IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7033

Ex Parte ( nu ook met wederhoor)

Friendship 40Rechtbank Amsterdam, ex parte beschikking van 2 september 2008, Hoekstra Beheer tegen Friendship Yacht Company & Hiswa Multimedia B.V. (met dank aan Floor van Gessel, Intellectueel Eigendomadvocaten).

Merkenrecht. Ex Parte met wederhoor. Interessante ontwikkeling: Eén van de wederpartijen heeft kennis van ex parte verzoek en wordt in de gelegenheid gesteld om  ter zitting te verschijnen en weerwoord te geven (wellicht te duiden als 'live zwartmaken'?) Zaak betreft te koop aanbieden van jacht onder de naam ‘Friendship’ op de Hiswa

Niet verschenen wederpartij Friendship Yacht Company krijgt bevel ‘iedere vermelding van het woord Friendship zowel ter aanduiding van het te koop aangeboden schip als van aarzelf dan wel anderszins te staken en gestaakt te houden’. Dat de wel verschenen wederpartij en evenementorganisator HISWA ‘inbreuk heeft gemaakt, maakt of zal maken van de merkrechten van verzoekers is niet gebleken, zodat het tegen Hiswa gevraagde bevel zal worden geweigerd’.

Lees de beslissing hier en het verzoekschrift hier.

IEF 7032

Hoedanigheden

BX Beeldmerk Kwaliteits ApotheekRechtbank ’s-Gravenhage, 1 september 2008, KG ZA 08-935, Fewmore Holding B.V. & Van Ulden tegen Livius Beheer B.V. 

Executiegeschil in zaak over verdeling van domeinnamen, merk en content webwinkel na stuklopen samenwerking franchiseformule (zie: IEF 6338). Dit executiegeschil betreft alleen de afgifte van cd-roms met content webwinkel. Deze zijn afgegeven aan de verkeerde medebestuurder van de gezamenlijke vennootschap.

Eisers Fewmore en Van Ulden stelen wel te hebben voldaan aan het vonnis en de compact discs met daarop de content van de webwinkel aan (eiser) Van Ulden in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Bwana (de gezamenlijke vennootschap van beide partijen) af te geven en door toezending van de hyperlinks aan de advocaat van Livius. Gedaagde Livius stelt dat de levering van de twee compact discs met daarop de content van de webwinkel aan (eiser) Van Ulden dan wel aan zijn vennootschap als bestuurder van Bwana niet betekent dat daarmee uitvoering is gegeven aan het veroordelende vonnis.

“4.3. De voorzieningenrechter acht de kans groot dat de bodemrechter zal oordelen dat door Fewmore en Van Ulden dwangsommen zijn verbeurd. In dit verband is van belang dat de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 25 juni 2008 heeft overwogen dat Livius recht heeft op afgifte van de content van de website aan Bwana omdat dat noodzakelijk is voor de voorlopige voortzetting van de onderneming van Bwana. Omdat het vonnis er kennelijk vanuit gaat dat juist Fewmore en Van Ulden de webwinkel hadden beëindigd en alleen zij de content van de website in hun bezit hebben, kan de veroordeling moeilijk anders worden begrepen dan dat de bestanden moet worden afgegeven aan Livius in haar hoedanigheid van medebestuurder van Bwana. Er zijn daarnaast geen aanwijzingen om aan te nemen dat, indien mocht worden vastgesteld dat de dwangsommen ten onrechte zijn betaald, het bedrag niet terugbetaald zal kunnen worden. De voorzieningenrechter ziet derhalve geen reden voor schorsing van de executie.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7786

Lord Hoffmann flirts with EPO in Lundbeck/Generics UK judgment

Lord Hoffmann flirts with EPO in Lundbeck/Generics UK judgment

Remco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) and Otto Swens (Vondst Advocaten)

"On 10 April 2008 the Court of Appeal in the United Kingdom handed down a judgment in the long awaited proceedings between Lundbeck and Generics UK. The judgment is a rare feast for all of us who favour a more harmonised, ‘European’ patent law, because the Court of Appeal, in particular Lord Hoffmann, has used this case to bring the UK approach to validity closer to the EPO / continental approach. A more elaborate discussion of the judgment will appear in the Dutch law IP journal IER shortly. This is a short appetiser."

