IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 6151

De voormalige organisatie

Rechtbank Alkmaar 22 mei 2008, KG ZA 08-107. Svenska Skum B.V. tegen Innovfoam B.V.

Auteursrecht en onrechtmatige uitlating.

Eiseres (Svenska Skum BV) en gedaagde (Innovfoam BV), verhandelen beiden dezelfde blusproducten. Eiseres heeft voor die producten zgn. datasheets ontwikkeld, waarop tekeningen, foto’s en teksten over de producten staan. Gedaagde gebruikt datasheets die volgens de rechtbank inbreuk maken op het auteursrecht van eiseres op de datasheets.

Gedaagde wordt tevens veroordeeld een e-mail te rectificeren, aangezien in die e-mail volgens de rechtbank ten onrechte de indruk wordt gewekt dat eiseres niet langer bestaat. Een dergelijke onware uitlating over een concurrent is volgens de rechtbank onrechtmatig.

 

Gedaagde heeft niet betwist dat de datasheets van eiseres een auteursrechtelijk beschermd werk zijn, zodat de rechtbank van het auteursrecht op de datasheets uitgaat. Ook is niet betwist dat de auteursrechten op de datasheets aan eiseres toekomen. Gedaagde heeft slechts gesteld dat geen sprake is van inbreuk aangezien zij de producten direct van de moedervennootschap van eiseres afneemt. Gedaagde zou daarom toestemming hebben de datasheets te gebruiken. De rechtbank passeert dat verweer en overweegt daartoe onder andere dat tussen de datasheets van eiseres en gedaagde ondergeschikte verschillen bestaan. Indien gedaagde de datasheets gebruikt op basis van haar handelsrelatie met de moedervennootschap van eiseres, was te verwachten dat de datasheets identiek zijn.

Gedaagde heeft een e-mail verstuurd aan (potentiële) klanten waarin zij de zin-snede “de voormalige Svenska Skum organisatie” op heeft genomen. Hierbij heeft gedaagden ten onrechte de indruk wekt dat eiseres niet meer zou bestaan, hetgeen volgens de rechtbank leidt tot oneerlijke mededinging, en als onrechtmatig wordt aangemerkt.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6150

Moeder tegen dochter

denios2.bmpVzr. Rb. ’s-Gravenhage 21 mei 2008, KG ZA 08-0474, Denios A.G. tegen Denios B.V.

Auteursrecht. Vraag of de moeder op kan treden tegen uitgifte van een bewaking van haar catalogus door de dochteronderneming.

De moedervennootschap, Denios A.G., is een internationaal opererende onderneming die handelt in opslagsystemen voor schadelijke stoffen en aanverwante artikelen ter bescherming van mens en milieu.

De moeder is houdster van 50% van de aandelen van de in Alphen aan den Rijn gevestigde dochteronderneming, Denios B.V.. Sinds 1994 is tussen hen een samenwerkingsovereenkomst van kracht, waarin is opgenomen dat de dochter exclusief bevoegd is de producten van de moeder in Nederland te verkopen.

Normaal gesproken is de procedure voor het uitgeven van de jaarlijkse catalogi met beeldmateriaal van de verhandelde producten als volgt: De moeder laat een catalogus samenstellen waarin haar producten en diensten staan omschreven. Met tussenkomst van Denios Direct GmbH (de rechtsopvolgster van Management en Marketing Direct GmbH en daarom door de Rechtbank “MMD” genoemd), wordt de catalogus tegen betaling aan alle dochterondernemingen binnen de Denios-groep ter beschikking gesteld. Op basis van het van MMD ontvangen pdf-materiaal, heeft de dochter echter naast de gebruikelijke catalogus, onder de naam “Highlights 2007” een eigen, compactere catalogus gedrukt waarin integraal beeldmateriaal van de producten van de groep zijn opgenomen. Deze catalogus is onder geselecteerde relaties verspreid. De kosten daarvan heeft de dochter voor haar rekening genomen.

