Conclusie A-G: Copaco
Conclusie A-G HvJ EU 6 juni 2024, IEF 22100; IEFbe 3748; C‑230/33 ECLI:EU:C:2024:463 (Copaco) Copaco distribueert IT-apparatuur aan ondernemingen en consumenten, waarnder kopieerapparatuur, zoals kopieermachines en scanners. Daarover was zij reprografievergoeding verschuldigd. Copaco heeft geweigerd om de facturen te voldoen die Reprobel aan haar heeft uitgereikt op grond van haar aangiften voor het tijdvak van november 2015 tot en met december 2016 omdat uit het arrest Hewlett-Packard Belgium bleek dat het Belgische stelsel tot invoering van de reprografievergoeding in het betreffende tijdvak onverenigbaar was met het Unierecht [IEF 15411]. Copaco betoogt dat art. 5 lid 2 onder a en b, van richtlijn 2001/29 rechtstreekse werking heeft en dat Reprobel een emanatie van de staat is waartegen deze werking kan worden ingeroepen. Reprobel betwist beide beweringen.
IE Zomerforum. Deepfakes. De voorbereiding (deel 2)
Tijdens het IE Zomerforum 2024 op donderdag 27 juni zal twee uur worden gedebatteerd over één hoofdvraag:
Welke mate en welke vorm van juridische zeggenschap is wenselijk voor natuurlijke personen en hun nabestaanden ten aanzien van deepfakes van hun persoon?
Vandaag als voorbereidende stof die tot nadenken aanzet, het huidige portrechtrecht. Een door AI gegenereerd of gemanipuleerd beeld-of videomateriaal dat een gelijkenis vertoont met bestaande personen en door een (ander) persoon ten onrechte voor authentiek of waarheidsgetrouw zou worden aangezien zal in veel gevallen een portret zijn in de zin van art. 19-21 en 35 Auteurswet. Enkele vragen die dit oproept: Valt een visuele lookalike die toevallig op een bestaand persoon lijkt onder het portretrecht? Wat is toeval(lig) in dit verband? En wanneer heeft dan een geportretteerde een redelijk belang om zich tegen de openbaarmaking van een deepfake te verzetten? Lees in het kader hiervan het preadvies van de Commissie Portretrecht uit 1996, en de kritische noot die Feer Verkade hierover schreef.
Noot Anthony Van der Planken onder het arrest van het Hof van beroep te Düsseldorf in de zaak Adidas / Nike
Hoe ver reikt de beschermingsomvang van de drie-strepenmerken van Adidas? Het is een vraag die merkenjuristen al decennia bezighoudt, en die alleen al in de Europese Unie tot tientallen beslissingen heeft geleid, waaronder vier van het Hof van Justitie. Het Hof van beroep te Düsseldorf heeft onlangs een mooie steen bijgedragen aan dit contentieux. In een goed onderbouwd arrest bakende het Hof aan de hand van vijf voorbeelden de beschermingsomvang van één van Adidas’ belangrijkste drie-strepenmerken af.
De zaak in Düsseldorf draaide met name om het hieronder getoonde positiemerk, bestaande uit drie verticale, parallelle strepen van dezelfde breedte aangebracht over de gehele lengte van de pijpen van een broek. Adidas heeft in de Europese Unie verschillende inschrijvingen voor dit positiemerk, waaronder de Duitse inschrijving met nummer 39912356. In 2022 stelde Adidas vast dat grote rivaal Nike gestart was met de verdeling van een aantal sportbroeken met strepenmotieven die, althans volgens Adidas, sterk leken op dit positiemerk. Het ging meer bepaald om de volgende vijf strepenmotieven:
Afwijzing van vorderingen tot vernietiging van Settlement Agreement na nietigverklaring van octrooien en modellen
Rb. Den Haag 12 juni 2024, IEF 22097; ECLI:NL:RBDHA:2024:9032 (PrintAbout tegen HP c.s.). Samsung ontwikkelt en verkoopt laserprinters en tonercartridges. PrintAbout en Samsung hebben in 2014 een Settlement Agreement gesloten betreffende de verhandeling van inbreukmakende cartridges, waarbij vier van de vijf Europese octrooien en twee Gemeenschapsmodellen van Samsung in latere procedures ongeldig zijn verklaard. Nadien heeft Samsung aandelen overgedragen aan HP Inc. en de naam S-Printing gewijzigd naar HP Printing, en voegt HP c.s. zich als partij in deze zaak. PrintAbout vordert de vernietiging of ontbinding van de Settlement Agreement en terugbetaling van schadevergoeding, op grond van de vernietiging van de octrooien en Gemeenschapsmodellen. Samsung en HP c.s. verweren zich tegen de vorderingen en vragen om niet-ontvankelijk verklaring van PrintAbout en veroordeling in de proceskosten.