Read the article here. (The authors represent Angiotech in Dutch patentprocedures).

IEF 7031

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 31 juli 2008, KG ZA 08-306, Siri Marine B.V. c.s. tegen Amarcon B.V. c.s. (Met dank aan  Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen).

Reclamerecht. Brochure scheepsvaartsoftware. Vordering tot rectificatie afgewezen. Geen Texaans maar Nederlands recht van toepassing (folder verzonden naar Texas).

4.7. De slotsom is dat de folder ten onrechte de indruk wekt dat Amarcon bij alle referentieprojecten betrokken is geweest.

(…) 4.12 De voorzieningerechter komt tot het voorlopig oordeel dat Dockwise niet als concurrent van Siri Marine kan worden aangemerkt. Siri Marine komt jegens Dockwise daarom geen beroep toe op bescherming van 6:194 BW. (…)

4.13. Dit is anders ten aanzien van de vordering tegen Amarcon. Zoals hiervoor is overwogen, hebben Amarcon en Siri Marine als elkaars concurrenten te gelden. De commerciële doelstelling van Amarcon is gericht op de verkoop van Octopus. Door de brochure op haar website te plaatsen heeft Amarcon ten voordele van zichzelf gebruik gemaakt van de in deze brochure vermelde onjuiste informatie, althans van de suggestie dat bij alle van de hierin vermelde referentieprojecten het Octopus-systeem is gebruikt. Voor de potentiële klanten van Amarcon is dit misleidend. Amarco heeft hiermee onrechtmatig jegens Siri Marine gehandeld. Hieraan doet niet af dat de brochure niet van haar afkomstig is.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7030

Ik vond het wel grappig

“In 1989 schreef Rotterdammer Willem Spiegelberg zijn bedrijf Nuon, kort voor Nu of Nooit, in bij de Kamer van Koophandel. Het was een bedrijf dat schepen laadde en loste in de haven van Rotterdam. Dat er nóg een bedrijf dat Nuon heette op de markt kwam, merkte hij pas toen de energiereus begin jaren '90 shirtsponsor werd van voetbalclub Vitesse. "Ik vond het wel grappig", grinnikt Willem.

(…) Het havenbedrijfje van Willem liep op de klippen. Hij maakte onder dezelfde naam een doorstart met een taxionderneming.Vervolgens plofte er een brief bij hem op de deurmat, afkomstig van de stroomgigant die beweerde het alleenrecht te hebben op de naam Nuon. (…) Hij nam contact op met de Kamer van Koophandel en nam een advocaat in de arm. Beide partijen stelden hem in het gelijk. Ondanks de brievenstroom krijgt Willem echter geen contact met de energiemaatschappij. Dit zette zoveel kwaad bloed dat de verbeten taxichauffeur inmiddels de rollen heeft omgedraaid. (…)  Nuon bevestigt te zijn teruggekrabbeld na de brieven van de ontstemde taxichauffeur. "We opereren in een compleet andere branche", laat woordvoerster Mandy Ros weten. ’We ondernemen verder geen stappen. Mocht meneer een rechtszaak willen beginnen, dan wachten we dat rustig af.’”

Lees hier meer.

IEF 7029

In het kader van de pilot

Persbericht: Creative Commons en Buma/Stemra verlengen project.Creative Commons Nederland (CC) en Buma/Stemra hebben besloten hun gezamenlijke project met een jaar te verlengen. De pilot waarbij aangeslotenen van Buma/Stemra onder bepaalde voorwaarden werken onder een CC-licentie beschikbaar kunnen stellen, was aangegaan voor een jaar, en zou op 22 augustus 2008 aflopen. De voorwaarden tijdens de nieuwe projectperiode zijn niet veranderd. De tot zover in het kader van de pilot verstrekte licenties blijven tot 22 augustus 2009 geldig.

