IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22193
19 augustus 2024
Uitspraak

Aanpassing van memorie van antwoord na afwijzing van verzoek tot vertrouwelijkheid

 
IEF 5177

Bedrijfsgeheimen en een nieuw bestuur

aipping.gifAlgemene Ledenvergadering VIE,  dinsdag 4 december 2007, ten kantore van DLA Piper.

De vergadering begint om stipt 20h00.  20.20 Lezing door mr Pieter van der Korst over 'Bedrijfsgeheimen en IE recht', gevolgd door discussie.

Huishoudelijk gedeelte:, 20:00 - 20:20: Voorzitter prof. mr Ch. Gielen treedt af. Krachtens een besluit van het Bestuur wordt het bestuurslid prof. mr W.A. Hoyng als voorzitter aangewezen. Secretaris ir A.R. Aalbers treedt af .In zijn vacature wordt als secretaris voorgesteld mr W.E. Pors. Mr. J.L. Driesen treedt af. Als nieuw bestuurlid wordt voorgesteld mr L.W.H. Penders. Tegenkandidaten kunnen zich tot en met woensdag 28 november bij de voorzitter of de secretaris melden. De bestuursleden prof. mr W.A. Hoyng, mw. mr J.C. Fasseur-van Santen en prof. dr D.J.G. Visser treden statutair af en stellen zich herkiesbaar. Tegenkandidaten kunnen zich tot en met woensdag 28 november bij de voorzitter of de secretaris melden.

Voorafgaand aan de bijeenkomst en bij voldoende belangstelling zalvanaf 18.30 uur gezamenlijk worden gegeten in De Veranda, Amstelveenseweg 764 www.deveranda.nl.
Opgave voor zowel de bijeenkomst als het diner gaarne sturen naar AIPPI@dvme.nl.

DLA Piper, 'Gebouw Meerparc', Amstelveenseweg 638. Er zijn parkeerplaatsen gereserveerd op het parkeerterrein van DLA Piper.

Advocaten krijgen voor deelname aan deze bijeenkomst één NOvA punt, indien zijbij aankomst en vertrek een presentielijst tekenen.

IEF 5176

Conclusix

oblix.gifHvJ EG 29 november 2007, conclusie A-G Trstenjak in zaak C-16/06 P, Les Éditions Albert René SARL tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen).

Allen toverdrank lijkt nog te kunnen helpen. Ook de conclusie van advocaat Trstenjak is eenduidig: de oppositie op grond van ouder communautair en nationaal woordmerk OBELIX tegen Gemeenschapsmerkaanvrage MOBILIX dient te worden afgewezen. De scheppers van Obelix voeren een aantal procesrechtelijke argumenten in om inhoudelijk alsnog hun gelijk te krijgen, maar de A-G concludeert tot afwijzing, de grieven richten zich op feitelijke antwoorden en daarvoor is het bij Hof te laat.

Lees de conclusie hier.

IEF 5175

Eindejaarstraditie

letterquiz2.gif

Regen striemt tegen de ramen, een ijzige wind giert door verlaten straten en diepe duisternis omhult de huizen. Binnen is de lucht zwaar van erwtensoep en boerenkool en in het flakkerende licht van de open haard wordt het moede hoofd gebroken over de Shield Mark Letterquiz.

IEF 5174

Bij vernietiging of opeising van octrooien

2k.bmpKamerstuk 31286, nr. 3, 2e Kamer.  Aanpassing van diverse wetten m.b.t. burgerlijke rechtsvordering en de verkrijging van bewijs. Memorie van toelichting.

“In een vierde aan artikel 5 toegevoegd lid wordt de mogelijkheid gegeven dat, evenals in artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringswet EG-bewijsverordening, bij algemene maatregel van bestuur nadere regels met betrekking tot de bevoegdheid worden gesteld. In deze algemene maatregel van bestuur kan rekening gehouden worden met de aard van de zaak of het belang van de goede procesgang.