Vordering art. 843a RV toegewezen
Rechtbank Gelderland 29 mei 2024, IEF 22096; ECLI:NL:RBGEL:2024:3267 (Gecoma tegen BSRP) Naam 1 en Gecoma houden ieder 50% van alle intellectuele eigendomsrechten van De Plaatmaat. Naam 1 is gelieerd aan BSRP, de exploitatie en administratie van De Platmaat vindt plaats in BSRP. Vanaf halverwege 2019 is de verkoop van De Plaatmaat gestart. Gecoma vordert in de hoofdzaak op grond van de door haar gestelde partijafspraken 50 % van het exploitatieresultaat van De Plaatmaat, waaronder met het octrooi gerealiseerde royalty’s. In dit kort geding vordert Gecoma afgifte van administratie van BSRP. De rechtbank merkt als eerste op dat BSRP niet heeft weersproken dat aan het bepaalbaarheidsvereiste (b) is voldaan. Verder is niet in geschil dat Gecoma als octrooihoudster recht heeft op een deel van de met het octrooi gerealiseerde royalty’s. De bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd zijn relevant voor de berekening van het behaalde resultaat en royalty’s en dus van wezenlijk belang voor de rechtspositie van Gecoma. De rechtbank oordeelt dat Gecoma een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de bescheiden (a). Tot slot is duidelijk dat er tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat waarbij zowel Gecoma als BSRP partij is en waaromtrent tussen hen een geschil bestaat (c). De vordering wordt toegewezen op grond van art. 843a RV.
IE Zomerforum. Deepfakes. De voorbereiding (deel 1)
Tijdens het IE Zomerforum 2024 op donderdag 27 juni zal twee uur worden gedebatteerd over één hoofdvraag:
Welke mate en welke vorm van juridische zeggenschap is wenselijk voor natuurlijke personen en hun nabestaanden ten aanzien van deepfakes van hun persoon?
Deelnemers aan het debat: Arnout Groen (AC&R), Bindu de Knock (CrossLink Legal), Luna Schumacher (Pictoright), Jet Hootsmans (Kunstenbond), Elles Masselink (Henneman Agency) en Martijn Michael (ICTRecht) in het panel. Vanuit de zaal: Feer Verkade, Bernt Hugenholtz, Bas Pinckaers, Jorn Torenbosch, Thijs van Aerde e.v.a.
Bijgaand een voorlopig document waarin de deelonderwerpen en deelvragen alvast worden opgesomd.
Commentaar en suggesties voor aanvulling zijn welkom via: dirk.visser@ipmc.nl
Uitspraak ingezonden door Lotte Oranje en Else Groen, Kennedy Van der Laan.
Geen reden voor een preventief verbod op voorgenomen uitzending van BNNVARA
Vzr. Rb. Midden-Nederland 24 mei 2024, IEF 22094, IT 4571; ECLI:NL:RBMNE:2024:3248 (eiseres tegen BNNVARA). Kort geding. Eiseres is een onderneming die onder andere merchant fill-geldautomaten levert aan andere ondernemingen. BNNVARA is voornemens om in een van haar onderzoeksjournalistieke programma’s een reportage uit te zenden over de risico’s van dergelijke automaten op het gebied van witwaspraktijken. Eiseres stelt dat BNNVARA met de uitzending hiervan een onrechtmatige daad begaat jegens haar en vordert een preventief uitzendverbod ter voorkoming dat haar onherstelbare schade wordt toegebracht. Eiseres stelt hiertoe dat het programma gebruik heeft gemaakt van verborgen opnameapparatuur, een relatief zwaar onderzoeksmiddel. Anders dan eiseres stelt is het niet zo dat dit alleen mag worden ingezet bij ‘minder ernstige’ misstanden. Uiteindelijk komt de zaak neer op een afweging tussen de belangen van beide partijen. Aangezien een preventief uitzendverbod een vergaande maatregel is, wordt deze niet snel toegewezen. De voorzieningenrechter is met BNNVARA eens dat in een democratisch rechtssysteem niemand voorafgaand verlof nodig heeft voor een uiting. Eiseres stelt dat een aantal uitlatingen van de medewerkers die zijn opgenomen in de reportage niet overeenkomen met het beleid dat eiseres voert, maar dit is volgens de voorzieningenrechter niet relevant. De uitlatingen komen rechtstreeks uit de opnames van de gesprekken en daarmee staat de feitelijke onderbouwing hiervan vast.
