IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1979

Gefeliciteerd!

Eindelijk, het is Wereld IE Dag, de geboortedag van het WIPO en ‘an opportunity to reflect on how intellectual property touches all aspects of our lives: How copyright helps bring music to our ears and art, films and literature before our eyes.’

De IEForum.nl Wereld IE dag Borrel zal plaats vinden tussen 17.00 en 20.00 uur in het prachtige grachtenpand (en deo volente de prachtige grachtentuin) van Van der Steenhoven advocaten aan de Herengracht 582-584 in Amsterdam.

Geen speeches, geen fora, geen lezingen, alleen drinken, eten, netwerken, luisteren, kijken en ruiken. Welkom.

Meer over de borrel hier. Meer over World IP Day hier.

IEF 1978

BVIE

Goedkeuring Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (Kamerstukken 30.403)

Laatste nieuws: Eerstekamer.nl bericht dat “De Eerste-Kamercommissie voor Economische Zaken heeft op 25 april 2006 een brief (EK 30.403, C) van de staatssecretaris van Economische Zaken besproken en besloten dat het wetsvoorstel zonder stemming kan worden aanvaard. Het voorstel wordt op 9 mei 2006 als hamerstuk afgedaan.”

Kennelijk zijn de bezwaren van de Eerste-Kamercommissie EZ gisteren, na bestudering van de brief van de Staatsecretaris weggenomen.

Het BMB verwacht dat het BVIE op 1 augustus in werking zal treden. Lees de kamerstukken hier.

IEF 1977

De inbreukmakende Illustrator

In aansluiting op dit bericht over de Belgische (auteursrecht-)zaak Marc Verhaegen tegen Studio Vandersteen: Vonnis en samenvatting door Joris Deene (Universiteit Gent / Advocaat balie Gent).

De arbeidsrechtbank te Antwerpen heeft op 18 april 2006 (rolnummer A.R. 379.184) uitspraak gedaan in een arbeids- en auteursrechtelijke procedure tussen striptekenaar Marc Verhaegen en Studio Vandersteen. Marc Verhaegen trad in 2002, in opvolging van Paul Geert, in dienst van Studio Vandersteen in de hoedanigheid van scenarioschrijver en tekenaar van de stripverhalen in de reeks ‘Suske en Wiske’.

Op 25 februari 2005 werd de arbeidsovereenkomst tussen Verhaegen en Studio Vandersteen met onmiddellijke ingang beëindigd. Op diezelfde dag verspreidde Studio Vandersteen een persbericht waarin ze een nieuw tekenteam voorstelde en waarin in niet mis te verstane bewoordingen aan Verhaegen een gebrek aan teamgeest en het onvermogen om in teamverband te functioneren verweten werd.

Auteursrecht. Studio Vandersteen stelde tijdens de procedure een tegenvordering in tegen Verhaegen wegens een inbreuk op zijn contractuele verplichtingen, o.m. vervat in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten. Dit artikel bepaalt onder meer dat de werknemer ermee instemt dat de resultaten van zijn arbeid, studie en opzoekingen toebehoren aan de werkgever en dat alle intellectuele rechten en in het bijzonder alle auteursrechten op integrale, definitieve en exclusieve wijze en in volledige eigendom aan de werkgever worden overgedragen op het geheel van het werk. De overeengekomen exclusiviteit houdt in dat de werknemer zich zal onthouden zijn werk zelf te exploiteren of op directe of indirecte wijze toe te staan dat derden deze zouden exploiteren op welke wijze dan ook.

Concreet verweet Studio Vandersteen dat door de heer Verhaegen publicaties werden verricht zonder dat hiervoor toestemming was verleend door de rechthebbende op de auteursrechten. Studio Vandersteen haalt drie argumenten aan:

1) Verhaegen zou zonder toestemming het door hem ontworpen idee voor het Suske en Wiske stripverhaal ‘Sulamith Schiff’, dat door Studio Vandersteen was afgewezen, naderhand herwerkt hebben tot het stripverhaal ‘Senne en Sanne: Rebecca R.’, dat door hem na het ontslag was uitgegeven. Aangezien noch de synopsis die het idee van het stripverhaal ‘Sulamith Schiff’ bevat, noch het door Verhaegen uitgegeven stripverhaal ‘Senne en Sanne: Rebecca R.’ aan de rechtbank was overgemaakt, kon de arbeidsrechtbank niet nagaan of er daadwerkelijk sprake was van een inbreuk op de arbeidsovereenkomst.