De eerste vraag die door de Voorzieningenrechter wordt beantwoord is wie als auteursrechthebbende van het materiaal moet worden gezien. De moeder erkent dat het materiaal weliswaar is gemaakt door MMD, maar stelt dat MMD dat heeft gedaan naar het ontwerp van en onder leiding en toezicht van de moeder. Ook stelt ze dat het auteursrecht aan haar is opgedragen.

De Voorzieningenrechter overweegt dat hij, in het kader van dit kort geding, in het midden zal laten of het auteursrecht geldig is overgedragen. De dochter heeft niet betwist dat het materiaal is gemaakt in opdracht van de moeder en door de moeder openbaar is gemaakt. Voorshands zal de Voorzieningenrechter er daarom vanuit gaan dat de moeder als auteursrechthebbende kan worden aangemerkt.

Voor de beantwoording van de vraag of de dochter het recht heeft om het beeldmateriaal aan te wenden voor de productie van de Highlights 2007 catalogus is de rechtsverhouding tussen partijen in aanmerking te nemen.

Een beroep op (paragraaf 5 van) de samenwerkingsovereenkomst kan de moeder niet baten. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan daaruit niet worden afgeleid dat het de dochter niet is toegestaan het van de moeder, dan wel via MMD van de moeder gekregen beeldmateriaal (verder) te bewerken of (verder) openbaar te maken. De geciteerde bepaling suggereert eerder het tegendeel, dat wil zeggen dat de dochter daartoe wel gerechtigd is, maar dat dan onder de verplichting, kort gezegd, de huisstijl van de moeder in acht te nemen en naar buiten toe een uniforme uitstraling van de groep als geheel te waarborgen.

De dochter verwijst daarbij naar een Franse catalogus, die niet alleen qua navolging van de huisstijl maar ook qua uitstraling door gebruik van niet glanzend papier achterblijft. Naar voorlopig oordeel kan in het licht van de Franse catalogus niet worden gezegd dat de dochter bij de productie van de Highlights catalogus 2007 de huisstijl en uitstraling van de Denios-groep onvoldoende in acht heeft genomen.

Ook het gegeven dat het beeldmateriaal tegen betaling aan de dochter ter beschikking is gesteld als pdf documenten is volgens de Voorzieningenrechter een aanwijzing dat verdere bewerking en openbaarmaking door de moeder is voorzien en beoogd. Dit soort materiaal is immers bij uitstek geschikt om verder te worden bewerkt en vervolgens bijvoorbeeld digitaal op een website of in gedrukte vorm openbaar te worden gemaakt.

Bij deze stand van zaken concludeert de Voorzieningenrechter dat de verhoudingen binnen de Denios-groep met zich brengen dat de dochterondernemingen auteursrechtelijk beschermd materiaal van de moeder mogen bewerken en verder openbaar mogen maken. Daarbij is in acht te nemen het bepaalde in paragraaf 5 van de exclusiviteitovereenkomst, welke bepaling ziet op huisstijl en uitstraling. De bepaling is door de dochter naar voorlopig oordeel voldoende in acht genomen.

Het is denkbaar dat tussen de moeder en de dochterondernemingen ook afspraken worden gemaakt omtrent vergoedingen die door dochters moeten worden betaald aan de moeder in verband met de voor de productie van het materiaal gemaakte kosten. Daarbij zou ook kunnen worden overeengekomen dat de productie uitsluitend aan de moeder, althans MMD wordt overgelaten. Het bestaan van dat soort uitspraken is door de moeder echter niet gesteld. In dit kort geding kan dan ook niet van het bestaan van dit soort afspraken worden uitgegaan. De moeder kan daarom ook geen verbodsrecht ontlenen aan het feit dat de dochter naast de betaling voor de catalogus 2007 en de betaling voor de verstrekking van de pdf bestanden geen verdere betaling heeft gedaan in verband met de productie van de Highlights catalogus 2007 en voorts die catalogus zelf heeft samengesteld en heeft laten drukken.

