IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 4068

Forumshoppen in China

Danny Friedmann (student IVIR en editor IP Dragon): How to work within China’s IPR enforcement system for trademark and design rights. (Eerder gepubliceerd in BMM Bulletin 2007-1, p.8-12).

“However, on the ground the enforcement is still inadequate, due to a lack of transparency, lack of a rule of law, lack of an independent judiciary, lack of a uniform application of law widespread corruption and local protectionism1, and lack of expertise in and respect for IPR. Within such a difficult environment one should tread carefully. Which enforcement approaches should one take in what situation? The administrative, criminal and civil enforcement routes, relevant to trademark and design rights will be navigated below. Besides, the controversial implementations of some TRIPs provisions will be explored, to shed light on possible enforcement challenges.”

Lees het gehele artikel hier

IEF 4067

Omspringen

Rechtbank Haarlem, 30 mei 2007, KG ZA 07-194. Keune Haircosmetics Export B.V. tegen B. c.s (met dank aan Nanda Ruyters AKD Prinsen Van Wijmen). 

Merkenrecht. Onachtzaam omspringen met belangen bij overdracht na opzegging samenwerking. Voorschot op schadevergoeding matigt de proceskostenveroordeling.

Eiserers Keune, een haarverzorgingsproducent, en gedaagde B. hadden tot 2003 een distributieovereenkomt. In het kader van de samenwerking heeft B. een aantal merken van Keune in Turkije laten registeren op naam van Nova. Nadat de overeenkomt door B. is opgezegd, komen partijen overeen dat de merkregistraties zullen worden overgedragen aan Keune. B. maakt echter bezwaar tegen de wijze waarop dat volgens Keune zou moeten gebeuren, waarbij B.  zich beroept op het Turkse recht. Onder andere op grond van een verklaring van twee Turkse advocaten oordeelt de rechter dat dat bezwaar ongegrond is. De merken moeten worden overgedragen op de wijze die Keune heeft aangegeven. Nova mag de merken ondertussen niet aan derden overdragen.

Daarnaast stelt de rechter dat B.  “zo onachtzaam is omgesprongen met de belangen van Keune, dat dit tegen de achtergrond van de rechtsverhouding die tussen partijen bestond jegens Keune onrechtmatig is. Aannemelijk is dat Keune hierdoor schade heeft geleden. Het gevorderde voorschot op schadevergoeding zal worden toegewezen op € 10.000,-.“

Voor de proceskosten verwijst de rechter nog naar de Handhavingsrichtlijn. De kosten worden gematigd, mede met het oog op het genoemde voorschot, tot € 10.000,-.

Lees het vonnis hier.

IEF 4066

Jas, aangehouden

gss.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land maakt inbreuk op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Auteursrechtelijk beschermde combinatie. Rechtenvrije kledingmonsters bestaan niet.Geen verbod, wel schadevergoeding. Beslissing aangehouden.

G-Sus heeft in de ‘women’s collection winter 2003’ van G-Sus is een jas genaamd ‘Rubber Boot’ opgenomen. Het betreft een korte jas met rits, capuchon en vier houtje-touwtje sluitingen. Low Land heeft in juli 2004 in opdracht van YaYa een partij korte jassen met rits, capuchon en houtje-touwtje sluitingen doen produceren. Begin september 2004 heeft Low Land 2.400 stuks van de jassen aan YaYa geleverd. Afbeeldingen van de jassen zijn opgenomen in vonnis.

In dit geding stelt G-Sus dat Low Land inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en/of niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door jassen te verhandelen die vrijwel identiek zijn aan de door G-Sus ontworpen ‘Rubber Boot’ jas.

Low Land dat de jas niet vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming. De rechter komt, zorgvuldig redenerend, tot een ander oordeel.

"Low Land heeft volstaan er in algemene zin op te wijzen dat houtje-touwtje sluitingen al sinds jaar en dag worden gebruikt, terwijl ook het afbiezen van mouwen met enigszins volumineus materiaal reeds op grote schaal in de confectie wordt toegepast. Wat de belijning van de jas en de capuchon betreft heeft Low Land aangevoerd dat zij niet inziet waarin het oorspronkelijke van dat element schuilt. Dat betoog faalt. Dat een of meer van de gecombineerde elementen op zichzelf reeds bekend waren, is niet van belang. Bij de voor het auteursrecht noodzakelijke oorspronkelijkheid gaat het er immers om of de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt bij de creatie van het werk. Die keuzes kunnen – zoals hier – ook bestaan in het op een bepaalde manier combineren van al bekende elementen. De stelling van Low Land dat de elementen ook indien zij gezamenlijk worden beschouwd niet oorspronkelijk zijn, heeft zij niet onderbouwd, zodat die stelling wordt verworpen. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt mitsdien gepasseerd." (4.4)

Het gevraagde verbod wordt niet opgelegd. Het belang hierbij ontbreekt nu Low Land een onthoudingsverklaring getekend heeft die voldoende duidelijk en niet dubbelzinnig is. Hier komt bij dat gesteld noch gebleken is dat overtreding van die onthoudingsverklaring nadien heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot de toerekenbaarheid aan Low Land,stelt Low land dat er geen enkele reden had om te vermoeden dat het door YaYa aan haar ter beschikking gestelde kledingmonster inbreukmakend was.

