IEF 22166
30 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: Servier

 
IEF 22165
30 juli 2024
Uitspraak

Bunq maakt geen inbreuk op "Easy-merken" Easygroup

 
IEF 22164
30 juli 2024
Uitspraak

Rijschool gebruikt verwarrende handelsnaam

 
IEF 15530

Geen nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen veredelingsprogramma in RDA-beschikking

CBb 26 november 2015, IEF 15530; ECLI:NL:CBB:2015:395 (Fides De Lier tegen Minister van EZ)
Besluit RDA. Beschikking. Appellant gaat in beroep tegen haar Research en Development Aftrek-beschikking, omdat verweerder het aankoopbedrag van de "Genetwister" - een veredelingsprogramma - niet hierin heeft verwerkt. Verweerder beroept zich op het Besluit RDA op grond waarvan alleen uitgaven voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen kunnen worden betrokken in de beschikking. De bewijslast hiervoor ligt bij de appellant. Het College oordeelt dat, nu de grondslag van het bedrag onduidelijk blijft, verweerder het terecht niet heeft meegenomen in de beschikking. Beroep is ongegrond.

3.6. Het College stelt vast dat appellante, hoewel zij daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld, weinig en onvoldoende onderbouwde informatie heeft verschaft over de hoogte van het in haar aanvraag vermelde bedrag van € 430.000,- voor Genetwister. Het College is met verweerder van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit bedrag kan worden aangemerkt als uitgave voor de verwerving van een nieuw vervaardigd bedrijfsmiddel als bedoeld in het Besluit RDA. Het bericht van appellante in een e-mail van 20 mei 2014 aan verweerder dat er door het aandeelhouderschap van DNA Green Group in Genetwister B.V. een verplichting bestaat om jaarlijks minimaal € 300.000,- aan merkergestuurde projecten te laten uitvoeren, vormt geen concrete onderbouwing van de stelling van appellante dat dit bedrag betrekking heeft op het verwerven van een chip met data dan wel het verwerven van een immaterieel bedrijfsmiddel (know how). Dat in een e-mail van 1 december 2014, met als bijlage een Research Agreement van 1 oktober 2013 tussen onder andere Agribio en Genetwister B.V. met betrekking tot het Petuniaproject, appellante aan verweerder te kennen heeft gegeven dat voor dat project in totaal € 350.000,- aan Genetwister B.V. wordt betaald, waarvan € 180.000,- betrekking heeft op het kalenderjaar 2014, vormt evenmin een voldoende onderbouwing van de stelling van appellante. Zoals verweerder terecht heeft vastgesteld, valt uit het Research Agreement, het enige concrete document dat appellante aan verweerder ter beschikking heeft gesteld, op geen enkele wijze op te maken dat sprake is van aanschaf van een bedrijfsmiddel voor het door appellante aangevraagde bedrag van € 430.000,-.

3.8. Het College is van oordeel dat verweerder bij het uitblijven van duidelijkheid omtrent de grondslag van het in de aanvraag vermelde bedrag, terecht het bedrag van € 430.000,- niet in aanmerking heeft genomen in de afgegeven RDA-beschikking. Hieruit volgt dat een beoordeling door het College van de tweede afwijzingsgrond, als hiervoor onder 3.4 is vermeld, niet kan leiden tot een andere uitkomst van dit geding. Wat partijen daarover hebben aangevoerd behoeft derhalve geen verdere bespreking.

IEF 15529

Alsnog dwangsom verbinden niet mogelijk op andere grond

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 30 november 2015, IEF 15529; ECLI:NL:RBNNE:2015:5369 (MS Group)
Procesrecht. Eiseres wil alsnog een dwangsom verbinden aan veroordelingen uit eerder kortgedingvonnis, namelijk medewerking verlenen om exclusief gebruik van de bij xYnta opgeslagen gegevens: data, website en applicatie van 'LogQR'. Deze vordering wordt afgewezen, want eiseres introduceert een nieuwe grondslag aan haar vorderingen uit eerdere procedure die niet in de eerdere veroordelingen besloten ligt.