De moeder wordt als in het ongelijk gestelde partij op grond van artikel 1019 h Rv veroordeeld in de volledige proceskosten.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6149

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Breda 19 mei 2008, KG ZA 08-204. Renovatie Voegwerken J.C. Albers B.V. tegen Gebr. Albers B.V. (Met dank aan Martin Hemmer, AKD)

Handelsnaamrecht. "Nu beide ondernemingen zich bezighouden met voegwerken, brengt dat met zich dat de aanduiding Renovatie Voegwerken geen onderscheidende kracht heeft. Het kenmerkende deel van de handelsnamen is de naam Albers. Dat de naam Albers een familienaam is rechtvaardigt het (latere) gebruik als handelsnaam niet."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 20 mei 2008, KG ZA 08-316. Dedon Gmbh tegen Sprento B.V. c.s.

Modelrecht. "Uit hetgeen onder 2.4 tot en met 2.6 is overwogen valt op te maken dat de wijze waarop een en ander op de website is en wordt weergegeven ertoe heeft geleid dat niet duidelijk is wie wat namens wie doet. Deze onduidelijkheid wordt nog vergroot doordat de
vermelde adressen, telefoonnummers en namen voeren naar andere (rechts)personen dan de aangeduide rechtspersoon, dan wel naar rechtspersonen die niet (langer) bestaan. De voorzieningenrechter kan er niet omheen dat de op de site genoemde gegevens in ieder
geval ook zijn te herleiden tot De Schiffart en Suprento."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 21 mei 2008 (bij vervroeging), HA ZA 07-3581. Stichting de Thuiskopie tegen Cakiroglu

"4.1. De rechtbank stelt voorop dat - ook desgevraagd - niet wordt betwist dat Cakiroglu blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Ook de juistheid van de overgelegde facturen wordt niet betwist. Tijdens de comparitie is zijdens Cakiroglu bovendien te kennen gegeven dat de rechtbank het wat de aantallen betreft “moet nemen zoals het is”. De rechtbank gaat er gelet hierop vanuit dat Cakiroglu de in de overgelegde
facturen tot uitdrukking komende aantallen blanco informatiedragers heeft geïmporteerd. Niet in geding is dat Cakiroglu voor de door hem geïmporteerde blanco informatiedragers de thuiskopievergoeding dient te betalen. Nu ook de door De Thuiskopie gegeven nadere
onderbouwing (tot een hoger bedrag dan zij thans vordert) niet is betwist, zal de rechtbank de gevorderde hoofdsom toewijzen."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 21 mei 2008, HA ZA 06-2378. Green Earth Industries LLC tegen Marine Bioproducts AS

"De rechtbank zal het geschil in conventie en reconventie gezamenlijk behandelen vanwege de verwevenheid van de stellingen van partijen in conventie en reconventie. Daarbij zal de rechtbank, na vaststelling van haar bevoegdheid en het toepasselijke recht, eerst de geldigheid van de CRDA beoordelen in het licht van het beroep van Marine Bioproducts op het  mededingingsrecht en op dwaling. Vervolgens komen achtereenvolgens de door Green Earth gestelde tekortkomingen van Marine Bioproducts (schending
rapportage plicht, schending geheimhouding en weigering levering) en de door Marine Bioproducts gestelde tekortkoming van Green Earth (terugtrekking uit de IFUovereenkomst) aan de orde."

Lees het vonnis hier.

IEF 6140

Kamerstuk 'mediawijsheid'

Kamerstuk 31434, nr. 1, 2e Kamer. 

Mediawijsheid; Brief ministers over veilig mediagebruik en media-aanbod.

