IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 5358

Jumpstyle

pjoma.gifRechtbank Amsterdam 13 december 2007, KG ZA 07-2288 OdC/MB, International Music Productions B.V.B.A. tegen Lower East Side Records B.V. (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners)

Wel gemeld, nog niet besproken. Uitleg van een exploitatieovereenkomst, optierechten, 'good faith'. Nederlands en Belgisch recht zijn in dit geval min of meer uitwisselbaar.

International Music Productions (IMP) is een in België gevestigde platenmaatschappij. Lower East Side Records (LESR) is gevestigd in Amsterdam en houdt zich bezig met het vervaardigen en distribueren van geluids- en beelddragers. In april 2007 hebben IMP en LESR een overeenkomst naar Belgisch recht gesloten met betrekking tot de exploitatie in de Benelux van opnamen van Patrick Jumpen, gespecialiseerd in 'jumpstyle'.

Het vonnis bevat een uitvoerig feitencomplex waarin vele e-mailwisselingen worden geciteerd. IMP vordert om LESR onder meer te veroordelen om iedere inbreuk op de licentierechten en/of optierechten met betrekking tot het nieuwe album van Patrick Jumpen te staken, meer in het bijzonder te verbieden dit album in eigen beheer uit te brengen en met onmiddellijke ingang haar verplichten uit de overeenkomst na te komen. Deze vorderingen, die gebaseerd zijn op de stelling dat deze voortvloeien uit de verplichtingen op grond van de overeenkomst, kunnen alleen worden toegewezen in kort geding indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen.

"Anders dan IMP heeft gesteld kan voorshands niet worden aangenomen dat LESR op grond van de overeenkomst gehouden zou zijn om de onderhandelingen gedurende de volle periode van 12 maanden na de ingangsdatum van de overeenkomst voort te zetten, voordat gesteld zou kunnen worden dat de onderhandelingen niet tot overeenstemming hebben geleid. Onder de omstandigheden van dit geval, waarin partijen het erover eens zijn dat het uitbrengen van het album voor Sinterklaas en de kerstperiode van wezenlijk belang is, omdat het uitbrengen op een later tijdstip zal leiden tot significant lagere inkomsten, of zelfs helemaal niet meer rendabel is, wat vergaande consequenties zou kunnen hebben voor de verdere carrière van Patrick Jumpen, zou dit een onredelijke uitleg van de desbetreffende bepaling zijn.

Dat het door LESR, althans Patrick Jumpen, aangeleverde materiaal onder de maat zou zijn ,zodat LESR op die grond niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, heeft IMP evenmin aannemelijk gemaakt.

Voorshands moet er dus van worden uitgegaan dat het verweer van LESR dat zij de bepalingen uit de overeenkomst is nagekomen, door 'in good faith' te onderhandelen over het eerste optierecht, in een eventuele bodemprocedure een gerede kans van slagen heeft."

De rechtbank merkt vervolgens nog op: "Of op het geschil van partijen Nederlands of Belgisch recht van toepassing is kan in het midden worden gelaten, aangezien ervan wordt uitgegaan dat beide rechtstelsels tot hetzelfde (namelijk: dit) resultaat leiden en het tegendeel ook door geen van partijen is beoogd."

Lees het vonnis hier.

IEF 5356

Met hoorzittingen onderzoek doen

pe.gifWebwereld bericht: “Parlementair onderzoek naar auteursrecht. Een parlementaire werkgroep gaat met hoorzittingen onderzoek doen naar de 'knelpunten' rond het auteursrecht die zijn ontstaan door de opkomst van internet.

Een werkgroep is een middel dat de politiek voor handen heeft, net als de parlementaire enquête. Een werkgroep heeft minder middelen, maar mag wel deskundigen ondervragen. De werkgroep, die valt onder de Kamercommissie voor Justitie, gaat volgens SP-kamerlid Arda Gerkens onderzoeken wat de 'knelpunten zijn tussen het Auteursrecht en de huidige maatschappelijke en technische ontwikkelingen'.

