IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22193
19 augustus 2024
Uitspraak

Aanpassing van memorie van antwoord na afwijzing van verzoek tot vertrouwelijkheid

 
IEF 7106

In het kader van het octrooibeleid & creatieve online inhoud

Kamerstukken II 2008/09, 31702, nr. 2. Bijlage bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009; Bijlagen bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009
 
Raad voor Concurrentievermogen: “In het kader van het octrooibeleid heeft de Commissie op 3 april 2007 een mededeling aangenomen Verbetering van het octrooisysteem in Europa, waarin zij haar visie op de toekomst van het Europese octrooisysteem uiteenzet, met als doel om één uniform stelsel van octrooibescherming en -rechtspraak te ontwikkelen voor de interne markt. Aanleiding voor deze mededeling is een in 2006 gehouden consultatie onder gebruikers waaruit naar voren is gekomen dat octrooieringskosten in Europa onevenredig hoog zijn. Hoge vertaalkosten en een verbrokkeld geschilbeslechtingssysteem zijn de twee belangrijkste veroorzakers daarvan.

In haar mededeling stelt de Commissie voor om opnieuw (een eerdere poging mislukte in 2003) te pogen het Gemeenschapsoctrooi tot stand te brengen en een stelsel van Europese octrooirechtspraak te ontwikkelen. In vervolg op de mededeling is door achtereenvolgens het Portugese en het Sloveense voorzitterschap verder gewerkt aan zowel de realisatie van een uniforme geschilbeslechtingsregeling als ook aan het Gemeenschapsoctrooi, met als einddoel dat beide gelijktijdig inwerking zullen treden. De twee trajecten zijn onder het Sloveense Voorzitterschap gepresenteerd als één pakket. Tijdens het Franse voorzitterschap zullen de onderhandelingen hierover worden voortgezet.”
 
Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur:”De samenleving digitaliseert in een rap tempo. Het Europees regelgevend kader moet daarop blijven aansluiten. Een mededeling over creatieve online inhoud (14 januari 2008) met bijbehorende consultatie moeten in de visie van de Commissie eind 2008 uitmonden in een aanbeveling aan de Raad en het Europees Parlement.
De Commissie wil de verspreiding en toegankelijkheid van online verspreide creatieve inhoud verbeteren. Hiertoe moet gekeken worden naar het gebruik van nieuwe businessmodellen om het online aanbod te vergroten en moet de werking van digital rights management (DRM) systemen verbeterd worden. Ook moet illegaal aanbod teruggedrongen worden en is een innovatieve aanpak van grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer nodig om gebruik te maken van de voordelen van de interne markt.

Nederland staat positief tegenover het initiatief van de Commissie.Wel meent Nederland, evenals het Europees Parlement en diverse andere lidstaten, dat met name het laatstgenoemde punt bezien moet worden in relatie tot het behoud van een cultureel divers aanbod. Nederland heeft hiervoor via onder meer een position paper aandacht voor gevraagd.  De OJC-Raad van 21–22 mei 2008 heeft zich over deze thematiek gebogen. Een aanverwant thema betreft de verschillen in regelgeving die lidstaten hanteren ten aanzien van de zogenaamde thuiskopie. Het ontbreken van enige harmonisatie op dit punt werkt zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend. Nederland zal aandacht blijven vragen voor deze problematiek.”

Lees het kamerstuk hier

IEF 7105

IE-Begrotingen

RijksbegrotingKamerstukken 2008/09, 31700 XIII, nr. 2 (Economische Zaken), 31700 VIII, nr. 2 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), 31700 VI, nr. 2 (Justitie)
 
Uit de MvT van OCW: “De «uitvinderregeling», beter publiek toegankelijk maken via de websites van alle universiteiten. Het is de bedoeling dat onderzoekers door de uitvinderregelingen meer kunnen profiteren van de opbrengst van intellectueel eigendom.”

“Ook het SCP doet onderzoek naar het gebruik van het digitale culturele aanbod. Er is aandacht voor vraagstukken rond digitale duurzaamheid en auteursrecht. Met het Programma voor de Creatieve Industrie bevorderen OCW en EZ de economische benutting van cultuur en creativiteit. Speerpunten zijn innovatie en ondernemerschap, de toegang tot kapitaal, marktontwikkeling, met name internationaal, de ontwikkeling van creatieve clusters en een zorgvuldige benutting van intellectueel eigendom.”
 
