(Eerste) Haagse Jurkjeszaak
Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2007, KG ZA 06-1557. Intertoys Holland B.V. tegen Lucy Locket Limited. (met dank aan De Gier & Stam Advocaten / Rechtbank Den Haag).
Executiegeschil met eigen richtlijnconforme proceskostenveroordeling. Goederenstroom is niet afdoende in kart gebracht.
Vervolg op de Tweede Leeuwarder Jurkjeszaak. Intertoys is in juli 2006 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden veroordeeld om, onder meer, de verhandeling van inbreukmakende jurken ('Heksenjurken') te staken. Intertoys werd verder veroordeeld om, middels een accountantsverklaring, informatie te verschaffen over de inkoop- en verkoop van de inbreukmakende jurken. Een en ander op straffe van een dwangsom.
Na verloop van tijd stelde Lucy Locket dat Intertoys niet volledig aan het vonnis had voldaan en dwangsommen diende te betalen. Intertoys was het daar niet mee eens en startte een kort geding om de executie van dwangsommen te stoppen.
De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag oordeelt i.c. dat de door Intertoys ter voldoening aan het vonnis ingediende accountantsverklaring ronduit summier is en noemt de tekortkomingen ernstig. “Het is al met al aan de hand van de door Intertoys geproduceerde gegevens redelijkerwijs niet mogelijk om de goederenstroom afdoende in kaart te brengen, zoals kennelijk beoogd met de betreffende bevelen/geboden. Daarmee staat voorhands vast dat de overtredingen ook het doel van de opgelegde beslissing illusoir maken.”
“Dit oordeel wordt niet anders door de stelling van Intertoys dat zij wel aan de hoofdveroordeling, namelijk het zich onthouden van verdere inbreuk op de auteursrechten van Lucy Locket ter zake de Wild Witch jurk, zou hebben voldaan. In sub 5 van de beslissing wordt immers de dwangsom gesteld op iedere gehele of gedeeltelijke nakoming van enig daarvoor gegeven bevel (gebod).”
De vordering van Intertoys tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt afgewezen en Intertoys dient bovendien de volledige proceskosten van Lucy Locket te voldoen:
“Intertoys zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voorshands dienen ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn te worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.”
Lees het vonnis hier. Eerder vonnis Rechtbank Leeuwarden hier. Verwante jurkjeszaak hier.
Ook eerst even voor jezelf lezen
Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2007 HA ZA 06-26 1. Conor Medsystems Inc tegen Angiotech Pharmaceuticals Inc., The University Of British Columbia & Boston Scientific Corporation (met dank aan Peter Burgers, Brinkhof en de Rechtbank 's-Gravenhage).
Stent-vonnis (en van Stent-vonnissen zijn altijd meer: Eerdere zaak over hetzelfde octrooi tussen Angiotech en Sahajanand hier. Het gisteren door de UK Court of Appeal gewezen Britse variant hier(eerste instantie hier)).
“Conor’s CoStar en Medstent vallen onder de beschermingsomvang van conclusie 12 van het octrooi, terwijl de daartegen gerichte nietigheidsverweren niet opgaan. Conor’s invoer en levering ten behoeve van het onderzoek verricht door Serruys vormde inbreuk op de octrooirechten van Angiotech en BSC.”
Lees het vonnis alvast hier.
Eerst even voor jezelf lezen
- Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2007 (bij vervroeging), KG ZA 06-1557. Intertoys Holland B.V. tegen Lucy Locket Ltd.
Executiegeschil: “Voorshands dienen ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn te worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.”
Lees het vonnis hier.
- Rechtbank ‘s-Gravenhage,17 januari 2007, HA ZA 05-3368. Baum- Und Rosenschule Reinhard Noack tegen Radder Van Der Stam V.O.F. c.s. (met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade B.V.)