Gerkens: 'Het duurt te lang, maar bovendien wil de Kamer een verdiepingsslag maken. Het gaat echt om ons fundamenteel te informeren over de mogelijkheden en onmogelijkheden die er zijn en eventuele oplossingsrichtingen te schetsen. Dat wil niet zeggen dat we het Auteursrecht gaan hervormen dat is volgens mij ook onhaalbaar. Wel is er kans dat er een en ander in de uitvoering gaat wijzigen, maar niets is zeker zolang we niet goed weten welke mogelijkheden en onmogelijkheden er zijn.'

(…)'We moeten alle dilemma's en oplossingen helder krijgen. Ik wil hierover voor de zomer een groot debat in de Kamer, anders eet ik mijn hoed op.'”

Lees hier meer.

IEF 5347

Recreatieve rechten

1000g.gifBijlage FD, zaterdag jl.: “De volgende trend wordt beleggen in intellectuele eigendom. Creativiteit en innovatie gaan het helemaal maken. (…) Op hoofdlijnen kun je onderscheid maken tussen recreatieve rechten, zoals het intellectuele eigendom op films, muziek en spelletjes, en bedrijfsmatige rechten, zoals chemische, industriële en medische patenten en handelsmerken.

(…) Het inspelen op die toekomstige trend kan uiteraard prima via beursgenoteerde, creatieve bedrijven, maar nog innovatiever is het om rechtstreeks in de intellectuele rechten zelf te beleggen. Maar omdat deze beleggingstak nog in de babysloffen staat, is het nog zoeken naar de juiste manier om die beleggingen te ‘verpakken’, ofwel structureren zoals ingewijden dat noemen. Geleidelijk aan zie je wel de eerste beleggingsfondsen ontstaan op het gebied van kunst, muziekinstrumenten, muziekrechten en bijzondere wijn. In dat soort gevallen hebben we het trouwens meestal over auteursrecht, een deelverzameling van het gebied van de intellectuele rechten.

(…) Om goed te kunnen oordelen over de waarde van een intellectueel recht is een groot kennisgebied nodig met diverse specialisaties. Zo moet je kennis hebben van de onderliggende activiteit, bijvoorbeeld het maken van gamesoftware, en de manier van zakendoen binnen die sector. Je moet kennis hebben over de structuur van de eigendomsrechten in de toepasselijke jurisdictie en ervaring hebben met eventuele procesvoering ter bescherming van de rechten. Tevens is er economische kennis nodig over de waardering van de rechten. Je moet dus nogal wat specialismen oplijnen om tot een goede beleggingspropositie te kunnen komen.

(…) Intellectuele rechten zijn niet goed begrepen en niet strak georganiseerd. De toepassing van intellectuele rechten is een chaotisch proces, zoals innovatie zelf. Innovatie volgt geen gebaande wegen en structuren, het is juist vernietigend en baanbrekend. (…) De meeste rechten zijn vrijwel waardeloos terwijl enkele een zeer substantiële waarde vertegenwoordigen. Dat betekent dat de bij beleggers gebruikelijke statistische benadering niet erg behulpzaam is. Het gemiddelde is bijvoorbeeld een volledig nietszeggend begrip.

Voor beleggers is het vanzelfsprekend vooral belangrijk hoe je met de rechten rendement kunt behalen. Die waardecreatie kan het best worden toegelicht aan de hand van de levenscyclus van de rechten. De duur daarvan kan, afhankelijk van het soort rechten, uiteenlopen van enkele jaren tot wel meer dan honderd jaar. Er ontstaat natuurlijk waarde op het moment dat een werk wordt gecreëerd, een patent wordt aangevraagd of een handelsmerk wordt gedeponeerd. Dat is de initiatiefase. Daarna volgt in veel gevallen de fase van onderzoek en toekenning. (…) Deze eerste twee fasen zijn vooral interessant om mee te maken voor zeer avontuurlijk ingestelde beleggers. (…) Een lange, volgende fase is die van toepassing en uitnutting. (…) Deze fase, die meer zekerheid en stabiliteit biedt, is vooral geschikt voor beleggers die op zoek zijn naar een goed, stabiel rendement met een langere horizon. Het zal voor beleggers ook makkelijker zijn om in deze fase toegang tot de rechten te krijgen. Natuurlijk kunnen rechten tussentijds ook nog van eigenaar verwisselen en daarbij kan additionele waarde ontstaan.