Uit de MvT van Justitie: “Herziening van het auteursrecht en het consumentenrecht:  Het auteursrecht is het recht dat een maker heeft op zijn werk en wordt beschermd door de Auteurswet. Diverse ontwikkelingen zijn aanleiding voor de herziening van het auteursrecht: een behoefte aan zelfregulering en de noodzakelijke implementatie van internationale en Europeseafspraken.

Daarbij wordt, in overleg met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken, het thuiskopiestelsel heroverwogen, het toezicht op de collectieve beheerorganisaties versterkt, een commissie voor tariefgeschillen geïntroduceerd en wordt de zelfregulering van rechthebbenden en gebruikers ondersteund. Verwezen wordt verder naar de beleidsbrief auteursrecht van 20 december 2007 (TK 29 838, nr. 6).”
 
Uit de MvT van EZ: “Communautaire octrooistrategie: Afhankelijk van de uitkomsten van onderhandelingen in de Raad voor concurrentiekracht zal in Europees verband verder worden gewerkt aan een verdere harmonisatie van het Europese octrooibeleid. Ingezet zal worden op voortgang bij het tot stand brengen van een Europees geschilbeslechtingssysteem voor octrooizaken en het gemeenschapsoctrooi.

Aanpassing van verdragen en wetten op het gebied van de intellectuele eigendom in verband met ontvlechting van de Nederlandse Antillen:  In verband met de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen gaan de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot Nederland behoren. In dat verband vindt aanpassing plaats van de thans vigerende regelgeving op genoemde eilanden en de voor Nederland relevante wetten en verdragen op het gebied van de intellectuele eigendom.
 
Lees de kamerstukken hier, hier en hier.

IEF 7104

Verdrag betreffende vragen inzake auteursrecht

Kamerstukken 2008/09, 23490, nr. 519. Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag; Brief minister met overzicht verdragen Raad van Europa op beleidsterrein van Justitie.

Verdrag betreffende vragen inzake auteursrecht en aanverwante rechten in het kader van grensoverschrijdende uitzending per satelliet (RvE 153, 11 mei 1994): Dit verdrag is nog niet in werking getreden en is niet voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend. Het is de bedoeling dat de EU zal toetreden tot dit verdrag. De Europese Commissie zal hiertoe een voorstel aan de lidstaten voorleggen.
 
Lees het kamerstuk hier.

IEF 7103

Verweesde werken

Kamerstukken II 2008-2009, 22112, nr. 701. Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris ter aanbieding van 3 nieuwe BNC-fiches. Mededeling digitalisering Europees cultureel erfgoed
 
"Als onderdeel van de i2010-strategie voor de informatiemaatschappij wordt gewerkt aan de oprichting van een Europese Digitale Bibliotheek, Europeana.(...)  Op het gebied van verweesde werken hebben op 4 juni 2008 organisaties van belanghebbenden op Europees niveau een memorandum van overeenstemming getekend. Onderdeel van het memorandum zijn «due diligence richtlijnen» Deze richtlijnen bevatten bronnen waar (gegevens over) rechthebbenden gevonden kunnen worden. Ook in Nederland hebben rechthebbenden (verzameld in VORIE: Vereniging van Organisaties die Intellectueel eigendom Collectief Exploiteren) met musea, archieven en bibliotheken een intentieverklaring over digitalisering ondertekend.
 
Verweesde werken (orphan works) is een wereldwijd probleem als het gaat om digitalisering van cultureel erfgoed. Voor publicatie van cultureel erfgoed heeft men altijd vooraf toestemming nodig van de maker of diens erfgenamen. Het online zetten van een verweesd werk maakt dus inbreuk op het auteursrecht. Van alle bibliotheekcollecties is naar schatting tussen vijftig en vijfentachtig procent van de boeken verweesd. Naast boeken zijn er ook duizenden verweesde werken in de vorm van foto’s en audiovisuele werken in bibliotheken, musea en archieven. Het gebrek aan gegevens over hun eigendomsrechten kan een belemmering vormen voor de openbare beschikbaarstelling van die werken op het internet. Dit staat in de weg van de door de Commissie bepleitte grootschalige digitaliseringsprojecten. In Nederland voorziet de auteurswet op dit moment niet in een oplossing voor deze problematiek. In opdracht van het ministerie van Justitie heeft het WODC een onderzoek laten uitvoeren naar de auteursrechtelijke aspecten van de digitale ontsluiting van historisch materiaal."
 