Kwekersrecht / licentiegeschil. “Noack vordert - samengevat - een verbod tot verdere inbreuk op haar kwekers- en merkrechten terzake de Flower Carpet rozen met diverse nevenvorderingen alsmede schadevergoeding op te maken bij staat, met kosten.”
Lees het vonnis hier.
- GvEA 16 januari 2007 zaak T-53/5, Calavo Growers, Inc. tegen OHIM
„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Merkaanvraag voor beeld CALVO – Ouder communautair woordmerk CALAVO – Ontvankelijkheid van oppositie – Motivering van oppositie in andere taal dan proceduretaal ingediend – Artikel 74, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 – Regel 20, lid 3, van verordening (EG) nr. 2868/95”
Lees het arrest hier.
- GvEA 16 januari 2007 zaak T-283/04, Georgia-Pacific tegen OHMI (Motif gaufré)
« Marque communautaire – Marque tridimensionnelle – Motif gaufré – Refus d’enregistrement – Caractère distinctif – Article 7, paragraphe 1, sous b), du règlement (CE) n° 40/94 »
Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het frans)
Eerst even voor jezelf lezen
GvEA 16 januari 2007 zaak T-53/5, Calavo Growers, Inc. tegen OHIM
„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Merkaanvraag voor beeld CALVO – Ouder communautair woordmerk CALAVO – Ontvankelijkheid van oppositie – Motivering van oppositie in andere taal dan proceduretaal ingediend – Artikel 74, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 – Regel 20, lid 3, van verordening (EG) nr. 2868/95”
Lees het arrest hier.
GvEA 16 januari 2007 zaak T-283/04, Georgia-Pacific tegen OHMI (Motif gaufré)
« Marque communautaire – Marque tridimensionnelle – Motif gaufré – Refus d’enregistrement – Caractère distinctif – Article 7, paragraphe 1, sous b), du règlement (CE) n° 40/94 »
Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het frans).
Verslagen door Unibet
Rechtbank van koophandel te Luik, 24 november 2006, R.C. no. 0899/05. Diverse voetbalclubs en spelers tegen Unibet (vonnis en samenvatting met dank aan Joris Deene, (Universiteit Gent / Storme, Leroy, Van Parys).
PSV, Real, Zidane, Beckham e.v.a. verslagen door Unibet. Portret- en Benelux-merkenrecht. Interessant vonnis omtrent het gebruik van namen en afbeeldingen van spelers en voetbalclubs op de gokwebsite van Unibet. De rechtbank verwerpt de vraag om het gebruik van deze namen en afbeeldingen op de gokwebsite te verbieden.
Zelfs indien Unibet door profijt haalt uit het onderscheidende karakter en de bekendheid van de clubs (en hun merken), Unibet zich op een ‘geldige reden’ kan beroepen in de zin van artikel 2.20.1 d BVIE). Voorzover de litigieuze merken zich vereenzelvigen met de namen van voetbalclubs, is het immers onmogelijk om weddenschappen te organiseren rond clubs zonder hen niet met naam te mogen noemen waardoor de economische activiteit van Unibet dan ook volledig afhankelijk is van het gebruik van deze merken.
Procesrecht
Vooreerst diende de rechtbank een aantal procedurele kwestie op te lossen. Zo volgde de rechtbank het verweer van Unibet dat de rechtbank van koophandel te Brussel op grond van artikel 574,11° en 627, 14° Ger.W. exclusief bevoegd is om te oordelen over een vermeende inbreuk op het communautair merkenrecht en verwees de zaak wat dit onderdeel betreft dan ook naar deze rechtbank. De rechtbank volgde echter dan weer de stelling van Unibet niet dat Maltees recht dient toegepast te worden op grond van de interne markt clausule van artikel 3 Richtlijn Elektronische Handel 2000/31 (artikel 5 Belgische wet elektronische handel van 11 maart 2003). Deze richtlijn is immers luidens artikel 1.5.c) derde streepje (artikel 3,4°,c Belgische wet elektronische handel) niet van toepassing op websites die weddenschappen organiseren en deze wet kan volgens artikel 6, 3° Belgische wet elektronische handel niet toegepast worden op de intellectuele eigendom (in de mate dat de clubs bepaalde merkenrechten inroepen). Bijgevolg is volgens de artikelen 93 en 99 van het Belgische wetboek IPR het Belgische recht van toepassing.