“In opdracht van het ministerie van OCW en de kwartiermakers heeft Stichting Kennisland tegelijkertijd onderzoek gedaan naar het huidige aanbod op het terrein van mediawijsheid.(…) Op grond van een analyse van het bestaande aanbod en interviews met experts komt Kennisland tot de volgende conclusies en aanbevelingen:

(…) 4) Er zijn twee onderwerpen waarvoor nauwelijks activiteiten zijn, maar waar wel behoefte aan is: auteursrecht (informatie over auteursrechtelijke regelingen) en privacy en gegevensbescherming (burgers bewust maken zodat zij keuzes kunnen maken en risico’s kunnen inschatten).
Lees hier meer

IEF 6138

Moeder tegen Goliath

Rechtbank 's-Gravenhage 7 mei 2008, KG ZA 08-364. Microsoft Corporation tegen Unicaresoft Coporation B.V.

Wel gemeld, nog niet besproken. Merkenrecht. Domeinnamen maken inbreuk op merk MSN.

Head to Head Media heeft op naam van haar dochter Unicaresoft onder meer de domeinnamen msnlock.nl, .be, .eu, .com, .org, .net  en .info geregistreerd voor het gebruik van de software Benzoy (een programma dat het gebruik van het Microsoft programma MSN in tijd kan beperken). Tegen de software Benzoy heeft Microsoft geen bezwaar.

Microsoft vordert onder meer dat Unicaresoft elk gebruik van tekens die inbreuk maken op haar woordmerk MSN wordt verboden en te bewerkstelligen dat de domeinnamen op naam van Microsoft worden gezet.

De voorzieningenrechter heeft gezien de beschikbare tijd de raadsman van Unicaresoft uitgenodigd alleen die onderwerpen te behandelen welke in elk geval zouden moeten worden behandeld. De niet uitgesproken onderdelen zijn door de voorzieningenrechter doorgehaald in de pleitnotitie, maar nu Microsoft in haar eerste termijn anticiperend op de mogelijke verweren is ingegaan, is de voorzieningenrechter toch in de door Unicaresoft genoemde subonderwerpen en de daarin vervatte verweren ingegaan.

De voorzieningenrechter bepaalt allereerst dat onvoldoende is gebleken dat het bekende merk MSN is verworden tot een soortnaam. Het verweer met betrekking tot "sub d" wordt onbesproken gelaten, nu Unicaresoft het teken msnlock wel als merk gebruikt.

Naar het voorlopig oordeel van de rechter maakt Unicaresoft door het gebruik van het teken msnlock in beginsel inbreuk op het merk MSN op grond van 2.20 lid 1 sub b BVIE. Ten aanzien van het refererend merkgebruik heeft Unicaresoft onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat het gebruik van msnlock domeinnamen voor haar het enige middel is om de Benzoy software in de markt te zetten.

Tenslotte stelt Unicaresoft dat Microsoft talloze andere 'msn-domeinnamen' ongemoeid laat en dat Microsoft door zich tegen Unicaresoft te beroepen op haar merkrechten misbruik van recht maakt. Nu echter ook volgens Unicaresoft niet aannemelijk is dat de schade door het gebruik van Benzoy, waarvoor zij reclame wil maken door gebruik van het teken msnlock, vergelijkbaar groot zal zijn als de schade door het gebruik van andere 'msn-domeinnamen', heeft Microsoft een valide reden om op te treden tegen msnlock en niet tegen ander gebruik.
Unicaresoft wordt veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding in matiging van de kosten, nu Unicaresoft tot de dag van de zitting in niet geringe mate de media-aandacht heeft opgezocht ("niet alleen om zichzelf af te schilderen als een moeder die opkomt tegen Goliath in het belang van de kinderen maar ook om op niet mis te verstane wijze uitdrukking te geven aan haar voornemen de inbreuk niet te willen beëindigen"). Dat Microsoft in het licht daarvan aanleiding zag meer uren te besteden aan de voorbereiding van de zaak vindt de voorzieningenrechter plausibel. Ook geringe draagkracht en mate van verwijtbaarheid zijn onzder meer geen omstandigheden die kunnen voeren tot matiging van de proceskosten. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Unicaresoft overigens niet te vereenzelvigen is met een moeder van kinderen, maar een zakelijk operend softwarebedrijf is.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6137

Handhaving in Zweden

HvJ EG, 15 mei 2008, zaak C-341/07, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk Zweden (Nederlandse versie niet beschikbaar).