CC Nederland en Buma/Stemra bekijken of de informatievoorziening over de pilot kan worden verbeterd. Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is te achterhalen waarom slechts een zeer bescheiden aantal Buma/Stemra-aangeslotenen gebruik heeft gemaakt van de faciliteit om werken met een CC-licentie aan te bieden. Ten slotte staat op het programma om te onderzoeken of, en zo ja hoe, in het kader van het project CC-licenties op 'social networking websites' kunnen worden ingezet. 

Lees hier meer.

IEF 7028

Verse rechtspraak (Riviera Maison, Kermisattracties)

Rustic Rattan Driedelige Hutkoffer - Inbreukmakende Driedelige hutkofferGerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, 26 augustus 2008, zaaknr. 200.001.319, Rivièra Maison B.V. tegen Hoogendam International V.O.F. c.s. (met dank aan Kriek Wille, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Hof vernietigt vonnis voorzieningenrechter in gevlochten mandjes-zaak (Zie IEF 5377). Registratie belastingdienst. Artikel 8 Aw, rechtspersoon als maker. Matiging proceskosten zonder verwijzing naar indicatietarief. (Klik op afbeelding voor vergroting)

“4.5 (…) Ten eerste volgt uit de data van registratie van de verschillende modellen bij de Belastingdienst - gecombineerd met het gegeven dat Hoogendam C.S. zulks slechts in algemene bewoordingen en zonder enige concrete onderbouwing hebben betwist - dat voorshands als vaststaand moet worden aangenomen dat Riviera Maison deze producten op de Nederlandse markt heeft geïntroduceerd. Voorts gaat het hof er op basis van de door Riviera Maison in het geding gebrachte producties - in het bijzonder producties 18 in hoger beroep - na vergelijking voorshands vanuit dat de dertien door Hoogendam c.s. op de markt gebrachte modellen in grote lijnen identiek zijn met die van Riviera Maison. Wat Hoogendam C.S. ter ontkenning daarvan hebben opgemerkt (zie p. 6 pleitaantekeningen mr. Antic in eerste aanleg en nr. 78 memorie van antwoord), kan niet als een deugdelijk onderbouwde betwisting worden aangemerkt, terwijl in dat verband nog moet worden opgemerkt dat de producten ook in de lezing van Hoogendam C.S. van (uiteindelijk) dezelfde maker stammen, te weten Umanta. Bij zijn bespreking van de individuele modellen zal het hof hierna zo nodig nog aandacht besteden aan de specifieke mate van overeenstemming per model.

4.6 Riviera Maison heeft in hoger beroep een beroep gedaan op art. 8 Aw (zie nr. 58 appeldagvaarding en nr. 30 e.v. pleitaantekeningen mrs. Schaap/Quaedvlieg). Dit artikel bepaalt dat indien een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker te vermelden, die rechtspersoon als maker van dat werk wordt aangemerkt, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onrechtmatig was. De stelling van Hoogendam C.S. dat die bepaling niet kan worden toegepast omdat de vraag wie als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt naar Indonesisch recht moet worden beantwoord, is ongegrond, nu het hier - in de stellingen van Riviera Maison die op hun juistheid moeten worden onderzocht om de toewijsbaarheid van de vorderingen te kunnen beoordelen - gaat om door een Nederlander in Nederland gemaakte ontwerpen voor een Nederlandse onderneming, welke onderneming de producten op de Nederlandse markt heeft gebracht en die in Nederland bescherming zoekt tegen eveneens in Nederland door een Nederlandse concurrent op de markt gebrachte inbreukmakende producten. Dat de feitelijke productie van zowel de beschermde als de inbreukmakende voorwerpen heeft plaatsgevonden in Indonesië, biedt derhalve onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat het makerschap van de modellen op basis van Indonesisch recht moet worden onderzocht. Ook overigens hebben Hoogendam C.S. geen deugdelijke argumenten naar voren gebracht die aan toepassing van de (bewijs)regel van art. 8 Aw in de weg staan. De . stelling dat art. 8 Aw slechts toepasbaar is in gevallen waarin het gaat om bescherming van ' geschreven tekst, vindt geen steun in het recht, reeds omdat die opvatting de verwijzing naar art. 8 Aw in art. 45a lid 2 Aw tot een zinledige zou maken.