Recht op afbeelding
De rechtbank herinnert er aan dat elke persoon zich tot een derde kan richten indien zijn naam of afbeelding gebruikt wordt, zelfs zonder dat hiervoor een materieel nadeel dient te worden aangetoond. Dit recht kan echter geneutraliseerd worden door artikel 10 EVRM (expressievrijheid) dat weliswaar op zijn beurt weer kan ingeperkt worden ter bescherming van de rechten van derden. In casu oordeelde de rechtbank dat het recht op privacy niet aan de orde was aangezien het foto’s betrof die de voetbalspelers in hun publieke activiteiten vertegenwoordigen.
Na in herinnering te hebben geroepen, dat artikel 10 EVRM in principe geen onderscheid maakt tussen de al dan niet commerciële aard van de mededeling, benadrukt de rechtbank dat in commerciële zaken nochtans aanvaard wordt, dat het gebruik van de naam of afbeelding van een sportman voor promotionele of publicitaire doeleinden het recht op naam en afbeelding schendt en dat het verbod van een dergelijk gebruik evenredig is met het nagestreefde doel. Voor de rechtbank was de zaak in casu echter essentieel verschillend aangezien de namen van spelers en hun afbeeldingen niet voor dergelijke doeleinden werden gebruikt, maar enkel als informatie element wat het commerciële product in kwestie – het gokspel - betreft.
Meer in het bijzonder stelt de rechtbank op grond van een feitelijke analyse van de geïncrimineerde site vast, dat de afbeeldingen van spelers uitsluitend gebruikt worden om een toekomstig sportief evenement te illustreren. Dit gebeurt door de spelers op te sommen die hieraan zullen meedoen, waardoor de naam van de spelers enkel gebruikt wordt als informatie element met betrekking tot het voorwerp van de georganiseerde weddenschap, zijnde een sportieve actualiteit.
De rechtbank wijst er dienaangaande op dat de litigieuze afbeeldingen en de namen van de spelers onmiddellijk verwijderd worden eens het sportieve evenement waarvoor een weddenschap werd georganiseerd, heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt hiermee de argumentatie van Unibet volgens dewelke er een onderscheid moet gemaakt worden tussen informatie communiceren over een bekend persoon vanuit informatieve doeleinden en het commercieel gebruiken van diens bekendheid (namelijk het laten uitschijnen dat de bekende persoon via zijn afbeelding promotie wil maken voor een dienst of een verkocht product). De rechtbank stelt vast dat de afbeeldingen van de spelers elke keer ingevoegd worden wanneer een sportieve activiteit zal plaatsvinden waarvoor een weddenschap wordt georganiseerd en dit enkel om het voorwerp van de weddenschap te illustreren en niet als publicitair middel ter ondersteuning van een afzonderlijk product.
De vordering gesteund op het portretrecht wordt dan ook afgewezen, eveneens voorzover gesteund op het recht van eerbied en reputatie aangezien het voor internauten duidelijk is dat de spelers noch direct of indirect gelieerd zijn aan de georganiseerde weddenschap.
Merkenrecht
Wat het (Benelux) merkenrecht betreft, merkt de rechtbank op, dat de gedeponeerde merken (de namen van clubs en een voetbalshirt) niet gebruikt worden om producten of diensten te onderscheiden - in casu weddenschappen - maar enkel als voorwerp van deze weddenschappen. Het is dus artikel 2.20.1 d) van het Beneluxverdrag dat moet worden toegepast. Volgens dit artikel kan ‘de merkhouder op grond van zijn uitsluitend recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken verbieden (…) wanneer dat teken gebruikt wordt anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien door gebruik, zonder geldige reden, van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk’.