Het Koninkrijk Zweden is , door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.  De termijn voor omzetting van de richtlijn in nationaal recht is op 28 april 2006 verstreken.

Lees het arrest hier.

IEF 6136

Koninklijk leven

Rechtbank Amsterdam 20 februari 2008, HA ZA 07-2049, De Roy van Zuydewijn tegen  Vrije Radio Omroep Nederland B.V. (Radio 538).

Portretrecht. Auteursrecht en persoonlijke levenssfeer. Materiële en immateriële schade door gebruik portret De Roy in advertentie.

Gedaagde, in de hoedanigheid van Radio 538, organiseert ieder jaar een evenement op Koninginnedag. De promotiecampagne voor dit evenement bestond in 2007 o.a. uit een prijsvraag die werd aangekondigd in een advertentie op de  voorpagina van De Telegraaf. De advertentie besloeg ongeveer één tiende van de voorpagina en bestond uit een foto van De Roy die ongeschoren is en een vermoeide indruk maakt en min of meer verschrikt opkijkt naar de fotograaf. Onderaan de foto was met grote letters de tekst geplaatst: “Koninklijk leven” en direct daaronder: “voor even”.  Weer daaronder stond: “dat win je bij RADIO 538. Luister tussen 23 en 27 april.” 

De Roy eist  € 50.000,- vanwege schending van artikel 21 Auteurswet en € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding. Radio 538 betwist niet onrechtmatig te hebben gehandeld jegens De Roy en het geding betreft daarom alleen de schadevergoeding.

“4.2. Hierbij dient als uitgangspunt te gelden dat onbetwist vast staat dat De Roy een verzilverbare populariteit geniet. Dat wil zeggen dat hij zijn populariteit commercieel kan exploiteren en dat hij derhalve voor een advertentie als de onderhavige een geldelijke beloning had kunnen bedingen. Nu Radio 538 de advertentie heeft geplaatst zonder instemming van De Roy, dient de rechtbank de redelijkerwijs door De Roy te ontvangen geldelijke beloning voor een advertentie als de onderhavige te schatten.”

De rechtbank passeert de schatting van De Roy zelf, die is gebaseerd (onbewezen) bedragen die hij voor andere commerciële advertenties zou hebben ontvangen.

“4.4. De rechtbank is van oordeel dat De Roy voor het gebruik van zijn portret een beloning van EUR 20.000,= had kunnen bedingen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat de advertentie korte tijd op de website van Radio 538 heeft gestaan en dat deze eenmalig is geplaatst in het landelijk dagblad De Telegraaf, welke krant een grote oplage kent en zowel in het binnen- als buitenland wordt verkocht. Eveneens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de advertentie is geplaatst op de voorpagina van De Telegraaf en dat de omvang van de advertentie al met zich brengt dat de aandacht op de foto van De Roy wordt gevestigd. Voorts neemt de rechtbank hierbij de nadelige wijze waarop De Roy is geportretteerd in aanmerking, waarbij aannemelijk is dat De Roy indien het tot onderhandelen met Radio 538 was gekomen daarvoor een hoge vergoeding had kunnen bedingen. Voor zover Radio 538 heeft betoogd dat zij met een dergelijk hoog bedrag nooit zou hebben ingestemd, heeft te gelden dat dit voor haar rekening en risico komt, nu Radio 538 er voor heeft gekozen de advertentie te plaatsen zonder toestemming van De Roy hiervoor te vragen, en aldus zelf de onderhandelingsfase heeft overgeslagen.”

Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk dat Radio 538 met de advertentie heeft beoogd De Roy nadeel toe te brengen zoals dat is bedoeld in artikel 6:106 lid 1, sub a BW. Wel aannemelijk acht de rechtbank het dat de advertentie een aantasting van van de persoonlijke levenssfeer van De Roy als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, sub b BW.

