IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5870

Nieuwe oppositiebeslissingen BBIE

AVIVA tegen Avida International bv (toegewezen)
ALCOM tegen ALCOM (toegewezen)
KIR DAGBOEK tegen KIR Dagboek (toegewezen)
INFLEXAL tegen INFLURAL (afgewezen)
Cremesse tegen CREMEX (toegewezen)

Lees de beslissingen hier

IEF 5869

Van blikken, flessen en artikel 69

ree.gifRichard E. Ebbink (Brinkhof Advocaten):Van blikken, flessen en artikel 69. Noot bij Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/669, IEF 4386, Meadwestvaco Packaging Sytems LLC. Tegen A & R Carton B.V. 

Deze noot bevat commentaar op het inbreukoordeel van het hof uit dit recente arrest. Dat oordeel is niet conform het al dertig jaar uniforme ‘Europese’ inbreukrecht. De kritiek geldt niet de nietigheidsredenering van het hof.

“Het fundamentele probleem met deze redenering is dat het hof niet heeft onderzocht, laat staan aan de hand van artikel 69 EOV onderzocht, wat de beschermingsomvang is van conclusie 1 van het octrooi, dat wil zeggen inclusief het blikken-kenmerk.

Wat wij wel weten is dat het hof er kennelijk niet in wilde berusten dat in de claim vanaf de aanvrage sprake is geweest van blikken en dat flessen nu eenmaal geen blikken zijn.

Haalt het hof het betrokken element (“containing a plurality of cans”) weg uit de conclusie, omdat het element niet “essentiëel” zou zijn? Wie een conclusie van een beperking ontdoet, verruimt de beschermingsomvang van zo’n conclusie. Dat is verboden op grond van artikel 123-3 EOV. Dit artikel – een nietigheidsgrond – bepaalt dat een Europees octrooi niet zodanig mag worden geamendeerd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid.”

Lees de gehele noot hier.

IEF 5868

125 jaar Parijs

125parijs.gifHet Octrooicentrum bericht: Traktatie in het kader van 125e verjaardag Unieverdrag van Parijs. Op 20 maart 1883 werd het Unieverdrag van Parijs gesloten. ("Er waren in die tijd wel octrooien, maar die werkten niet over de grens. Er kwam dan ook behoefte aan een uniforme wetgeving op dit gebied").

Het Unieverdrag van Parijs (officieel: het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom) is zonder twijfel het belangrijkste verdrag op het gebied van industriële eigendom en viert dit jaar zijn 125-jarig bestaan.

In het kader hiervan trakteerde de toenmalige minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid de huidige directeur van Octrooicentrum Nederland, Guus Broesterhuizen, op een petit four.

Lees hier meer.

IEF 5867

Het voorgelegde scenario

Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2008, HA ZA 07-1427, IJswater Films B.V. tegen Uitgeverij De Bezige Bij & Tommy Wieringa (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Filmrechten, Eiser IJswater eist te verklaren voor recht dat zij het recht heeft verworven het boek Joe Speedboot van Tommy Wieringa te verfilmen. Wieringa heeft niet ingestemd met het voorgelegde scenario (Tommy Wieringa is van mening dat zijn verhaal wordt gebanaliseerd en wordt teruggebracht tot een actiefilm waarin de fijnzinnigheid, de gelaagdheid en de psychologische ontwikkeling die kenmerkend zijn voor het boek ontbreken”) en Wieringa en De Bezige Bij weerspreken de vordering van IJswater met succes. 

 (…) “4.5 Immers in de optieovereenkomst wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid dat er geen overeenstemming over een definitieve licentieovereenkomst zou worden bereikt, in welk geval de licentie geacht werd niet te zijn verleend. Ook IJswater Films was zich er kennelijk van bewust dat over een definitieve licentieovereenkomst nog onderhandeld moest worden, blijkens haar e-mail van 10 februari 2006. Daarin verzoekt zij om aanpassing van de (nog niet ondertekende) optieovereenkomst omdat enige punten volgens haar meer in de licentieovereenkomst dan in de optieovereenkomst thuishoorden Dat het bij de licentieovereenkomst nog slechts zou gaan om bijkomende zaken en geen essentialia, zoals IJswater Films stelt maar door DBB en Wieringa wordt betwist, kan uit de stukken niet worden afgeleid. Nu er geen licentieovereenkomst is tot stand gekomen, is de primaire vordering niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5866

Niet benoemd als prioritair

Gerechtshof Amsterdam,19 maart 2008, Beschikking op het beklag met het rekestnummer K06/1605.