(…) 4.8 Uitgaande van het makerschap van Rivièra Maison ligt thans de vraag voor of elk van de verschillende modellen kan worden aangemerkt als een - voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komend - werk. Daartoe stelt het hof voorop dat ook ingeval sprake is van gebruiksvoorwerpen geen nadere eisen gesteld moeten worden dan de normale vereisten voor auteursrechtelijke bescherming als werk: sprake moet zijn van een eigen, oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker. In dat verband is nog van belang dat die elementen ook besloten kunnen liggen in specifieke combinaties van op zichzelf reeds langer bestaande elementen. Overigens hangt met de hieruit voorvloeiende bescheiden drempelhoogte voor bescherming als werk samen dat een werk dat die drempel maar net overschrijdt ook slechts een beperkte beschermingsomvang aan het auteursrecht zal kunnen ontlenen: in dergelijke gevallen zal een geringe afwijking al voldoende kunnen zijn om geen inbreuk aan te nemen.

4.9 (…) Algemeen merkt het hof nog op dat bij de voorliggende gebruiksvoorwerpen met name aan voornoemde vereisten om voor bescherming in aanmerking te komen voldaan kan zijn indien sprake is van een originele materiaalkeuze, gecombineerd met specifieke teksten.

4.12 Het voorgaande impliceert dat de vorderingen van Riviera Maison ten aanzien van de onder 4.9 aangeduide modellen in beginsel toewijsbaar zijn.

Lees het arrest hier.

Rechtbank Haarlem, 29 augustus 2008, KG ZA 08-396, Funtime Handels GmbH tegen Van der Beek c.s. (met dank aan Titus Engels, Vondst).

Slaafse nabootsing. Auteursrecht. Kermisattractie Starflyer (50 meter hoge zweefmolen). Toepassing Endstra-norm. Vorderingen afgewezen, omdat niet valt uit te sluiten dat de zogenoemde subjectieve elementen technisch en functioneel bepaald zijn. (Klik op afbeelding voor vergroting)

"4.13. Blijkens de verschillen tussen de beide attracties op het punt van de kabels, de stoelen en de versiering acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat Van der Beek de vormgeving van de attractie van Funtime heeft nagebootst enkel op punten waar dat voor de deugdelijkheid en bruikbaarheid vereist was. Daaraan draagt bij dat bovenop de toren van de Starflyer een constructie in de vorm van een kroon is aangebracht, waaronder dichte katrollen zitten, terwijl de top van de toren bij de Around Ihe World wordt gevormd door open katrollen zonder een kroonvormige top.

4.14. Nog afgezien van de vraag of het voor Van der Beek mogelijk was om op bepaalde punten een andere weg in te slaan zonder aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid afbreuk te doen, is voor de vraag of sprake is van slaafse nabootsing eveneens van belang of Van der Beek door dit na te laten verwarring sticht. Voor die vaststelling dient te worden uitgegaan van het gemiddelde publiek en is relevant dat het publiek beide producten meestal niet naast elkaar ziet.

4.15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door Funtime overgelegde uitdraaien van webfora met opmerkingen van het publiek niet tot de conclusie leiden dat sprake is van verwarring bij het gemiddelde publiek. De stelling van Funtime dat daaruit verwarring blijkt kan daarmee niet worden gestaafd. Ook de aanduiding 'Starflyer' bij de attractie Around the World op enkele lijsten van kermisattracties kan daaraan niet bijdragen nu die aanduiding lijkt te zijn bedoeld als een generieke aanduiding van het type attractie. De voorzieningenrechter concludeert dat het gevaar voor verwarring gelet op de technische en functioneel bepaaldheid van de vormgeving van de attractie bijna onvermijdelijk is. Gelet op die technische en functionele vereisten is verwarring echter zoveel mogelijk tegengegaan door de aanduiding met de woorden Around the World op dat deel van de attractie waar de Starflyer met de eigen naam wordt aangeduid, op ooghoogte van het publiek, alsmede door gebruik te maken van andere kleurstellingen en details. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is van nodeloos verwarringsgevaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7027

Overzeese publicatie

Tobias Cohen Jehoram and Maarten Santman (De Brauw Blackstone Westbroek) , Opel/Autec: does the ECJ realize what it has done? Journal of Intellectual Property Law Practice, August 2008; 3: 507 - 510.