Bij beëindiging van een recht is alle waarde onttrokken en is de restwaarde nihil. Op dat moment heeft de belegger die er op tijd bij is geweest naar onze verwachting al een zeer aantrekkelijk rendement genoten.”

Lees het artikel ‘Beleggen in creativiteit’ hier(alleen abonnees FD, auteurs Louis Chaillet en Ronald Wuijster (ABP Vermogensbeheer).

IEF 5346

Basic patents

In de (niet gepubliceerde?) zaak AHP vs. Octrooicentrum Nederland betreffende een afwijzing van een aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen heeft de Rechtbank Den Haag op 2 November 2007 prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Deze zijn op 12 januari jl. gepubliceerd in het Official Journal:

"1. Does Council Regulation (EEC) No 1768/92 of 18 June 1992 concerning the creation of a supplementary protection certificate for medicinal products (1), as subsequently amended, and more specifically Article 3(1)(c) thereof, preclude the grant of a certificate to the holder of a basic patent for a product for which, at the time of the submission of the application for a certificate, one or more certificates have already been granted to one or more holders of one or more other basic patents?

2. Does Regulation (EC) No 1610/96 of the European Parliament and of the Council of 23 July 1996 concerning the creation of a supplementary protection certificate for plant protection products (2), as subsequently amended, and more specifically recital 17 and the second sentence of Article 3(2) thereof, give rise to a different answer to Question 1?

3. When answering the previous questions, is it relevant whether the last application submitted, like the previous application or applications, is submitted within the period prescribed by Article 7(1) of Regulation (EEC) No 1768/92 or that prescribed by Article 7(2) of Regulation (EEC) No 1768/92?

4. When answering the previous questions, is it relevant whether the period of protection afforded by the grant of a certificate pursuant to Article 13 of Regulation (EEC) No 1768/92 expires at the same time as, or at a later time than, under one or more certificates already granted for the product concerned?

5. When answering the previous questions, is it relevant that Regulation (EEC) No 1768/92 does not specify the period within which the competent authority, as referred to in Article 9(1) of that Regulation, must process the application for a certificate and ultimately grant a certificate, as a result of which a difference in the speed with which the authorities concerned in the Member States process applications may lead to differences between them as to the possibility of a certificate being granted?"

Lees de publicatie hier(met dank aan Martijn de Lange, Octrooicentrum).

IEF 5345

Unzumutbar

boss.JPGHoge Raad, 11 januari 2008, LJN: BB5077, Hugo Boss A.G. tegen Reemtsma Cigarettenfabriken Gmbh (met conclusie A-G Langemeijer).

Merkenrecht. Vervallenverklaring van merkrechten Hugo Boss wegens uitblijven van normaal gebruik gedurende een onafgebroken tijdvak van vijf jaar. Richtlijnconforme uitleg van het begrip ‘geldige reden’ voor de periode vanaf 1 januari 1993.

In deze zaak, waarin vervallenverklaring van een merk wegens non usus is gevorderd, gaat het om de vraag of de merkhouder in de wettelijke beperking van tabaksreclame een geldige reden heeft om het merk niet te gebruiken. Reemstra is houdster van o.a. het woordmerk BOSS en enkele beeldmerken met het woordelement BOSS voor klasse 34, kort gezegd tabaksproducten. Reemstra vordert in dit geding een verklaring voor recht dat diversen merken van Hugo Boss voor klasse 34 vervallen zijn wegens het uitblijven van normaal gebruik van die merken (non-usus).