Kwekersrecht, strafklacht. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie van het functioneel parket te Den Haag om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagden terzake van overtreding van de Zaaizaad- en Plant-goedwet 2005 en/of valsheid in geschrifte. Het hof beveelt de officier van justitie om beklaagden toch te vervolgen.

Klager is ontvankelijk. Het hof is van oordeel dat, nu vaststaat dat klager zich ruim voor het doen van aangifte kenbaar heeft gemaakt als diegene die het lelieras ''Miss Lucy" in Nederland zou introduceren en uiteindelijk de kwekersrechten (eveneens vóór het doen van de aangifte) van Blay heeft gekocht, klager reeds op die grond ook vóór de officiële verkrijging van de kwekersrechten was aan te merken als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv. Het hof verklaart klager derhalve ontvankelijk in diens beklag.

In de tijd die was gelegen tussen het kopen van de kwekersrechten en de officiële verkrijging daarvan door klager, zouden volgens klager verschillende (rechts)personen mutanten (zoals de "Double Price" en de "Double Pleasure") hebben vermeerderd en verhandeld, terwijl ze ervan op de hoogte waren dat deze mutanten behoorden tot het lelieras van de "Miss Lucy". Ook verschillende exporteurs zouden hieraan hebben meegewerkt. Daarmee zou volgens klager inbreuk zijn gemaakt op het door hem gekochte en uiteindelijk officieel verkregen kwekersrecht. De verschillende beklaagden bestrijden echter dat ze inbreuk hebben gemaakt op dat kwekersrecht en, voor zover dat wel het geval is, dat ze zich daarvan bewust waren.

Het Openbaar Ministerie heeft geen aanleiding gezien om tot strafvervolging over te gaan. De motivering daarvan was betrekkelijk summier: het onderwerp was niet benoemd als prioritair onderwerp in het kader van de strafrechtelijke handhaving, er was slechts sprake van beperkte opsporingscapaciteit en de zaak leende zich meer voor afdoening door de civiele rechter. Het hof kan zich niet vinden in dat oordeel.

Het hof concludeert dat de beklaagden waarschijnlijk wel bewust inbreuk hebben gemaakt en mede gezien  de grootschaligheid van de mogelijk gepleegde strafbare feiten en de hoogte van de mogelijk daardoor door klager geleden schade, is het hof daarom van oordeel dat de aangifte van klager niet op de gronden zoals genoemd in het sepotbericht geseponeerd had mogen worden en gelast vervolging.

Het hof acht het daarbij wel noodzakelijk dat in deze zaak eerst nader onderzoek zal worden gedaan en zal dat bevel vervolging daarom geven in de vorm van een gerechtelijk vooronderzoek. Nu het bovendien niet onwaarschijnlijk is dat ook andere natuurlijke en/of rechtspersonen zich schuldig hebben gemaakt aan voornoemde strafbare feiten, zal het hof het bevel vervolging niet beperken tot beklaagden 1 tot en met 10, maar tevens een gerechtelijk vooronderzoek NN bevelen.

Lees het arrest hier (geen origineel document, IEPT).

IEF 5865

Misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen

Gerechtshof Arnhem, 19 maart 2008, LJN: BC7231, Strafzaak.

Het samen met anderen op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van muziekcd’s, zonder toestemming van de auteursrechthebbende(n): 15 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 20.000,-. 

“Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich samen met anderen, op professionele wijze, heeft schuldig gemaakt aan het op zeer grote schaal illegaal verveelvoudigen en in de handel brengen van cd’s. Daarbij heeft verdachte misbruik gemaakt van de intellectuele prestaties van anderen. Dit vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. “

“Reeds de omvang van de handel duidt op grootschalig financieel gewin als drijfveer, met totale veronachtzaming van de maatschappelijke gevolgen. Aan de rechthebbenden van de auteursrechten is gedurende een lange periode grote financiële schade toegebracht. Voorts heeft de handelwijze van verdachte geleid tot concurrentievervalsing.

Het hof heeft tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte twee maal eerder wegens feiten als de onderhavige door de rechter tot gevangenisstraf is veroordeeld. Hij heeft zich kennelijk aan die eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen niets gelegen laten liggen. Integendeel, verdachte is reeds zeer kort na zijn laatste detentie weer begonnen met de verveelvoudiging van en handel in illegale cd’s.

Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten zo ernstig en voor de direct betrokkenen zo nadelig zijn, dat verdachte dient te worden gestraft met een zwaardere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd."

Lees het arrest hier.

IEF 5864

Hoge druk

hoge_druk_cleaner_doos.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 19 maart 2008, KG RK 08/0489, Scrwefix Direct Ltd tegen BAX ICT (met dank aan Klos Morel Vos & Schaap).