“4.5. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt het volgende. Radio 538 voert ten onrechte aan dat De Roy naast de materiële schadevergoeding zoals hiervoor overwogen, geen immateriële schadevergoeding zou toekomen. De vergoeding van de materiële schade ziet op de omstandigheid dat Radio 538 het portret van De Roy zonder diens toestemming voor commerciële doeleinden heeft gebruikt, terwijl De Roy beschikt over een verzilverbare populariteit waardoor het onthouden van zijn toestemming ervoor heeft gezorgd dat De Roy inkomsten is misgelopen die hij anders had kunnen bedingen. Daarnaast heeft De Roy recht op immateriële schadevergoeding, nu de geplaatste advertentie inbreuk maakt op het recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. De Roy heeft terecht aangevoerd dat de wijze waarop hij is afgebeeld in combinatie met de woorden “Koninklijk leven” en “voor even” suggestief is en zijn persoonlijke levenssfeer schaadt. Voor dit alles acht de rechtbank een vergoeding van EUR 4.000,= in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.  

4.6. Voorts heeft met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding te gelden dat voor zover De Roy heeft beoogd met zijn vordering schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, sub a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vorderen, welk artikel bepaalt dat schadevergoeding verschuldigd is indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen, dit niet op gaat. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat Radio 538 met de advertentie heeft beoogd De Roy nadeel toe te brengen als bedoeld in voornoemd artikel. Wel acht de rechtbank aannemelijk dat de advertentie, zoals Radio 538 stelt, als grap bedoeld is en met een knipoog refereert aan het verbroken huwelijk van De Roy met Prinses Margarita, waarbij de rechtbank maar in het midden laat of de grap geslaagd is. Dit vormt echter een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van De Roy als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, sub b, BW.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6135

Wie is bang voor de driestappentoets in de Auteursrechtrichtlijn?

HCJn.gifHerman Cohen Jehoram: Wie is bang voor de driestappentoets in de Auteursrechtrichtlijn? (Dommering-bundel, Amsterdam 2008, pp. 57-66).

“In 1995 is het Ministerie van Justitie begonnen zijn wetgevende taak op het terrein van het auteursrecht geheel uit te besteden aan een commissie van externe deskundigen: de Commissie Auteursrecht. Deze ‘outsourcing’ paste toen (en nog) in een wijder overheidsbeleid. Tien jaar later zou Herman Tjeenk Willink, vice-president van de Raad van State, in zijn jaarverslag 2005 constateren dat het ambtelijk apparaat kampt met een gebrekkig collectief geheugen, veroorzaakt door onder andere het afstoten van uitvoerende taken en meer in het bijzonder: “Door... het uitbesteden van steeds meer taken, is de inhoudelijke deskundigheid binnen de departementen sterk verminderd”. Tjeenk Willink bleef uiteraard een roepende in de Nederlandse woestijn.

(…) Ook de naamgever van de onderhavige feestbundel, Egbert Dommering, is vanaf het allereerste begin lid van de Commissie Auteursrecht. Dit is voor mij aanleiding geweest mijn bijdrage tot deze bundel te wijden aan het belangrijkste onderdeel van het belangrijkste project dat de Commissie onder handen heeft gehad: de driestappentoets en de implementatie van de Auteursrechtrichtlijn.

(…) De parlementaire behandeling van het implementatieontwerp is tamelijk tumultueus verlopen. Niettemin zou Hugenholtz even later schrijven: “The bill that was eventually introduced in the Parliament resembles the Committee’s draft, as does the final act. During the parliamentary discussions that were mostly uneventful and without controversy, only minor changes to the proposal were made.” De Tweede Kamer wees op een onwaarschijnlijke hoeveelheid fouten en foutjes in het ontwerp, waarvan de belangrijkste wel de weglating van de driestappentoets vormde. Dit leidde tot een zeer groot aantal wijzigingen door de regering in het ontwerp op alle meer ondergeschikte punten, maar nu juist niet met betrekking tot de ‘instructienorm’ van artikel 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn, hetgeen ook in de Tweede Kamer niet onopgemerkt bleef. Hieraan werd zo lang vastgehouden tot de Tweede Kamer moe werd van haar eigen oppositie op een toch niet zo mediageniek twistpunt en verder maar zweeg. De driestappentoets is dus niet opgenomen in de Nederlandse auteurswet, met alle gevolgen van dien.

