoudt tot ontwikkelingen in andere Europese landen. Ook zal hij uiteen zetten hoe de IE-afdeling van de Haagse rechtbank verzoekschriften betreffende ex parte maatregelen behandelt en beoordeelt.

Aan de orde komen onder meer de volgende vragen. Is de rechtbank 's-Gravenhage exclusief bevoegd om kennis te nemen van verzoeken om ex parte maatregelen met betrekking tot inbreuken op octrooien, Gemeenschapsmerken en Gemeenschapsmodellen? Wat moet er in het verzoekschrift staan? Bestaat de mogelijkheid dat de wederpartij wordt opgeroepen in het kader van de behandeling van het verzoekschrift? Waarom krijgt de verzoeker soms de gelegenheid om het verzoekschrift aan te vullen? Hoe aannemelijk moet de inbreuk zijn en hoe spoedeisend de maatregel? Op welke manier worden de belangen van de wederpartij, zoals het belang van bescherming van vertrouwelijke informatie, gewaarborgd? Wanneer krijgt de verzoeker inzage in inbeslaggenomen zaken?

CIER-Lezing door Peter Blok (rechter in de Rechtbank ‘s-Gravenhage): Nieuwe ex parte en bewijsmaatregelen

Datum: 1 april 2009

Locatie: Molengraaf Instituut; Nobelstraat 2a, Utrecht.

De lezing begint om 16.00 uur en duurt tot 18.00 uur. Aansluitend is er ruimte voor discussie en borrel. Entree is kosteloos, aanmelden kan geschieden bij Ellen Alferink,
e.alferink@law.uu.nl of 030 - 253 7723.

Met het bijwonen van de lezing kunnen 2 Nova-punten worden verdiend.

IEF 7726

Een uitermate coherent beeld

coaxkabeltjeHoge Raad, 20 maart 2009, nr. 07/12553, conclusie A-G Verkade inzake Vereniging Buma tegen Chellomedia Programming B.V.

Conclusie A-G Verkade in de zaak over kabelkopstations en openbaarmaking (zie voor de feiten: Gerechtshof Amsterdam, 29 juni 2006, IEF 2328). Verkade concludeert in 32 pagina’s, heel kort gezegd, dat Chellomedia met verzending aan kabelkopstations niet openbaar maakt, en acht vragen van uitleg aan HvJ EG niet nodig.

4.47. De hoofdvraag in het geschil dat partijen verdeeld houdt is de eventuele auteursrechtelijke relevantie van het 'opstralen' van gecodeerde Chellomediaprogrammasignalen, die uitsluitend kunnen worden opgevangen door kabelkopstations  en/of de DTH-platforms.

4.48. Over die vraag is, anders dan het gerechtshof te Amsterdam oordeelde, aan richtlijn 93/83 geen (laat staan: decisief) uitsluitsel te ontlenen ten gunste van het standpunt van Chellomedia. Aan richtlijn 93/83 valt echter evenmin decisief uitsluitsel te ontlenen ten gunste van het standpunt van Buma. Dát aan richtlijn 93/53 ten deze geen nader uitsluitsel valt te ontlenen is uiteengezet in nr. 4.25, en kan op basis van rov, 30 van het arrest SGAE/Rafael Hoteles (zie nr. 4.39) gelden als een 'acte éclairé'.

4.49. Over die vraag is inmiddels - zonder dat partijen en het gerechtshof te Amsterdam ten tijde van het wijzen van zijn mest van 29 juni 2006 dit konden weten - inmiddels wél decisief uitsluitsel te ontlenen aan de door het Hof van Justitie van de EG in zijn arrest van 7 december 2006 in de zaak SGAE/Rafael Hoteles aan art. 3 van richtlijn 2001/29 gegeven uitleg. Het HvJ EG gaf uitleg aan dat artikel in die zin dat het begrip '(mededeling aan het) publiek' hoe dan ook begrensd wordt door: '(gerichtheid op) een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers'. Het Hof oordeelde tevens dat art. 3 van richtlijn 2001/29 als maximaal harmoniserend moest worden beschouwd. 

Ook hier acht ik sprake van een 'acte éclairé'. De rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG biedt immers een uitermate coherent beeld, ook (of juist) indien men de uitspraken, gegeven aan de hand van verschillende richtlijnen, met elkaar verbindt. Mededeling aan het publiek via de kabel was onder richtlijn 93/83 nog niet (maximaal) geharmoniseerd, maar wel uitgediept (Lagardère-arrest), en is, in steeds overeenstemmende zin, onder art. 3 van richtlijn 2001/29 wel onderwerp van volledige harmonisatie (SGAE/Rafael Hoteles, zie nrs. 4.39-4.45) en veronderstelt: '(gerichtheid op) een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers'. Voor satelliettransmissie (oftewel mededeling dan het publiek per satelliet) moet hetzelfde gelden, omdat het onder hetzelfde art. 3 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29 valt, naast de klassieke etheruitzending ('mededeling aan het publiek, per draad of draadloos'). Dat is ook coherent met de uitleg die het HvJ EG aan het begrip 'publiek' in de Televisie-zonder-grenzen-richtlijn 891552/EEG heeft gegeven in het Mediakabel- arrest (zie nr. 4.14.2 en zie de verwijzing in rov. 37 van het arrest SGAE/Rafel Hoteles in nr. 4.39).