Zoals ook in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet EG-bewijsverordening is aangegeven, kan wat betreft de bijzondere aard van de zaak gedacht worden aan het speciale technische karakter hiervan, waardoor het wenselijk kan worden geacht dat een verhoor wordt uitgevoerd door een gerecht dat in dergelijke zaken gespecialiseerd is, bijvoorbeeld bij vernietiging of opeising van octrooien de rechtbank te `s-Gravenhage. In de algemene maatregel bestuur kan de bijzondere bevoegdheid van gerechten als een (aanvullende) bevoegdheid van de gerechten worden opgenomen. Bij het belang van de goede procesorde kan gedacht worden aan de situatie dat door het gehele land heen woonachtige getuigen beter alleen door een daartoe aangewezen rechter in een centraal gelegen plaats kunnen worden gehoord.”

Lees het kamerstuk hier.

IEF 5173

Correspondentie

Kamersukken. Niet-dossierstuk just070776, 2e Kamer. Brief van de minister van Justitie over afschrift brief aan VNO en MKB-Nederland inzake het auteursrecht.

"Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Den Haag, 20 november 2007

Hierbij zend ik u, naar aanleiding van uw verzoek (kenmerk Just070596), een afschrift van de brieven die ik, mede namens de Minister van Economische Zaken, aan VNO en MKB-Nederland heb gestuurd in antwoord op een gezamenlijke brief van deze organisaties, d.d. 24 september 2007, over het auteursrecht.  

Te uwer informatie merk ik daarbij op dat VNO-NCW en MKB-Nederland inmiddels overeenstemming hebben bereikt met Buma en Sena dat de ledentarieven voor muziekgebruik in 2008 gelijk blijven, behoudens een indexatie van 2%. De komende maanden gaat men met elkaar in overleg over een breed scala aan onderwerpen, met het oog op een vernieuwde aanpak vanaf 2009. Aan de orde komen onder meer een eventuele vermindering van de collectiviteitskortingen per branche, de invoering van één factuur, tarieftransparantie, de mogelijkheid van betaling voor werkelijk gebruik (‘pay per use’) en verschillende tarieven voor de mate en vorm van muziekgebruik. Ook de vergoeding voor live-optredens zal aan de orde komen.

Buma en Sena zullen vanaf 1 januari 2008 beginnen met de introductie van één factuur voor gebruikers die niet bij een brancheorganisatie zijn aangesloten.

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin"

Lees de brieven hier en hier.

IEF 5172

Streepje spatie

Kamerstuk 31 248, nr. 5 Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het ministerie van Justitie (Reparatiewet III Justitie) Nota van verbetering.

WNR artikel 10, onderdeel g: “In artikel XXXII, onderdeel E, wordt in onderdeel g ‘radioof televisieprogramma’ vervangen door: ‘radio- of televisieprogramma'.”

IEF 5171

De gevorkte applicatie

Ferro-Greyhound-sneaker-kl.gif

Nagekomen afbeelding van de Greyhound sneaker van Ferro Footwear, in aansluiting op IEF 5118, arrest Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 november 2007, C0501438, Puma A.G. Rudolf Dassler Sport & Puma Benelux B.V. tegen Ferro Footwear B.V. (wederom met dank aan J.G.A. Linssen, Advocatenkantoor J.G.A. Linssen).

IEF 5170

De minimis in het octrooirecht

mdo.gifVoorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage 26 november 2007, Moule d’Or tegen Krijn Verwijs, zaaknummer / rolnummer: 297004 / KG ZA 07-1239 en 296023 / HA RK 07-1087

Gezamenlijke behandeling van een kort geding op grond van octrooi-inbreuk, aanhangig gemaakt door Moule d’Or, en een verzoek tot voorlopige plaatsopneming ex artikel 202 Rv ingediend door Krijn Verwijs. Interessante overwegingen over ‘de minimus’ gebruik van de geoctrooieerde werkwijze, waardoor volgens de voorzieningenrechter van inbreuk (toch) geen sprake is. 