(…) De weglating van deze toets in onze nationale auteurswet resulteert er in dat een misbruik van de wettelijke auteursrechtbeperkingen niet kan worden tegengegaan.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 6134

Op zijn minst een gerede kans

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, KG ZA 08-458,15 mei 2008, Tieleman Food Equipment B.V. & Linco Benelux Pluimveemachines B.V. tegen Meijn Food Processing Technology B.V.

Opheffings kort geding eerste octrooi ex parte (IEF 5949). “5.11. Volgens de in de Deense procedure ingeschakelde deskundigen is het octrooi nietig omdat de geclaimde materie niet nieuw en inventief zou zijn. Wat daarvan zij, gezien het voorgaande moet voorshands worden geoordeeld dat op zijn minst een gerede kans bestaat dat het octrooi in een bodemprocedure in Nederland nietig wordt geoordeeld wegens gebrek aan inventiviteit. Onder die omstandigheden dient het eerder gegeven bevel te worden ingetrokken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6133

De eisen van artikel 843a Rv

Rechtbank ‘s-Gravenhage 16 april 2008, HA ZA 07-1385, S.I.S.V.E.L. tegen Acer Computer B.V. c.s.

Wel gemeld, nog niet besproken. Octrooirecht. Licentieovereenkomsten. Acer vordert in incident inzage door middel van afgifte van kopieën te verlenen in een aantal licentieovereenkomsten en baseert zich op artikel 843a Rv.

“ 3.2 Op zichzelf heeft Acer terecht aangevoerd dat staving van haar verweer tegen de vorderingen van SISVEL in de hoofdzaak, alsmede staving van haar eis in reconventie een rechtmatig belang is in de zin van artikel 843a Rv. Daarnaast is juist dat onder het in die bepaling genoemde begrip “rechtsbetrekking ook een verbintenis uit onrechtmatige daad valt. Dat laatste blijkt genoegzaam uit de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel waarbij de bepaling is verruimd (Kamerstukken II 1999-2000, nr. 5, p. 78-79) en, voor wat betreft inbreuken op intellectuele eigendomsrechten, uit artikel 1019a lid 1 Rv.

3.3. Het voorgaande laat onverlet dat degene die een beroep op artikel 843a Rv doet, de stelling dat er sprake is van een onrechtmatige daad voldoende moet substantiëren. Dit betekent niet dat de eiser volkomen bewijs moet leveren van de gestelde onrechtmatige daad, anders zou het beroep op artikel 843a Rv - dat nu juist kan worden gebruikt ter verkrijging van aanvullende bewijsmiddelen - zinloos zijn. Het betekent echter ook niet dat kan worden volstaan met de enkele stelling dat onrechtmatig is gehandeld. Anders zou iemand op basis van een willekeurige beschuldiging van onrechtmatig handelen in de administratie van een ander kunnen gaan vissen naar een mogelijke onderbouwing van die beschuldiging. Dergelijke 'fishing expeditions" heeft de wetgever uitdrukkelijk willen voorkomen (Kamerstukken II 1999-2000, 26 855 nr. 3, p. 188 en Kamerstukken II 2005-2006, 30 92, nr. 3, p. 20). Het komt er dus op aan dat eiser zijn stelling voldoende substantieert door, onderbouwd met redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal, voldoende concrete feiten en omstandigheden aan te dragen voor een redelijk vermoeden van onrechtmatig handelen.”

Acer heeft niet aan die eis voldaan.