"In het kader van haar vergewissingsplicht heeft Low Land niet mogen volstaan met het enkel afgaan op de verklaring van YaYa dat het kledingmonster vrij was van rechten. Als professional in de confectiebranche had zij immers dienen te begrijpen dat die verklaring eraan voorbij ziet dat rechtenvrije kledingmonsters niet bestaan. Daartoe geldt dat het in casu niet gaat om schetsen of ontwerpaanwijzingen van een nog te fabriceren kledingstuk, maar om een daadwerkelijk bestaand model, dat dus door iemand ontworpen en vervaardigd is en derhalve een auteursrechtelijke maker zal hebben."

Low Land is gehouden de door de door G-Sus ten gevolge van de auteursrechtinbreuk geleden schade te vergoeden, dan wel de daarmee behaalde winst aan G-Sus af te dragen.

Bij de vaststelling van de winstafdracht, overweegt de rechtbank dat de inkoop/productieprijs van de vervaardigde jassen vooralsnog niet te bepalen is, nu die prijs in de door Low Land overgelegde factuur van haar Chinese fabrikant onleesbaar is gemaakt. Low Land zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld de integrale factuur, d.w.z. zonder dat daarin enig onderdeel onleesbaar is gemaakt, bij akte alsnog in het geding te brengen, waarna G-Sus daarop bij antwoord-akte mag reageren.

Lees het vonnis hier.

IEF 4065

Martin Senftleben opvolger Jaap Spoor

ms.JPGUit meerdere bronnen is vernomen dat dr .M.R.F Senftleben (Martin) is benoemd als hoogleraar intellectuele eigendom aan de VU, als opvolger van prof. mr J.H. Spoor.

Martin Senftleben was tot voor kort Associate Officer, Trademarks, Industrial Designs and Geographical Indications Law Division bij de WIPO te Genève. In 2004 promoveerde hij aan het IVIR bij Bernt Hugenholtz op een proefschrift over de drie-stappentoets: Copyright, limitations and the three-step test. An analysis of the Three-Step test in International and EC Copyright Law. Nog eerder studeerde Martin Senftleben rechten aan de Universiteit van Heidelberg en kerkmuziek aan het conservatorium van de de Badische Landeskirche in Heidelberg.

IEF 4063

ROW 2007

Kamerstukken 30975(R1821), nrs. 5 & 6, 2e Kamer. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995); Nota naar aanleiding van het verslag & Nota van wijziging.

Antwoorden van de minister naar aanleiding van vragen vaste commissie voor Economische Zaken. De wijzigen hebben voornamelijk betrekking op de implementatie van enkele ‘farmaceutische’ verordeningen.

Lees het verslag hier. Lees de wijzigingen hier.

IEF 4062

Overeenstemmende leeuwen

klw.gifRechtbank Zwolle-Lelystad , 29 11 2006, gepubliceerd 16 mei 2007, LJN: BA0523. Megagifts B.V. Dimensio Verpakkingen B.V.

Aardige zaak over de verbintenisrechtelijke gevolgen van een door de douane tegengehouden partij in opdracht gefabriceerde voetballen met daarop afgedrukt een leeuwenkop die een met het logo van de KNVB overeenstemmend teken zou zijn. Opdrachtgever is aansprakelijk.

Gedaagde Dimensio heeft Megagifts in maart 2006 opdracht gegeven tot het leveren en bedrukken van 1.500 oranje voetballen voor een reclamecampagne in verband met het WK in Duitsland. De ballen zouden bedrukt worden met een door Dimensio aangeleverde tekst en afbeelding. De afbeelding betrof de kop van een leeuw. Megagifts heeft een leverancier in Pakistan opdracht gegeven om de voetballen te fabriceren en te bedrukken.

De partij ballen wordt echter op luchthaven Schiphol door de douane tegengehouden, omdat mogelijk sprake zou zijn van inbreuk op de merkrechten van de KNVB. De leeuwenkop zou een met het logo van de KNVB overeenstemmend teken zijn. De KNVB laat Megagifts weten dat de import van de voetballen onrechtmatig zou zijn op grond van artikel 13A van de Benelux-Merkenwet. Megagifts heeft ingestemd met vernietiging van de ballen en de kosten van de vernietiging bedrag betaald.