Lees het fiche hier.

IEF 7102

Den Haag Vandaag

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, KG ZA 08-817, Taartenwinkel.nl B.V. tegen Gefelicitaart B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Eisers vorderen – samengevat – een verbod op inbreuk op hun handelsnaam en onrechtmatig handelen jegens hen door GefeliciTAART, alsmede overdracht van de domeinnaam taartwinkel.nl aan hen, een en ander op straffe van een dwangsom. Tevens vorderen eisers een veroordeling van GefeliciTAART in de proceskosten conform artikel 1019h Rv.

4.3. GefeliciTAART heeft terecht opgemerkt dat de handelsnaam van Taartenwinkel.nl zeer weinig onderscheidend vermogen heeft. De handelsnaam is immers zuiver beschrijvend voor de onderneming van Taartenwinkel.nl. Daarnaast staat tussen partijen vast dat vele andere ondernemingen vergelijkbare handelsnamen voeren, waaronder “de taartwinkel” en “taartenservice.nl”, en dat de handelsnaam van Taartenwinkel.nl dus ook in dat opzicht weinig onderscheidend is. Dat die handelsnaam volgens Taartenwinkel.nl bekendheid heeft gekregen, weegt, voor zover juist, niet op tegen het aanzienlijke gebrek aan inherent onderscheidend vermogen. Een en ander brengt mee dat de beschermingsomvang van het handelsnaamrecht van Taartenwinkel.nl zeer gering is. Met andere woorden, er dienen hoge eisen te worden gesteld aan de vaststelling van het op grond van artikel 5 Handelsnaamwet vereiste verwarringsgevaar.

4.4. Toetsend aan de voornoemde strenge eisen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat GefeliciTAART geen inbreuk maakt op de handelsnaam van Taartenwinkel.nl. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat GefeliciTAART de domeinnaam taartwinkel.nl slechts gebruikt om bezoekers door te leiden naar haar website, die onder een andere domeinnaam wordt gepubliceerd, te weten gefelicitaart.nl, en dat zij op die website haar diensten uitsluitend aanbiedt onder de naam “GefeliciTAART”. Voor zover deze wijze van gebruik van de domeinnaam kan worden aangemerkt als handelsnaamgebruik, moet worden aangenomen dat de eventueel door dat gebruik veroorzaakte verwarring gering is. GefeliciTAART heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat de website waarnaar de domeinnaam doorleidt, “onmiskenbaar duidelijk” maakt dat de bezoeker bij een online taartwinkel van GefeliciTAART is terecht gekomen. Daar komt bij dat GefeliciTAART met de keuze van de domeinnaam taartwinkel.nl enige afstand heeft genomen van de handelsnaam Taartenwinkel.nl. Daarom is er, ondanks de door Taartenwinkel.nl geconstateerde overeenstemming in de aard van de onderneming van partijen, geen sprake van verwarringsgevaar in voornoemde strikte zin.”

Lees het vonnis hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, KG ZA 08-1024, Stichting Pink Ribbon tegen De Scheffrahn-groep c.s (met dank aan Marlou van de Braak, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. De Scheffrahn-groep krijgt (naast een inbreukverbod) ook een verbod opgelegd tot het verrichten van enig Benelux- of Gemeenschapsmerkdepot met daarin PINK RIBBON of een andere combinatie van de woorden PINK en RIBBON, totdat in de door Stichting Pink Ribbon aanhangig te maken bodemprocedure over de (on)rechtmatigheid van de wijze van deponeren en handelen in de oppositieprocedures is beslist etc.

Bovendien wordt de Scheffrahn groep bevolen mee te werken aan gezamenlijke verzoeken tot uitstel voor het indienen van de inhoudelijke onderbouwing door Stichting Pink Ribbon, dan wel, ter uitsluitende keuze van Stichting Pink Ribbon, een gezamenlijk verzoek tot schorsing, in die door Stichting Pink Ribbon aanhangig gemaakte en nog aanhangig te maken oppositieprocedures tegen de door de Scheffrahn-groep gedeponeerde Benelux- en Gemeenschapsmerken die op het moment van het wijzen van het vonnis nog niet inhoudelijk onderbouwd zijn, etc.