5.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De voorzieningenrechter begrijpt de door MS Group betrokken stellingen aldus dat zij zich - kort gezegd - op het standpunt stelt dat [gedaagde 1] c.s. geen uitvoering heeft gegeven aan de veroordelingen onder 5.1., 5.2. en 5.4. van het vonnis van de onderhavige rechtbank van 9 september 2015, omdat zij geen toegang heeft gekregen tot FTP inlogcodes. In dit verband heeft MS Group ter zitting voorts gesteld dat zij de FTP inlogcodes nodig heeft om haar systeem werkend te kunnen krijgen. Hiermee introduceert MS Group naar het oordeel van de voorzieningenrechter een nieuwe grondslag aan haar vorderingen uit de procedure met zaak-/rolnummer: C/17/143427 / KG ZA 15-212, zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 2.1., die niet in de veroordelingen van het vonnis van 9 september 2015 besloten ligt. De vordering om de veroordelingen uit voornoemde vonnis te versterken met dwangsommen kan reeds om die reden niet worden toegewezen. Gelet daarop en op het feit dat MS Group ook overigens onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde 1] c.s. niet aan de veroordelingen onder 5.1., 5.2. en 5.4. van het vonnis van 9 september 2015 heeft voldaan, zal de voorzieningenrechter de vorderingen in conventie afwijzen.
IEF 15528

CvdM stelt prijs NPO-programmagegevens vast

CvdM, Regeling tarieven Programmagegevens 2015 en Update Waardering van de NPO programmagegevens
Het Commissariaat voor de Media heeft de nieuwe tarieven voor de NPO programmagegevens vastgesteld. Het betreft de vergoeding die makers van zowel gedrukte als digitale programmagidsen betalen aan de Nederlandse Publieke omroep (NPO) voor informatie over radio- en televisieprogramma’s. De nieuwe tarieven zijn gebaseerd op onafhankelijk onderzoek, uitgevoerd door financieel adviesbureau Duff & Phelps. Hierbij is rekening gehouden met de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van april 2015 [IEF 14911] waarin bepaald is dat NPO Programmagegevens geen intellectuele eigendomsbescherming genieten. De tarieven vallen, mede hierdoor, lager uit dan voorgaande jaren. Vastgestelde tarieven:

  • Gedrukte programmagidsen: EURO 0,006 per verkochte programmagids
  • Elektronische programmagidsen: EURO 0,003 per maand, per huishouding
  • Online media: EURO 1.275 per licentie per jaar

De nieuwe prijzen staan vermeld in de bovenvermelde Regeling tarieven Programmagegevens 2015, die ook in de Staatscourant wordt gepubliceerd. De nieuwe prijzen gelden vanaf 1 januari 2016.

IEF 15527

Aspergerpatiënt uitschelden op Facebook overschrijdt grens

Ktr. Rechtbank Rotterdam 29 oktober 2015, IEF 15527; ECLI:NL:RBROT:2015:9169 (Aspergerpatiënt op Facebook)
Mediarecht. Medio juli 2013 zijn de verhoudingen tussen partijen verslechterd, eiser heeft laten weten dat bij hem het syndroom van Asperger is vastgesteld. Gedaagde heeft eiser de toegang tot het door hun geëxploiteerde café ontzegd, omdat zij het gedrag onbehoorlijk vinden. Ook heeft gedaagde berichten geplaatst over eiser. Dat eiser gedaagde stalkt en onwaarheden over hem verkondigt, is nog geen reden om eiser voor sukkel en loser uit te maken en de spot te drijven met zijn psychische problemen (e.g. komkommer-syndroom). Gedaagde heeft met zijn uitlatingen op Facebook de grenzen van de betamelijkheid overschreden.

