IEF 22166
30 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: Servier

 
IEF 22165
30 juli 2024
Uitspraak

Bunq maakt geen inbreuk op "Easy-merken" Easygroup

 
IEF 22164
30 juli 2024
Uitspraak

Rijschool gebruikt verwarrende handelsnaam

 
IEF 15641

Bloggende curator handelt onrechtmatig door kritische uitingen lopende zaak

Raad van Discipline 18 januari 2016, IEF 15641; ECLI:NL:TADRARL:2016:2 (Bloggende curator)
Verweerder trad op als curator van een BV. Nog voor faillissement was uitgesproken is de DGA van deze BV overleden. Er wordt een dividend uitkering gedaan, welke door verweerder wordt teruggedraaid. Hierna betrekt verweerder de executeur van de nalatenschap in rechte. Klager heeft zowel de erfgenamen van de DGA als erfgenamen van de executeur in rechte bijgestaan. Rechtbank heeft de executeur veroordeeld tot betaling van het gehele boedeldeficit. Verweerder plaatst hierna een blog op zijn website waar hij zich kritisch uitlaat over de zaak. Volgens klager heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door deze blog te plaatsen. De uitingen zouden onnodig kwetsend en beledigend zijn, zowel ten aanzien van klager als ten aanzien van de beroepsgroep. De raad oordeelt dat verweerder klager met haar blog in diskrediet heeft gebracht. De klachten worden gegrond verklaard. De raad acht het opleggen van een enkele waarschuwing passend en geboden.

5.11 Naar het oordeel van de raad bracht verweerder klager met deze onder 5.9 en andere (hiervoor onder 2.7 weergegeven) passages in diskrediet. Verweerder had zich moeten realiseren dat hij met dergelijke uitlatingen, waarvan in elk geval deels niet vaststond dat deze juist waren, een wig zou kunnen drijven tussen klager en zijn cliënten. Daarbij neemt de raad in ogenschouw dat gezien de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan deze kennelijk geen ander doel hebben gediend dan zich onnodig kwetsend uitlaten over de beroepsgroep in het algemeen en klager in het bijzonder. Verweerder koppelde zijn uitlatingen immers aan een lopende zaak, waarin klager als advocaat optrad.

5.12 De klachten zijn dan ook gegrond. Het past een advocaat niet om dergelijke uitlatingen te doen. Daarbij is niet van belang of hij zijn uitlatingen heeft gedaan in zijn hoedanigheid als advocaat of als curator. Een grotere terughoudendheid is zeker gepast nu in het blog gesproken wordt over een geschil waarin nog geen onherroepelijke uitspraak was gedaan. Dat terughoudendheid in die situatie was geïndiceerd wordt geïllustreerd door de omstandigheid dat het gerechtshof later het impliciet aangehaalde vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van de curator alsnog heeft afgewezen, waarmee tevens de (stellig geformuleerde) bezwaren van de curator tegen de handelwijze van de advocaat van de executeur in een ander licht zijn komen te staan. Dat verweerder op zijn blog schrijft over ervaringen die hij heeft opgedaan als curator, maakt het voorgaande niet anders. Integendeel, juist als curator had verweerder zorgvuldig moeten handelen. Niet gezegd kan immers worden dat verweerder hiermee enig cliëntenbelang diende, terwijl ook niet valt in te zien dat de afwikkeling van de boedel bij dit handelen was gebaat.

Op andere blogs:
Advocatie

IEF 15640

Michel Frequin, uw koelbloedige gids in de jungle van de auteursrechtpraktijk

Bijdrage ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger. Michel Frequin heeft een tweede druk van zijn Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk geschreven. Dat was een goed idee want de eerste druk was al elf jaar oud. Hoewel er in die periode niet zo vreselijk veel veranderd is, is de invoering van de wet auteurscontractenrecht sinds 2004 een belangrijke aanpassing van de Auteurswet. Net zoals in de eerste druk laat Frequin de analyses van wetgeving en jurisprudentie aan anderen. Daarbij simplificeert hij soms zaken, maar nooit op een onverantwoorde manier. Hij richt zich op iedereen die professioneel te maken heeft met auteursrecht, als maker of uitvoerend kunstenaar, als exploitant of (vertegenwoordiger van) ondernemers die gebruik maken auteursrechtelijk beschermd werk. De Auteursrechtgids volgt het proces van het tot stand komen van het werk tot en met de exploitatie daarvan, met drie hoofdstukken in de kern over de contractuele relatie tussen maker en exploitant bezien vanuit het wettelijk kader, de aan de praktijk ontleende algemene uitgangspunten die voor ieder exploitatiecontract relevant zijn en bijzondere aandachtspunten per soort exploitatie.