De zaak heeft betrekking op een Nederlands octrooi van Moule d’Or dat ziet op een werkwijze waarbij mosselen gedurende enige tijd in schoon koud zeewater worden gebracht. Moule d’Or stelt dat Krijn Verwijs deze werkwijze toepast. Krijn Verwijs betwist dat van inbreuk sprake is en tracht dit onder meer aan te tonen door een verzoek om voorlopige plaatsopneming van de fabriek van Krijn Verwijs.

In het kader van de inbreuk is aan de orde of in de werkwijze van Krijn Verwijs wordt voldaan aan het kenmerk volgens het octrooi, dat de mosselen na het reinigen, scheiden en/of sorteren, gedurende ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater worden gebracht.

Volgens de voorzieningenrechter is aan deze maatregel in de werkwijze van Krijn Verwijs niet voldaan. Onder ‘enige tijd’ in de zin van het octrooi dient volgens de voorzieningenrechter te worden verstaan een verblijftijd in een bak met schoon koud zeewater van enkele uren. Voor zover het octrooischrift hierover onduidelijkheid is, komt dit voor risico van de octrooihouder. Aan dit ‘enige tijd’ criterium is ‘bij normaal bedrijf’ van de productielijn van Krijn Verwijs niet voldaan, omdat de hoofdsorteringen van de mosselen gemiddeld niet langer dan circa 12 minuten in schoon koud zeewater verblijven. Dat de minder courante sorteringen als regel een aanzienlijk langere verblijftijd hebben, en dat daarbij dus – ook volgens de voorzieningenrechter! - wél de geoctrooieerde werkwijze wordt toegepast, doet niet af aan de conclusie dat Krijn Verwijs geen inbreuk maakt.

Op de stelling van Moule d’Or dat ook ‘een beetje’ inbreuk toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen rechtvaardigt, overweegt de voorzieningenrechter (r.o. 4.13):

“4.13 De vakman die van het octrooi kennis neemt zal evenwel begrijpen dat toepassing van de geoctrooieerde werkwijze alleen het door het octrooi beoogde voordeel oplevert indien de gehele stroom in de productielijn wordt verwerkt met toepassing van de werkwijze. De werkwijze kan niet ‘een beetje’ worden toegepast op een deel van de productie. Het octrooi beoogt immers een werkwijze te bieden die voert tot mosselen met een langere levensduur op het traject naar de eindgebruiker. Volgens de uitvinding wordt die langere levensduur bereikt door de mosselen ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater te laten recupereren. Het is duidelijk dat alle mosselen in de verpakkingseenheid daartoe de gelegenheid moeten hebben gehad. (…)

“4.15 Dat het in haar inrichting principieel mogelijk is de werkwijze van het octrooi toe te passen, is onvoldoende voor de conclusie dat de geoctrooieerde werkwijze ook is toegepast. (…)”

Derhalve worden de inbreukvorderingen van Moule d’Or afgewezen. Het verzoek om voorlopige plaatsopneming van Krijn Verwijs wordt ook afgewezen, omdat de plaatsopneming volgens de voorzieningenrechter niet het geschikte middel is om vast te stellen dat van inbreuk geen sprake is.

Moule d’Or wordt veroordeeld in de (volledige) proceskosten in kort geding. Krijn Verwijs wordt veroordeeld in de proceskosten in de verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat de kosten van partijen in verband met het verzoek tot voorlopige plaatsopneming slechts een fractie (5%) bedragen van de totale proceskosten. Krijn Verwijs wordt daarom veroordeeld tot betaling van 5% van de proceskosten van Moule d’Or in de verzoekschriftprocedure, terwijl om dezelfde reden op de door Moule d’Or te vergoeden proceskosten van Krijn Verwijs een kleine aftrek wordt toegepast.

Lees het vonnis hier. Over hetzelfde octrooi heeft tussen partijen eerder een kort geding plaatsgevonden. Lees dat vonnis hier.

IEF 5169

Dicht tegen elkaar aanliggen

adsca.gifGerechtshof Amsterdam, 8 november 2007, LJN: BB7456, Scapa Sports c.s tegen Adidas Salomon AG c.s.