Lees het vonnis hier en, inmiddels ook op rechtpraak.nl, hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 september 2008, HA ZA 05-2885 / HA ZA 06-2576, Monsanto Technology LLC tegen Cefetra B.V. c.s. & de Staat Argentinië / Monsanto Technology LLC tegen Vopak Agencies Rotterdam B.V. c.s.

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Tussenvonnis. Nadere formulering prejudiciële vragen aan HvJ EG.

“2.6.5. Het voorgaande leidt tot de hieronder geformuleerde vragen, waarin nog enkele wijzigingen zijn opgenomen die door partijen zijn geformuleerd, waartegen door de wederpartij geen bezwaren zijn aangevoerd en die de rechtbank zinvol voorkomen. (…).

1. Moet artikel 9 van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) aldus worden opgevat dat de in dat artikel geboden bescherming ook dan kan worden ingeroepen in een situatie zoals in deze procedure, waarin het voortbrengsel (de DNA-sequentie) deel uitmaakt van een in de Europese Unie ingevoerd materiaal (sojameel) en zijn functie op het moment van de gestelde inbreuk niet uitoefent, maar wel heeft uitgeoefend (in de sojaplant) of mogelijk, nadat het uit dat materiaal is geïsoleerd en in de cel van een organisme is ingebracht, opnieuw zijn functie zou kunnen uitoefenen?

2. Uitgaande van de aanwezigheid van de in conclusie 6 van het octrooi met nummer EP 0 546 090 beschreven DNA-sequentie in het door Cefetra en ACTI in de Gemeenschap geïmporteerde sojameel en ervan uitgaande dat het DNA in de zin van artikel 9 van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) is verwerkt in sojameel en dat het daarin zijn functie niet uitoefent: staat de door deze richtlijn voorgeschreven bescherming van een octrooi voor biologisch materiaal, in het bijzonder artikel 9, eraan in de weg dat de nationale octrooiwetgeving1 (daarnaast) absolute bescherming toekent aan het voortbrengsel (het DNA) als zodanig, ongeacht of dat DNA zijn functie uitoefent, en moet de bescherming van artikel 9 van de richtlijn dus geacht worden uitputtend te zijn, in de in dat artikel bedoelde situatie dat het voortbrengsel bestaat uit genetische informatie of zulke informatie bevat, welk voortbrengsel in materiaal is verwerkt en in welk materiaal de genetische informatie is opgenomen?

3. Maakt het bij de beantwoording van de vorige vraag verschil dat het octrooi met nummer EP 0 546 090 is aangevraagd en verleend (op 19 juni 1996) voordat Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen (Pb EG L 1998, nr. 213 blz. 0013 – 0021) was vastgesteld en dat een dergelijk absolute voortbrengsel bescherming volgens de nationale octrooiwetgeving werd verschaft voordat deze richtlijn was vastgesteld? 4. Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen het TRIPs-verdrag betrekken, in het bijzonder de artikelen 27 en 30 daarvan?”

Lees het vonnis hier.

IEF 7101

Zodat gevaar van associatie bestaat

Rechtbank Groningen, 22 september 2008, KG ZA 08-282, Ozmag B.V. tegen Zechstein Minerals B.V. (met dank aan J. Bonjer, Trip Advocaten).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Vorderingen eiser afgewezen. Voorgebruik. Depot te kwader trouw. Proceskosten €4.705, -.

“4.2. Tussen partijen is in confesso dat het door Ozmag gedeponeerde beeldmerk en het thans door Zechstein Minerals gebruikte beeldmerk vrijwel identiek zijn en bovendien worden gebruikt voor dezelfde soort waren, zodat gevaar van associatie bestaat.

(…) 4.7. De voorzieningenrechter acht, voorshands oordelend, de stellingen van Zechstein Minerals beter gedocumenteerd, consistenter - ook beter in de tijd te plaatsen — en mitsdien betrouwbaarder dan het uiterst summier onderbouwde relaas van Ozmag dat het logo in 2006 in opdracht van en voor Heinen is ontworpen. Daartoe is immers slechts een enkele factuur van [BK] van een jaar later, te weten 6juli 2007, overgelegd. Het verweer ter zitting dat [BK]  wel vaker pas na ruim een jaar een factuur voor verrichte werkzaamheden verstuurde, acht de voorzieningenrechter weinig overtuigend. Ook het feit dat Transaeduca in 2006 nog niet bestond, terwijl bij dagvaarding is gesteld dat deze onderneming, nadat het beeldmerk in haar opdracht was ontworpen, Zechsal Medical de gebruiksrechten heeft verleend om dit beeldmerk te combineren met het woordmerk van Zechsal, komt de voorzieningenrechter in het licht van het voorgaande weinig geloofwaardig voor, te meer daar geen enkel schriftelijk stuk ter onderbouwing van deze stelling is overgelegd. Daaraan draagt zeker niet bij het feit dat Heinen de echtgenote is van  — de inmiddels met Hooiveld gebrouilleerde — Kielman, de directeur van Zechsal Medical.  