Megagifts heeft vervolgens Dimensio voor de opdracht voor het leveren en bedrukken van de voetballen een bedrag van € 5.615,00 in rekening gebracht. Dimensio weigert de factuur te voldoen en betwist dat zij is tekortgeschoten. Volgens haar lag het op de weg van Megagifts, als deskundige partij, om te controleren of Dimensio rechthebbende was op het logo. De rechtbank is het daar niet mee eens.

“4.8.  Dimensio heeft Megagifts een opdracht verstrekt die er op neerkwam dat Megagifts bij de uitvoering van die opdracht inbreuk maakte op het merkenrecht van een derde en aldus onrechtmatig handelde jegens die derde. Aan de door Dimensio verstrekte opdracht was derhalve inherent dat Megagifts bij de uitvoering ervan in de problemen zou kunnen geraken en daardoor schade zou kunnen lijden. De opdrachtgever die een dergelijke opdracht verstrekt handelt onzorgvuldig en in strijd met een uit de overeenkomst voortvloeiende nevenverplichting om zijn contractspartij geen schade toe te brengen. Aldus is ook Dimensio tekortgeschoten in een op haar rustende verplichting. Die tekortkoming komt, gelet op het karakter van de overeenkomst waarbij Megagifts niet betrokken was bij het ontwerp, voor rekening van Dimensio. In dit kader is van belang dat Dimensio voor het ontwerp de hulp van een professionele derde, een ontwerpbureau, heeft ingeschakeld.

4.9.  Door de toerekenbare tekortkoming van Dimensio is Megagifts tekortgeschoten in haar verplichting tot levering, in verband waarmee de overeenkomst vervolgens (terecht) ontbonden is. De toerekenbare tekortkoming van Megagifts vormt aldus een grond voor de ontbinding in de zin van artikel 6: 277 lid 1 BW.

4.10.  Megagifts heeft aanspraak op vergoeding van de schade die het gevolg is van het feit dat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. Wanneer wederzijdse nakoming zou hebben plaatsgevonden, zou Megagifts aanspraak hebben kunnen maken op de overeengekomen prijs. Door de ontbinding heeft zij geen aanspraak op de overeengekomen prijs. Haar schade bestaat dan ook uit de overeengekomen prijs. De rechtbank overweegt daarbij dat gesteld noch gebleken is dat Megagifts door de ontbinding van de overeenkomst kosten heeft bespaard. Op het moment van de overeenkomst waren de voetballen al vervaardigd en bedrukt en gereed om geleverd te worden.

4.11.  Nu sprake is van schadevergoeding, en niet van nakoming, kan Megagifts geen aanspraak maken op de BTW over de overeengekomen prijs. De BTW vormt geen schadepost.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4061

Anti-Vandaal-Coating

grc.gifRechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. APP All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V., h.o.d.n. AZS Nederland Regio Zuid-Oost en Royal Floor Care B.V., h.o.d.n. Stone International. Eisers (door tussenkomst) in incident: Polysaccharide Industries AB en PSS Interservice AG (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)  

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na vervallen merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Eiser in incident Polysaccharide Industries (hierna: PSI) geeft de exclusieve Europese distributierechten op het product PSS20 (een coating waarmee gebouwen kunnen worden beschermd tegen o.a. graffiti) aan PSS Interservice AG (hierna: PSSI). Deze verleent de rechten voor de Benelux weer aan eiser (in conventie) APP All Remove (hierna: APP). De overeenkomst tussen PSSI en PSS wordt echter beëindigd, en daarmee verliest ook APP haar exclusieve distributierechten voor de Benelux. Deze rechten worden door PSSI gegeven aan gedaagde (in conventie) AZS.

Eerder had PSI het woordmerk PSS 20 al geregistreerd, welk merk echter inmiddels is vervallen. APP heeft voor de Benelux het woordmerk Anti-Vandaal-Coating “PSS 20” geregistreerd. Dit merk is nog wel geldig.

APP vordert, kort gezegd, dat AZS en Stone International wordt verboden uitlatingen te doen, waarbij onjuistheden of onwaarheden over haar worden verspreid. Zij doelt hiermee op de vermelding van referentieprojecten op de website van AZS, waarbij de indruk zou worden gewekt dat AZS deze projecten heeft uitgevoerd, terwijl deze in werkelijkheid zijn verricht door APP. Verder vordert APP het staken en gestaakt houden van het gebruik van (delen van) de merknaam en/of handelsnaam Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door AZS. Zij doelt hiermee in wezen enkel op het gebruik van de naam PSS 20 door AZS.