4.4 Hoewel de naam van [eiser] in die berichten niet is genoemd, is niet betwist dat bij de groep van bekenden van café [naam café] duidelijk was dat de berichten op [eiser] betrekking hebben. Bij beantwoording van de vraag of [gedaagde 2] door de hiervoor geciteerde berichten op Facebook onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, spelen twee fundamentele rechten een rol, te weten het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM), anders gezegd het recht op bescherming van de eer en goede naam. Toewijzing van de vordering van [eiser] levert een beperking op van de vrijheid van meningsuiting. [eiser] legt aan die beperking een onrechtmatige daad ten grondslag en stelt dat die beperking strekt tot bescherming van zijn eer en goede naam.

ad b.
4.4.2 De uitlatingen van [gedaagde 2] komen erop neer dat [eiser] iemand is met een psychische afwijking die [VOF] stalkt en aan wie op Facebook geen aandacht moet worden geschonken. Verder is daarin vermeld dat [eiser] een sukkel en een loser is, wordt daarin de suggestie gewekt dat [eiser] een leugenaar is en wordt de spot gedreven met de door [eiser] aan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kenbaar gemaakte psychische problemen van [eiser] . [gedaagde 2] heeft geen feiten gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat [eiser] [VOF] stalkt en onwaarheden over hen verkondigt. Maar ook als juist zou zijn dat [eiser] [VOF] stalkt en onwaarheden over [VOF] verkondigt, dan is dat nog geen reden om [eiser] voor sukkel en loser uit te maken en de spot te drijven met zijn psychische problemen. [gedaagde 2] heeft met zijn uitlatingen op Facebook de grenzen van de betamelijkheid overschreden.

ad. c.
4.4.3 De berichten zijn geplaatst op Facebook in een groep van bekenden van café [naam café] en hebben dus geen groot publiek bereikt. Deze omstandigheid bezien in samenhang met de aard van de gewraakte uitlatingen en de maatschappelijke positie van [eiser] maken dat het niet aannemelijk is dat de schadelijke gevolgen voor
[eiser] groot zijn.
IEF 15526

Vijfstrepen op een sportschoen is een banaal generieke verfraaiing

Gerecht EU 4 december 2015, IEF 15526; ECLI:EU:T:2015:937 (K-Swiss tegen OHIM)
Merkenrecht. K-Swiss verzoekt via een internationale registratie voor de EG om een positie-beeldmerk voor vijf strepen op een schoen. Het BHIM weigert (terecht) de inschrijving vanwege gebruik aan onderscheidend vermogen. De strepen zijn niets meer dan een nogal banaal generieke verfraaiing gezien de wijdverbreide praktijk van het plaatsen van streeppatronen op sportschoenen. Beroep wordt verworpen.

33      In any event, even if it were accepted that the average consumer pays particularly close attention to the shapes placed on the side of the shoe, to the point that that consumer considers that those shapes generally constitute trade marks, the applicant has not adduced sufficient evidence to establish that, in view of the banal nature of the sign at issue, the average consumer would consider that sign to be an indication of the origin of the goods at issue and not a mere decorative element.

34      Moreover, to accept that every geometric shape, even the most simple, has distinctive character because it features on the side of a sports shoe would make it possible for some manufacturers to appropriate simple, and above all decorative, shapes, which must remain accessible to everyone, with the exception of those situations in which the distinctive character of the sign has been acquired by use.

36      The Court has already found, in relation to the clothing sector, that this comprises goods which vary widely in quality and price and that, while it is possible that the consumer may be more attentive to the choice of mark when he or she buys a particularly expensive item of clothing, such an approach on the part of the consumer cannot be presumed without evidence with regard to all goods in that sector (judgment of 6 October 2004 in New Look v OHIM — Naulover (NLSPORT, NLJEANS, NLACTIVE and NLCollection), T‑117/03 to T‑119/03 and T‑171/03, ECR, EU:T:2004:293, paragraph 43).