Wel gemeld, nog niet besproken. ‘Sub c’-zaak. Een significant gedeelte van het onderzochte pubbliek (marktonderzoek) legt het voor sub c vereiste verband tussen het bekende drie-strepenmerk van Adidas en het tweestrepenteken van gedaagde scapa. Afbreuk aan en verwatering van het Adidasmerk is daarmee aannemelijk.

Gedaagde Scapa heeft in de Benelux kleding op de markt gebracht waarop twee strepen zijn aangebracht die dezelfde kenmerken vertonen als de drie Adidas-strepen (strepen van dezelfde kleur, contrasterend met de kleur van de kleding, op gelijke afstand van elkaar, parallel lopend en verticaal aangebracht over de gehele lengte van het kledingstuk). Op de kleding van Scapa is tevens het Scapa beeldmerk (een soort vlaggetje in de vorm van een andreaskruis) aangebracht en/of de letter S en/of een ander beeldmerk en/of de vermelding Scapa.

In eerste instantie oordeelde de voorzieningenrechter dat Scapa zich jegens Adidas heeft schuldig gemaakt aan merkinbreuk op basis van art. 13A lid 1 onder c BMW. Het gerechtshof kan zich in dit oordeel vinden.  Dat strepen in beginsel vrij zijn, wil nog niet zeggen dat alle strepen in beginsel vrij zijn. Het gaat niet om het claimen van een monopolie, maar om de beschermingsomvang van een wijd en zijd bekend merk. De Freihaltebedürfnis komt daarmee niet in de knel.

“4.7. Het hof kan Scapa niet volgen in haar stelling, dat Adidas met haar vordering kennelijk beoogt een monopolie te verwerven op het gebruik van strepen voor sportieve kleding. Het moge zo zijn dat, naar Scapa aanvoert, het gebruik van strepen op (sport-)kleding wijd en zijd gebruikelijk is. Waar het hier echter om gaat is, of het aangevallen teken, zoals dat door Scapa in de vorm van twee strepen is gebruikt, zo dicht tegen het bekende 3 strepenmerk van Adidas aanligt dat door dat gebruik in het economisch verkeer, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het bekende merk van Adidas. Deze restrictie laat de mogelijkheid van het aanbrengen van strepen op (sport )kleding in het algemeen, waarop Adidas naar zij ook erkent geen monopolie heeft, onverlet. Naar het voorlopig oordeel van het hof komt aldus het door Scapa ingeroepen algemene belang tot vrijhouding van gebruikelijke decoratieve elementen, door partijen ook wel aangeduid als het “Freihaltebedürfnis”,hier niet in de knel.

4.8. Bij de beoordeling van de door Adidas gestelde gelijkenis moet uitgegaan worden van het 3 strepenmerk zoals dat is gedeponeerd en het teken zoals dat door Scapa wordt gebruikt. Daarbij zijn derhalve in aanmerking te nemen de in het depot vermelde, hiervoor onder 4.1 sub a weergegeven specifieke kenmerken die in hun onderling verband bepalend zijn voor het uiterlijk en het onderscheidend vermogen van het merk van Adidas. Behalve door de drie door Scapa genoemde kenmerken wordt het 3 strepenmerk tevens hierdoor gekenmerkt dat de strepen van gelijke breedte zijn, van elkaar gescheiden door tussenruimten die nagenoeg dezelfde breedte hebben als de strepen, en dezelfde kleur hebben die contrasteert met de kleur van de onderliggende kleding.

4.10. Met de grieven VIII, IX en X, die eveneens gezamenlijk zijn toegelicht, bestrijdt Scapa het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van een met het merk overeenstemmend teken. Volgens Scapa is hiermee voorbijgegaan aan het feit dat het meest kenmerkende van het 3-strepenmerk van Adidas is, dat het uit drie strepen bestaat. Omdat het om een bekend merk gaat zal het relevante publiek dit specifieke kenmerk weten te reproduceren en zal het bij beschouwing van andere streepmotieven onmiddellijk zien hier niet met het Adidas–merk te maken te hebben, aldus Scapa.

