IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5495

Warm eten

igc.gifGuur weer & warm eten. Als er niet al te veel mensen meer wegwaaien zit De Industrieele Groote Club vanavond helemaal vol. Een laatste herinnering voor wie zich heeft aangemeld voor het IEForum.nl IE Diner 2008.

De avond begint om zes uur met een aperitief in de Clubzaal, tussen zeven en half tien diner in de Groote zaal, van half tien tot half elf  koffie in de Clubzaal.

Het IE Diner heeft plaats in een semi-besloten sociëteit met een heuse kledingcode: “Colbert & stropdas voor de heren. Voor de dames: gepaste kleding; Jeans worden niet op prijs gesteld.” Denkelijk zijn alle variaties op dit thema dus geoorloofd. Het geven van wachtwoorden en geheime tekens bij de entree is niet vereist.

Mocht u nog speciale dieetwensen hebben (vegetarisch of anderzins) en u heeft dit nog niet doorgegeven, wilt u dit dan per mail doorgeven?

IEF 5494

Lezing

cier.gifCIER lezing 20 februari 2008: Bescherming van 'business methods' door auteurs- en merkenrecht. Spreker is Prof. mr. Th.C.J.A. van Engelen (Centrum voor Intellectueel Egendomsrecht/Ventoux advocaten).

De lezing is voor belangstellenden vrij toegankelijk. Na afloop is er een borrel. Plaats: Molengraaff Instituut voor Privaatrecht, Drift 9, 16.00 - 18.00 uur. Aanmelding kan geschieden bij mw. J. Wijnans, telefoon 030-253 7150 of via e-mail.

Voor het bijwonen van de Cier-lezingen worden 2 NOVA PO-punten toegekend.

IEF 5493

Eerst even voor jezelf lezen

Gerechtshof Amsterdam, 29 november 2007, LJN: BC2996, Goossens Meubelen B.V. tegen Montis Desing B.V.

Stoelen. Verval auteursrecht bij verstrijken geldigheidsduur van de inschrijving van het modeldepot. Artikel 21 lid 3 BTMW (oud) ook van toepassing wanneer het model niet aan de nieuwheidseis voldeed doch geen nietigverklaring op die grond was gevorderd en in rechte was uitgesproken (oud recht).

Lees het arrest hier.

Gerechtshof Amsterdam, 4 oktober 2007, LJN: BC3113, De Staat der Nederlanden tegen Gedaagden.

Reisbureau Rita. Vordering van een verbod spandoeken te verwijderen totdat er een definitieve strafrechtelijke veroordeling is. In de gegeven omstandigheden geen ruimte voor een inbeslagname van de poster op de voet van artikel 96 Sv. Toetsing aan artikel 10 EVRM.

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008, C-32/07, Europese Commissie tegen Koninkrijk Spanje.(Geen Nederlandse versie beschikbaar).

Het Koninkrijk Spanje is, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

Lees het arrest hier.

GvEA, 30 januari 2008, zaak T-128/06, Japan Tobacco, Inc tegen OHIM /  Torrefacção Camelo Lda.(Geen Nederlandseversie beschikbaar).

Oppositieprocedure op basis van nationale woord- en beeldmerken „CAMEL” , voor sigaretten,  tegen aanvrage Gemeenschapsmerk bestaande uit beeldelementen (kameel, piramiden, palmbomen) en de naam CAFÉ TORREFACTO CAMPO MAIOR CAMELO CAFÉ ESPECIAL PURO Torrefacção Camelo Lda CAMPO MAIOR-PORTUGAL, voor koffie. Oppositie afgewezen.