2) Het gebruik van de stripfiguur ‘Sanne’ in de reeks ‘Senne en Sanne’ zou nagenoeg identiek zijn aan de figuur van ‘Wiske’. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de afbeeldingen van beide betrokken stripfiguren niet toelaat om te besluiten dat de figuur van Sanne gelijkenissen zou vertonen met de figuur van Wiske, laat staan dat beide figuren quasi identiek zouden zijn. De typische kentrekken van de figuur van Wiske (haarsnit, kledij e.d.) zijn volgens de rechtbank geenszins terug te vinden in de figuur van Sanne.

3) Verhaegen heeft een voorstudie van het stripverhaal ‘de formidabele fantast’ uit de reeks ‘Suske en Wiske’ laten publiceren in het Algemeen Dagblad van 4 maart 2005. De arbeidsrechtbank oordeelde dat Verhaegen hierdoor een inbreuk heeft gemaakt op artikel 8 van zijn arbeidsovereenkomst, artikel 5 (geheimhoudingsplicht) en artikel 6 (verplichting om bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst alle documentatie, briefwisseling, verslagen e.d. aan de werkgever terug te geven). Het feit dat het gaat om een publicatie in Nederland betekent niet dat de Belgische arbeidsrechtbank niet bevoegd zou zijn om uitspraak te doen omtrent voormelde schending van de contractuele verplichtingen in het kader van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsrechtbank kende Studio Vandersteen een morele schadevergoeding toe, voorlopig begroot op 1 € provisioneel.

Arbeidsrecht. Verhaegen startte een procedure op voor de arbeidsrechtbank en eiste een schadevergoeding wegens misbruik van ontslagrecht. Naar Belgisch recht kan een (bijkomende) schadevergoeding worden geëist wegens rechtsmisbruik indien bewezen wordt dat de benadeelde schade geleden heeft die verschilt van de wijze waarop die op forfaitaire wijze vergoed wordt door de opzeggingsvergoeding.

Het eerste argument van Verhaegen was dat het ontslag was doorgevoerd met onmiddellijke ingang, zonder enige vorm van overleg, zonder opgave van een reden en met miskenning van de wettelijke regels inzake opzegging. De arbeidsrechtbank antwoordde hierop dat het feit dat de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigd wordt, zelfs met miskenning van de gewone beëindigingregels, toegelaten is, zolang de partij die ontslag geeft daarvan maar de financiële consequenties draagt. De wijze waarop het ontslag was gegeven door Studio Vandersteen kon volgens de rechters niet worden bestempeld als rechtsmisbruik.

Het tweede argument van Verhaegen was dat de reden voor het ontslag, die hij diende te vernemen via de media, niet met de werkelijkheid strookt. De arbeidsrechtbank oordeelde dat de onjuistheid van de door de werkgever voor het ontslag ingeroepen reden niet impliceert dat het ontslag aangetast is door rechtsmisbruik. In de huidige stand van de wetgeving is de werkgever er zelfs niet toe gehouden het gegeven ontslag te motiveren.

Het derde argument ten slotte van Verhaegen was dat Studio Vandersteen onmiddellijk na het ontslag een persbericht verspreid had waardoor zijn goede naam was geschaad. De arbeidsrechtbank volgde dit argument en kende Verhaegen bovenop de toegekende opzeggingsvergoeding een morele schadevergoeding toe van 7.500 €.

Lees het vonnis hier.

IEF 1976

Langzalhijleven.nl

Alweer twintig jaar geleden registreerde het Centrum voor Wiskunde en Informatica het eerste landendomein ter wereld, te weten .nl. Pieter Beertema, die de registratie verrichtte, schreef hiermee wereldgeschiedenis. Tien jaar lang beheerde Beertema het .nl domein. Nu heeft de SIDN deze taak op zich genomen. Voor allerlei wetenswaardigheden en trivia ten aanzien van .nl-domeinnamen kun je terecht op de speciaal deze voor de gelegenheid ontwikkelde Jubileumsite.