De rechtbank oordeelt dienaangaande dat zelfs indien Unibet door dit gebruik profijt haalt uit het onderscheidende karakter en de bekendheid van de clubs (en hun merken), Unibet zich op een ‘geldige reden’ kan beroepen in de zin van artikel 2.20.1 d). Voorzover de litigieuze merken zich vereenzelvigen met de namen van voetbalclubs, is het immers onmogelijk om weddenschappen te organiseren rond clubs zonder hen niet met naam te mogen noemen waardoor de economische activiteit van Unibet dan ook volledig afhankelijk is van het gebruik van deze merken.
De rechtbank wijst eveneens op artikel 2.23 van het Beneluxverdrag dat bepaalt dat ‘het uitsluitend recht omvat niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer door een derde (…) van aanduidingen inzake soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten; (…) één en ander voor zover er sprake is van een eerlijk gebruik in nijverheid en handel’ en stelt vast dat het gebruik van de naam van de voetbalclubs noodzakelijk is om één van de karakteristieken van de dienst – namelijk het voorwerp van de weddenschap - aan te duiden.
De vordering voor zover gesteund op het merkenrecht wordt dus verworpen evenals die gebaseerd op de bescherming van de handelsnaam aangezien de clubs en de spelers geen enkele vorm van parasitaire aanhaking noch enig verwarringsgevaar kunnen aantonen.
Conclusie
Op een zeer overtuigende wijze verwerpt de rechtbank één voor één de argumenten van de voetbalclubs. Nochtans is deze beslissing op één van dé cruciale punten (het portretrecht van de spelers) het resultaat van een feitelijke appreciatie, door een onderscheid te maken tussen het gebruik voor publicitaire doeleinden voor producten en diensten enerzijds en het gebruik om informatie te verschaffen over producten en diensten anderzijds. Deze appreciatie kan mogelijks in hoger beroep niet gevolgd worden. Het blijft bovendien afwachten wat de rechtbank van koophandel te Brussel zal beslissen omtrent het gebruik van de gemeenschapsmerken.
Ondertussen hebben de voetbalclubs en hun spelers hun eerste match tegen Unibet verloren.
Lees het vonnis hier.
Een verlammende werking
TC Tubantie bericht over de gevolgen van de gestelde inbreuk op de gestelde inbreukmaker: “Drie jaar geleden werd de amateurschilder Jan Schiermeier ongewild hoofdrolspeler in een lange Twentse ‘plagiaatrel’ met de gevierde Ootmarsumse kunstenaar Schulten. De Nijverdaller had wat doeken van een foto nageschilderd. (…) Schulten vond het plagiaat en schadelijk voor zijn reputatie. Schiermeier moest ook een contract ondertekenen, waarin hij beloofde nooit meer een Schulten na te schilderen. En nooit iets over de affaire te vertellen. Maar die lekte uit door het afblazen van de expositie.
(…) De oud-metereoloog mocht natuurlijk wel blijven schilderen ‘in de stijl van’, met de blokkerige Twentse landschappen. Maar hij kon het gewoon niet. ‘Een ander zou er misschien overheen gestapt zijn. Maar op mij heeft het een verlammende werking gehad. Ik stond ermee op en ging ermee naar bed. Was gewoon bang. Ik probeerde eerst nog wel te schilderen, maar ik had steeds het gevoel dat Ton Schulten over mijn schouders meekeek: Stop, dat huis is van mij. Hé, dat is mijn boom. Ik wilde een eigen stijl ontwikkelen, maar aan dat proces kwam ik niet toe.’ De geest van de Ootmarsumse kunstenaar doolde zeker twee jaar door het huis, vindt zijn vrouw Ellen. ‘Het was alsof we hier met z’n drieën rondliepen’, zegt ze.(…) Korte tijd heeft Schiermeier zelfs contact gehad met Bureau Slachtofferhulp.