“C’est donc à bon droit que la chambre de recours a considéré dans la décision attaquée que la requérante n’avait pas démontré que l’enregistrement de la marque demandée était susceptible de permettre à l’intervenante de tirer indûment profit du caractère distinctif et de la renommée de la marque antérieure.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 31 januari 2008, zaak T-95/06, Federación de Cooperativas Agrarias de la Comunidad Valenciana tegen Communautair Bureau voor plantenrassen (CBPR)

Kwekersrecht. “In de eerste plaats zij opgemerkt dat de Spaanse en de Italiaanse taalversie van artikel 68 van de basisverordening bepalen dat wie „directa y personalmente” respectievelijk „direttamente e personalmente” wordt geraakt, beroep kan instellen. De Engelse, de Duitse, de Portugese, de Deense, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Zweedse en de Griekse taalversie stemmen echter overeen met de Franse taalversie, waarin de woorden „directement et individuellement” worden gebruikt. Het vereiste van een eenvormige uitlegging van de gemeenschapsverordeningen brengt met zich mee dat zij in geval van twijfel worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in de andere officiële talen.”

Lees het arrest hier.

HvJ EG, 31 januari 2008,  Conclusie Advocaat-Generaal P. Mengozzi in zaak C-533/06, O2 Holdings Limited & O2 (UK) Limited tegen Hutchison 3G UK Limited.

“67.      Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Court of Appeal (England and Wales) te beantwoorden als volgt:

„1)      Het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, in het kader van reclame waarin de kenmerken van de door deze concurrent onder dit merk aangeboden waren of diensten worden vergeleken met die van de door de adverteerder aangeboden waren of diensten, wordt uitputtend geregeld door artikel 3 bis van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, en valt niet binnen de werkingssfeer van artikel 5, lid 1, sub a of b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten.

2)      Artikel 3 bis van richtlijn 84/450 dient niet aldus te worden uitgelegd dat het gebruik in vergelijkende reclame van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ingeschreven merk van een concurrent, enkel is toegestaan wanneer dit gebruik noodzakelijk is ter aanduiding van de concurrent of van zijn waren of diensten.”

Lees de conclusie hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 januari 2008, KG ZA 07-1450, Les Laboratoires Servier S.A. tegen Katwijk Farma B.V.

Octrooirecht. “In het licht van de universal seeding hypothese en de theorie van de verdwijnende polymorf (is eenmaal de meest stabiele polymorf gesyn-thetiseerd, dan kan het verschijnsel optreden dat het zelfs niet eens meer mogelijk is om de thermodynamisch minder stabiele polymorfen te synthetiseren) is voorshands onwaarschijn lijk te achten dat niet alle perindopril erbuminezoutkristallen deze stabielste polymorf zijn geweest.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Leeuwarden, 23 januari 2008, KG ZA 07-397. Nederlandse Hartstichting tegen Bumblebeecards B.V.(met dank aan Koen de Bont, Houthoff Buruma). 

“Anderzijds wettigen de meldingen wel het vermoeden dat Bumblebee niet, zoals zij stelt, na 5 februari 2007 geen verkoopactiviteiten met de wenskaarten van het Kinderhartenfonds meer heeft ondernomen, te meer daar de laatste partij wenskaarten de niet geringe omvang had van 31 260 pakjes en Bumblebee geen inzicht heeft gegeven in de distributie van deze kaarten Gevoegd bij de door Bumblebee toegegeven merkinbreuk door het gebruik van de merken van de Hartstichting op haar website, rechtvaardigt dit vermoeden naar het oordeel van de voorzieningenrechter het hierna in het dictum te vermelden verbod op verdere merkinbreuken door Bumblebee.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5492

Niet buitensporig en daarom aanvaardbaar

rmc.gifGerechtshof Amsterdam, 13 december 2007, M-Media B.V. tegen Taminiau Televison B.V.(met dank aan Diederik Donk, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Uitleg van een vaststellingsovereenkomst. Geen reden tot matiging boete. Slechts wanneer toepassing van een boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, mag de rechter van zijn bevoegdheid gebruik maken.

M-Media heeft een overeenkomst gesloten met Taminiau voor het leveren van audiovisuele producties ten behoeve van een closed circuit televisiekanaal bij McDonalds restaurants. M-Media heeft op enig moment de betaling van de facturen van Taminiau stopgezet. Met betrekking tot deze achterstallige betaling is vervolgens een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen partijen. Een aantal facturen wordt door M-Media betaald, inclusief een bedrag aan verbeurde boetes. Eén factuur laat M-Media echter onbetaald. Taminiau vordert in dit geschil betaling van die factuur opgehoogd met de overeengekomen boete. De rechtbank geeft Taminiau (grotendeels) gelijk.