37      That finding also applies to the sector of sports shoes and casual shoes.


Op andere blogs:
Dirkzwager
Bright-advocaten.nl
IP Kat

IEF 15525

Merk op een slordige wijze geprobeerd onzichtbaar te maken op foto's

Vzr. Rechtbank Gelderland 9 november 2015, IEF 15525; ECLI:NL:RBGEL:2015:7724 (Lifemaxx)
Auteursrecht. Merkenrecht. Lifemaxx verkoopt sportartikelen en fitnessproducten via haar website en is houdster van gelijkluidend woordmerk en van beeldmerk crossmaxx. Power Impact heeft foto's van fitnessproducten van Lifemaxx op haar website gebruikt waarbij het merk op een slordige wijze is geprobeerd onzichtbaar te maken. De foto's getuigen van eigen oorspronkelijk karakter dragen het persoonlijk stempel van de fotografen. Met een eenvormige wijze van belichting, geringe schaduwvorm, de hoek waaronder is gefotografeerd, tegen een witte achtergrond en volledig scherp zijn producten in beeld gebracht. Staking op grond van auteursrecht wordt bevolen. Niet is gebleken dat het beeldmerk ook op de door gedaagde gebruikte foto’s is weergegeven, het woordmerk LIFEMAXX is wel herhaaldelijk gebruikt om producten te verkopen. Staking van het woordmerk wordt bevolen, voorschot op schadevergoeding wordt afgewezen. 

4.5. Lifemaxx heeft aangevoerd dat bij het maken van de foto’s van de fitnessproducten subjectieve keuzes zijn gemaakt door de fotografen met betrekking tot de eenvormige wijze van belichting (vanuit de linker- en rechterzijde belicht) en de geringe schaduwvorming die daardoor ontstaat, de hoek waaronder gefotografeerd is (tussen 20 en 70 graden), de positionering van de producten tegen een witte achtergrond (waardoor de producten een zelfde kleurstelling hebben die afsteekt tegen die achtergrond) en het scherp en volledig in kleur in beeld brengen van de producten (en dus niet fotograferen met scherpte diepte). Ter onderbouwing hiervan heeft Lifemaxx twee verklaringen van door haar ingeschakelde fotografen van respectievelijk 21 en 23 oktober 2015 overgelegd.

4.6. Vastgesteld kan worden dat als gevolg van deze door Lifemaxx, althans van de door haar ingeschakelde fotografen, gemaakte keuzes bij het maken van de foto’s een duidelijke en herkenbare lijn ontstaat. De onder 4.5. genoemde subjectieve keuzes hebben erin geresulteerd dat voldoende aannemelijk is geworden dat de foto’s een eigen oorspronkelijk karakter hebben en een persoonlijk stempel van de maker dragen. Dat dit anders zou zijn is onvoldoende gemotiveerd uiteengezet. De foto’s van Lifemaxx omvatten dan ook meer dan een uitsluitend technische weergave van gefotografeerde objecten en zijn daarom aan te merken als auteursrechtelijk beschermde werken in de zin van artikel 10 Aw.

4.8. [bedrijf] en haar vennoten hebben voorts betoogd dat zij toestemming hadden om de foto’s van Lifemaxx op de website van [bedrijf] te plaatsen, omdat [bedrijf] , en daarvoor PI Sports, de producten van Lifemaxx via de website van [bedrijf] verkocht. Ten aanzien daarvan overweegt de voorzieningenrechter dat wat er ook zij van de vraag of door Lifemaxx toestemming aan [bedrijf] zou zijn verleend om de foto’s te gebruiken voor de verkoop van Lifemaxx producten, ter zitting is komen vast te staan ( [vennoot 1] heeft dat desgevraagd verklaard) dat [bedrijf] de producten van Lifemaxx vanaf begin 2015 niet meer heeft verkocht. Bovendien heeft [vennoot 2] tijdens een telefonisch overleg in februari 2015 met de heer Doolhof te kennen gegeven dat [bedrijf] de fitnessproducten rechtstreeks uit China zou gaan betrekken. Dit laat geen andere conclusie toe dan dat [bedrijf] foto’s van fitnessproducten van Lifemaxx heeft gebruikt om andere dan de producten van Lifemaxx te verkopen – hetgeen ook overigens volgt uit de omstandigheid dat op enkele foto’s het merk “Lifemaxx” onzichtbaar is geprobeerd te maken – waarvoor zij geen toestemming van Lifemaxx had. Dat de in het verleden gegeven toestemming van Lifemaxx om haar foto’s te gebruiken voor de verkoop van fitnessartikelen door [bedrijf] op haar website nog steeds zou gelden, ook indien niet langer de producten van Lifemaxx door [bedrijf] op haar website werden verkocht, is niet aannemelijk.
IEF 15524