Ook wordt nu uitvoerig ingegaan op het nieuwe aandachtsgebied van Frequin, de collectieve exploitatie van rechten, met een overzicht van waar maker of gebruiker wat en met wie collectief kan of moet regelen. Was de vorige editie met name op de uitgeverijpraktijk gericht, de tweede druk is verbreed tot alle takken van sport, waarbij ook steeds de voor de praktijk relevante aspecten van het naburig recht worden aangestipt. Frequin heeft zich laten adviseren door Erwin Angad Gaur, zanger, componist, muzikant, auteur en bestuurslid van meer collectieve belangenorganisaties dan de meeste mensen kunnen opnoemen, die hem als geen ander heeft kunnen behoeden voor uitglijers die makers of uitvoerende kunstenaars hem niet in dank zouden afnemen. Door de evenwichtige behandeling heeft de gidsfunctie aan kracht gewonnen.

De auteur heeft zich ook gerealiseerd dat het auteursrecht de laatste jaren juist veel ‘dynamischer’ (chaotisch en onvoorspelbaar) is geworden, doordat de hervormingen nu in snel tempo via het activistische Europese Hof komen, de Europese commissie wil ‘moderniseren’ en het de komende jaren interessant is om te volgen wat er in de praktijk gebeurt onder invloed van de nieuwe regels voor het exploitatiecontract. Aan de gids is daarom een website gekoppeld (auteursrechtgids.nl) waar de gebruikers van de gids de nieuwe ontwikkelingen kunnen volgen en daar zelfs op geattendeerd kunnen worden. Op die website is ook veel handige informatie te vinden zoals een checklist toegestaan gebruik onder wettelijke voorwaarden en aanknopingspunten voor het bepalen van een vergoeding voor hergebruik uit bestaande uitgaven. Ook zijn daar de uit de vorige editie overgenomen en geactualiseerde ‘bouwstenen voor de exploitatieovereenkomst’ te vinden, een zeer nuttige hulp bij het opstellen of beoordelen van allerlei soorten contracten.

Daarmee is deze gids ook uitermate geschikt voor advocaten en juristen die het vak moeten leren of de sector moeten leren kennen, maar zeker ook nuttig ervaren IE juristen die niet dagelijks te maken hebben met alle uithoeken van het collectief beheer en de talloze afkortingen die daarbij worden gebruikt.

Amsterdam / Leiden, 26 januari 2016

D.J.G. Visser (hoogleraar IE in Leiden en advocaat in Amsterdam)

IEF 15639

Geen auteurs- en modelrechthebbende, wel verbod 'Sneaker Snake' op grond van niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 januari 2016, IEF 15639 (Filling Pieces tegen De Schoenenfabriek)
Auteursrecht. Filling Pieces is de eenmanszaak van ontwerper [X Y], welke de ‘Low Top Black Phyton’ schoen heeft ontworpen. Ontwerper ontdekt later de ‘Sneaker Snake’ in het assortiment van De Schoenenfabriek en sommeert deze laatste te stoppen met dit vermeend inbreukmakend handelen. De Schoenenfabriek geeft hieraan geen gehoor. Filling Pieces kan niet als auteurs- en modelrechthebbende worden aangemerkt nu de overdracht niet voldoet aan de eisen uit 3:84 BW. Wel is er sprake van een geldig niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Het model van de sneakers wijkt voldoende af van het basismodel waardoor het als nieuw kan worden beschouwd en met een eigen karakter. Voorzieningenrechter gebiedt De Schoenenfabriek het gebruik van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht te staken en gestaakt te houden.