“Key Words: When invoking Article 5(1)(a) of the Directive, one should also show that the attacked use damages one of the functions of a trade mark, and in particular that the public links the sign to the (undertaking of the holder of the) trade mark. • ‘Use in relation to goods or services’ in Article 5(1)(a) actually means ‘use in relation to the goods or services of the party using the sign’, in cases not similar to the BMW/Deenik situation. • Use of a trade mark on the internet, referring use and use in comparative advertising, as a result of Opel/Autec may fall outside the scope of Article 5(1) and 5(2), and thus outside the scope of harmonised trade mark law.

(Just before the going to press of this article, the ECJ rendered its decision in O2/Hutchison3G (12 June 2008, case C-533/06), dealing with the relationship between the Trademark Directive ("TMDir") and the Advertising Directive. The decision holds that trademark use in advertising may be acted against under Articles 5(1) and (2) TMDir, holding that the use by competitor of a trademark in comparative advertising can be regarded as use for the advertiser's own goods and services as referred to these articles (par. 36 of that decision). This is difficult to reconcile with the Opel/Autec decision, since in that case, the ECJ limited the scope of Art. 5(1)(a), holding that that BMW/Deenik applies only in the specific circumstances of that case. Now, in view of the O2 case, the scope of Art. 5 seems to be broadened (again) to (at least) also cover use in comparative advertising. The ECJ unfortunately did not go into the possibility to invoke national implementations of Art. 5(5) TMDir, which in our view could provide for a solution in such cases, as use in advertising could easily be qualified as "other use" within the meaning of that article.)

Lees het gehele artikel hier (subscribers only).

IEF 7026

Aan zichzelf heeft verkocht en overgedragen

Vzr. Rechtbank Arnhem ,18 juli 2008, LJN: BE0020, Blue Sense Holding B.V. tegen Gedaagde en Bioway Corporation Pte. Ltd.

“Door tegenstrijdig belang bestuurder is de rechtshandeling - de overdracht van de patenten - ten opzichte van de vennootschap nietig. De tenaamstelling van de patenten in het USPTO op naam van Bioway, aan welke vennootschap gedaagde sub 1de patenten vervolgens heeft overgedragen, is als gevolg van de belangenverstrengeling  door gedaagde sub 1 onrechtmatig ten opzichte van Blue Sense”

“4.2.  Blue Sense stelt dat sprake is van een tegenstrijdig belang in de zin van artikel 2:256 BW omdat gedaagde sub 1 als directeur van Blue Sense, zonder medeweten en medewerking van mededirecteur betrokkene, intellectuele eigendomsrechten van Blue Sense aan zichzelf heeft verkocht en overgedragen. Dit leidt tot onbevoegdheid van gedaagde sub 1 om Blue Sense te vertegenwoordigen waardoor de overdracht van de patenten door gedaagde sub 1 aan zichzelf nietig is.