Het Gerechtshof Den Haag heeft (bij arrest van 4 augustus 2005) vastgesteld dat Hugo Boss gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste vijf jaren de gedeponeerde merken niet normaal heeft gebruikt in de Benelux voor waren in klasse 34 (tabaksproducten). Het hof verwierp  het verweer van Hugo Boss dat zij een geldige reden had voor het niet-gebruik van deze merken, omdat zij rekening moest houden met (destijds te verwachten) nationale en internationale regelgeving ter beperking van reclame voor tabaksproducten. Volgens het hof kunnen de door Hugo Boss gestelde feiten en omstandigheden niet worden aangemerkt als buiten de macht van Hugo Boss liggende en niet tot haar normale ondernemersrisico behorende omstandigheden die een normaal gebruik van het merk onmogelijk, althans zo bezwaarlijk maken dat het gebruik daarvan naar in het economische verkeer gebruikelijke maatstaven in redelijkheid niet van Hugo Boss kon worden verwacht.

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Niet alleen omdat het hof de maatstaf van het BenGH heeft toegepast, waar zij voor de periode van 1 januari 1993 tot 1 januari 1996 al, richtlijnconform, de maatstaf van de Merkenrichtlijn had moeten toepassen, maar ook omdat het de maatstaf van het BenGH voor de eerdere periode onjuist heeft toegepast.

3.4.1 “(…) Geklaagd wordt dat aan de uitdrukking 'geldige reden' in art. 10 en 12 van de Richtlijn een andere betekenis toekomt dan het hof, in het voetspoor van het Benelux-Gerechtshof in zijn evenbedoelde arrest, daaraan heeft gegeven, en dat van een geldige reden alleen dan geen sprake is, wanneer het uitblijven van normaal gebruik te wijten is aan een eigen toedoen van de merkhouder, of afhankelijk is van diens wil, terwijl het hof ten onrechte als eis heeft gesteld dat sprake moet zijn van omstandigheden die niet tot het normale ondernemersrisico van de merkhouder behoren.

3.4.2 In zijn - na de bestreden uitspraak en de stukkenwisseling in cassatie gewezen - arrest van 14 juni 2007, nr. C-246/05 (Häupl/Lidl), heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen beslist:  "Artikel 12, lid 1 van richtlijn 89/104 moet aldus worden uitgelegd dat sprake is van een "geldige reden [...] voor het niet-gebruiken" van een merk bij belemmeringen die een rechtstreeks verband houden met dit merk en het gebruik van dit merk onmogelijk of onredelijk maken, en die zich buiten de wil van de houder van dit merk voordoen. Het staat aan de verwijzende rechter, de feiten van het hoofdgeding tegen de achtergrond van deze aanwijzingen te beoordelen."

Gelet op hetgeen het Hof van Justitie in rov. 53 heeft overwogen, is met het woord 'onredelijk' - in de procestaal Duits: unzumutbar - hier bedoeld dat de belemmeringen zodanig zijn dat van de merkhouder in redelijkheid niet kan worden verlangd het merk te gebruiken.
Aldus heeft het Hof van Justitie een uitleg aan art. 12 lid 1 van de Richtlijn gegeven - welke, blijkens hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, ook moet gelden voor art. 5 lid 2 BMW, art. 2.26 lid 2 BVIE, alsmede voor art. 5 lid 3 (oud) BMW, te rekenen vanaf 1 januari 1993 - die enerzijds enger is dan de in de rechtspraak van het Benelux-Gerechtshof gehanteerde, waar het geldt het vereiste dat de belemmering rechtstreeks verband houdt met het merk, doch anderzijds ruimer, nu het Hof van Justitie niet eist dat de belemmering niet is gelegen in omstandigheden die tot het normale ondernemersrisico van de merkhouder behoren. De klachten zijn in zoverre gegrond.