In hoger beroep stelt M-Media zich op het standpunt dat een aantal facturen van vóór de datum van de vaststellingsovereenkomst, welke zijn betaald ná de datum van de vaststellingsovereenkomst, verrekend hadden moeten worden met de betalingsverplichting van M-Media zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst. Per saldo zou M-Media dus naar haar mening meer hebben betaald dan waartoe zij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden was.

Het Hof gaat niet mee in de door M-Media voorgestane uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Het Hof is van mening dat M-Media onvoldoende heeft gesteld dat met de betaling van het in de vaststellingsovereenkomst genoemde totaalbedrag ook de facturen van vóór de vaststellingsovereenkomst zijn voldaan. In de bijlage van de vaststellingsovereenkomst zijn immers uitdrukkelijk de facturen vermeld die M-Media onbetaald heeft gelaten. De facturen waar het nu om gaat waren daar niet in gemeld. Bovendien acht het Hof het onbegrijpelijk dat, als de stelling van M-Media juist is, M-Media de betreffende facturen onder de expliciete vermelding van de factuurdata en factuurnummers na de datum van de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan. Ook de overige omstandigheden die M-Media aanvoert leiden volgens het Hof niet tot een andere conclusie.

Het Hof ziet ook geen reden tot matiging van de door partijen overeengekomen boeteclausule.

“De in artikel 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts plaats kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het ebding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (NJ 2007, 262).”

Volgens het Hof heeft M-Media terecht aangevoerd dat de boete ten opzichte van het verschuldigde bedrag zeer hoog is. Desalniettemin ziet het Hof geen reden tot matiging nu beide partijen professioneel in de uitoefening van hun bedrijf hebben gehandeld en de afspraken expliciet in een vaststellingsovereenkomst hebben vastgelegd vanwege een bestaand geschil terzake door M-Media onbetaald gelaten facturen en de boetes het gevolg zijn van het wederom onbetaald laten van facturen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de omstandigheid dat er aan de boetes geen maximum is verbonden door M-Media had kunnen worden ondervangen door de nog openstaande factuur onderprotest te betalen, zoals zij al eerder had gedaan.

Lees het arrest hier.

IEF 5491

Welke medicijnen u moet slikken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, KG 07/1490, Vereniging Zorgverzekeraars Nederland c.s. tegen Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmachemie.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Vereniging Zorgverzekeraars Nederland is de brancheorganisatie van alle zorgverzekeraars in Nederland. KNMP is de overkoepelende beroeps- en brancheorganisatie van apothekers.

De KNMP heeft in meerdere media door middel van een campagne haar ongenoegen kenbaar gemaakt met betrekking tot het preferentiebeleid van sommige zorgverzekeraars. Naar haar mening gaan sommige zorgverzekeraars op de stoel van de arts en apotheker zitten door uit oogpunt van kostenbesparing voor te schrijven welke medicijnen wel en welke niet vergoed worden. Consumenten worden door de KNMP verwezen naar zorgverzekeraars die er volgens haar dit beleid er niet op nahouden.

De Vereniging voor Zorgverzekeraars c.s. eisen in kort geding een verbod op de voorlichtingcampagne van de KNMP. Het is volgens eiseressen niet de taak van de KNMP om consumenten te adviseren over verzekeringen. Bovendien wordt door middel van deze campagne volgens eiseres onjuiste en misleidende informatie verstrekt, hetgeen onrechtmatig is jegens eiseressen.

De Voorzieningenrechter overweegt dat ter beoordeling is of de KNMP bij het voeren van voormelde campagne onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseressen, meer in het bijzonder of de reclmae-uitingen van gedaagde kunnen worden beschouwd als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW. De KNMP heeft niet betwist dat het hier gaat om een vorm van reclame die in de uitoefening van een beroep of bedrijf is gedaan. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt volgens de Voorzieningenrechter dat het ingevolgde artikel 6:195 BW aan de KNMP is om de juistheid van de in de uiting vervatte stellingen of suggesties aannemelijk te maken.