Nu enerzijds vast staat dat het beeldmerk door Zechsal Medical in combinatie met het voor haar gedeponeerde woordmerk reeds sedert 2006 met medeweten van Heinen werd  gebruikt, terwijl anderzijds de door Ozmag gestelde eigendomsaanspraken in het kader van dit kort geding niet zijn komen vast te staat, gaat de voorzieningenrechter, alle  omstandigheden in aanmerking nemend, voorshands oordelend uit van voorgebruik van het beeldmerk door Zechsal Medical, zodat het depot van hetzelfde beeldmerk op 1 april 2008 door Ozmag, hiervan op de hoogte zijnde, te kwader trouw is verricht.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7100

Mensen die in Leiden hebben gestudeerd

Leidse IE AlmanakOnder de slaafs nagebootste noemer Leiden Revisited organiseert de alumnivereniging van de Juridische faculteit van de RUL vrijdag aanstaande voor de vijfde keer de jaarlijkse terugkeerdag.

Vermeldenswaardig is niet zozeer dat Blok 2 de Intellectuele Eigendom betreft, met sprekers als B.J. van den Akker, L. Bakers en D.J. G. Visser, maar dat tijdens de borrel de Leidse IE Almanak zal worden aangeboden (gratis) aan alle Leidse IE Alumni.

De flaptekst van de bundel, uitgegeven door de huisuitgever van IEForum.nl, deLex, vat het als volgt samen: “Deze Leidse IE Almanak bevat bijdragen van een groot aantal Leidse IE Alumni, mensen die in Leiden hebben gestudeerd en werkzaam zijn of zijn geweest op het gebied van de intellectuele eigendom. Daarnaast bevat deze almanak enkele bijdragen over het verhaal achter enkele belangrijke auteursrechtelijk arresten. Tenslotte bevat deze almanak een smoelenboek.”

Lees de nieuwsgierigmakende inhoudsopgave hier en het programma van Leiden Revisted hier.

IEF 7099

Eerlijke praktijken

Jan KabelPersbericht Vereniging voor Reclamerecht: Prof. mr Jan Kabel, medeoprichter en bestuurslid van de Vereniging voor Reclamerecht, neemt afscheid bij de universiteit. Jan Kabel betekent veel voor het vak reclamerecht.
 
Zijn afscheid van het IVIR gaat niet onopgemerkt. Tijdens het symposium Gróóte Opruiming! Alles moet weg! horen wij - ongetwijfeld op prikkelende wijze - over het nut en de noodzaak van sommige reclamevoorschriften vanuit economisch, communicatief en juridisch perspectief. Sprekers zijn Prof. dr Jules Theeuwes, Prof. dr Peter Neijens en ons aller Jan Kabel.

Wanneer? Woensdag 15 oktober 2008 om 14.00 uur precies, gebouw de Rode Hoed, Keizersgracht 102 te Amsterdam.
 
Graag nodigen wij u, lid van onze vereniging, uit voor dit bijzondere afscheidssymposium, dat tevens geldt als najaarsbijeenkomst van de VvRr. De VvRr biedt Jan Kabel van harte de afscheidsreceptie aan die aansluitend in de Rode Hoed plaats zal vinden.”

IEF 7098

Oneerlijke praktijken

Jan KabelJan Kabel, IViR en  DLA Piper: Audiovisual Media Services and the Unfair Commercial Practices Directive. Gepubliceerd in IRIS plus, issue 2008-8.

Reclamerecht. Richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de richtlijn Televisie zonder Grenzen.

“ (…) even in those cases that are governed by the AVMS Directive, the UCP Directive may apply and the provider of audiovisual media services may be liable for unfair commercial practices. This overlap is manifestly exhibited in the prohibition of surreptitious advertising. The AVMS Directive and the UCP Directive deal with this prohibition in the same way: the omission of the required information is in itself enough to justify prohibition. Through this method of presentation of the advertising and other methods such as product placement and sponsorship, it is interesting to see that, thanks to the UCP Directive, the advertiser can also now be held liable for breach of the relevant rules. Even the provider of audiovisual media services could, depending on the national competency rule, be held liable for unfair commercial practices, as the party acting on behalf of the advertiser.