3.5 Voor het tijdvak tot 1 januari 1993 heeft het hof terecht de maatstaf, zoals geformuleerd in het hiervoor in 3.4.1 vermelde arrest van het Benelux-Gerechtshof van 27 januari 1981 toegepast. Onderdeel I.11 klaagt dat 's hofs oordeel (rov. 8) dat (ook in dat tijdvak) geen sprake is van een geldige reden voor het niet-normale gebruik van de merken onbegrijpelijk is in het licht van de omstandigheden waarop Hugo Boss zich in de feitelijke instanties heeft beroepen, zoals opgesomd in de cassatiedagvaarding onder 3 tot en met 15 en onderdeel I.9. Deze klacht treft doel. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom die omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als liggende buiten de macht van Hugo Boss en als niet behorende tot haar normale ondernemersrisico, noch waarom die het gebruik van de merken niet zo bezwaarlijk maken dat dat gebruik, naar in het economisch verkeer gebruikelijke maatstaven, niet van haar kan worden verwacht.

3.6  Het bestreden arrest kan dus niet in stand blijven en de overige onderdelen behoeven geen behandeling. Het verwijzingshof [Amsterdam – IEF] zal, te rekenen vanaf 1 januari 1993, de door het Hof van Justitie geformuleerde maatstaf dienen aan te leggen en, op de voet van hetgeen het Hof van Justitie in rov. 54 van zijn arrest heeft overwogen, moeten onderzoeken of het mogelijk is, dan wel van Hugo Boss in redelijkheid kan worden gevergd, dat zij haar ondernemingsbeleid zodanig wijzigt dat de door haar aangevoerde belemmering zich niet langer doet gevoelen. Voor de periode voorafgaand aan 1 januari 1993 zal dit onderzoek moeten geschieden aan de hand van de maatstaf, geformuleerd in het meergenoemde arrest van het Benelux-Gerechtshof van 27 januari 1981.

Lees het arrest hier. Arrest Hof Den Haag hier.

IEF 5344

Faits divers

EOK&PS. Bericht bereikt ons dat de conclusie van AG Verkade inzake de geruchtmakende auteursrechtzaak over de Endstra-tapes gepland staat voor volgende week vrijdag.

Eigen mossel eerst. “Vier grote mosselproducenten uit Yerseke staan vandaag [gisteren – IEF] voor de rechtbank in Middelburg tegenover een nieuwkomer op de markt, SE Zeeland. De inzet: het recht op het voeren van het predikaat 'Zeeuws' op zakken verse mosselen in de winkel, ook al is die 'Zeeuwse roem' gevangen in ons Waddengebied, Denemarken, Ierland of Duitsland. (…) De rechtszaak vandaag gaat echter niet over het milieu, maar gewoon om geld.

(…) Het niet langer kunnen gebruiken van de naam 'Zeeuws' voor importmosselen zou een forse klap voor de sector betekenen. Dat zou ook volgens SE Zeeland spijtig zijn. "Maar dat is dan wel een logisch gevolg van eigen keuzes uit het verleden. Ofwel de hele sector misleidt de consument door buitenlandse mosselen als Zeeuws te verkopen, ofwel de consument voelt zich niet misleidt", aldus advocaat Jan Pieter Hustinx. De Zeeuwse mossel gaat hiermee dan de Hollandse Nieuwe en Hollandse garnalen achterna. "Die komen ook al jaren uit het buitenland zonder dat daar een haan naar kraait."

Lees hier meer (Telegraaf). 

Vrienden. “Het concert Vrienden van Amstel Live moet mogelijk verder onder een andere naam. Bierbrouwer Heineken, waartoe Amstel behoort, wil niet dat organisator One & Only Productions de naam Amstel nog gebruikt. De rechter doet 22 januari uitspraak in de zaak. Het betreft alleen het concert op 5 juli in de Kuip in Rotterdam.”