De Voorzieningenrechter gaat mee in de stelling van eiseressen dat van de tekst ”Deze zorgverzekeraars schrijven niet voor welke medicijnen u moet slikken” een onjuist en misleidend beeld uitgaat, namelijk dat de andere zorgverzekeraars dat wel doen, terwijl alleen artsen medicijnen voorschrijven en niet de zorgverzekeraars. Gedaagde heeft het misleidende karakter van deze uiting niet kunnen weerleggen, aldus de Voorzieningenrechter.  Bovendien oordeelt de Voorzieningenrechter dat de informatie in de campagne niet volledig is nu (onder meer) niet wordt gesproken over het feit dat ook de verzekeraars met een preferentiebeleid de door de arts voorgeschreven medicijnen vergoeden. Per werkzame stof vergoeden zij echter alleen een beperkt aantal producten. Die informatie ontbreekt in de campagne. Ook is (onder meer) de suggestie onjuist dat per 1 januari 2008 ten aanzien van de vergoedingen iets zal veranderen onjuist, omdat het preferentiebeleid al sinds juli 2005 wordt uitgevoerd.

De onjuiste en onvolledige informatie aangevuld met het advies om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar is naar voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter misleidend. De vorderingen van eiseressen (een verbod en rectificatie) worden grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5490

De werkzame stof

Vzr. Rechtbank Maastricht, 10 januari 2008, KG ZA 07-481, Sanofi Aventis Netherlands B.V. tegen Pharmachemie B.V. (met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Overtreding geneesmiddelenregelgeving door concurrent. Correctie Langemeijer wordt niet aangenomen.

Sanofa is een onderneming die zich bezighoudt met onder meer de verhandeling en distributie van geneesmiddelen. Pharmachemie als onderdeel van het wereldwijde Teva-concern is een producent van generieke geneesmiddelen en een rechtstreekse concurrent van Sanofa.

Sanofa heeft geconstateerd dat Pharmachemie zonder registratie voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine aan de in inkoopgroepen georganiseerde ziekenhuisapotheken offertes heeft uitgebracht voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine. Pharmachemie handelt aldus Sanofa hierdoor in strijd met de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame en eveneens onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Sanofa door op deze wijze een onrechtmatige commerciële voorsprong ten opzichte van Sanofa te verkrijgen.

Als meest verstrekkende verweer voert Pharmachemie aan dat de norm waarvan Sanofa beweert dat die is geschonden niet strekt tot bescherming tegen schade die zij als concurrent meen te hebben geleden. Met andere woorden, volgens Pharmachemie is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. 

De Voorzieningenrechter volgt Pharmachemie in haar verweer. Onder verwijzing naar HR 10 november 2006, LJN: AY9317 (AstraZeneca/Menzis), een arrest van het Hof Amsterdam van 21 september 2006, de wetsgeschiedenis en Richtlijn 2001/83 oordeelt de Voorzieningenrechter dat artikel 40 en 84 van de Geneesmiddelenwet waarop Sanofa zich beroept dienen ter bescherming van de volksgezondheid en niet ter bescherming van een (monopolie)positie op de markt voor geneesmiddelen. Deze bepalingen strekken niet tot voorkoming van de door Sanofa beweerdelijk geleden schade.

Volgens de Voorzieningenrechter kan er alleen sprake zijn van aansprakelijkheid van Pharmachemie als de schending van de regels door Pharmachemie bijdraagt tot het oordeel dat een zorgvuldigheidsnorm is geschonden die wel bescherming biedt tegen de beweerdelijke schade van Sanofa (zie r.o. 3.4 van het reeds aangehaald arrest van de Hoge Raad van 10 november 2006). Echter, Sanofa heeft geen concrete omstandigheden genoemd op grond waarvan de Voorzieningenrechter gehouden zou zijn aansprakelijkheid aan de zijde van Pharmachemie aan te nemen op basis van de correctie Langemeijer. De enkele stelling dat er schade is, is daartoe onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 5489