4.15. Maar zelfs als met De Schoenenfabriek zou worden aangenomen dat op het moment van het voor het publiek beschikbaar stellen van de ‘Low Top Python’ sneakers een uit de door De Schoenenfabriek ingebrachte afbeeldingen af te leiden basismodel (een zwarte lage zwartlederen sportschoen met slangenprint, een verstevigde rand, zwart leer, grof stikwerk, veters en een taps toelopende tong) bestond, moet er naar voorlopig oordeel vanuit worden gegaan dat [Y] met het ontwerp van de ‘Low Top Python’ sneakers op voldoende eigen wijze daaraan uitdrukking heeft gegeven. Zo is - voor zover op te maken uit die afbeeldingen - in elk geval een in drie vlakken verdeeld, gevuld, taps naar boven toelopend hielstuk en een verlengde tong geen onderdeel van dat basismodel. Maar blijkens de afbeeldingen is bijvoorbeeld ook in het gebruik van het slangenleerpatroon (zoals in positie, eigenschappen van het patroon en verhouding tot andere materialen) nog voldoende ruimte geweest voor [Y] om verschil te maken. Gesteld noch gebleken is dat de combinatie van specifieke kenmerkende elementen van de ‘Low Top Python’ sneakers al tot het vormgevingserfgoed behoorde op het moment dat deze sneakers voor het eerst aan het publiek beschikbaar werden gesteld. Op grond van het voorgaande moet dan ook worden aangenomen dat met het op de markt brengen van de ‘Low Top Python’ sneakers een nieuw model is ontstaan met een eigen karakter.


4.18. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van De Schoenenfabriek dat de ‘Sneaker Snake’ sneakers bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken dat de ‘Low Top Python’ snekaers. De twee modellen vertonen naar voorlopig oordeel te veel gelijkenis, in het bijzonder door de combinatie van de navolgende elementen. De ‘Sneaker Snake’ sneakers zijn net als de ‘Low Top Python’ sneakers een low top model sneakers, waarbij aan de buitenzijde een bovenwerk van slangenleerpatroon is afgezet tegen de lower strap en upper strap van een glad op leer gelijkend materiaal, die zijn voorzien van een rubberen zogenoemde ‘Margom’ zool met een geribbelde band om de schoenpunt en een golvend patroon aan de onderzijde. Net als bij de ‘Low Top Python’ sneakers is bij de ‘Sneaker Snake’ sneakers langs de gehele rand van de aanhechting van de zool aan de lower strap en het hielstuk grof enkel stiksel zichtbaar, heeft de lower strap nagenoeg dezelfde hoogte als de onderste laag van het hielstuk, eindigt de lower strap net iets onder de bovenkant van de onderste laag van het in drie vlakken verdeelde, taps naar boven toelopende hielstuk en is de bovenrand van de lower strap voorzien van fijn dubbel stiksel. Het hielstuk is met fijn dubbel stiksel bevestigd op het bovenwerk, zodanig dat het over de lower strap heen loopt vanaf de bovenkant van het hielstuk tot aan de zool, de kraag is gevuld en is van een glad op leer gelijkend materiaal, de upper strap is over de kraag en het bovenwerk met slangenleerpatroon gestikt met fijn enkel stiksel langs alle randen van de upper strap en onderaan de upper strap in de richting van de schoenpunt is ook een fijn enkel stiksel midden over de upper strap gestikt. Tot slot hebben de ‘Sneaker Snake’ sneakers net als de ‘Low Top Python’ sneakers zes in de kleur van de schoen afgewerkte ogen aan weerszijden in de upper strap en is de lip van de schoen verlengd. Zie in vergelijking met de ‘Low Top Python’ sneakers de hierna door Filling Pieces overgelegde foto’s van de ‘Sneaker Snake’ sneakers.

IEF 15637

Update IE-Diner 2016, met tafelspeeches van...

Overmorgen, donderdag, organiseert deLex weer een IE-Diner in de Industrieele Groote Club op de Dam in Amsterdam. Het is het negende diner alweer, en voor het laatst in de inmiddels zo vertrouwde formule. Wilt u ook aanschuiven? Meld u dan aan bij Claudia Zuidema, czuidema@delex.nl of via www.delex.nl. Er zijn nog maar enkele plaatsen beschikbaar.

De tafelspeeches worden verzorgd door:

  • Stef van Gompel, Instituut voor Informatierecht
  • Douwe Linders, Deikwijs
  • Paul Maeyaert, Altius
  • Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan
  • en en Carreen Shannon, Taylor Wessing, met een update over de VIEPA.

De heer Toon Huydecoper, oud-advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, is onze ceremoniemeester.

Volgend jaar: laatste donderdag in januari: 26 januari 2017, de feestelijke lustrumeditie van het IE-Diner.