Lees hier iets meer (ANP/Adformatie).

Patentrecht. “De gisteren geïntroduceerde dienst Portomail, die betaald e-mail versturen aanbiedt aan bedrijven en particulieren, wordt aangeklaagd. Het Udense bedrijf Emaildome stelt dat Portomail zijn idee gejat heeft. Na het weekend wordt een kort geding aangespannen tegen Portomaildirecteur Aernoud de Vries, op grond van schending van zijn patentrecht.

Portomail is verbaasd en teleurgesteld. "Ik heb een octrooibureau onderzoek laten doen naar het octrooi van Emaildome. Het bleek dat zijn octrooi onze dienst niet in de weg staat, omdat hij een andere dienst aanbiedt dan wij. Bovendien is het hele concept als zodanig niet te patenteren.”

Lees hier meer (Planet). 

+50%. "Wij zijn zeer content met de uitspraak. We hadden al het idee dat we niets hadden misdaan, maar het is toch vervelend als dat in twijfel wordt getrokken", reageert woordvoerder Gerbert van Genderen Stort van Unilever desgevraagd tegenover Betten. "Wij gaan dan ook niks veranderen aan de verpakking."

Lees hier meer (Trouw). 

Opnieuw voor de rechter. “De huizensite jaap.nl wordt opnieuw voor de rechter gesleept. De stichting Baas in Eigen Huis heeft een kort geding aangespannen wegens inbreuk op het auteursrecht van makelaars. (…) Vorige maand won jaap.nl in hoger beroep een zaak tegen een groep makelaars. De stichting Baas in Eigen Huis, die de makelaars vertegenwoordigde, werd niet-ontvankelijk verklaard. De stichting zegt na deze uitspraak 1650 steunbetuigingen van makelaars verzameld. Daarmee hoopt de stichting wel gezien te worden als dé vertegenwoordiger van makelaars.”

Lees hier meer (Trouw).  

IEF 5343

Eerst even voor jezelf lezen

tsh1st.gif1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-1854, Portakabin Limited c.s. tegen Primakabin B.V.

Eindvonnis. “De rechtbank  verklaart voor recht dat, door tegen betaling aan de zoekmachine Google en mogelijk andere exploitanten van internetzoekmachines de opdracht te geven de Adwords portakabin, portacabin, portokabin, portocabin en vergelijkbare zoekwoorden te koppelen aan haar eigen advertentie met als kop “Nieuwe en gebruikte units”, die na intikken van deze zoekwoorden tot medio februari 2006 verscheen, Primakabin inbreuk heeft gemaakt op de exclusieve rechten van eiseressen op het Benelux woordmerk PORTAKABIN.”

Lees het vonnis hier.

2- Vzr. Rechtbank Maastricht, 10 januari 2008, KG ZA 07-481, Sanofi Aventis Netherlands B.V. tegen Pharmachemie B.V.(met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

“2.3. Volgens de Geneesmiddelen informatiebank het CBG heeft Pl~machemiein Nederland geen registraties voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine. Desondanks heeft Sanofi-aventis recentelijk moeten constateren dat Pharmachemie aan de in inkoopgroepen georganiseerde ziekenhuisapothckcn offertes heeft uitgebracht, waarin ook prijsoffertes werden uitgebracht voor geneesmiddelen met de werkzame stof oxaliplatine (oxalisin). (…)Sanofi-aventis stelt dat Pharmachemie, door liet aanbieden en/of verhandelen van niet geregistreerde geneesmiddelen handelt in strijd met de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame, waaronder artikel 40 van de Geneesmiddclcnwet jo artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten en onzorgvuldig en onrechtmatig handelt jegens Sanofi-aventis.”

Lees het vonnis hier.

3- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, LJN: BC1642, Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. tegen Unilever Nederland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “+50% gratis”, misleidende reclame? Unilever hoeft het gebruik van de claim “+50% gratis” voor Sun vaatwasmachinetabletten niet te staken. Dit oordeelde de voorzieningenrechter in het kort geding dat Reckitt Benckiser (producent van Calgonit vaatwasmachinetabletten) tegen Unilever had aangespannen. Volgens Reckitt is het hanteren van de claim door Unilever misleidend, omdat Unilever, anders dan Reckitt, niet 50% tabletten meer verkoopt bij een gelijkblijvende prijs, maar de prijs van bestaande verpakkingen met een derde heeft verlaagd. Het prijsvoordeel voor de consument is in beide gevallen hetzelfde, namelijk dat ongeveer 2/3 van de oude prijs per tablet wordt betaald. In zoverre is de claim dus niet misleidend. Verder hoeft “+ 50% gratis” niet per definitie te betekenen dat aan de oude hoeveelheid tabletten 50% is toegevoegd. Het teken “+” kan ook worden opgevat in de zin van “voordeel”. Aldus de voorzieningenrechter.”

Lees het vonnis hier.

4- Vzr. Rechtbank Dordrecht,  10 januari 2008, LJN: BC1686, Simac Electronics B.V. tegen Optical Network Service Holland B.V.

Samenvatting rechtspraak.nl: “Vordering tot nakoming van een schikkingsovereenkomst. Schikkingsovereenkomst heeft betrekking op merkinbreuk (Gemeenschapsmerk (woordmerk) FITEL voor onder meer zogeheten fusielasapparaten en cleavers.). Overtreding van de overeenkomst staat vast. Volgt (grotendeels) toewijzing van de vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen en HA ZA 06-1972 (vonnis in hoofdzaak), Rozen  tegen Heco Stekcultures B.V.

Gemeenschapskwekersrecht.  4.7. Uit het voorgaande volgt dat kwade trouw of enige andere vorm van verwijtbaarheid dan wel toerekenbaarheid niet als eis kan worden gesteld aan de toekenning van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding.”

Lees de vonnissen hier (hoofdzaak) en hier (vrijwaring). 

IEF 5342

Vrij te gebruiken

sdcom.gifVzr. Rechtbank Breda, 18 december 2007, KG ZA 07-633, Sport Direct B.V. c.s. tegen Sports Direct International B.V. (met dank aan Diederik Stols, DLA Piper).

Al eerder gemeld, maar nog niet besproken. Ongecompliceerde merk- en handelsnaamzaak. Freihaltebedürfnis: 'Sport Direct' kan noch als merk, noch als handelsnaam gemonopoliseerd worden. Door gedaagde gevorderde proceskosten ad € 22.536,- worden redelijk geacht en toegewezen.

Sport Direct B.V. c.s. (SD) handelt via internet in sport- en vrijetijdartikelen en heeft in 2005 voor de Benelux het woordmerk SPORT DIRECT en in 2006 voor de EU het woord/beeldmerk SPORTSDIRECT.COM geregistreerd. Gedaagde Sports Direct International (SDI) handelt sinds begin 2007 onder de naam sportsdirect.com en heeft onder deze naam vier winkels geopend, waarin zij sportartikelen verkoopt. SD stelt dat SDI inbreuk op haar merk- en handelsnaamrechten maakt, maar de Bredase rechter is het hier niet mee eens.

De rechter is van mening dat de combinatie van de beschrijvende woorden SPORT en DIRECT een beschrijvende aanduiding oplevert, die onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Een beroep op inburgering wordt niet aangenomen:

"4.8. In het onderhavige geval is het woord sport beschrijvend voor de diensten die SD op haar website aanbiedt: het rechtstreeks via internet doen van aankopen in de outletshop van SD zonder inschakeling van een tussenpersoon. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de combinatie SPORT DIRECT niet een indruk wekt die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudigde aaneenvoeging van de benaming van de bestanddelen, en dat de woorden SPORT DIRECT niet meer zijn dan de som van zijn bestanddelen 'sport' en 'direct'. Er is geen sprake van dat de combinatie van de woorden 'sport' en 'direct' een eigen betekenis heeft gekregen in het normale taalgebruik."