(…) 4.5.  gedaagde sub 1 heeft erkend dat bij de overdracht van de patenten aan hem sprake was van een tegenstrijdig belang. Dit betekent dat Blue Sense bij die overdracht, op grond van artikel 12 lid 8 van de statuten vertegenwoordigd diende te worden door een persoon die daartoe door de algemene vergadering was aangewezen. Een uitdrukkelijk besluit van de algemene vergadering ontbreekt echter. Dat de aanwijzing min of meer informeel zou zijn geschied tijdens een overleg op 1 mei 2006 en dat het wegens ziekte van betrokkene, met medeweten van de aandeelhouders gedaagde sub 1 en betrokkene aan gedaagde sub 1 overlaten van het bestuur van de onderneming gelijkgesteld dient te worden met een besluit van de algemene vergadering, zoals gedaagde sub 1 heeft betoogd, is bij gebreke van een uitdrukkelijke aanwijzing, onvoldoende. Nu gedaagde sub 1 als bestuurder van Blue Sense namens de vennootschap een rechtshandeling heeft verricht waartoe hij vanwege een tegenstrijdig belang niet bevoegd was, is de rechtshandeling - de overdracht van de patenten - ten opzichte van de vennootschap nietig. De tenaamstelling van de patenten in het USPTO op naam van Bioway, aan welke vennootschap gedaagde sub 1 de patenten vervolgens heeft overgedragen, is als gevolg van de belangenverstrengeling door gedaagde sub 1 onrechtmatig ten opzichte van Blue Sense. Bioway geniet geen bescherming als derde te goeder trouw omdat Bioway een vennootschap is waarvan gedaagde sub 1 mededirecteur is en de kennis van gedaagde sub 1 aan de vennootschap is toe te rekenen in die zin dat het ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid ten tijde van de overdracht van de patenten aan Bioway haar bekend was of had behoren te zijn zodat de onbevoegdheid van gedaagde sub 1 haar kan worden tegengeworpen.

(…) 4.7.  Blue Sense heeft veroordeling van gedaagden in de werkelijke kosten van rechtsbijstand gevorderd op grond van artikel 1019 h Rv en zich daarbij gebaseerd op de Rijks Octrooiwet ROW. Nu de procedure niet is gebaseerd op de ROW, maar op onrechtmatige daad artikel 6:162 BW en tegenstrijdig belang artikel 2:256 BW is voor een kostenveroordeling ingevolge de ROW geen plaats. gedaagde sub 1 en Bioway zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Blue Sense worden begroot.”

De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde sub 1]en Bioway om binnen 2x24 uur na betekening van dit vonnis - al dan niet door tussenkomst van hun Amerikaanse gemachtigden - aan het USPTO een brief (per aangetekende post, per fax en per e-mail) te zenden met de navolgende tekst:

Dear Sirs,

In order to comply with a decision of the President of the District Court of Arnhem dated (datum uitspraak) we hereby request you to rectify the registration of patent numbers 6194198 and 6283309 and to change this registration from Bioway Corporation PTE Ltd. Singapore to Blue Sense Holding B.V., Ede, Netherlands, based on the deed of transfer dated March 24, 2004, as was requested by Blue Sense Holding B.V. to your office and previously temporarily recorded on 02/26/2008 under Reel/frame 020555/0332. Blue Sense Holding B.V. should become the sole assignee tot patent 6283309 and patent 6194198.
The said decision and its sworn english translation are enclosed.

Yours truly,

Bioway Corporation PTE Ltd.
[voorletter] [gedaagde sub 1], CEO

Lees het vonnis hier.

IEF 7025

Eerst even voor jezelf lezen

Klik voor vergrotingRechtbank ’s-Gravenhage, 28 augustus 2008, KG ZA 08-777, Abbott Cardiovascular Systems Inc. Medtronic B.V. c.s.

Octrooirecht. Stent-vonnis (het was al weer even geleden, maar ze bestaan nog). Geldige divisonal, geen uitbreiding van de materie, geen samenraapsel van maatregelen. Gedeeltelijke behandeling achter gesloten deuren. Inbreukverbod toegewezen. €125.463,45 proceskosten.

“4.79. Dat, zoals Medtronic heeft betoogd, Abbott geen equivalente inbreuk heeft bepleit en om die reden aan dat leerstuk niet wordt toegekomen, wordt voorshands niet gevolgd. Daartoe geldt dat Abbott heeft gesteld dat de Driver stents vallen onder de beschermingsomvang van EP 842. De rechter heeft bij het vaststellen van de beschermingsomvang van een octrooi, zoals hiervoor in r.o. 4.68. is aangegeven, in ieder geval sinds de inwerkingtreding van EPC 2000 per 13 december 2007, op passende wijze rekening te houden met equivalente maatregelen (‘due account shall be taken of any element which is equivalent to an element specified in the claims’), zodat hij die in zijn beoordeling kan betrekken.”

Lees het vonnis hier.