De afgifte van een ABC

Rechtbank 's-Gravenhage, sector bestuursrecht, derde afdeling, meervoudige kamer, 22 oktober 2007, AWB 06/6520, AHP Manufacturing B.V. tegen Octrooicentrum Nederland

Wel gemeld, nog niet samengevat. Bestuursrechtzaak over de afgifte van een ABC. Rechtbank stelt prejudiciële vragen aan het HvJ. Meerdere basisoctrooien voor een geneesmiddel: moeten de ABC’s gelijktijdig worden aangevraagd?

AHP heeft bij het Octrooicentrum een aanvraag ingediend voor afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat voor het geneesmiddel Enbrel. Het Octrooicentrum heeft deze afgifte geweigerd op grond van een puur tekstuele uitleg van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/96. Kort gezegd moest volgens het Octrooicentrum de aanvrage worden afgewezen, omdat er op het moment van indiening van de aanvraag door AHP al drie certificaten voor het geneesmiddel waren verleend.

Volgens het Octrooicentrum maakt het geen verschil dat deze drie certificaten ten behoeve van drie andere octrooihouders en met betrekking tot andere basisoctrooien zijn verleend. AHP is van mening dat deze strikt tekstuele uitleg in strijd is met de leer van het arrest van het HvJEG in de Biogen-zaak, waaruit blijkt dat er geen voorkeursbehandeling mag zijn tussen octrooihouders. AHP is derhalve tegen het besluit van het Octrooicentrum in beroep gekomen bij de rechtbank Den Haag, sector bestuursrecht.

De rechtbank geeft duidelijk de voorkeur aan de doelmatige uitleg van AHP welke in lijn is met het Biogen-arrest, maar ziet desalniettemin reden om de volgende prejudiciële vragen te stellen met betrekking tot het vereiste van artikel 3 aanhef en onder c van Vo. 1768/92.

1- Verzet artikel 3 aanhef onder c van Vo. 1768/92 zich ertegen dat een certificaat wordt verleend aan de houder van een basisoctrooi voor een product waarvoor op het moment van indiening van de aanvraag voor het certificaat reeds één of meer certificaten zijn verleend aan één of meer houders van één of meer andere basisoctrooien? 

2- Leidt Vo. 1610/96, meer specifiek overweging 17 en artikel 3 lid 2 tweede volzin daarvan, tot een ander antwoord op vraag 1?

3- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de laatst ingediende aanvraag, net als de eerdere aanvraag of aanvragen, binnen de termijn van artikel 7 lid 1 van Vo. 1768/92, dan wel binnen de termijn van artikel 7 lid 2 van Vo. 1768/92 is ingediend?

4- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang of de bij de verlening van een certificaat geboden beschermingsduur op hetzelfde moment dan wel op een later tijdstip afloopt dan op grond van één of meer reeds voor het betreffende product verleende certificaten het geval is?

5- Is voor de beantwoording van de vorige vragen van belang dat in Vo. 1768/92 niet is bepaald op welke termijn de bevoegde autoriteit de aanvraag voor een certificaat in behandeling moet nemen en uiteindelijk verlenen, waardoor een verschil in behandelingssnelheid van de betreffende autoriteiten in de Lidstaten tot onderlinge verschillen kan leiden in de mogelijkheid tot verlening van een certificaat?

Lees het vonnis hier.

IEF 5488

Nieuwe geschillenregeling

sidn.gifDe SIDN introduceert per 28 februari een nieuwe geschillenregeling voor .nl-domeinnamen. Deze regeling zal de huidige arbitrageprocedure vervangen en zal van toepassing zijn op alle .nl-domeinnamen. Door de introductie van de Geschillenregeling zal ook het Reglement voor registratie van .nl-domeinnamen wijzigen. De geschillenregeling heeft ten doel een snel, eenvoudig en goedkoop alternatief te bieden voor de gang naar de rechter. De geschillen zullen worden beslecht door erkende, onafhankelijke specialisten op het gebied van domeinnamen en intellectuele eigendomsrechten.