In reconventie vorderen, kort gezegd, AZS en Stone International een verbod op het onrechtmatig inroepen van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door APP. Het depot van APP zou te kwader trouw zijn verricht.

De rechtbank oordeelt dat met de geplaatste referentielijsten, alsmede een met e-mail die door AZS aan klanten is gestuurd, inderdaad onjuiste voorstellingen zijn gewekt bij de gemiddelde lezer, welke onrechtmatig moeten worden geacht jegens APP.

Voor wat betreft de vordering in reconventie oordeelt de rechtbank: “Iedere belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, inroepen binnen een termijn van vijf jaar (…). Nu de genoemde termijn ongebruikt is verstreken, is er sprake van een geldige inschrijving van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20. (…) Aan het inroepen van een depot wegens te kwader trouw is door de Benelux-wetgever de beperking gesteld dat dit binnen een bepaalde periode dient te geschieden. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedragingen die binnen die periode kwader trouw zouden hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht als onrechtmatige daad zouden kunnen worden aangemerkt met hetzelfde feitelijke gevolg, te weten dat de merkhouder de bescherming van het merk niet kan inroepen. Dat zou aan de beperking haar betekenis ontnemen.”

“Het gebruik van een merk dat door het verstrijken van de termijn niet meer kan worden nietig verklaard, kan wel nog worden verboden wegens strijd met andere rechten. Dergelijke rechten zijn gesteld noch gebleken.”

Aangezien APP een volledige proceskostenveroordeling heeft gevorderd, wordt het vonnis afgesloten met een niet-richtlijnconforme overweging: “Deze titel is evenwel van toepassing op procedures waarin de dagvaarding na 1 mei 1007 is uitgebracht. Nu in de onderhavige procedure de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht, zal de vordering tot een volledige kostenveroordeling worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4059

Niet in rechte komen vast te staan

nbvac.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, sector Kanton, 28 maart 2007, zaaknummer 490951, 07/304: Hufkens Human Resources B.V. tegen NoordBrabantVacature B.V. en L.G.W. Linders (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten).

Beschikking in verzoekschriftprocedure over Limburgse en Brabantse vacaturebanken.

Hufkens (verzoekster) gebruikt sinds 1999 de namen Limburgvac en Limburgvacature en heeft daarmee vergelijkbare domeinnamen in gebruik. Sinds 2002 heeft Hufkens ook de domeinnamen brabantvac.nl en brabantvacature.nl. Sinds 2004 is NoordBrabantacature (verweerster sub 1) een Brabantse internetvacaturebank gestart onder de naam NoordBrabantVacature.nl.

Beide partijen zijn actief met het verzorgen van zogenaamde internetvacaturebanken, waarbij via internet werkbiedende werkgevers en werkzoekenden bij elkaar worden gebracht.

Hufkens voert aan: “NBV koos bewust voor namen die nagenoeg gelijk zijn aan die van de bestaande vacaturebanken van Hufkens, terwijl het werkterrein zowel inhoudelijk al geografisch gelijk is aan dat van Hufkens, daarmee bij de (potentiële) cliënten verwarring wekkend.”
Eerst ter terechtzitting blijkt dat Hufkens primair aan zijn vordering ten grondslag legt overtreding van het verbod van artikel 5 Hnw.

Volgens de kantonrechter haalt Hufkens, procederende bij haar directeur, de handels- en domeinnamen door elkaar, maar het is duidelijk dat voor zover er bij het publiek verwarring is ontstaan, deze gelegen is in het gebruik van de door partijen gehanteerde domeinnamen. ‘Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt dat door de door NoordBrabantVacature gevoerde handelsnaam verwarring bij het publiek is ontstaan c.q. valt te duchten. Dat er mogelijk verwarring is ontstaan of valt te duchten door de gevoerde domeinnamen valt echter niet onder het bepaalde bij de Handelsnaamwet.’ In dat kader wenst de kantonrechter nog op te merken dat zij na het intypen bij Google van de zoekterm “vacatures noord brabant” wordt verwezen naar honderden sites, met vele nagenoeg gelijkluidende namen. De primaire grondslag voor het verzoek is niet komen vast te staan.

Voor wat betreft de subsidiaire grondslag (onrechtmatig gebruikmaken van kennis door NoordBrabanktVacature) is met deze verzoekschriftprocedure de verkeerde rechtsingang gebruikt.

De verzoeken worden als ongegrond afgewezen en Hufkens wordt als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld (€500,-).

Lees de beschikking hier.

IEF 4058

Aangenomen

Het wetsvoorstel Wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie in verband met de permanente instelling van de commissie auteursrecht (kamerstuk 30868) is op 15 mei aangenomen door de Eerste Kamer.

Lees hier meer.