Vorig jaar kwamen daar de twee Hengelose kunstenaars Pier van Dijk en Rob von Piekartz bij, samen opererend als Meester de Laat. Om Schiermeier te steunen, organiseerden zij provocerend een cursus ‘Schulten-schilderen’ en een expositie van Schulten-achtige werken van een keur aan schilders. (…) Het spook van Schulten is uit zijn atelier verdwenen, gelooft hij. Hij is niet meer bang problemen te krijgen hij legt meer diepte in zijn werk, de horizon is breder...
,br>‘Ik was trots dat het me lukte. Zo ben ik verder gegaan. Als Ton nou een keer had gebeld, met: Hé, Jan, waar ben jij nou mee bezig? Dan had ik het toch meteen anders gedaan? Maar het was direct dreigende taal via een advocaat. Een taal die ik helemaal niet kende.’
Eigenlijk is hij in paniek maar akkoord gegaan met het contract. Zijn gelegenheidsadvocaat zei ook dat tekenen het beste was. Anders zou Schulten zijn schilderijen in beslag nemen. ‘Het zijn toch je kindjes.’
Lees het hele artikel hier.
Rozenstraat (3)
Zeer korte reactie Dirk Visser op dit korte commentaar van Albert Ploeger bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen, waarin hij onder andere het volgende stelt: “Vormen de persoonlijkheidsrechten een intellectueel eigendomsrecht? Het is in ieder geval geen auteursrecht.”
“Persoonlijkheidsrechten zijn wél onderdeel van het auteursrecht.”
Nieuwjaarstoespraak
Nieuwjaarstoespraak Edmond Simon, Directeur-Generaal BBIE.
“Het verdrag (BVIE) is inmiddels al weer onderwerp van wijzigingen, die binnen afzienbare tijd op regeringsniveau besproken zullen worden. Dit is het bewijs van veel dynamiek op het gebied van wetgeving, een dynamiek die ook binnen het Bureau terug te vinden is”
(…) “Het EG-merk en het EG-model gaan in deze context niet onopgemerkt aan ons voorbij: het evenwicht tussen de nationale systemen en het communautair systeem dreigt in gevaar te komen. Ik ben blij dat wij namens de Benelux deze kwestie onder de aandacht gebracht hebben en dat inmiddels het overgrote deel van de EU-landen onze mening deelt, helaas de Commissie nog niet. Het gaat hier niet uitsluitend om een financiële kwestie, het gaat vooral ook om een inhoudelijke kwestie. Als inderdaad, zoals de Commissie meent, het ‘gebruik’ van een EG-merk in één land (lidstaat) voldoende is, dan kan dit neerkomen op een lokaal gebruik met als gevolg een exclusief recht voor een overgrote markt met bijna vijfhonderd miljoen consumenten. Nog afgezien van het feit dat denken in landsgrenzen haaks staat op de gedachte van een ‘interne markt’ met vrij verkeer van goederen en diensten over de grenzen heen, lijkt mij dit begrip van ‘normaal’ gebruik niet in verhouding te staan met de grootte van het territorium waarover het hieraan verbonden uitsluitend recht zich uitstrekt. Op den duur zal dit tot volstrekt onaanvaardbare situaties leiden!”
Lees de gehele nieuwjaarstoespraak hier.
Bieb
Persbericht: Buma/Stemra presenteert Nederlandse onlinemuziekbibliotheek. Via dit virtueel podium kunnen componisten, tekstschrijvers en muziekuitgevers hun muziek gemakkelijk, veilig, goedkoop en vindbaar etaleren. De componist dan wel tekstdichter besluit zelf welke werken hij openbaar wenst te maken en draagt op die manier bij aan een unieke digitale muziekbibliotheek die, zonder tussenkomst van derden, het gehele Nederlandse copyright ontsluit, of het nu gaat om bekende muziekauteurs of minder bekende, van klassiek tot urban.
Lees hier meer.