IEF 15636

Non-precedentbepaling in schikking pareert SEKAMs vordering tot respecteren contractuele geheimhouding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 januari 2016, IEF 15636 (SEKAM tegen Stichting Lira e.a.)
Uitspraak ingezonden door Dylan Griffiths, Griffiths Advocaten. Auteursrecht. Kabeldoorgifte. SEKAM, Lira en VEVAM zijn collectieve beheersorganisaties. Kabeldoorgifte is een belangrijke bron van inkomsten voor hen. Het vroeger gebruikte Kabelcontract is per 1 oktober 2012 beëindigd. Sindsdien is er onderhandeld over de aan te houden verdelingenpercentages inzake kabelgelden. Eerder hadden partijen een schikking bereikt over de verdeling. SEKAM vordert dat gedaagden de schikking nakomen en het hen verboden wordt de inhoud met andere te delen. Op meerdere momenten is door Lira en VEVAM zonder toestemming van SEKAM (al dan niet juiste) verdelingspercentages met derden gedeeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat SEKAM geen belang heeft bij handhaving van een contractueel geheimhoudingsbeding omdat hetzelfde contract bepaalt dat de gemaakte afspraken geen precedentwerking hebben. Een verwijzing naar de verdelingspercentages ten aanzien waarvan geheimhouding was afgesproken kan dan ook eenvoudig gepareerd worden met een verwijzing naar die non-precedentbepaling. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.2. Partijen zijn overeengekomen dat zij geen informatie uit de Schikking aan derden bekend zullen maken zonder toestemming van de overige partijen bij de Schikking. Uit de feiten vloeit voort dat Lira en VEVAM op meerdere momenten zonder toesemming van SEKAM (al dan niet juiste) verdelingspercentages uit de Schikking met derden hebben gedeeld. Dit is in strijd met de hiervoor onder 2.4 weergegeven afspraken, en levert dus schending van de verplichting tot geheimhouding op.

4.3. De vordering van SEKAM komt neer op een verbod op (verdere) schending van geheimhouding met het oog op toekomstige onderhandelingen en procedures voer de nog te verdelen vergoedingen. SEKAM stelt dat zij bij dat verbod belang heeft om precedentwerking van de in de Schikking afgesproken percentages te voorkomen. De Schikking bevat echter al een in klip en klare bewoordingen vervatte bepaling waaruit blijkt dat de gemaakte afspraken geen precedentwerking hebben. Een verwijzing, door Lira en VEVAM, naar de verdelingspercentages uit de Schikking, kan SEKAM dan ook eenvoudig pareren met een verwijzing naar die bepaling. Het belang van SEKAM bij handhaving van het geheimhoudingsbeding in deze kwestie is dan ook onduidelijk. Desgevraagd, heeft SEKAM toegelicht dat de non-precedentbepaling niet afdoende bescherming biedt, omdat het enige aanknopingspunt dat de door Lira en VEVAM aangezochte rechter heeft, de eerder overeengekomen percentages zijn. Gevreesd moet worden, aldus SEKAM, dat de rechter - al dan niet onbewust - die percentages toch als ankerpunt zal hanteren bij de beslissing over verdeling van de vergoedingen. Die vrees is echter ongegrond. Dat de rechter de non-precedentbepaling onjuist of niet volledig zal toepassen valt niet in te zien. Nu SEKAM onvoldoende belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening zal deze worden afgewezen.

IEF 15635

Wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag

Besluit van de Raad van Bestuur van 14 oktober 2015 tot wijziging van regel 82 (CA/D 9/15) en regel 147 (CA/D 10/15) van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag, Trb. 2016, nr. 2
De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie heeft op 14 oktober 2015 in overeenstemming met artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van het Verdrag een Besluit (CA/D 9/15) aangenomen tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag.

De vertaling van het Besluit van 14 oktober 2015 (CA/D 9/15) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:

Wijziging van regel 82 van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 9/15)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,
Gelet op het Europees Octrooiverdrag (hierna te noemen „EOV”) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,
Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,
Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Regel 82, tweede lid, van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

„2.Indien een partij niet instemt met de door de oppositieafdeling medegedeelde tekst, kan het onderzoek van de oppositie worden voortgezet. In het tegengestelde geval verzoekt de oppositieafdeling na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn de houder van het Europees octrooi binnen een termijn van drie maanden de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in te dienen in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn. Indien in mondelinge procedures besluiten ingevolge artikel 106, tweede lid, of artikel 111, tweede lid, zijn gebaseerd op stukken die niet voldoen aan Regel 49, achtste lid, wordt de houder van het octrooi uitgenodigd binnen de termijn van drie maanden de gewijzigde tekst in te dienen in een vorm die voldoet aan Regel 49, achtste lid.”.