4.50. Daarmee zijn zijn eventuele vragen van uitleg aan het HvJ EG over richtlijn 93/53 en richtlijn 2001/29, alsmede interpretatiemgen voor de Hoge Raad zelf over de art. 12, lid 1, onder 5 en lid 7, en art. 47b Auteurswet in nationale context m.i. niet meer aan de orde.         

Lees de conclusie hier.

IEF 7725

Zijn jullie niet dezelfde als Fotostudio A.B. onder aan de Cauberg?

Vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, LJN: BH7294, Fotostudio A.B. B.V. tegen Gedaagden (Fotostudio Arno Broeren)

Handelsnaamrecht, auteursrecht, domeinnaam. Eigennaam maakt inbreuk op initialen. Fotostudio A.B. wordt verkocht, oude eigenaren beginnen op 1 kilometer afstand een nieuwe fotostudio onder de eigennaam Fotostudio Arno Broeren (de ‘A.B.’ van Fotostudio A.B.) Tweede rechtszaak. Handelsnaamrechtelijke verwarring is te duchten. Ook gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl  is een vorm van (verwarringwekkend) handelsnaamgebruik.

Geen inbreuk op huisstijl en auteursrecht eiser A.B. m.b.t. de op de site van gedaagden gebruikte foto’s, nu niet aannemelijk is geworden dat de rechten op de foto’s uit hoofde van de koopovereenkomst ook aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. Wel inbreuk auteursrecht van gedaagde door gebruik van zijn foto’s op website van eiser A.B.  Bewijsvermoeden artikel 8 Aw.

Wel oneerlijke mededinging door negatief uitlaten door gedaagde over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Partijen dragen hun eigen kosten.

Handelsnaam: 4.4.5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagden]. erkennen dat zij eerst sedert 12 februari 2009 in het register van de kamer van koophandel niet meer verwijzen naar de domeinnaam en het emailadres van Fotostudio A.B.

In algemene zin mogen handelsnamen beschrijvend zijn. De woordcombinatie: “Fotostudio A.B.” is aangekocht vanwege de naamsbekendheid en de daaruit voortvloeiende goodwill en verdient derhalve bescherming. Het woord: “Fotostudio” kan niet worden gemonopoliseerd, in die zin dat een andere fotograaf die foto’s maakt en verkoopt de omschrijving van die diensten door middel van gebruik van het woord: “Fotostudio” moet worden verboden, echter het gebruik van het woord “Fotostudio” dient wel zodanig te zijn dat er geen verwarringsgevaar ontstaat.

Nu [gedaagden]. naar aanleiding van het vonnis van 7 november 2008 voor de omschrijving van hun nieuwe onderneming het woord “Fotostudio” hebben gekozen, zijnde een onderneming die plaatsvindt in hetzelfde veld gelegen op (onweersproken) één kilometer afstand van Fotostudio AB, én aan het woord “Fotostudio” de eigennaam: “[gedaagde1]” hebben toegevoegd, een naam die rechtstreeks verwijst naar [gedaagde1] de oprichter van Fotostudio A.B., is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij het publiek verwarring te duchten. Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter zal ook een bodemrechter tot die conclusie komen, zodat gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet de primaire vordering tot verbod een onderneming te drijven onder de naam: “Fotostudio [gedaagde1]” of onder een met Fotostudio A.B. gelijkende naam zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Domeinnaam: 4.4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van de domeinnaam: www.fotostudioarnobroeren.nl als vorm van handelsnaamgebruik kan worden gezien, zodat hetgeen hiervoor is overwogen ook geldt voor het gebruik van deze domeinnaam en dus voorshands voldoende aannemelijk is dat bij gebruik van deze domeinnaam het zelfde verwarringsgevaar is te duchten. Het gevorderde verbod tot gebruik van domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl ligt derhalve voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de termijn waarna [gedaagden]. dit verbod dienen na te leven zal worden gesteld op vijf dagen na betekening van dit vonnis. De te verbeuren dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

Auteursrecht eiser: A: 4.5. Voorts stelt Fotostudio A.B. dat [gedaagden]. onrechtmatig jegens haar handelt door op slaafse wijze haar huisstijl na te bootsen door onder meer foto’s die haar toebehoren te publiceren op hun website.