IEF 1975

Uitstel

Uitstel beantwoording kamervraag nr 2050609670 over de auteursrechtorganisaties.

Hierbij deel ik u mede namens de Minister van Justitie mee dat het vanwege nog lopend interdepartementaal overleg niet mogelijk is u binnen de gestelde termijn de vragen te beantwoorden van kamerleden Aptroot en Luchtenveld, die mij werden toegestuurd op 16maart 2006 onder nummer 2050609670 (eerder bericht hier). De beantwoording zal eind april plaatsvinden.

(w.g.) mevr. ir. C.E.G. van Gennip MBA
Staatssecretaris van Economische Zaken

IEF 1974

Weliswaar lastig

Kamervragen met antwoord nr. 1309, 2e Kamer.  Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Economische Zaken over domeinnamen. Antwoord minister Brinkhorst.

“Mijn conclusie is dat de consequenties van onterechte verhuizingen voor houders weliswaar lastig zijn, maar dat de houder geen noemenswaardig risico loopt zijn domeinnaam kwijt te raken, zoals het artikel suggereert. De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Dit stelsel voorziet mijns inziens in voldoende waarborgen. SIDN zal, in afstemming met haar deelnemers en de markt, haar reglement en systemen blijven aanpassen om ervoor te zorgen dat de effecten van zaken zoals onterechte verhuizingen onder een acceptabel risiconiveau blijven voor haar klanten. Gezien de komende aanpassingen van het registratiesysteem blijkt dat SIDN ontvankelijk is voor suggesties voor beleidsmatige, technische en operationele verbeteringen. ”

“Bij het beheer van .nl-domeinnamen is sprake van zelfregulering. Ik evalueer het beheer derhalve niet. Wel laat de eerder onder vraag 5 genoemde toets van de staatssecretaris van V&W zien dat het systeem van zelfregulering bij de uitgifte van .nl-domeinnamen naar behoren werkt.”

Volledige tekst:

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens (SP) aan de Minister van Economische Zaken over domeinnamen. (Ingezonden 5 april 2006, kenmerk 2050611110)

1 Wat is uw reactie op het bericht “Verhuisbericht als digitale verdwijntruc”?

In het bericht wordt terecht aandacht gevraagd voor de lastige consequenties van onterechte verhuizingen van domeinnamen voor domeinnaamhouders.

Een .nl-domeinnaam staat op naam van een domeinnaamhouder (hierna: ‘houder’), die administratief en technisch ondersteund wordt door een registrar. De registrar treedt op als agent namens de houder, vergelijkbaar met de positie van een assurantie-tussenpersoon voor een verzekerde. SIDN telt een geautoriseerde groep van circa 2.000 bij haar aangesloten registrars. Bij de in het Volkskrantartikel bedoelde verhuizing wijzigt enkel de registrar, zonder dat de domeinnaam op naam van een andere houder komt te staan. De achtergrond hiervan is als volgt.

Een verzoek tot wijziging van registrar wordt in beginsel ingediend door de houder. De houder meldt SIDN via een door hem gekozen nieuwe registrar dat hij vertegenwoordigd wenst te worden door een nieuwe registrar. Aan een dergelijk verzoek ligt een door de houder ondertekende schriftelijke opdracht ten grondslag. Als onderdeel van de procedure bevestigt SIDN vervolgens de wijzigingsaanvraag aan de oorspronkelijke registrar en de houder. Maximaal 24 uur later wordt de wijziging van registrar automatisch geëffectueerd.

Bij een klein deel van de ingediende verhuisaanvragen wordt deze procedure door de registrar niet correct gevolgd. Indien de houder bijvoorbeeld geen opdracht heeft verstrekt, maar toch de registrar gewijzigd wordt, is sprake van een onterechte verhuizing. Registrar en houder zijn verplicht hun contactgegevens bij SIDN actueel te houden. Als de contactgegevens van de houder niet correct zijn doorgegeven waardoor de houder geen bevestiging van de verhuizing heeft gekregen, zal de houder de verhuizing pas bemerken als deze is geëffectueerd. Als exclusief beschikkingsbevoegde kan de houder te allen tijde de keuze van registrar bij SIDN doen aanpassen. De verhuisprocedure heeft op zichzelf geen effect op de tenaamstelling van de .nl-domeinnaam, noch op het functioneren daarvan.