Ex Parte beschikking in zaak over hoge druk reinigers. Verzoek toegewezen, pan-Europees verbod op inbreukmakende handelingen m.b.t. Gemeenschapsmerken ERBAUER en SCREWFIX.

De hoge druk reinigers zijn geproduceerd door voormalig producent van eiser Scrwefix, maar zonder toestemming van Screwfix op de markt gebracht. Onduidelijkheid over identiteit eigenaar inbreukmakende producten: veelheid van gedaagden, omdat betrokkenheid aannemelijk is.

Spoedeisend belang o.a. omdat “zelfs een kort geding procedure in het algemeen al te lang duurt om dit soort –als piraterij aan te merken- inbreuk effectief te bestrijden; het risico blijft daarbij bestaan dat de inbreukmakende producten, hetzij zullen verdwijnen, hetzij alsnog verder in het economisch verkeer worden verspreid.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5863

All this is deeply regrettable

ep750.gifIn aansluiting op het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 12 maart in de zaak van de Europese Centrale Bank tegen Document Security Systems, Inc, de pan-Europese octrooizaak over de Eurobiljetten (zie IEF 5801):

The Supreme Court Of Judicature Court Of Appeal (Civil Division), 19 maart 2008, case no: A3/2007/0879, European Central Bank v. Document Security Systems Incorporated.

“On 12 March 2008 the Dutch Court agreed with the German Court. In sporting terms, the score is currently 2-2 to the ECB at first instance level.

All this is deeply regrettable. It illustrates yet again the need for a one-stop patent shop (with a ground floor department for first instance and a first floor department for second instance) for those who have Europe-wide businesses."

(…) 51. The Judge gave his reasons for holding that there was added matter at [131-136]. He particularly dealt with the notion of implicit disclosure from the [0008].

He said: “[134] Fourth, the application does describe the accidental fashion in which the invention was made. It is apparent from this description that there was some sort of interaction between the first image created by the copier and the mechanism of the copier when a further copy was made. But it is not clear whether that interaction was caused by the grid imposed by the output printer of the copier or the grid imposed by the scanning mechanism or by a mixture of the two. Nor does the application suggest that this aspect of the way the invention was made forms part of the teaching as to how it is to be performed.”

52. We do not think that summary of the position can be bettered. It is the reason why this appeal should be dismissed.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5862

Parallelle distributie

zind.gifRechtbank ’s-Gravenhage 19 maart 2008, KG ZA 08-174; Kort geding tussen Dr. Fisher Farma B.V. en Z-Index B.V.

Geneesmiddelenrecht. Fisher Farma richt zich op parallelle distributie van geneesmiddelen uit andere landen van de EU, zgn. eurospécialités. Het kort geding heeft betrekking op parallel distributie van geneesmiddelen waarvoor aan de producent/merkhouder een communautaire handelsvergunning is verleend o.g.v. Verordening (EG) nr. 726/2004. Naast distributie door de houder van de communautaire handelsvergunning, mogen deze geneesmiddelen op grond van het vrij verkeer van goederen gedistribueerd worden door parallel distributeurs, mits van de parallel distributie melding is gemaakt aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA). Nadat EMEA heeft getoetst of is voldaan aan vereisten voor parallel distributie, geeft zij aan de distributeur een zgn. PD Notice [Parallel Distribution Notice] af.

Fisher Farma is voor de verhandeling van eurospécialités afhankelijk van Z-Index.

Z-Index beheert en exploiteert de zgn. G-Standaard, een databank waarin alle in Nederland op de markt gebrachte geneesmiddelen zijn opgenomen. De G-Standaard wordt gebruikt ter ondersteuning van het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van geneesmiddelen door de betrokken partijen in de zorgsector. De G-Standaard is de enige databank van geneesmiddelen in Nederland die door alle betrokken partijen in de zorgsector wordt gebruikt.

Het vonnis behandelt de vraag of Z-Index onrechtmatig handelt jegens Fisher Farma indien zij voor de opname van parallel gedistribueerde eurospécialités in de G-Standaard, niet alleen verlangt dat melding van parallel distributie aan EMEA is verricht, maar ook de voorafgaande afgifte van een Parallel Distribution Notice verlangt. Deze eis werd voorheen door Z-Index niet gesteld. Z-Index heeft evenwel – naar aanleiding van een draft Guidance van EMEA waarin afgifte van de PD Notice lijkt te worden beschouwd als post marketing vereiste voor parallel distributie - aan Fisher Farma het voornemen kenbaar gemaakt in het vervolg overlegging van een PD Notice te zullen verlangen, alvorens een eurospécialité in de G-Standaard wordt opgenomen.