(…)

4.5.4. (…) Deze artikelen zien naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet op overdracht van de activa, maar, gelet op hun inhoud en het feit dat zij geplaatst zijn onder artikel 3: “garanties verkoper (financieel / fiscaal) Jaarrekening en financiële gegevens”, op garanties van de verkoper.
Nu noch uit de door Fotostudio A.B. genoemde artikelen van de koopovereenkomst, noch uit de overige artikelen van de koopovereenkomst, voortvloeit, dat de foto’s als activa zijn overgedragen en bovendien geen enkele lijst met overgedragen activa, noch de notariële akte van levering, is overgelegd waaruit eigendomsoverdracht van de foto’s zou kunnen worden afgeleid, is ondanks de overgelegde verklaringen van Mulder en [[YY]] voorshands onvoldoende aannemelijk dat de foto’s waarop Fotostudio A.B. in productie 3 doelt haar eigendom zijn uit hoofde van de koopovereenkomst.

4.5.5. Voorts voert Fotostudio A.B. aan dat de foto’s waarvan zij het auteursrecht claimt zijn gemaakt op de locatie van Fotostudio A.B., met haar middelen, in haar opdracht en voor haar rekening en risico. Daaruit vloeit volgens haar voort dat de foto’s ingevolge artikel 7 van de Auteurswet haar eigendom zijn.
De voorzieningenrechter volgt in dit kader [gedaagden]. in hun betoog dat het, indien wordt uitgegaan van de periode dat [gedaagde1] in dienstverband dan wel in opdracht heeft gefotografeerd voor Fotostudio A.B., om zeer weinig foto’s zal gaan en het bovendien onduidelijk is om welke foto’s het precies gaat, zodat deze vordering ook om deze reden zonder nadere onderbouwing niet toewijsbaar is.
Wel is, mede gelet op hetgeen [gedaagde1] zelf heeft verklaard, voldoende aannemelijk dat [gedaagde1] sedert 2006 weinig tot geen foto’s meer heeft gemaakt. Echter niet valt vast te stellen door wie de gewraakte foto’s dan wel zijn gemaakt.
Raadpleging van de door Fotostudio A.B. overgelegde productie 3 levert op dat op enkele foto’s de naam “[gedaagde1]” staat afgedrukt. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat uit de artikelen 4 (en 8)van de Auteurswet een bewijsvermoeden volgt ten gunste van degene die op het auteursrechtelijk te beschermen werk als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt aan [gedaagde1] en niet aan Fotostudio A.B. toebehoren.

Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat zonder nader onderzoek niet valt vast te stellen om welke foto’s het precies gaat en het er dus voorshands voor moet worden gehouden dat de auteursrechten op de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt aan [gedaagde1] toebehoren. Met betrekking tot de eigendom van deze en de overige foto’s is voorshands niet aannemelijk geworden dat zij uit hoofde van de koopovereenkomst aan Fotostudio A.B. zijn overgedragen. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde derhalve af.

Oneerlijke mededinging: 4.6. (…) De voorzieningenrechter wijst dit verweer af en is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [gedaagden]. zich schuldig maken aan oneerlijke mededinging. Nu de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl deel uitmaakt van dit geding en voor raadpleging door de voorzieningenrechter toegankelijk is heeft de voorzieningenrechter uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat [gedaagden]. zich uitvoerig negatief uitlaten over Fotostudio A.B. en op ongeoorloofde wijze verwijzen naar hun verleden als oorspronkelijke oprichters van Fotostudio A.B. Met name onder de link: “vraag en aanbod” nemen [gedaagden]. voor Fotostudio A.B. onder meer de volgende schadelijke standpunten in: (…)

Op de vraag: “Zijn jullie niet dezelfde als fotostudio A.B. onder aan de cauberg?”  antwoorden [gedaagden].: “Nee niet meer. Wel waren we de oprichters/eigenaars van fotostudio A.B. tot mei 2007 Maar nu we hebben we die zaak verkocht, en zijn daar ineens onverwachts niet meer welkom. Dat vonden we natuurlijk niet leuk en daarom hebben we besloten helemaal zelf opnieuw te beginnen, met en prachtige splinternieuwe en veel ruimere fotostudio naast de Aldi. Met Fotostudio A.B. hebben we dus helemaal niets meer mee te maken.. en zijn dus ook géén filiaal van fotostudio AB,.. en zijn daar ook niet meer werkzaam als fotograaf daar. Let-op. 99% van alle foto’s op hun site en e.d. zijn nog gemaakt door fotograaf [gedaagde1], wij gebruiken alleen eigen gemaakte foto’s op de site en in de advertentie’s.”