SIDN heeft mij gemeld dat er in het jaar 2005 737 onterechte verhuizingen plaatsvonden die allen met succes op verzoek van de houder door SIDN zijn teruggedraaid. Op het totaal van 125.515 verhuizingen is dit minder dan 0,6 procent, op een totaal van (anno 2005) meer dan 1,5 miljoen domeinnamen is dit een klein aantal. SIDN heeft me verder verzekerd dat de huidige verhuizingprocedure verbeterd wordt. De verbeteringen zullen medio 2006 doorgevoerd worden in een nieuw registratiesysteem.

Mijn conclusie is dat de consequenties van onterechte verhuizingen voor houders weliswaar lastig zijn, maar dat de houder geen noemenswaardig risico loopt zijn domeinnaam kwijt te raken, zoals het artikel suggereert. De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Dit stelsel voorziet mijns inziens in voldoende waarborgen. SIDN zal, in afstemming met haar deelnemers en de markt, haar reglement en systemen blijven aanpassen om ervoor te zorgen dat de effecten van zaken zoals onterechte verhuizingen onder een acceptabel risiconiveau blijven voor haar klanten. Gezien de komende aanpassingen van het registratiesysteem blijkt dat SIDN ontvankelijk is voor suggesties voor beleidsmatige, technische en operationele verbeteringen.

2 Wat is uw reactie op de uitspraken van de directeur van TransIP bv, Ali Niknam, dat “SIDN al jaren tekortschiet in de veiligheid van .nl-domeinen” en “dat de vernieuwde registratie daar ook weinig aan zal veranderen”? Zo neen, waarom niet?

Uit het artikel blijkt niet op welk veiligheidsaspect van .nl-domeinnamen precies gedoeld wordt. Als de veiligheid van .nl-domeinnamen in algemene zin wordt bedoeld, kan ik alleen maar constateren dat er in de 10 jaar dat SIDN het .nl-domein beheert geen incidenten plaats hebben gevonden waardoor de veiligheid van het domein in het geding is geweest.

Voor zover de uitspraak betrekking heeft op het thema van het artikel, namelijk dat houders nog steeds ongemerkt hun domein (tijdelijk) kunnen kwijtraken als gevolg van een onterechte verhuizing voor houders, verwijs ik naar de beantwoording van vraag 1.
 
Mogelijk dat de Dhr. Niknam doelt op het verder in dit artikel niet genoemde risico dat de tenaamstelling van een .nl-domeinnaam onterecht wijzigt, waardoor de houder de naam kwijt raakt.

Een verzoek tot wijziging wordt in beginsel ingediend op initiatief van de oorspronkelijke houder die het verzoek ook moet tekenen. De oude en nieuwe houder verzoeken SIDN via een registrar de betreffende .nl-domeinnaam op naam van de nieuwe houder te stellen. Als onderdeel van de procedure bevestigt SIDN vervolgens de wijzigingsaanvraag aan de oorspronkelijke houder, de nieuwe houder en de registrar, waarbij ieder van deze partijen de gelegenheid heeft bezwaar aan te tekenen. Het wijzigen van de tenaamstelling heeft overigens geen onmiddellijk effect op het functioneren van de domeinnaam, en er is dus ook geen onmiddellijk risico van discontinuïteit. SIDN heeft over 2005 in totaal 54.557 van deze wijzigingen van houder verwerkt. In 68 gevallen heeft SIDN een wijziging teruggedraaid. Ook hier ben ik van mening dat er geen noemenswaardig veiligheidsrisico is.

3 Wat vindt u van de suggestie van Pauline Middelink van Internet Acces Facilities die pleit voor een unieke autorisatiecode voor opheffing of verhuizing van een domeinnaam?

