IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 4151

Wees uw eigen lamp

mjh.gifVoorzieningenrechter Rechtbank 's-Hertogenbosch , 12 juni 2007, LJN: BA7170. Juul Hoes tegen Mondiart B.V.

Namens kunstenares Juul Hoes bepleit Stichting Beeldrecht succesvol dat  gedaagde Mondiart schilderijen (bovenste afbeelding) verhandelt die een inbreukmakende verveelvoudiging zijn van de schilderijen van Hoes (onderste drie afbeeldingen).

“4.4.  Wat ook zij van de stelling van Mondiart dat de afmetingen van de gezichtsverhoudingen nu eenmaal religieus/cultureel bepaald (“voorschrift”) zijn, feit is dat daarbinnen een scala aan creativiteit en originaliteit (qua kleur, symmetrie, structuur, etcetera) mogelijk is. Mondiart heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat het litigieuze werk van Hoes niet origineel is enkele foto’s in het geding gebracht, genummerd 1 tot en met 6. De rechter is, in tegenstelling tot Mondiart, evenwel van oordeel dat deze foto’s juist een grote diversiteit laten zien in de wijzen waarop een boeddha kan worden afgebeeld en de creatieve keuzes van Hoesin het onderhavige schilderij benadrukken. Met name de karakteristieke gelaatstrekken van de boeddha van Hoes springen in het oog. Van originaliteit van het werk van Hoes is dus wel degelijk sprake.

4.5.  Beschouwing van de beide schilderijen (dat van Hoes en dat van Mondiart) naast elkaar, geeft direct de indruk dat sprake is van een zuivere nabootsing: in beide gevallen is sprake van een tweeluik waardoor het hoofd van boeddha in tweeën is gesplitst, beide schilderijen hebben een afmeting van tweemaal 120 x 90 cm, de boeddha is op beide schilderijen “en face” en van dichtbij afgebeeld waardoor slechts een deel van het gezicht zichtbaar is, de boeddha heeft op beide schilderijen exact dezelfde gelaatstrekken en op beide werken is structuur in de onderlaag aangebracht. Het enige in het oog springende verschil is dat Hoes het gezicht heeft gedecentreerd terwijl Mondiart het heeft gecentreerd."

"4.6.  Het voorgaande leidt de rechter tot de conclusie dat met de vervaardiging van het boeddhaschilderij, zoals afgebeeld op de aan dit vonnis gehechte foto, sprake is van een verveelvoudiging zoals bedoeld in artikel 13 Auteurswet. Voorshands is dan ook in voldoende mate aannemelijk geworden dat Mondiart inbreuk maakt op de auteursrechten van Hoes. De verweren onder iv en v falen derhalve.”

Mondiart moet haar afnemers verzoeken de door Mondiart geleverde inbreukmakende schilderijen terug te zenden. Ook heeft de rechter Mondiart bevolen de gehele voorraad van verveelvoudigde schilderijen ter vernietiging af te geven aan de kunstenares. De rechter legt een dwangsom op van 15.000 euro per overtreding danwel 1000 euro voor ieder schilderij waarmee in strijd met het vonnis wordt gehandeld. Voor iedere dag dat Mondiart in gebreke blijft met de nakoming van de veroordeling staat een dwangsom van 1000 euro per dag.

Lees het vonnis hier.

IEF 4150

Vanwege de interdepartementale overlegstructuur

ehb.gifKamerstukken. Niet-dossierstuk just070356, 2e Kamer. Handhaving. Brief van de minister van Justitie over uitstelbericht Kabinetsstandpunt richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten

“Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2007

Onder verwijzing naar uw brief van 25 mei 2007, met kenmerk 07-Just-B-033, met het verzoek om uiterlijk dinsdag 5 juni a.s. het kabinetsstandpunt over de richtlijn betreffende de maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen aan de Kamer te doen toekomen, deel ik u mee dat de genoemde datum -vanwege de interdepartementale overlegstructuur- helaas niet kan worden gehaald.

Naar verwachting zal het kabinetsstandpunt, dat neergelegd wordt in een BNC-fiche, u in week 25 toekomen. 

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin

IEF 4149

Cross-border patent attorneys

2k.bmpKamerstuk 31059, nr. 3, 2e Kamer. Memorie van toelichting bij wetsvoorstel Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Richtlijn nr. 2005/36/EG heeft tot doel de grensoverschrijdende toegang tot gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat EU-onderdanen die hun beroepskwalificaties in eenlidstaat hebben behaald toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat.

