IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 4057

Strafrechtelijke maatregelen

Kamerstuk 2006-2007, 23490, nr. 455.  Brief minister over “het Kabinetsstandpunt met betrekking tot de ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, nu het Europees Parlement op 25 april jl. heeft ingestemd met een gewijzigd voorstel.”

"De verwachting is gerechtvaardigd dat er pas echt weer schot zal komen in de onderhandelingen over de ontwerprichtlijn, als het Hof van Justitie uitspraak zal hebben gedaan in de procedure over het kaderbesluit verontreiniging vanaf zeeschepen (zaak C440/05). Op 28 juni 2007 zal de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie in Luxemburg in deze zaak conclusie nemen."

"Ondertussen heeft het Europees Parlement in zijn vergadering van 25 april jl. met 379 stemmen voor en 270 stemmen tegen en met 27 onthoudingen ingestemd met een geamendeerde ontwerprichtlijn. Het definitieve en omvangrijke verslag van het EP bevat vele amendementen op de preambule en het lichaam van de richtlijn. Het standpunt van het EP behoeft grondige en gedetailleerde bestudering. Wat de hoofdlijnen betreft acht het EP de Gemeenschapswetgever bevoegd om de lidstaten te verplichten tot strafbaarstelling van inbreuken op IE-rechten. Het acht onderlinge aanpassing van strafrecht ter handhaving van IE-rechten geboden en is van oordeel dat de Gemeenschapswetgever bevoegd is om voorschriften over aard en hoogte van sancties vast te stellen. Anders dan de Commissie hanteert het EP echter het uitgangspunt dat de richtlijn beperkt moet zijn tot inbreuken op gemeenschapsnormen en dat de IE-rechten die in het geding zijn, in de richtlijn zelf moeten worden omschreven. Het kabinet zal zijn standpunt over de ontwerprichtlijn mede naar aanleiding van de besluitvorming van het EP neerleggen in een BNC-fiche en dit zo spoedig mogelijk aan de beide Kamers doen toekomen."

Lees de gehele brief hier.

IEF 4056

Om het lichaam te bedekken

Dept.jpgRechtbank Arnhem, 25 mei 2007, KG ZA 07-181. Dept B.V. en Thomas Johannes Maria Netten tegen Intres B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Woordmerk DEPT beschikt niet of nauwelijks over onderscheidend vermogen en is niet ingeburgerd. Zwaartepunt ligt bij visuele gelijkenis. Geen handelsnaaminbreuk of onrechtmatig aanhaken. Moeders kopen kinderkleding.

Eisers zijn respectievelijk licentienemer en houder van het woordbeeldmerk DEPT, geregistreerd voor klasse 25: kledingstukken. Gedaagde, Intres, is houder van het (jongere) woordmerk GS DEPT. Dept verkoop onder de naam DEPT dameskleding. Intres brengt als retail service organisatie kinderkleding op de markt onder de naam GS DEPT, hetgeen volgens Dept inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Bovendien zou Intres onrechtmatig aanhaken bij het succes van DEPT.

Soortgelijkheid waren

Intres bestrijdt dat de waren waarvoor DEPT is geregistreerd is (dameskleding) niet-soortgelijk zijn aan die waarvoor het merk GS DEPT is geregistreerd (kinderkleding). De rechtbank is van mening dat de waren niet concurrerend, niet complementair en voor elkaar niet relevant zijn, maar toch "in enige mate soortgelijk zijn","omdat dameskleding en kinderkleding worden gebruikt om het lichaam te bedekken" en omdat "De bestemming - het doelpunbliek- vrouwen resp. ouders, voor een groot deel overlappend is, omdat kinderkleding in het algemeen door vmoeders wordt gekocht."

Overeenstemming tekens

Ter zitting is gebleken dat het woord “dept” (Engelse afkorting voor: “departement store”) in zwang is geraakt als opdruk van kleding. Voordat Dept in 1997 haar beeldmerk DEPT registreerde, was er  echter al een aantal kledingmerken ingeschreven met daarin het woord “dept” en bovendien heeft Intres een groot aantal voorbeelden getoond, waarin het woord “dept” als opdruk (...) is geplaatst, of als label, zonder dat hieraan een merk ten grondslag ligt. Dit betekent dat het woord “dept” als woord voor kleding niet of nauwelijks onderscheidend vermogen heeft. Tevens is er onvoldoende intensief gebruik van het woord DEPT gemaakt om te kunnen spreken van verkregen onderscheidend vermogen door inburgering.

“Fonetisch en begripsmatig is er gelijkenis tussen met woord “dept” in merk ten teken, maar dat weegt niet zwaar in de totaalindruk, omdat hiervoor is overwogen dat aan dit woord niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt. Het zwaartepunt ligt daarom bij de toets naar de mate van visuele gelijkenis. Die gelijkenis is er onvoldoende, omdat het woordbeeldmerk DEPT in de grafische vorm zoals ingeschreven, zo afwijkt van het teken GS DEPT, geschreven in de voor de inschrijving gebruikte neutrale letter, dat het in aanmerking komende publiek, gegevens de beperkte makte van soortgelijkheid van de waren, niet in verwarring wordt gebracht omtrent de herkomst van de verschillende waren. (...) Een en ander leidt tot de conclusie dat Intres geen merkinbreuk heeft gepleegd op het woordbeeldmerk DEPT.”