Beton antislipstructuurmatten slaafs nagebootst

Vzr. Rechtbank Gelderland 3 november 2015, IEF 15524; ECLI:NL:RBGEL:2015:7723 (DG Rubber Holland)
Slaafse nabootsing. Rubberen PVC-matten voor het maken van beton met antislipstructuur met ruit en gezandstraald vierkantjes-patroon hebben zelfde totaalindruk. Gedaagde had een andere weg in kunnen slaan zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de structuurmatten. Verwarringsgevaar aannemelijk. Gelet op de gemaakte kosten en geleverde inspanningen, heeft eiser een eigen plaats op de markt veroverd. Door hierbij aan te haken, profiteert DG Rubber van deze inspanningen, het publiek zal de structuurmatten niet van elkaar weten te onderscheiden. Staking van de slaafse nabootsing wordt bevolen.

4.5. De vraag is vervolgens of DG Rubber geen andere weg had kunnen inslaan zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van de structuurmatten. Op zichzelf bezien is duidelijk dat een dunne, flexibele (PVC) mat, voorzien van een geweven katoenen achterkant die makkelijk te verlijmen is in een mal, voorziet in de technische behoefte. Het is in beginsel toegestaan om een dergelijke mat te fabriceren, ook al is die technisch gelijk aan wat de concurrent produceert (en mogelijk heeft bedacht). In de uiterlijke verschijningsvorm van een dergelijke structuurmat kunnen evenwel wijzigingen worden aangebracht die niet aan de bruikbaarheid afdoen. Daarbij kan ten eerste worden gedacht aan een andere kleur van de mat. Ook zou gekozen kunnen worden voor een andere structuurvorm dan een ruit of een vierkant, of voor een ruit of vierkant met andere afmetingen, zodanig dat de totaalindruk een andere is dan thans het geval is. Het doel van de structuur (het patroon) in de matten is dat in het beton een reliëf ontstaat dat een antislipfunctie heeft. Met een patroon kan worden gevarieerd zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid (en dus aan de functie) van een structuurmat. Aangenomen wordt derhalve dat bij het ontwerp van de structuurmatten door DG Rubber een andere weg ingeslagen had kunnen worden (waardoor een andere totaalindruk ontstaat) zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen.

4.8. Dit doet de vraag rijzen of in het licht hiervan kan worden aangenomen dat [naam] met de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S een eigen plaats in de markt heeft ingenomen. Het enkele feit dat de donkergroene, dunne, flexibele PVC matten met katoenen geweven achterkant al eerder, in 1995, in de betonindustrie werden gebruikt en verhandeld, staat er niet aan in de weg om aan te nemen dat de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S van [naam] een eigen plaats in de markt innemen. Immers originaliteit of nieuwheid van het product wordt niet vereist. (...)

4.10. Onduidelijk is hoe groot het marktaandeel is dat [naam] met de structuurmatten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S heeft verworven. Dat het een aanzienlijke plaats is, die [naam] op de markt heeft verworven, ligt voor de hand. Onweersproken is gesteld dat slechts 25 fabrikanten in Nederland beton met antislipstructuur (dat wordt gebruikt voor trappen, balkons en flatgalerijen) maken en dat zij 90% van de markt bedienen. In 2004 heeft [naam] de mat met kleine wafelstructuur op de markt gebracht, terwijl DG Rubber daar in 2007 pas mee kwam. Een andere concurrent genaamd NOE heeft pas in 2013 grijze PVC matten met een kleine wafel/wieber structuur op de markt gebracht. [naam] heeft de GIAN 2S mat in 2006 ontwikkeld, terwijl DG Rubber pas in 2015 de structuurmat met gezandstraalde vierkantjes op de markt heeft gebracht. Daar tegenover kan thans in het bestek van dit kort geding niet worden vastgesteld dat DG Rubber met de mat met piramidestructuur al vóór 2004 een zodanige plaats op de markt had ingenomen dat [naam] zonder enige inspanningen kon meeliften op het succes van DG Rubber daarmee. Weliswaar had DG Rubber ten aanzien van de mat met piramide structuur een overeenkomst met Vebo met een voor Vebo exclusief afnamerecht, maar voor het overige is niet onderbouwd welke plaats DG Rubber op dat moment met de mat met piramidestructuur op de markt innam.