4.11. Zoals reeds werd overwogen, zijn bij de vergelijking alle voornoemde specifieke kenmerken van het Adidas-merk in aanmerking te nemen. Het gaat hierbij om de totaalindruk die door merk en teken wordt opgeroepen. Scapa heeft niet betwist dat zij, zoals het hof ook zelf heeft waargenomen bij aanschouwing van de ter zitting getoonde kleding, alle genoemde kenmerken van het Adidas-merk heeft toegepast in het door haar gehanteerde strepenmotief met als enige verschil dat zij twee strepen gebruikt in plaats van drie. Voor het aannemen van overeenstemming in de zin van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE volstaat, dat het relevante publiek een verband legt tussen het bekende merk van Adidas en het twee-strepenteken van Scapa. Het hof acht voldoende aannemelijk dat dit zich hier voordoet. Het tevens aangebrachte maar weinig opvallende Scapa-beeldmerk maakt dit niet anders. Dat het publiek een verband legt als hier bedoeld wordt in voldoende mate ondersteund door de gerapporteerde resultaten van het Ivomar-onderzoek. De kritische evaluatie hiervan door prof. Wagenaar brengt het hof vooralsnog niet tot een ander oordeel. Het feit dat de respondenten zeer vaak Adidas zeggen tegen kleding met drie strepen, en veel minder vaak tegen kleding met twee strepen, laat onverlet dat door een significant gedeelte van het onderzochte publiek (38%) het bedoelde verband juist wel wordt gelegd. De grieven VIII, IX en X falen derhalve.

4.12. Met de grieven V, VI en VII komt Scapa op tegen de verwerping van haar betoog, dat zij de strepen op haar kleding louter als versiering heeft aangebracht en niet als merk. Ook deze grieven falen. Het gaat er om, of de strepen geschikt zijn als herkomstaanduiding en of zij aldus door consumenten in verband kunnen worden gebracht met de producent van kleding als die van Adidas. Met juistheid heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het er niet om gaat wat het publiek denkt over de motieven van de producent, maar om de vraag hoe en op welke wijze het teken feitelijk in het economisch verkeer is gebruikt. De uitkomsten van het Ivomar-onderzoek wijzen er op, dat (een niet te verwaarlozen deel van) het publiek de strepen als een merk ervaart. Onder deze omstandigheden is geen plaats voor het verweer van Scapa dat zij een geldige reden heeft voor het gebruik van twee strepen op de wijze als door haar gedaan, nu dit strepengebruik niet als louter decoratief is te beschouwen. Dit brengt mee dat ook grief XIII faalt.

4.13. Op grond van het vooroverwogene acht het hof voorshands voldoende aannemelijk dat door het gebruik van het twee-strepenteken, zoals door Scapa toegepast, afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het Adidas-merk, in die zin dat dit gebruik leidt tot verwatering van de onderscheidende kracht van de bekende Adidas-strepen. Adidas heeft genoegzaam aangetoond stelselmatig tegen inbreuk op haar strepenmerk te hebben opgetreden. Dat zij daarbij mogelijk een enkel geval over het hoofd heeft gezien, zoals bijvoorbeeld indertijd de kleding van Reebok, is onvoldoende om haar te verwijten dat zij die verwatering zelf heeft bevorderd. Ook de grieven XI en XII falen derhalve.

Lees het arrest hier.  

IEF 5168

De minimis in het octrooirecht

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage 26 november 2007, Moule d’Or tegen Krijn Verwijs, zaaknummer / rolnummer: 297004 / KG ZA 07-1239 en 296023 / HA RK 07-1087

Gezamenlijke behandeling van een kort geding op grond van octrooi-inbreuk, aanhangig gemaakt door Moule d’Or, en een verzoek tot voorlopige plaatsopneming ex artikel 202 Rv ingediend door Krijn Verwijs. Interessante overwegingen over ‘de minimus’ gebruik van de geoctrooieerde werkwijze, waardoor volgens de voorzieningenrechter van inbreuk (toch) geen sprake is. 