Handelsnaam

DEPT is beschrijvend en "op kleding reeds gemeengoed", waardoor het gebruik van het woord in de handelsnaam (thans) geen beschermende werking (meer) biedt. Onrechtmatig aanhaken wordt niet aangenomen, waarbij de rechtbank wederom verwijst naar het gemis aan onderscheidend vermogen van het woord DEPT.

Lees het vonnis hier.

IEF 4054

Een doekje voor het branden

Rechtbank Haarlem, 16 mei 2007, KG ZA 07-134. Ludvig Svensson B.V. tegen Bonar technical Fabrics N.V. (met dank aan Joost van Ooijen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Misleidende reclame en mededelingen. EN-normen en brandvertragende schermdoeken voor de kastuinbouw.

Svensson stelt dat concurrent en gedaagde Bonar in diverse uitingen (brochure, mailing, advertorial) misleidende mededelingen heeft gedaan, omdat zij ten onrechte zou suggereren dat haar Brandvertragende schermdoeken onder de norm EN 13501-1 in klasse B-sl zijn ingedeeld, althans gelijkgesteld kunnen worden met schermen die tot die klasse behoren en voorts ten onrechte claimt dat haar schermdoeken maximale brandveiligheid bieden.

Gedaagde heeft aangegeven aan in te zien dat zij de indeling onder de genoemde EN-normen niet kan claimen, maar stelt dit genoegzaam gerectificeerd te hebben door middel van een brief aan relaties en klanten. Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde echter ook met de brief “de grens van het toelaatbare overschreden”. Ook in de brief wordt de suggestie gewekt dat het product voldoet aan de B-sl normering en de conclusies in de brief over de gebruikte testmethode zijn onvolledig en misleidend. Op grond van een oordeel van “de belangrijkste verzekeringsmaatschappij” wordt ook de claim van gedaagde dat haar schermdoeken maximaal brandveilig zijn als misleidend bestempeld. “Een doek is maximaal veilig indien er geen veiliger doeken bestaan”, aldus de voorzieningenrechter.

Naast een openbaarmakingsverbod van (soortgelijke) reclame-uitingen, worden de gevorderde rectificaties in het tijdschrift ‘Kassenbouw’ en per post toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4053

Persoonlijk stempel

psvdm.gif

IEForum.nl merchandise. Bewijslastverlichtend Persoonlijk Stempel Van De Maker (met ruimte voor paraaf/handtekening). Voor iedereen die vorm wil geven aan zijn of haar vormvrij tot stand gekomen eigen, oorspronkelijke werken. Bijzonder praktisch relatiegeschenk voor scheppende cliënten. € 26,00, incl. BTW. Bestellen bij deLex, de uitgever van IEForum.nl,  per email.

IEF 4052

Ik ben van de kaas (executiegeschil)

bmstrks.gifRechtbank Haarlem, 29 mei 2007, LJN: BA5846. Cono B.A. tegen Campina B.V.,

Vordering tot schorsing van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. Ook de door Cono aangepaste tv-commercial valt onder de reikwijdte van het bij dat vonnis opgelegde verbod. 

“Daarmee komt de vraag aan de orde of de thans voorliggende, enigszins gewijzigde, commercial, gezien moet worden als een “andere reclame-uiting (…) die op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt bij de in het lichaam van de dagvaarding beschreven televisiecommercial van Campina, voorheen Melkunie, met Peer Mascini in de hoofdrol.”

Dat is onmiskenbaar het geval. De in het Bossche vonnis onder 2.6 weergegeven tekst: “Nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.” is weliswaar uit de commercial geschrapt – en daarmee is de expliciete, zelfgekozen, associatie met de Melkuniereclame verdwenen – maar die wijziging brengt niet met zich dat niet meer sprake zou zijn van een commercial die “op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt” bij de televisiecommercial van Campina. Het dictum van het Bossche vonnis voor zover het gaat om de andere overeenkomstige reclame-uitingen moet enerzijds restrictief worden uitgelegd, maar anderzijds moet de uitleg wel geschieden aan de hand van de overwegingen van het vonnis. Overweging 4.4.2 van dat vonnis spreekt het oordeel uit dat de televisiecommercial van Cono een kopie is van de eerdere reclamecampagne van Melkunie.” (1.4 - 1.5)

Lees het vonnis hier. Eerder berichten + vonnis Rechtbank DB: IEF 3979 (14 mei 2007).   

IEF 4051

Verwarring te duchten

1977.gifVerkiezingsmerkenrecht met alle elementen van het reguliere merkenrecht; ouder inschrijvingen, onderscheidend vermogen, overeenstemming, eigennamen, freihaltebedürfnis en verwarringsgevaar.