“De minister van Economische Zaken neemt implementatie van de nieuwe richtlijn voor het beroep van octrooigemachtigde zelf ter hand door wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.”

Lees het kamerstuk hier.

IEF 4148

Nadere informatie

phlg.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 11 juni 2007, KG ZA 07-528, LG Electronics Benelux Sales B.V. / Koninklijke Philips Electronics N.V.

Executiegeschil dat een beetje doet denken aan een hoger beroep. Op grond van nadere informatie oordeelt de rechtbank dat het eerdere oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende was bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag.

LG Electronics vordert in dit executiegeschil schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis  waarin aan LG een provisioneel inbreukverbod is opgelegd onder het zgn. Vogel-octrooi van Philips. Dit octrooi ziet op de codering volgens de JPEG-standaard.

In de hoofdzaak heeft de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 25 april 2007 het Vogel-octrooi gedeeltelijk vernietigd en onder het resterende gedeelte een provisioneel inbreukverbod opgelegd voor de duur van de procedure en uiterlijk tot de expiratiedatum van het octrooi (10 september 2007). Het verbod is provisioneel, en niet definitief, omdat door de rechtbank is vastgesteld dat LG Electronics weliswaar gebruik maakt van de geoctrooieerde uitvinding, maar dat Philips het recht heeft verwerkt zich nog op Vogel te kunnen beroepen indien komt vast te staan dat Philips als deelnemer bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard betrokken is geweest. Op deelnemers bij de werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard rustte namelijk de verplichting om voor de JPEG-standaard relevante octrooien aan te melden, terwijl het Vogel-octrooi indertijd door Philips nooit is aangemeld.

 

De rechtbank achtte het door LG overgelegde bewijs onvoldoende om aan te tonen dat Philips deelnemer was aan de betreffende werkgroepen, maar heeft LG toegelaten tot nadere bewijslevering in een later stadium van de procedure.

LG vordert in dit executiegeschil dat het Philips wordt verboden om het vonnis van 25 april ten uitvoer te leggen. LG is van mening dat het oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende is bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag. Derhalve heeft Philips volgens LG, conform vaste rechtspraak inzake executiegeschillen, geen in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het provisionele verbod. Dit oordeel wordt door de voorzieningenrechter gevolgd.

Volgens de voorzieningenrechter heeft LG in de hoofdzaak “voldoende, zo al niet ruimschoots, aannemelijk gemaakt dat Philips deelnemer (participant) was bij de totstandkoming van de JPEG standaard” en dat die deelname “van dien aard was dat daaruit voor Philips een gehoudenheid voortvloeide Vogel te openbaren.” Derhalve is volgens de voorzieningenrechter “niet aannemelijk dat de rechtbank, indien zij de beschikking zou hebben gehad over hetgeen thans naar voren is gekomen, het provisionele verbod zou hebben opgelegd.”

De voorzieningenrechter verbiedt Philips om het provisionele verbod ten uitvoer te leggen en veroordeelt Philips in de proceskosten conform artikel 1019h Rv, aangezien het executiegeding evenals de procedure in de hoofdzaak een IE-recht tot inzet heeft.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis en herstelvonnis: IEF 3947 (10 mei 2007).

IEF 4147

Zou het dan toch....

Het ANP bericht: "De publieke omroepen moeten aan iedereen bekend gaan maken wanneer zij hun programma's uitzenden. Een krappe meerderheid in de Tweede Kamer steunt een wetsvoorstel van D66 en VVD die dit moet regelen. Het vrijgeven van de programmagegevens leidt ertoe dat de omroepen hun monopolie op de tv-gidsen verliezen.

Behalve de initiatiefnemers hebben woensdag ook PvdA, Partij voor de Vrijheid, GroenLinks en de Partij voor de Dieren gezegd dat de publieke omroepen hun programmagegevens openbaar moeten maken."

Lees hier meer (NRC).

IEF 4146

Coöperatieve inbreuk (2)

subaru.gifRechtbank Amsterdam, 23 mei 2007, HA ZA 04-2822, N.V. Subaru Benelux c.s. tegen Automobielbedrijf A c.s.

Nog een Subaru-zaak, dit keer tussen Subaru c.s. en de individuele (in Cosis verenigde) autodealers. Gebruik beeldmerk van Subaru door Subaru-specialisten is niet toegestaan wanneer zij reeds gebruik maken van het woordmerk Subaru. Gebruik beeldmerken voorbehouden aan erkende distributeurs van merkhouder.