Auteursrecht gedaagde: 4.8.2. Gelet op hetgeen met betrekking tot de eigendom van foto’s in conventie is overwogen geldt ook in reconventie dat ten aanzien van [gedaagden]. geldt dat onvoldoende is komen vast te staan – behoudens de foto’s waarop de naam [gedaagde1] staat - om welke foto’s het precies gaat. Zoals in conventie onder 4.5.5 is overwogen volgt uit de artikelen 4 (en 8) van de Auteurswet een bewijsvermoeden ten gunste van [gedaagde1], nu hij degene is die op het auteursrechtelijk te beschermen werk, in casu de hiervoor bedoelde foto’s, als maker wordt aangeduid. Daaruit volgt het vermoeden dat in ieder geval de foto’s waarop “[gedaagde1]” staat afgedrukt niet aan Fotostudio A.B. toebehoren en dat derhalve díe foto’s van haar website dienen te worden verwijderd. De vordering zal derhalve worden toegewezen met dien verstande dat in het dictum zal worden opgenomen dat alleen díe foto’s dienen te worden verwijderd waarop de naam [gedaagde1] staat afgedrukt.

De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden hun onderneming onder de naam Fotostudio Arno Broeren of onder een op Fotostudio A.B. gelijkende naam te drijven (…) verbiedt gedaagden in hun reclame-uitingen, zoals op hun website, e-mailadres, in kranten of anderszins, te refereren aan Fotostudio A.B. B.V. (…) verbiedt [gedaagden]., ieder voor zich en/of gezamenlijk de domeinnaam www.fotostudioarnobroeren.nl te gebruiken. Fotostudio A.B. wordt bevolen om de foto’s waarop de naam: “Arno Broeren” staat afgedrukt van haar website te verwijderen en verwijderd te houden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7715

Boek9.nl Wereld IE Dag Borrel 2009: De Locatie

Ziet u zichzelf al staan, op vrijdagmiddag 24 april, tussen het water en de bomen, tussen de advocaten, wetenschappers, gemachtigden, rechters en andere relevante beroepsgroepen op de IEForum.nl Wereld IE Dag Borrel?

Het basisidee is nog altijd, kort gezegd, een krat bier in een weiland, dus geen lezingen en geen presentaties. Napleiten en opsnijden is wel verplicht, mits er maar gegeten, gedronken en geluisterd wordt naar de band, die ook dit jaar weer bestaat uit IE-juristen. Voor zover er een thema is, is dat “De mythe van de 7 verschillen”. Een urban legend waar we allemaal last van hebben en die misschien eens de wereld uit geholpen kan worden. IJdele hoop natuurlijk, maar meer informatie volgt.

Kijk rustig naar het filmpje van het riante landgoed achter de Amsterdams Stadsvilla van gastvrouw Van Diepen & Van der Kroef, zoek alvast een plaatsje uit en:

Geef uw verwachte aanwezigheid even door per email (alleen voor de planning, aan aanwezigheid zijn verder geen kosten verbonden).

IEF 7714

Dan zou het Rijksmuseum geen Rijksmuseum meer mogen heten

Kamerstukken 31354, nr. 26, 2e Kamer,  2008/09, (vervangt het amendement gedrukt onder nr. 20). Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid); Gewijzigd amendement over het mogelijk maken van gebruik van naam en beeldmerk van een overheid door een overheidsbedrijf
 
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor : In artikel I, onderdeel A, vervalt artikel 25j, tweede lid, onderdeel a.

Toelichting: Dit amendement beoogt te voorkomen dat gebruik van naam en beeldmerk per definitie als verboden bevoordeling zou gaan gelden. Dit zou er immers toe kunnen leiden dat in de naam van een overheidsbedrijf de naam van de desbetreffende overheid niet meer vermeld zou mogen worden. Dan zou het Rijksmuseum geen Rijksmuseum meer mogen heten omdat daarin gebruik gemaakt wordt van de naam «Rijk». Een zelfde redenering geldt voor de Staatsloterij. Maar ook een bedrijfsnaam als Havenbedrijf Rotterdam, en andere gemeentelijke NV’s waarin de naam van de eigen gemeente gebruikt wordt, zouden mogelijk allemaal verboden kunnen worden. De indiener acht dit onwenselijk en stelt voor met dit amendement de betreffende bepaling te schrappen.

Lees het amendement hier.

IEF 7713

ContraFake 2009

Europese Commissie: High Level Conference on Counterfeiting and Piracy - Brussels (02.04.2009): This conference follows an event held last year, which attracted over 400 participants. This year the conference will again consider the growing problem of counterfeiting and piracy but will be focused more on planned efforts to combat the problem, in particular the European Counterfeiting and Piracy Observatory.

Lees hier meer.