De zaak heeft betrekking op een Nederlands octrooi van Moule d’Or dat ziet op een werkwijze waarbij mosselen gedurende enige tijd in schoon koud zeewater worden gebracht. Moule d’Or stelt dat Krijn Verwijs deze werkwijze toepast. Krijn Verwijs betwist dat van inbreuk sprake is en tracht dit onder meer aan te tonen door een verzoek om voorlopige plaatsopneming van de fabriek van Krijn Verwijs.

In het kader van de inbreuk is aan de orde of in de werkwijze van Krijn Verwijs wordt voldaan aan het kenmerk volgens het octrooi, dat de mosselen na het reinigen, scheiden en/of sorteren, gedurende ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater worden gebracht.

Volgens de voorzieningenrechter is aan deze maatregel in de werkwijze van Krijn Verwijs niet voldaan. Onder ‘enige tijd’ in de zin van het octrooi dient volgens de voorzieningenrechter te worden verstaan een verblijftijd in een bak met schoon koud zeewater van enkele uren. Voor zover het octrooischrift hierover onduidelijkheid is, komt dit voor risico van de octrooihouder. Aan dit ‘enige tijd’ criterium is ‘bij normaal bedrijf’ van de productielijn van Krijn Verwijs niet voldaan, omdat de hoofdsorteringen van de mosselen gemiddeld niet langer dan circa 12 minuten in schoon koud zeewater verblijven. Dat de minder courante sorteringen als regel een aanzienlijk langere verblijftijd hebben, en dat daarbij dus – ook volgens de voorzieningenrechter! - wél de geoctrooieerde werkwijze wordt toegepast, doet niet af aan de conclusie dat Krijn Verwijs geen inbreuk maakt.

Op de stelling van Moule d’Or dat ook ‘een beetje’ inbreuk toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen rechtvaardigt, overweegt de voorzieningenrechter (r.o. 4.13):

4.13 De vakman die van het octrooi kennis neemt zal evenwel begrijpen dat toepassing van de geoctrooieerde werkwijze alleen het door het octrooi beoogde voordeel oplevert indien de gehele stroom in de productielijn wordt verwerkt met toepassing van de werkwijze. De werkwijze kan niet ‘een beetje’ worden toegepast op een deel van de productie. Het octrooi beoogt immers een werkwijze te bieden die voert tot mosselen met een langere levensduur op het traject naar de eindgebruiker. Volgens de uitvinding wordt die langere levensduur bereikt door de mosselen ‘enige tijd’ in schoon koud zeewater te laten recupereren. Het is duidelijk dat alle mosselen in de verpakkingseenheid daartoe de gelegenheid moeten hebben gehad. (…)
 
“4.15 Dat het in haar inrichting principieel mogelijk is de werkwijze van het octrooi toe te passen, is onvoldoende voor de conclusie dat de geoctrooieerde werkwijze ook is toegepast. (…)”

Derhalve worden de inbreukvorderingen van Moule d’Or afgewezen. Het verzoek om voorlopige plaatsopneming van Krijn Verwijs wordt ook afgewezen, omdat de plaatsopneming volgens de voorzieningenrechter niet het geschikte middel is om vast te stellen dat van inbreuk geen sprake is.

Moule d’Or wordt veroordeeld in de (volledige) proceskosten in kort geding. Krijn Verwijs wordt veroordeeld in de proceskosten in de verzoekschriftprocedure. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat de kosten van partijen in verband met het verzoek tot voorlopige plaatsopneming slechts een fractie (5%) bedragen van de totale proceskosten. Krijn Verwijs wordt daarom veroordeeld tot betaling van 5% van de proceskosten van Moule d’Or in de verzoekschriftprocedure, terwijl om dezelfde reden op de door Moule d’Or te vergoeden proceskosten van Krijn Verwijs een kleine aftrek wordt toegepast.

Lees het vonnis hier. Over hetzelfde octrooi heeft tussen partijen eerder een kort geding plaatsgevonden. Lees daarover hier meer.