Subaru heeft in 2003 de dealercontracten met de 16 gedaagden beëindigd. Samen met anderen hebben gedaagden vervolgens een coöperatie van specialisten in Subaru-voertuigen opgericht, Cosis. Subaru c.s. vordert onder meer een verbod om nieuwe Subaru-auto's te betrekken en een verbod om inbreuk te maken op de merkrechten van Subaru.

Met inachtneming van de uitputtingsregel van BMW/Deenik beoordeelt de Rechtbank in welke gevallen gedaagden gebruik mogen maken van de Subaru-merken. Daarbij maakt de Rechtbank een onderscheid tussen woord- en beeldmerken. Wat de beeldmerken betreft oordeelt de rechtbank:

Het gebruik van (woord-)beeldmerken is echter niet noodzakelijk om de aard van de auto aan te duiden naast de mededeling dat A c.s. specialist zijn in de verkoop en de reparaties en het onderhoud van Subaru-auto’s. De verdere verhandeling, dan wel de reparaties en het onderhoud, van Subaru-auto’s kan immers ook zonder het gebruik van deze beeldmerken worden verzekerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de door Subaru c.s. gestelde gebruiken in de autobranche, die A c.s. onvoldoende gemotiveerd weerspreken. Juist in deze branche geldt dat specialisten, anders dan dealers die tot een distributienetwerk behoren, hun specialiteit kenbaar plegen te maken door vermelding van alleen de woordmerken, zonder gebruikmaking van de beeldmerken. Beeldmerken worden immers veeleer gebruikt door erkende distributeurs als teken van authenticiteit van auto en distributeur.

"5.19.  Gelet hierop is de rechtbank met Subaru c.s. van oordeel dat louter door het gebruik van de beeldmerken en het (woord-)beeldmerk van Subaru in de autobranche, de gebruiken binnen die branche in aanmerking genomen, de indruk kan worden gewekt dat A c.s. zijn aangesloten bij de Subaru-dealerorganisatie of dat een bijzondere band tussen hen bestaat. Het feit dat A c.s. in hun reclame-uitingen vermelden dat zij in het samenwerkings-verband Cosis opereren, doet hier niet aan af, nu het publiek niet geacht kan worden te weten wat dit samenwerkingsverband inhoudt. Het wijzen op een samenwerkings-verband kan zelfs de indruk versterken dat het zou gaan om een tot het distributienet van Subaru behorende dealer.

5.20.  Op grond van het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat het gevaar bestaat dat A c.s. door het gebruik van de beeldmerken en het (woord-) beeldmerk de indruk wekken dat zij behoren tot het distributienet van Subaru c.s., dan wel dat anderszins een commerciële band bestaat tussen A c.s. en Subaru c.s. Derhalve mogen gedaagden niet de hiervoor onder 2.1 d en e weergegeven beeldmerken of het onder 2.1 b weergegeven (woord-)beeldmerk SUBARU gebruiken."

Het lijkt dat de Rechtbank hier een andere maatstaf hanteert dan het Hof Amsterdam in 2005, waarin het in eenzelfde soort zaak oordeelde dat 'het louter gebruik van beeldmerken om kenbaar te maken dat een dealer een specialist is in die auto's in zijn algemeenheid onvoldoende is om de indruk te wekken dat er een (relevante) commerciële band bestaat tussen hen en Subaru.

Ten aanzien van de woordmerken is de Rechtbank van oordeel dat het gebruik van het woordmerk in beginsel noodzakelijk is om aan het publiek kenbaar te maken om welke auto’s het gaat. Het gebruik van het woordmerk Subaru is dan ook in beginsel toegestaan, zeker indien dat in combinatie met de woorden “specialist in” geschiedt. Dat is anders indien het woordmerk op zodanige wijze wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat A c.s. zijn aangesloten bij de dealerorganisatie van Subaru c.s. De Rechtbank gaat vervolgens per gedaagde na welk merkgebruik inbreukmakend is en komt tot de conclusie dat er in vrijwel alle gevallen sprake is van merkinbreuk (door met name gebruik van het beeldmerk).

Verbod op inbreuk merk- en auteursrechten toegewezen, gedeeltelijke doorverwijzing naar de Rechtbank Den Haag, die dient te oordelen over de vorderingen met betrekking tot de Gemeenschapsmerken.

Ook hier een forfetaire proceskostenveroordeling, aangezien de zaak is aangebracht vóór de handhavingsrichtlijn.

Lees het vonnis hier.  Arrest van het Hof Amsterdam van 7 juli 2005: AU5317 . Eerder vonnis van 23 mei 2007 Subaru tegen Cosis: IEF 4135.