Artikel 2

De bepaling genoemd in artikel 1 van dit besluit is van toepassing op alle Europese octrooien ter zake waarvan op of na de datum van inwerkingtreding tijdens een mondelinge procedure een besluit ingevolge artikel 106, tweede lid, of artikel 111, tweede lid, van het Europees Octrooiverdrag wordt genomen.


Artikel 3

De bepaling genoemd in artikel 1 van dit besluit treedt in werking op 1 mei 2016.


GEDAAN te München op 14 oktober 2015

Voor de Raad van Bestuur
De Voorzitter
(w.g.) Jesper KONGSTAD



De vertaling van het Besluit van 14 oktober 2015 (CA/D 10/15) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:

Wijziging van regel 147 van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 10/15)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,
Gelet op het Europees Octrooiverdrag (hierna te noemen „EOV”) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,
Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,
Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Regel 147 van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste tot en met het derde lid worden vervangen door het volgende eerste tot en met derde lid:

„1.Van alle Europese octrooiaanvragen en octrooien worden door het Europees Octrooibureau dossiers in elektronische vorm aangelegd, bijgehouden en bewaard.

2.De President van het Europees Octrooibureau stelt alle noodzakelijke technische en administratieve maatregelen vast die betrekking hebben op het beheer van elektronische dossiers overeenkomstig het eerste lid.

3.In een elektronisch dossier opgenomen stukken worden aangemerkt als originelen. De oorspronkelijke versie op papier van deze stukken wordt pas na het verstrijken van ten minste vijf jaar vernietigd. Deze bewaartermijn gaat in aan het einde van het jaar waarin het stuk werd opgenomen in het elektronische dossier.”.


Artikel 2

1.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2016.

2.De bepalingen genoemd in artikel 1 van dit besluit zijn van toepassing op alle Europese octrooiaanvragen en octrooien met dien verstande dat de bewaartermijn van 5 jaar vervat in voorschrift 147, derde lid, van het EOV niet eindigt vóór 31 december 2018, ongeacht de datum waarop het stuk werd opgenomen in het elektronische dossier.


GEDAAN te München op 14 oktober 2015

Voor de Raad van Bestuur
De Voorzitter
(w.g.) Jesper KONGSTAD

IEF 15634

Initiatiefvoorstel-Gesthuizen en Van Oosten Strafbaarstelling van acquisitiefraude aangenomen

Uit het persbericht: Dit initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Gesthuizen en Van Oosten regelt in Boek 6 Burgerlijk Wetboek (BW) en in het Wetboek van Strafrecht (WvSr) de strafbaarstelling van acquisitiefraude tegen ondernemers. Onder acquisitiefraude wordt verstaan misleidende handelspraktijken tussen organisaties, waarbij verkooptechnieken worden gebruikt gericht op het winnen van vertrouwen en het wekken van verwachtingen teneinde de ander te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst, waarbij de tegenprestatie niet of nauwelijks naar behoren wordt geleverd. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van een advertentie in niet bestaande of nauwelijks gelezen bedrijvengidsen en/of op internet en het ongevraagd en zonder reden toesturen van rekeningen, de zogenaamde spooknota’s.

Met dit voorstel willen de initiatiefnemers acquisitiefraude tegengaan en zorgen dat ondernemers eenvoudig onder een overeenkomst uit kunnen komen als die via een een ‘misleidende omissie’ tot stand is gekomen. Een misleidende omissie is het weglaten of verborgen houden van belangrijke informatie bij het aangaan van een transactie waardoor het als onrechtmatig handelen kan worden aangemerkt. Acquisitiefraude tegen ondernemers wordt strafbaar met een gevangenisstraf van maximaal 2 jaar.

Op andere blogs:
Novagraaf
RVO

IEF 15633

Rapport inkomenspositie popmusici: 'Pop, wat levert het op?'

Brief van Ntb, FNV-KIEM, Sena Performers en Norma aan de Vaste Commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffende inkomstenonderzoek popmuzikanten, 22 januari 2016
In opdracht van een aantal collectieve beheersorganisaties heeft onderzoeksbureau Cubiss onderzoek gedaan naar de inkomenspositie van popmusici in Nederland. Uit het onderzoek, ‘Pop, wat levert het op?’, blijkt dat de inkomenspositie van popmusici zeer zorgelijk is. Op grond van het onderzoek vragen de collectieve beheersorganisaties om meer prioriteit voor de makers van popmuziek en het investeren in talent en carrières van popmusici bij het formuleren van popbeleid. De wet Auteurscontractenrecht is een stap in de goede richting, maar er zijn ook andere, aanvullende, maatregelen nodig om de positie van makers te verbeteren, aldus de collectieve beheersorganisaties.
 