The UCP Directive is restricted to economic transactions. Complaints about the content of a media service can only be considered if there has been unfair advertising about this content. The UCP Directive can be used in a defence – and better than the AVMS Directive – against unfair practices in phone-in competitions and other commercially- provided services. The provider of audiovisual media services is also indirectly bound by the obligation to provide information under the UCP Directive. Rules on advertising content should also apply to non-spot advertising, because this form of advertising is replacing the usual advertising messages.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7097

Ik, verbalisant

Zonder VuurCollege van Beroep voor het bedrijfsleven, 26 augustus 2008,  LJN: BF1753. Beroep Minister van VWS tegen de uitspraak van 18 december 2006 van de Rechtbank Rotterdam, in het geding tussen de minister en A B.V., te B.

Tabaksreclame. Verbalisant verwoordt in een haast Bijbelse betoog dat hij zag dat het niet goed was. Rechtbank was het daar niet mee eens. College van Beroep wel.

“Op deze dag vond in Den Haag het evenement de Koninginnenach plaats en waren er in de stad diverse podiums geplaatst om muziekbands te laten optreden met daaromheen diverse kramen die eten en drinken verkochten. Ik, verbalisant, zag dat er op het plein bij het Spui ook een podium was geplaatst. Ik zag op het Spui diverse kramen waaruit men drank en eten verkocht. Tussen deze kramen zag ik een kraam waar men sigaretten kon kopen. Ik zag dat de kraam een toonbank had. Ik zag dat er diverse personen aan de toonbank van de kraam stonden. Ik zag dat een aantal van deze personen een pakje sigaretten kochten. Ik zag dat door de twee medewerksters de gekochte pakjes sigaretten van onder de toonbank werden gepakt.

(…) Ik, verbalisant, maakte mij bekend bij één van de dames in de kraam. Zij stelde zich voor als mevrouw (…), medewerkster in de kraam. Desgevraagd verklaarde mevrouw (...) mij dat ze de gekochte sigaretten van onder de toonbank pakte en niet vanuit de presentaties aan de achterwand. Tevens verklaarde zij mij ook dat er alleen maar “Caballero” sigaretten te koop waren. (…) Ik bracht de heer (…) op de hoogte van mijn bevindingen en zegde hem dit boeterapport aan.”

Het College vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van A ongegrond:

“6.5  Het College is, met de minister, van oordeel dat A op de stand tijdens het evenement “Koninginnenach” op 29 april 2004 tabaksproducten heeft gepresenteerd op een wijze die niet voldoet aan de daaraan op grond van artikel 5, derde lid, aanhef en onder b, Tabakswet te stellen eisen. Uit de beschikbare stukken blijkt dat de presentatie van de te koop aangeboden pakjes sigaretten op de stand onmiskenbaar verder ging dan noodzakelijk is om aan consumenten te tonen welk (merk) tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht.

Het aan de achterwand van de stand etaleren van pakjes sigaretten van één en hetzelfde merk in twee symmetrische opstellingen van elk vier pakjes breed en zeven pakjes hoog, waarbij de voorkant van de pakjes naar de kijker is gericht en tussen ieder pakje een afstand van enkele centimeters is gelaten, zodanig dat de verpakkingen zowel horizontaal als verticaal evenwijdig aan elkaar staan, en de opstelling door blauw en geeloranje licht wordt beschenen, is een wijze van uitstallen die meer dan noodzakelijk de aandacht van de consument op de te koop aangeboden verpakkingen van tabaksproducten vestigt.

Evenzeer geldt dit voor de in het proces-verbaal beschreven uitstalling van zes boxen (doosvormige verpakking van tien pakjes sigaretten). Een dergelijke presentatie valt niet binnen de grenzen van een sobere uitstalling die de uitzondering op het reclameverbod beoogt mogelijk te maken en voldoet niet aan het vereiste dat een presentatie moet plaatsvinden tegen een neutrale achtergrond. Reeds op grond hiervan heeft A tijdens het evenement “Koninginnenach” op 29 april 2004 het verbod op tabaksreclame overtreden.”

Lees de uitspraak hier.