Acer baseert de vordering tot inzage in de licentieovereenkomst met Microsoft op de stelling dat SISVEL onrechtmatig jegens haar handelt door een vergoeding te vragen voor het gebruik van MP3 octrooien in software van Microsoft (waaronder de octrooien waarop SISVEL zich in de hoofdzaak beroept) waarvoor SISVEL reeds een licentie aan Microsoft heeft verleend. Hier heeft SISVEL - als zodanig onweersproken - tegenin gebracht dat zowel zij als Microsoft Acer heeft meegedeeld dat SISVEL niet zal optreden tegen bepaald gebruik van de octrooien in bepaalde versies van software van Microsoft, waarbij concreet is aangegeven welk gebruik rechtenvrij is en welk gebruik niet. Bovendien staat vast dat SISVEL in overeenstemming hiermee de douane heeft verzocht het beslag op producten van Acer op te heffen voorzover dat beslag betrekking had op producten waarop uitsluitend de rechtenvrije software van Microsoft was geïnstalleerd. In het licht daarvan valt - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet in te zien dat het optreden van SISVEL jegens Acer onrechtmatig is (r.o. 3.4).

De vordering tot inzage in de overige (licentie)overeenkomsten die SISVEL met derden heeft gesloten baseert Acer op de stelling dat SISVEL haar weigert een licentie te verlenen op dezelfde voorwaarden als overige licentienemers. Die weigering zou in strijd zijn met de op SISVEL rustende verplichting tot het verlenen van een licentie op RAND-voorwaarden (dat wil zeggen voorwaarden die “Reasonable And Non Discriminatory” zijn) en zou tevens een schending van het mededingingsrechtelijke verbod op misbruik van een machtspositie inhouden (r.o. 3.6).

Ter onderbouwing van de gestelde discriminatie heeft Acer erop gewezen dat SISVEL haar uitsluitend een licentie aanbiedt voor alle octrooien in haar portefeuille en met betrekking tot alle producten van Acer en dat SISVEL weigert een licentie te verstrekken die alleen ziet op het gebruik van octrooien die volgens SISVEL essentieel zijn voor de MP3 standaard in PDA’s. Daarentegen zouden andere licentienemers volgens Acer licenties krijgen waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende producten (r.o. 3.7).

Dat SISVEL heeft geweigerd een licentie te verstrekken voor alleen PDA's van Acer is niet in geschil. SISVEL voert echter aan dat Acer ook een licentie nodig heeft voor haar andere producten en dat Acer weigert een licentie voor die producten af te nemen. Acer heeft niet gesteld dat zij ook voor die andere producten een licentie zou willen afnemen of dat zij daartoe bereid zou zijn. Derhalve kan ten aanzien van de licentie voor die producten geen sprake zijn van discriminatie. Acer heeft ook niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld dat de voorwaarden van de licentie die zij wel wil afnemen, namelijk de licentie voor PDA's (of - voor zover relevant - de hoogte van de vergoeding die SISVEL eist voor gebruik van de betreffende octrooien in Acer PDA's in het verleden), afwijken van de overeenkomsten die SISVEL daarover met derden is aangegaan. Ten slotte heeft Acer niet gesteld dat SISVEL derden die een reeks van producten aanbieden waarin volgens SISVEL inbreukmakende software is geïnstalleerd, heeft toegestaan uitsluitend een licentie aan te gaan voor bepaalde producten uit die reeks. Ook in dat opzicht heeft Acer dus onvoldoende gesteld om discriminatie, en daarmee de voor de toepassing van artikel 843a Rv vereiste rechtsbetrekking, te kunnen aannemen (r.o. 3.8).

Voor zover Acer heeft bedoeld te stellen dat de eis van SISVEL om een licentie af te sluiten voor alle standaarden en alle producten van Acer niet redelijk is in de zin van de RAND-vereisten, kan dat betoog – wat daar verder ook van zij – in dit incident worden gepasseerd. Zoals de raadsman van Acer bij pleidooi desgevraagd ook uitdrukkelijk heeft toegegeven, is voor de beoordeling van de redelijkheid van de door SISVEL geboden licentie geen inzage nodig in de overeenkomsten die SISVEL met derden heeft gesloten (r.o. 3.9).

Lees het vonnis hier.