4.11. Bij die stand van zaken komt het er op neer dat [naam] met het ontwerp van de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S, mede gelet op de gemaakte kosten en geleverde inspanningen, een eigen plaats in de markt heeft veroverd. Doordat DG Rubber hierbij aanhaakt, profiteert zij van die inspanningen ten nadele van DG Rubber, omdat het publiek de matten met wieber/wafel en gezandstraalde vierkantjes structuur niet zal weten te onderscheiden van de originelen, te weten de matten GIAN 1 wafel klein en GIAN 2S van [naam] . Dit maakt dat sprake is van slaafse nabootsing, waarmee DG Rubber onrechtmatig handelt jegens [naam] .
IEF 15523

Aanduiding 'Artiestenverloning' is louter beschrijvend, alleen onrechtmatig bij omstandigheden

HR 11 december 2015, IEF 15523; ECLI:NL:HR:2015:3554 (Artiestenverloning tegen Prae Artiestenverloning)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. Domeinnaamrecht. Merkenrecht. De stelling een zekere bekendheid te genieten is onvoldoende om het louter beschrijvend karakter op te hebben middels inburgering. De aanduiding 'artiestenverloning' is louter beschrijvend voor de diensten die partijen leveren. Nu het in beginsel voor iedereen mogelijk moet zijn zich van een aanduiding te bedienen die beschrijvend is voor zijn diensten of producten, ook in een domeinnaam, is een dergelijk gebruik, ook indien verwarringwekkend, alleen onrechtmatig indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen. Oordeel van het Hof [IEF 13819] geeft geen blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het cassatieberoep wordt verworpen.

3.3 De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, maar het hof heeft haar alsnog afgewezen. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen. De aanduiding ‘artiestenverloning(en)’ is louter beschrijvend voor de diensten die Artiestenverloningen en Prae Artiestenverloning leveren (rov. 8). Het gebruik van een louter beschrijvende domeinnaam waardoor gevaar bestaat voor verwarring met de domeinnaam of de handelsnaam van een ander, is in beginsel niet onrechtmatig, ook niet wanneer dit nadeel aan de ander toebrengt. Dat kan anders zijn indien er sprake is van voldoende ernstige bijkomende omstandigheden. Uit de stellingen van partijen blijkt niet dat in deze zaak sprake is van dergelijke omstandigheden. Dat Prae Artiestenverloning bewust voor deze louter beschrijvende domeinnaam heeft gekozen, levert niet een dergelijke omstandigheid op. Afgezien hiervan geldt nog het volgende. De stelling van Artiestenverloningen dat Prae Artiestenverloning bewust heeft aangehaakt bij de handels- en domeinnaam van Artiestenverloningen is, gelet op de gemotiveerde betwisting door Prae Artiestenverloning, onvoldoende onderbouwd. Dat Artiestenverloningen, naar zij stelt, ‘een zekere bekendheid’ geniet, is onvoldoende om het louter beschrijvende karakter op te heffen (‘inburgering’). (rov. 9)

3.4.4 Naar de in cassatie niet bestreden vaststelling van het hof, is de aanduiding ‘artiestenverloning’ louter beschrijvend voor de diensten die Artiestenverloningen en Prae Artiestenverloning leveren. Nu het in beginsel voor een ieder mogelijk moet zijn zich van een aanduiding te bedienen die beschrijvend is voor zijn diensten of producten, ook in een domeinnaam (vgl. met betrekking tot art. 5 Hnw HR 8 mei 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5592, NJ 1988/36 (Bouwcentrum), rov. 3.6), is in een geval als het onderhavige het gebruik van een dergelijke aanduiding, ook indien verwarringwekkend, alleen onrechtmatig indien bijkomende omstandigheden dat meebrengen.