Fly me to the moon – het nieuwe Versneld Regime Octrooizaken
In de laatste editie van de BIE verscheen dit artikel van mr. dr. Alexander Tsoutsanis (advocaat bij DLA Piper) met als titel ‘Fly me to the moon – het nieuwe Versneld Regime Octrooizaken’. Het artikel bespreekt het nieuwe VRO-procesreglement aan de hand van vijf vragen: de eerste vraag is op welke rechtsgrondslag een dergelijk procesreglement is gestoeld. De tweede vraag is aan welke basisbeginselen een dergelijk reglement moet voldoen. Ten derde rijst de vraag hoe de door het nieuwe procesreglement beoogde VRO-procedure in het algemeen in zijn werk gaat. De vierde vraag is wat de belangrijkste wijzigingen zijn ten opzichte van het oude procesreglement. De vijfde vraag is of er nog bepaalde punten vatbaar zijn voor verbetering. De relevantie van het artikel is niet alleen tot octrooirecht beperkt, want bevat ook beschouwingen over IE-recht in het algemeen en gaat o.a. ook in op beginselen van IE-procesrecht en (verbetering van) de doorlooptijden bij de Rb. Den Haag.
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Boekx.
Hammy Media moet zelf video’s controleren op de vereiste toestemming
Hof Amsterdam 11 juni 2024, IEF 22091, IT 4569; C/13/729349 KG ZA 23-92 (Hammy Media tegen Stichting Offlimits). Hammy Media komt in dit hoger beroep op tegen het kort geding van 2023 [zie IEF 21357, waarin Stichting Offlimits nog optrad onder haar vorige naam EOKM]. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven. Kort gezegd betreft de zaak een collectieve actie van Offlimits tegen het openbaarmaken van beeldmateriaal waarbij personen ontkleed te zien zijn op plekken waar zij zich opbespied wanen of onprofessioneel beeldmateriaal waarin personen herkenbaar worden getoond terwij zij in de privésfeer seksuele handelingen verrichten. Offlimits vorderde in het kort geding een wereldwijd verbod op deze openbaarmaking voor personen die in Nederland woonachtig zijn, en een verbod in Nederland voor personen die niet in Nederland woonachtig zijn. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Offlimits deels toegewezen. Dit resulteert erin dat Hammy Media 3 werkdagen de tijd heeft om een video te verwijderen nadat Offlimits melding maakt dat deze video onder het toegewezen verbod valt. Doet zij dit niet, dan geldt er een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000, vermeerderd met € 500 euro per dag dat de video nog openbaar staat, met een maximum van € 30.000.
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Yiyi Song, De Brauw Blackstone Westbroek.
De zelfstandige term ‘ultra’ heeft geen onderscheidend vermogen
Het Gerecht 12 juni 2024, IEF 22090; ECLI:EU:T:2024:375 (Amstel Brouwerij tegen EUIPO). Op 17 oktober 2002 heeft interveniënte, Anheuser-Busch LLC, een aanvraag tot inschrijving van het hierboven afgebeelde beeldmerk als Uniemerk voor bieren van klasse 32. In 2020 heeft Amstel Brouwerij B.V. (hierna: Amstel) een verzoek tot nietigverklaring van dit merk ingediend, wat door het EUIPO in zijn geheel is afgewezen. Amstel had volgens het EUIPO onvoldoende aangetoond dat het litigieuze merk elk onderscheidend vermogen miste. De kamer van beroep oordeelde dat er een duidelijk verschil was tussen de betekenis van het element ‘ultra’ wanneer dit op zichzelf gebruikt wordt, ten opzichte van wanneer deze combinatie wordt gebruikt met een andere aanduiding. Amstel heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Zij voert twee middelen aan: het eerste is ontleend aan schending van artikel 7 lid 1 onder b van verordening nr. 40/94, het tweede is ontleend aan schending van de algemene beginselen van bescherming van legitieme verwachtingen en rechtszekerheid. In dit verband stelt Amstel dat het litigieuze merk een lovend merk is dat niet in staat is de commerciële herkomst van de litigieuze waren aan te duiden. Dit blijkt volgens Amstel ook uit de vaststellingen van de nietigheidsafdeling. Verzoekster is van mening dat de kamer van beroep in de punten 62 tot en met 68 van de bestreden beslissing ook ten onrechte heeft geoordeeld dat ‘ultra’ alleen onderscheidend vermogen mist wanneer het als voorvoegsel en in combinatie met andere zelfstandige naamwoorden wordt gebruikt. Het EUIPO betwist deze argumenten.