IEF 4145

De auteurswet aan te passen (2)

mlv.gifKamervragen nr. 1558  2e Kamer. Antwoord op vragen van het lid Vos (PvdA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het verbod van de NMA op prijsafspraken door vertalers. (Ingezonden 5 april 2007); O.a:

8: Bent u bereid om een wettelijke regeling te treffen of de auteurswet aan te passen, zodat freelancers wel minimumtarieven mogen afspreken? 9: Bent u bereid om de NMa een algemene aanwijzing te geven om zo snel mogelijk een oplossing voor deze situatie te vinden? Zo neen, waarom niet? Bent u in dat geval bereid om de Mededingingswet aan te passen zodat aan deze onwenselijke situatie een einde wordt gemaakt?

8 en 9: Allereerst merk ik op dat de NMa een zelfstandig bestuursorgaan is. Dat betekent onder meer dat ik geen aanwijzingen aan de NMa kan geven in een individueel geval als dit. Ik ben het met u eens dat partijen moeten proberen zo snel mogelijk een oplossing te vinden die niet in strijd is met de mededingingsregels. Bij alle partijen is de wil aanwezig om op korte termijn tot een bevredigende oplossing te komen die in lijn is met de Mededingingswet en waarbij de bestaande praktijk zoveel mogelijk gehandhaafd kan worden. Ik heb goede hoop dat partijen er de komende weken samen uit zullen komen. Zodra dit het geval is, zal ik u hierover informeren.

Lees het kamerstuk hier.

IEF 4144

Acquisition of Novagraaf Group

Persbericht: Gilde Buy-Out Partners, Halder and AlpInvest Partners and other shareholders today announced their agreement on the acquisition by funds managed by Gilde of Novagraaf Holding BV. Terms of the transaction were not disclosed. Management and key employees will invest alongside Gilde in the transaction.

Novagraaf is an Intellectual Property consulting group, one of Europe's leading service providers in the field. More than 350 dedicated professionals and staff members across Europe deliver a full range of Intellectual Property services.

Commenting on the transaction, Eric-Jan Vink, a director at Gilde Buy Out Partners, said: "We are excited to be backing a strong management team and highly knowledgeable employees in a growing industry and believe that the company is an attractive platform for growth in IP services. We are also pleased that Ad Verkuyten, former CEO of RTD (Röntgen Technische Dienst), will join Novagraaf as Chairman of the Supervisory Board.

Lees hier iets meer.

IEF 4143

Hooggeschat publiek

jhs.gifTer gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Intellectuele Eigendom zal prof. mr. J.H. Spoor vanmiddag  in een openbare zitting van het College van Decanen van de VU een rede houden, getiteld “Hooggeschat publiek’.

De zitting heeft plaats de aula van de VU aan de De Boelllaan 1105 in Amsterdam, om 15.45 precies. Na afloop receptie.

IEF 4142

Eerst even voor jezelf lezen

ivb.gifGvEA EGm 13 juni 2007, zaak T 441/05. IVG Immobilien AG tegen OHIM.

Weigering inschrijving als Gemeenschapsmerk van een beeldmerkdat bestaat uit de grafische weergave in de kleur donkerkoningsblauw van de letter „i” in hoofdletter of het Romeinse cijfer één die aan de top en de voet ervan is voorzien van twee dwarse horizontale lijnen die dunner en langer zijn dan die van de overeenkomstige lettertekens van het standaardlettertype Times New Roman.

“60- De kamer van beroep heeft haar weigering om het gedeponeerde teken in te schrijven dus ten onrechte gebaseerd op het ontbreken van opvallende specifieke grafische kenmerken en het feit dat het niets uitdrukt, zonder eerst te onderzoeken – daarbij rekening houdend met alle relevante elementen van de specifieke omstandigheden van het onderhavige geval – of dit teken feitelijk geschikt is om in de geest van het publiek waarvoor het is bedoeld, de door de merkaanvrager verrichte diensten te onderscheiden van die welke door zijn concurrenten worden verricht.”

Lees het arrest hier.

GvEA EGm 13 juni 2007, zaak T-167/05, Grether AG tehen OHIM/ Crisgo (Thailand) Co. Ltd. (Nog geen Nederlandse versie beschikbaar)

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk FENNEL, ouder Geemschapswoordmerk FENJAL. “In the present case, it was held at paragraphs 73 to 80 above that the difference between the signs at issue made it impossible to find a likelihood of confusion, however well known the earlier sign may be. It must therefore be held that recognition of the fact that the earlier sign was well known in Germany could not have altered the operative part of the contested decision.”

Lees het arrest hier.