Z-Index heeft in de procedure inhoudelijk uitdrukkelijk geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in geval van parallel distributie van eurospécialité waarvoor een communautaire handelsvergunning is verleend op grond van Vo. 726/2005, voldoende dat de paralleldistributeur een melding van paralleldistributie aan het EMEA verricht. Uit Vo. 726/2005 kan niet worden afgeleid dat de daadwerkelijke afgifte van een PD Notice geldt als post marketing vereiste voor parallel distributie. Aan de andersluidende draft Guidance van het EMEA dient in dit opzicht geen waarde te worden toegekend - mede gelet op het feit dat tegen dit concept document bezwaar is gemaakt en het sindsdien al 2 jaar stil licht - , nog daargelaten of een dergelijk standpunt van EMEA in strijd zou zijn met het vrij verkeer van goederen. Indien Z-Index desondanks haar beleid in die zin wijzigt dat zij toch voorafgaande afgifte van de PD Notice verlangt voordat een geneesmiddel in de G-Standaard wordt opgenomen, is dat onrechtmatig te achten jegens Fisher Farma. De vorderingen van Fisher Farma worden derhalve toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5861

Parallel distributie

Rechtbank ’s-Gravenhage 19 maart 2008, KG ZA 08-174; Kort geding tussen Dr. Fisher Farma B.V. en Z-Index B.V. Geneesmiddelenrecht.

Fisher Farma richt zich op parallelle distributie van geneesmiddelen uit andere landen van de EU, zgn. eurospécialités. Het kort geding heeft betrekking op parallel distributie van geneesmiddelen waarvoor aan de producent/merkhouder een communautaire handelsvergunning is verleend o.g.v. Verordening (EG) nr. 726/2004. Naast distributie door de houder van de communautaire handelsvergunning, mogen deze geneesmiddelen op grond van het vrij verkeer van goederen gedistribueerd worden door parallel distributeurs, mits van de parallel distributie melding is gemaakt aan het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA). Nadat EMEA heeft getoetst of is voldaan aan vereisten voor parallel distributie, geeft zij aan de distributeur een zgn. PD Notice [Parallel Distribution Notice] af.

Fisher Farma is voor de verhandeling van eurospécialités afhankelijk van Z-Index.

Z-Index beheert en exploiteert de zgn. G-Standaard, een databank waarin alle in Nederland op de markt gebrachte geneesmiddelen zijn opgenomen. De G-Standaard wordt gebruikt ter ondersteuning van het voorschrijven, afleveren, bestellen, declareren en vergoeden van geneesmiddelen door de betrokken partijen in de zorgsector. De G-Standaard is de enige databank van geneesmiddelen in Nederland die door alle betrokken partijen in de zorgsector wordt gebruikt.

Het vonnis behandelt de vraag of Z-Index onrechtmatig handelt jegens Fisher Farma indien zij voor de opname van parallel gedistribueerde eurospécialités in de G-Standaard, niet alleen verlangt dat melding van parallel distributie aan EMEA is verricht, maar ook de voorafgaande afgifte van een Parallel Distribution Notice verlangt. Deze eis werd voorheen door Z-Index niet gesteld. Z-Index heeft evenwel – naar aanleiding van een draft Guidance van EMEA waarin afgifte van de PD Notice lijkt te worden beschouwd als post marketing vereiste voor parallel distributie - aan Fisher Farma het voornemen kenbaar gemaakt in het vervolg overlegging van een PD Notice te zullen verlangen, alvorens een eurospécialité in de G-Standaard wordt opgenomen.

Z-Index heeft in de procedure inhoudelijk uitdrukkelijk geen verweer gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in geval van parallel distributie van eurospécialité waarvoor een communautaire handelsvergunning is verleend op grond van Vo. 726/2005, voldoende dat de paralleldistributeur een melding van paralleldistributie aan het EMEA verricht. Uit Vo. 726/2005 kan niet worden afgeleid dat de daadwerkelijke afgifte van een PD Notice geldt als post marketing vereiste voor parallel distributie. Aan de andersluidende draft Guidance van het EMEA dient in dit opzicht geen waarde te worden toegekend - mede gelet op het feit dat tegen dit concept document bezwaar is gemaakt en het sindsdien al 2 jaar stil licht - , nog daargelaten of een dergelijk standpunt van EMEA in strijd zou zijn met het vrij verkeer van goederen. Indien Z-Index desondanks haar beleid in die zin wijzigt dat zij toch voorafgaande afgifte van de PD Notice verlangt voordat een geneesmiddel in de G-Standaard wordt opgenomen, is dat onrechtmatig te achten jegens Fisher Farma. De vorderingen van Fisher Farma worden derhalve toegewezen.

 

Lees het vonnis hier.