De uitgifte van .nl gebeurt op basis van zelfregulering. Ik ben van mening dat SIDN in samenspraak met haar deelnemers en marktpartijen aan zet is om geschikte (technische) opties uit te werken en te implementeren om opheffingen of verhuizingen van domeinnamen soepel en veilig te laten plaatsvinden. Zoals mijn antwoord op vraag 1 aangeeft heb ik er vertrouwen in dat dit ook zo wordt opgepakt.

Overigens werkt de SIDN bij haar wijzigingsprocedures op een wijze die vergelijkbaar is met het hanteren van een autorisatiecode; wijzigingen kunnen namelijk alleen worden aangevraagd door geautoriseerde registrars, die toegang hebben tot het SIDN systeem via een inlogprocedure.

4 Deelt u de mening dat het toekennen van domeinnamen van eenzelfde belang is als het toekennen van telefoonnummers? Zo neen, waarom niet?

Ja.
 
5 Deelt u de mening dat de toekenning van domeinnamen op dit moment voldoende veilig en democratisch georganiseerd is? Zo ja waarom? Zo neen, wat gaat u doen om dit te verbeteren?

Ja. Door het principe van zelfregulering dat in Nederland gehanteerd wordt, zijn beheerders van domeinnaamzones, marktpartijen en consumenten zelf aan zet. Ik ben van mening dat dit mechanisme, dat ook internationaal in brede zin succesvol wordt toegepast, tegemoetkomt aan de economische en maatschappelijke eisen die burgers, bedrijven en instellingen stellen op het gebied van de beschikbaarheid van domeinnamen. Zelfregulering heeft ertoe geleid dat er een grote keuzevrijheid is bij domeinnamen (.nl, .com, etc), en dat domeinnamen door meerdere partijen in onderlinge concurrentie aangeboden worden. Voor wat betreft de uitgifte van .nl-domeinnamen heeft de staatssecretaris van V&W  in 2001 al geconcludeerd dat het mechanisme van zelfregulering naar behoren werkt . Voor wat betreft de veiligheid verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.

6 Wanneer kunnen wij de door u beloofde evaluatie over het beheer van de .nl-domeinnamen verwachten?

Bij het beheer van .nl-domeinnamen is sprake van zelfregulering. Ik evalueer het beheer derhalve niet. Wel laat de eerder onder vraag 5 genoemde toets van de staatssecretaris van V&W zien dat het systeem van zelfregulering bij de uitgifte van .nl-domeinnamen naar behoren werkt.

7 Deelt u de mening dat met het oog op het economisch belang als wel de veiligheid van de digitale samenleving het wenselijk is dat het beheer van domeinnamen (die eindigen op .nl) in de toekomst onder de Opta komt te vallen, net zoals de telefoonnummers? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u van plan met een wetswijziging te komen? Zo ja, wanneer?

Nee.

Ik onderken zeker het economisch en maatschappelijk belang van het .nl-domein. In vervolg op de brief van het Kabinet van 9 juli 2001 waarin de Tweede Kamer geïnformeerd 2 is dat het Kabinet de relatie tussen de overheid en SIDN nader wenst vast te leggen, heb ik in 2004 onderzoek  laten doen naar de schade als gevolg van het eventueel uitvallen van het .nl-domein. Het onderzoek geeft aan dat in geval van het niet bereikbaar zijn van .nl-domeinnamen de maatschappelijke en economische gevolgen aanzienlijk zullen zijn. Consumenten, instellingen en bedrijven in Nederland zijn in verregaande mate afhankelijk geworden van de internetinfrastructuur. Communicatie verloopt veelal via e-mail, en meer en meer betalingen en consumenten- en handelstransacties geschieden middels internetbankieren of via webwinkels. Ook de overheid biedt on-line diensten aan. In Nederland worden voor deze handelingen hoofdzakelijk gebruik gemaakt van domeinnamen in het .nl-domein.
Ik heb daaruit geconcludeerd dat het .nl-domein met meer waarborgen moet worden omkleed; het is noodzakelijk dat het .nl-domein onder alle omstandigheden bereikbaar blijft op het internet, en dat het .nl domein aan Nederland verbonden blijft.