"4.10. De stelling van SD dat het merk SPORT DIRECT in de loop der jaren bekend is geworden, wordt gepasseerd. Ofschoon door inburgering de onderscheidende kracht van een aanvankelijk zwak onderscheidend merk zal toenemen, staat het in het onderhavige geval aan inburgering in de weg dat de woorden "SPORT" en "DIRECT" niet gemonopoliseerd mogen worden.

Ook een beroep op handelsnaamrechten door SDI wordt afgewezen."

"4.12 Kenmerkend voor het handelsnaamrecht is dat aan het onderscheidend vermogen lage eisen worden gesteld en in beginsel iedere aanduiding, ook indien beschrijvend, mits als handelsnaam gevoerd, voor bescherming in aanmerking komt. De grens van de bescherming van beschrijvende handelsnamen wordt echter bereikt als de gevraagde bescherming zou leiden tot monopolisering van algemeen beschwrijvende woorden, zodanig dat anderen die niet meer zouden kunnen gebruiken als aanduiding van hun onderneming. In het onderhavige geval staat het SDI dan ook vrij om de beschrijvende woorden 'SPORTS' en 'DIRECT' te gebruiken."

De door gedaagde gevorderde proceskosten ad € 22.285,- worden toegewezen (waarschijnlijk aangezien eiser zelf ook € 24.644,- had gevorderd).

Lees het vonnis hier.

IEF 5340

Opruiming

vuilnis.gifStaatscourant 2008, 5, pag. 26. Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Minister van Economische Zaken beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom vanaf 1946 (vrijwel identieke documenten bestaan voor diverse andere ministeries).

"De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Economische Zaken en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Economische Mededinging en Industrieel Eigendom over de periode vanaf 1946’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld."

Bovenstaande komt er op neer dat de minister van Economische Zaken het archief van Economische Zaken vanaf 1946 op de beleidsterreinen mededinging en industrieel eigendom gaat selecteren (bewaren of vernietigen op termijn), zoals dat is vastgelegd in de bijbehorende selectielijst.

Lees de vaststelling hier.

IEF 5339

Dierlijke bronnen

2k.bmpKamerstuk 26568, nr. 47, Tweede Kamer met bijlage. Wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.

Brief minister over procesverloop beroep Universiteit Edinburgh tegen beslissing in bezwaar terzake een aan die universiteit verleend Europees octrooi ontwikkelingsbiologie ( Einde hoger beroep tegen uitspraak in bezwaar tegen EOB-octrooi06955351).

"Het beroep is tijdens de hoorzitting op 20 november 2007 ingetrokken door de octrooihouder, de Universiteit van Edinburgh. De eerdere uitspraak in bezwaar is daarmee definitief geworden. Tegen die uitspraak staat nu geen rechtsmiddel meer open. Het octrooi heeft daardoor uitsluitend nog betrekking op methoden voor isolatie van stamcellen uit niet-embryonale dierlijke bronnen. Het octrooi heeft dus niet langer betrekking op (dierlijke of humane) embryonale stamcellen. Bij de beslissing op bezwaar is het octrooi beperkt tot een methode voor het genetisch wijzigen van volwassen dierlijke stamcellen en hun selectieve vermeerdering. Het octrooi heeft dus, conform de wens van de kamerleden, geen betrekking meer op een methode voor het maken van transgene mensen.

Met het intrekken van het beroep is deze procedure na circa zeven jaar procederen succesvol beëindigd. Door het intrekken van het beroep zal er geen schriftelijke beslissing meer verschijnen van de Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau. Voor de historie van deze rechtszaak en een samenvatting van de belangrijkste aspecten ervan moge ik u verwijzen naar de bijlage bij deze brief. Ik hoop u hiermede naar voldoening te hebben geïnformeerd."

Lees hier het kamerstuk en hier de bijlage.