“Staatscourant 23 mei 2007, nr. 97: “Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft in zijn vergadering van 14 mei 2007 besloten het verzoek tot opneming van de aanduiding ‘Ons Fortuin Punt NL’ in het register van aanduidingen ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal af te wijzen op grond van het feit dat de aanduiding in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering en daardoor op grond van artikel G 1, vierde lid, onder b, van de Kieswet verwarring te duchten is.”

Lees de gehele afwijzing hier.

IEF 4050

Vertrouwelijk

Gerechtshof Arnhem, 24 april 2007, LJN: BA5452. Global Factories B.V. tegen geïntimeerden.

Geheimhoudingsovereenkomsten en vertrouwelijke informatie. Eén van die rechtsgebieden die aanschurken tegen het IE-recht en daarom soms de moeite van het (kort) samenvatten waard zijn.

In het kader van deze procedure is alleen van belang of geïntimeerden vertrouwelijke informatie van Global Factories hebben ontvangen en daarmee als ontvangende partij in de zin van de voormelde Samenwerkingsovereenkomst / Geheimhoudingsovereenkomst kunnen worden aangemerkt. Naar het oordeel van het hof is dat in een bepaald opzicht het geval.

(…) Uit deze brieven blijkt dat Global Factories aan geïntimeerden met name informatie heeft gegeven over de eisen waaraan de te bouwen pillenschouwmachine heeft te voldoen. Ten aanzien van deze brieven is verder niet gebleken dat zij door middel van een geschrift als niet-vertrouwelijk zijn aangeduid, zodat er voorshands van moet worden uitgegaan dat Global Factories aan geïntimeerden over de te bouwen pillenschouwmachine te dezer zake vertrouwelijke informatie heeft verstrekt en dat laatstgenoemde op dit punt derhalve als ontvangende partij als bedoeld in art 2 van de Samenwerkingsovereenkomst /Geheimhoudingsovereenkomst moet worden beschouwd. (…) Global Factories maakt (terecht) aanspraak op bescherming van de door haar verstrekte vertrouwelijke informatie.

Lees het vonnis hier.

IEF 4049

Hoe

De  Universiteit Utrecht komt met de ‘CIER internet column, over aansprekende actuele onderwerpen op het terrein van de I.E’. De meest recente column is van Reinout van Malenstein: 'Hoe om te gaan met China?'

“China voldoet formeel aan TRIPS en is actief bezig zijn ie-handhavingsregime te verbeteren, onder meer door bevolking en ondernemingen onderwijs te geven op ie-gebied. We mogen daarom ook best complimentjes aan China uitdelen. China heeft nog geen 30 jaar ervaring op ie-gebied, terwijl het Westen dat al eeuwen lang heeft. We mogen blij zijn dat China zich zo welwillend opstelt op ie-gebied, en China op zijn beurt mag blij zijn dat wij graag met ze handelen en samenwerken naar een betere toekomst. Een positieve aanpak levert veel meer resultaat op dan een negatieve. Complimentjes hebben een universele gelding.”

Lees hier meer.

IEF 4035

Bewijslastvereenvoudiging

mei 2007 042 kopie 17.JPG

Eenvoudige bewijslastvereenvoudigend Persoonlijk Stempel Van De Maker (met ruimte voor paraaf/handtekening). Voor iedereen die vorm wil geven aan zijn of haar vormvrij tot stand gekomen eigen, oorspronkelijke werken.

 

 

 

IEF 4034

Waar Frans wordt gesproken

lved.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, beschikking van 10 mei 2005, LJN: BA5728, Verzoeker tegen het BBIE.

Merkenrecht. Bovemij-beschikking. Vervolg op eerdere beschikking waarin verzoeker in de gelegenheid is gesteld nader bewijs te leveren van inburgering in zowel het Nederlandstalige- als het Franstalige gebied van de Benelux. Verzoeker slaagt daar niet in.

Verzoeker heeft zich erop beroepen dat het teken LE VIN EN DIRECT onderscheidend vermogen heeft gekregen door inburgering. In zijn beschikking van 9 november 2006 verwijst het hof naar HvJ EG 7 september 2006, Bovemij Verzekeringen NV, en overweegt:

“dat het beroep op inburgering alleen kan slagen als vast komt te staan dat het teken behalve in het Nederlandstalige gebied van de Benelux ook onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gebied van de Benelux waar Frans wordt gesproken / de officiële taal is.”

“(…) Het hof is van oordeel dat het door verzoeker overgelegde materiaal onvoldoende is om aan te nemen dat het teken in zowel het Nederlandstalige- als het Franstalige gebied van de Benelux door een aanzienlijk deel van het in aanmerking komende publiek zal worden opgevat als bestemd ter onderscheiding van de waren en diensten als afkomstig van één bepaalde onderneming. Ook de nader overgelegde producties zijn immers in het Nederlands opgesteld en richten zich uitsluitend op het Nederlandstalige publiek.”(8)

De slotsom is dat het verzoek van verzoeker zal worden afgewezen.

Lees de beschikking hier.