In dit kader, en in lijn met het door de overheid ingezette beleid om waar mogelijk aan te sluiten op het bestaande systeem van zelfregulering, hebben EZ en SIDN zich in 2005 gecommitteerd om maatregelen en afspraken uit te werken om het ‘.nl’ domein verder te waarborgen zonder additionele wetgeving. De belangrijkste aspecten daarbij zijn dat de relatie tussen de overheid en de SIDN wordt vastgelegd, en dat de continuïteit en de bereikbaarheid van het .nl domein verzekerd blijft. Naast maatregelen en afspraken die ten doel hebben de stabiliteit van de huidige dienstverlening te versterken, zullen er ook afspraken gemaakt worden voor het uitzonderlijke geval dat SIDN haar activiteiten onherroepelijk moet stopzetten of niet meer kan uitvoeren, bijvoorbeeld als gevolg van ernstig technisch of organisatorisch falen, faillissement of vrijwillige beëindiging. De afspraken zullen erin voorzien dat het .nl-domein zonder onderbreking in de lucht blijft totdat het beheer wordt overgenomen door een opvolger, die de instemming heeft van de overheid en de locale internetgemeenschap (local internet community). Het onderbrengen van het beheer van .nl-domeinnamen bij de OPTA is dus vooralsnog niet aan de orde.

Bovengenoemd traject tussen EZ en SIDN is gaande. Mocht dit, tegen de verwachting in, geen succes hebben, dan is de optie van wetgeving alsnog aan de orde. Ik verwacht in het najaar van 2006 hierover meer duidelijkheid te hebben, en ik zal u hier dan terstond over inlichten.

(w.g.) mr. L.J. Brinkhorst
Minister van Economische Zaken

IEF 1973

Patentrecht verlamt

'Patentrecht verlamt medische zorg overal', kopt een artikel van Gilles de Wildt in De Volkskrant van 22 april 2006.
 
“Ziekten in arme landen krijgen al helemaal een stiefmoederlijke behandeling. Er is een gemeenschappelijke oorzaak aan te wijzen voor deze problemen: de recente, enorme uitbreiding van het patentrecht in de wereld.”

De Wildt (huisarts in Birmingham en onderzoeker sociale gezondheidszorg) hekelt de monopolie-positie die patenthouders innemen op het gebied van geneesmiddelen. Volgens hem is vooral de Derde Wereld daarvan de dupe. De problemen met het patentrecht zijn volgens De Wildt ontstaan door de verlenging van de duur van patenten op geneesmiddelen van 8/12 jaar tot 20 jaar en  omdat productieprocessen gemakkelijker kunnen worden gepatenteerd.

Het is voor farmaceutische bedrijven veel profijtelijker om nieuwe varianten te ontwikkelen op medicijnen die veelgevraagd zijn in het Westen - zoals hooikoortstabletten of Viagra - dan een nieuw geneesmiddel te ontwikkelen voor ziektes die veel (meer) voorkomen in arme landen, zoals tuberculose en malaria.
 
Innovatie wordt in de weg gestaan door het feit dat steeds meer bedrijven en instellingen een patent hebben op moleculen in levende organismen, of op het onderzoek daarop. Voor een andere onderzoeker is het kostbaar om hiervan gebruik te mogen maken, als ze uiteindelijk na lange onderhandelingen zover zijn gekomen.

De Wildt beschrijft een mogelijke oplossing: patent pooling. Dat is een systeem waarbij alle relevante gegevens en patenten worden samengebracht. Onderzoekers zouden dan direct, wel tegen betaling maar zonder ingewikkelde onderhandelingen, gebruik kunnen maken van de informatie. De farmaceutische industrie heeft hier echter niet veel oren naar.
 
De situatie zou ook verbeterd kunnen worden als nationale of internationale overheden het recht zouden hebben om patentrechten op te mogen kopen. Die zouden ze op hun beurt tegen een geringe vergoeding beschikbaar kunnen stellen, of zelfs helemaal vrij kunnen geven. Het geneesmiddel komt zo weer op de vrije markt, waardoor bedrijven gestimuleerd worden te investeren in nieuwe ontwikkelingen. Het opkopen van deze patentrechten zou kunnen worden gefinancierd uit de collectieve besparingen op de kosten van geneesmiddelen die het vrijgeven zou opleveren.
 