IEF 15632

Kritische uitingen op website over Kanjertraining niet onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 7 januari 2016, IEF 15632; ECLI:NL:RBMNE:2016:351 (Stichting Kanjertraining tegen [gedaagde])
Eer en goede naam. Vrijheid van meningsuiting. Stichting Kanjertraining houdt zich bezig met de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen en tracht daarmee bij te dragen aan goed onderwijs. [gedaagde] heeft zich kritisch uitgelaten over de Stichting, onder meer in zijn boek en op zijn eigen website. De Stichting vordert [gedaagde] om deze uitingen van de website te halen. Volgens eiser tasten deze zijn eer en goede naam aan. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af omdat er geen sprake, of verwachting, is van onrechtmatig handelen van de gedaagde.

4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Stichting Kanjertraining niet kan worden toegewezen, nu Stichting Kanjertraining niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat sprake is van (dreigende) uitlatingen door [gedaagde] , die onrechtmatig zijn jegens Stichting Kanjertraining.

4.6. Stichting Kanjertraining heeft onder meer verwezen naar een artikel van [X] , die tot vlak voor de mondelinge behandeling van deze zaak op de website van [gedaagde] zou hebben gestaan. Volgens [gedaagde] had hij het artikel van [X] echter reeds in 2014 van zijn website verwijderd, nadat hij daartoe het verzoek van [X] had ontvangen. Een screenprint waaruit de juistheid van de stelling van Stichting Kanjertraining blijkt, is niet door haar overgelegd. Zij heeft slechts de link vermeld, waarmee het betreffende artikel volgens haar was te bereiken. Dat is echter niet voldoende, aangezien daaruit (nog) niet kan worden opgemaakt dat het betreffende artikel pas na sommatie is verwijderd van de website. Het is in het kader van deze procedure niet komen vast te staan dat het artikel na 2014 nog op de website van [gedaagde] heeft gestaan. Dit vormt derhalve geen signaal van een te verwachten onrechtmatig handelen van [gedaagde] .

4.7. Ten aanzien van het artikel dat [gedaagde] zelf over de Kanjertraining heeft geschreven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] zich niet op onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over Stichting Kanjertraining. Zoals hiervoor reeds overwogen staat het [gedaagde] vrij om misstanden aan de kaak te stellen die de samenleving raken. In de door Stichting Kanjertraining als onrechtmatig bestempelde passages (zie r.o. 2.4) geeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter op genuanceerde wijze zijn mening weer, waarbij hij verwijst naar (de artikelen van) [X] . Het vermeende plagiaat door Stichting Kanjertraining wordt door hem ook niet als feit gepresenteerd, maar als zijn bevinding op grond van zijn onderzoek. Dat is op zichzelf beschouwd niet onrechtmatig te achten. Eventuele bijkomende omstandigheden, die voornoemde uitingen alsnog onrechtmatig zouden kunnen maken, zijn niet gesteld noch gebleken.

IEF 15796

Geen rechtsgeldig ontbinding van overeenkomst vanwege ontbreken deugdelijke ingebrekestelling Mama Cash

19 jan 2016, IEF 15796; ECLI:NL:GHAMS:2016:108 (Stichting Mama Cash tegen Ifunds), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-rechtsgeldig-ontbinding-van-overeenkomst-vanwege-ontbreken-deugdelijke-ingebrekestelling-mama-c

Hof Amsterdam 19 januari 2016, IT 2020; ECLI:NL:GHAMS:2016:108 (Stichting Mama Cash tegen Ifunds)
Software. Ontbinding overeenkomst. Ifunds is aanbieder van diensten op het gebied van CRM-oplossingen. Partijen sluiten een overeenkomst ten aanzien van deze diensten. Mama Cash is tevreden over het verloop van het project en wilt de overeenkomst ontbinden. In hoger beroep vordert Mama Cash betaling door Ifunds van het reeds door haar betaalde bedrag. Ifunds vordert op haar beurt betaling door Mama Cash van het onbetaalde deel. Mama Cash heeft Ifunds niet deugdelijk in gebreke gesteld. De lange duur die met de uitvoering van de werkzaamheden was gemoeid is op zichzelf geen reden om ingebrekestelling achterwege te laten. De vordering van Ifunds voor de geleverde software wordt toegewezen. De vordering voor aanvullende diensten wordt afgewezen nu niet is komen vast te staan dat Mama Cash daartoe opdracht heeft gegeven.