Roelof Meijer, Algemeen Directeur SIDN: “Met de introductie van de nieuwe geschillenregeling volgen we een advies op dat de lokale internetgemeenschap heeft gegeven tijdens het Domeinnaamdebat 2006. Deze regeling heeft een aantal grote voordelen boven de huidige arbitrageregeling. Zo is de geschillenregeling van toepassing op alle .nl-domeinnamen en hun houders en biedt de regeling bredere grondslagen dan alleen intellectuele eigendomsrechten als merken en handelsnamen. Wij zijn er van overtuigd dat de nieuwe geschillenregeling bij zal dragen aan de kwaliteit van het .nl-domein.”

Lees hier meer.

IEF 5487

Verdacht goedkoop

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 december 2007, HA ZA 07-2052, Stichting De Thuiskopie tegen Media-Madness B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Incidentele vordering tot onbevoegdheidverklaring van de rechtbank afgewezen. Het innen van de thuiskopievergoeding is niet op publiekrechtelijke, maar op privaatrechtelijke grondslag gebaseerd.

Thuiskopie heeft tussen januari 2005 en februari 2007 op meerdere momenten controles verricht/aankopen gedaan in de winkels van Media-Madness. Zij heeft geconstateerd dat door Media-Madness blanco informatiedragers tegen een dusdanige lage verkoopprijs werden aangeboden dat daarover volgens Thuiskopie waarschijnlijk geen thuiskopievergoeding is geheven. Thuiskopie heeft Media-Madness daarop verzocht – kort gezegd - opgave te doen van de geïmporteerde en/of verhandelde blanco informatiedragers.

Media-Madness vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart in de hoofdzaak. Volgens Media-Madness is Thuiskopie een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub b Awb dat onder toezicht staat op grond van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (CvTA). De inning heeft volgens Media-Madness een publiekrechtelijk karakter omdat het thuisgebruik ingevolge de Auteurswet geen auteursrechtinbreuk oplevert.

De rechtbank oordeelt dat Thuiskopie geen bestuursorgaan is. Ook een private rechtspersoon kan met openbaar gezag als bedoeld in art. 1:1 lid 1 sub b Awb zijn bekleed. “2.14. De omstandigheid dat Thuiskopie als enige gerechtigd is tot de inning van de rechtstreeks uit de wet voortvloeiende thuiskopievergoedingen, betekent niet dat zij is belast met een overheidstaak en daartoe over publiekrechtelijke bevoegdheden beschikt. De vergoeding is privaatrechtelijk van aard aangezien zij in het auteursrecht haar grondslag vindt. Dat de thuiskopieregeling dient te voldoen aan hetgeen in de wet aan beperkingen en restricties is opgenomen, maakt dit niet anders.

Lees het vonnis hier.

IEF 5486

Bijverdiensten van hoogleraren

Kamervragen, nr. 1139. Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de bijverdiensten van hoogleraren en onderzoekers. (Ingezonden 20 december 2007); antwoord.

"14. Vraag: Zijn er nieuwe regels of richtlijnen die gelden voor alle departementen en zijn eisen zoals standaard geheimhouding van resultaten, overdracht van intellectueel eigendom en auteursrecht hieruit verdwenen?

Antwoord: Zoals in het antwoord op de vorige vraag al is aangegeven is voor het verrichten van onderzoeksopdrachten een apart  model onderzoeksovereenkomst opgesteld. Daarin is onder meer opgenomen dat onderzoeksresultaten die zich lenen voor meervoudig gebruik, geschoond van vertrouwelijke en volgens de wet niet openbaar te maken gegevens, binnen drie maanden na publicatie van het eindrapport door de Opdrachtnemer aan het Data Archiving and Networked Services (DANS) van de KNAW moeten worden aangeboden.  Voor wat betreft het intellectuele eigendom en het auteursrecht geldt dat de in de ARVODI opgenomen bepalingen zijn gehandhaafd en waar nodig nader zijn geconcretiseerd."

Lees alle antwoorden hier.