Lees de uitspraak hier (pdf/html).

Op andere blogs:
Cassatieblog

 

IEF 15522

Commission takes first steps to broaden access to online content and outlines its vision to modernise EU copyright rules

Regulation of the European Parlement and of the Council on ensuring the cross-border portability of online content services in the internal market, COM(2015) 627.
Uit het persbericht
: Making EU copyright rules fit for the digital age. Delivering on its Digital Single Market strategy, the Commission today presents a proposal to allow Europeans to travel with their online content and an action plan to modernise EU copyright rules. [Pijler I, IEF 14928]

At present, Europeans travelling within the EU may be cut off from online services providing films, sports broadcasts, music, e-books or games that they have paid for in their home country. Today's proposed Regulation on the cross-border portability of online content services addresses these restrictions in order to allow EU residents to travel with the digital content they have purchased or subscribed to at home. Cross-border portability, a new EU right for consumers, is expected to be a reality in 2017, the same year as the end of roaming charges in the EU (press release). Since it is a proposal for a Regulation, once adopted it will be directly applicable in all 28 EU Member States.

In addition, the Commission today outlines its vision of a modern EU copyright framework. This "political preview" will be translated into legislative proposals and policy initiatives in the next six months, taking into account all inputs from several public consultations.

Overall, the Commission wants to make sure that Europeans can access a wide legal offer of content, while ensuring that authors and other rights holders are better protected and fairly remunerated. The key sectors of education, culture, research and innovation will also benefit from a more modern and European framework. [FACTSHEET 1 / FACTSHEET 2]
Lees verder >

IEF 15521

Vanwege oudere handels- en domeinnaam KOYLU-merk nietig

NL Rechtbank van Koophandel Brussel 21 augustus 2015, IEF 15521 (Köylü Kip tegen verweerder)
Uitspraak ingestuurd door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP Technology Advocaten. Merkenrecht. Benelux woordmerk. Depot ter kwader trouw. Verweerder is houder van Beneluxmerk KÖYLÜ en de domeinnaam koylufood.be. Enkele jaren voor het depot van dit merk registreerde Köylü Kip reeds de domeinnaam www.koylufood.com en voerde zij de handelsnaam rechtmatig. Köylü Kip vordert met succes de nietigverklaring van het Beneluxwoordmerk KÖYLÜ op grond van depot ter kwader trouw. Eiser heeft rechtmatig en eerder het teken feitelijk gebruikt. Rechtbank acht het, mede vanwege de registratie van haar domeinnaam, niet aannemelijk dat hij niet van dit gebruik op de hoogte was. De vordering wordt toegewezen.
 

Het staat vast dat bij een correct uitgevoerd antecedentenonderzoek het bestaan van de website www.koylufood.com, die op 23.03.05 werd geregistreerd door KOYLO KIP, en het eerder feitelijk gebruik van KOYLO aan het Iicht zouden zijn gekomen.

Bovendien zou verweerder , voor zover hij onwetend zou zijn geweest van het gebruik van II KOYLO" in een door de op halal voeding gerichte consument beperkte markt in de Benelux, door een eenvoudige opzoeking op internet zelf en voorafgaand aan het depot van het merk met inschrijvingsnummer 0854809 dit feitelijk gebruik en het bestaan van "KOYLU" achterhaald hebben zodat hij behoorde te weten, voorafgaand aan zijn depot, dat er minstens voor wat kipproducten betreft eerder gebruik was.

Verweerder registreerde op 09.05.11 zelf de website www.koylufood.be : aldus acht de rechtbank niet aannemelijk dat hij niet minstens vanaf deze registratie op de hoogte was van het bestaan van www.koylufood.com.