Als laatste wordt overheden aangeraden alleen sociaal nuttige geneesmiddelen te kopen, en bijvoorbeeld varianten van Viagra over te laten aan het huidige patentsysteem. De Wildt: “Dit alternatief is geenszins gericht tegen de industrie. Integendeel, het is gericht op een bloeiende innovatie door het bedrijfsleven, aangepast aan landelijke en wereldwijde behoeften”.

IEF 1972

Respect

Om alvast in de stemming te komen voor Wereld IE Dag: “The first group of 23 scout leaders have qualified as Scout "Respect for Intellectual Property Rights" Instructors. The Intellectual Property Department said since the launch of the Scout Programme on Respect for Intellectual Property Rights last April, over 60 scout members have participated in intellectual property seminars, workshops and visits.

The department and the Scout Association today organised a fun fair at Kowloon Park to mark World Intellectual Property Day on April 26. Launching the fair, Director of Intellectual Property Stephen Selby said ideas are unique, and creative work takes tremendous time and effort. Mr Selby said. He encouraged the instructors to fulfill the mission of promoting respect for intellectual property rights to other scout members. The theme of this year's World Intellectual Property Day is "it starts with an idea".

Lees hier meer. Enige Nederlandse bijdrage aan Wereld IE dag 2006 hier.

IEF 1971

Intracommunautaire inbreuken

Alvast voor morgen (hier): Kamerstuk 30411, nr. 6, 2e Kamer. Regels omtrent instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming.

Nota n.a.v. het verslag. Reactie Staatssecretaris Van Gennip.

- Voorts is van belang dat de ConsumentenAutoriteit zo veel mogelijk voortbouwt op het private fundament van vormen van zelfregulering zoals de Stichting Reclame Code, de Stichting Geschillencommissies en de Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 411, nr. 6 4 consumentenorganisaties. Daarom voorziet het wetsvoorstel in samenwerking van de ConsumentenAutoriteit met dergelijke organisaties.

- Op grond van het wetsvoorstel zal de ConsumentenAutoriteit bevoegd zijn om intracommunautaire inbreuken en nationale inbreuken op het gebied van onder meer colportage, prijsaanduiding, misleidende reclame, koop op afstand en overstapbelemmeringen (voor zover deze aan te merken zijn als een onredelijk beding in een contract) aan te pakken, voor zover er sprake is van een collectief belang. Zoals eerder aangegeven geeft de verordening voor de intracommunautaire inbreuken aan wanneer de ConsumentenAutoriteit optreedt.

- De ConsumentenAutoriteit kan in beginsel niet optreden tegen bedrijven die gebruik maken van vrouwonvriendelijke reclame. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de ConsumentenAutoriteit om over dergelijk ethische vraagstukken te oordelen. De ConsumentenAutoriteit kan hiertegen echter wel optreden als de reclame bijvoorbeeld ook misleidend is. De Reclame Code Commissie kan overigens wel over vrouwonvriendelijke reclame oordelen en (via de zelfregulering) hiertegen optreden.

- Vooralsnog zullen geen andere private geschillenbeslechtende instanties met een rechtmatig belang bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken worden aangewezen. De Stichting Reclame Code (SRC) zal worden aangewezen als instantie met een rechtmatig belang bij de beëindiging of het verbieden van intracommunautaire inbreuken op de EU-richtlijn misleidende reclame. Hiermee kan de SRC, in het kader van wederzijdse bijstand aan bevoegde autoriteiten in andere lidstaten, op verzoek van de ConsumentenAutoriteit als bevoegde autoriteit, optreden tegen intracommunautaire inbreuken. Hierbij moet een kanttekening geplaatst worden. De verzoekende buitenlandse instantie dientconform artikel 8 van de verordening- het er mee eens te zijn dat handhaving door de SRC ten minste even doelmatig en doeltreffend is.

IEF 1970

Behalve

Kamerstuk 23490, nr. BE/412,1e/2e Kamer. Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag; Brief ministers met geannoteerde agenda (met thans beschikbare documenten) voor bijeenkomst Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 27 en 28 april 2006 

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II)  (…) Bij intellectuele eigendom geldt het recht van het land waarvoor bescherming wordt gevraagd, behalve bij Europees geharmoniseerde rechten.