IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 22173
1 augustus 2024
Uitspraak

Uitzending Noordkaap onrechtmatig

 
IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 15405

Deurwaarder mag executie databank met gegevens voortzetten

Vzr. Rechtbank Amsterdam 22 oktober 2015, IEF 15405;  ECLI:NL:RBAMS:2015:7501 (deurwaarder tegen Women Capital)
Databankenrecht. Privacy. Woman Capital is een Head Hunters bureau met een ‘Executive Search’ karakter. Het (in beslaggenomen) databestand bestaat uit informatie van circa 10.000 zogenaamde topvrouwen uit het bedrijfsleven verdeeld over circa 6.000 organisaties. De deurwaarder wordt geconfronteerd met ongeveer 40 bezwaren van in de databank opgenomen personen. Volgens Woman Capital dient het databestand te worden vernietigd vanwege de privacy van de daarin opgenomen personen en om misbruik van vertrouwelijke gegevens te voorkomen. De deurwaarder heeft in veilingvoorwaarden opgenomen dat alleen organisaties in dezelfde branche mogen bieden. Ondanks de bezwaren tegen overdracht van gegevens aan derden staat de executie van het databestand niet in de weg.

3.2. De deurwaarder is onlangs geconfronteerd met (ongeveer veertig) bezwaren van personen die in het databestand zijn opgenomen. De bezwaren werden geuit tegenover Woman Capital, die zeheeft doorgezonden naar de deurwaarder. De bezwaren hadden wat betreft de inhoud een grote gelijkenis met elkaar en luidden als volgt :

“In de krant las ik dat er sprake is van een verkoop van de database van Woman Capital. Mochten er gegevens over en van mij in enige database van Woman Capital zijn opgenomen dan wil ik niet dat Woman Capital deze gegevens aan derden verstrekt, om niet of anderszins.
Kunt u mij de ontvangst van deze email bevestigen en bevestigen dat aan mijn verzoek wordt voldaan?”
Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de deurwaarder in de veilingvoorwaarden opgenomen dat alleen organisaties die aantoonbaar in dezelfde branche als Woman Capital opereren een bod mogen uitbrengen tijdens de executieverkoop. Andere partijen zoals “sensatiebladen” en “roddeljournalistiek” zullen worden uitgesloten. Verder is het op dit moment niet mogelijk om de database te raadplegen en gegevens te verwijderen, aldus de deurwaarder.

Woman Capital heeft het databestand gemaakt met als doel een goede match te vinden tussen werkgevers en werknemers. De personen die zich bij Woman Capital hebben aangemeld, hebben zich vrijwillig in het databestand laten opnemen. Volgens Woman Capital dient het databestand thans te worden vernietigd in verband met de privacy van de daarin opgenomen personen en om misbruik van vertrouwelijke gegevens te voorkomen. De deurwaarder heeft echter naar aanleiding van de bezwaren in de veilingvoorwaarden opgenomen dat alleen organisaties die aantoonbaar in dezelfde branche als Woman Capital opereren (arbeidsbemiddeling tussen werkgevers en werknemers) een bod mogen uitbrengen tijdens de executieverkoop op het databestand. Hieruit vloeit voort dat degenen die mogen bieden op het databestand gebonden zullen zijn aan dezelfde regelgeving met betrekking tot persoonsgegevens en privacy als Woman Capital en dezelfde discretie in acht dienen te nemen. Voldoende aannemelijk is dan ook dat de koper van het databestand dit voor hetzelfde doel als Woman Capital zal gebruiken. Hiermee zijn de gegevens van de personen die zijn opgenomen in het databestand en hun privacy vooralsnog voldoende gewaarborgd.

4.4. Op dit moment is de toegang tot het databestand geblokkeerd en kunnen er geen gegevens worden verwijderd. Indien er personen zijn die niet langer in het databestand opgenomen willen zijn wanneer de eigendom van het databestand wordt overgedragen, kunnen zij aan de koper van het databestand een verzoek doen om daaruit te worden verwijderd. De koper zal hierbij uiteindelijk ook gebaat zijn, omdat er dan een databestand zal overblijven met gegevens van personen die daadwerkelijk willen worden benaderd.

4.5. De slotsom is dat de bezwaren van Woman Capital en van de personen die in het databestand zijn opgenomen tegen overdracht van hun gegevens aan derden niet in de weg staan aan de executie van het databestand, mede gelet op het belang van Tuls Beheer.
Het is de deurwaarder dan ook toegestaan om de executie van het databestand voort te zetten.
IEF 15404

Snijplanken voldoen niet aan productveiligheid, geen grond voor vrijwaring voor merkinbreuk

Rechtbank Den Haag 14 oktober 2015, IEF 15404; ECLI:NL:RBDHA:2015:11748 (Josef Schulte-Ufer, Trading Park en North Stocks)
Gevoegde zaak. Vrijwaring onvoldoende samenhang met hoofdzaak. Josef Schulte-Ufer is gesteld merkenrechthebbende op het SUS-woord/beeldmerk en stelt dat Trading Park (TP) inbreukmakende snijplanken in de EER in de handel heeft gebracht, die TP op zijn beurt van North Stocks heeft gekocht. TP roept met succes North Stocks in vrijwaring op, omdat snijplanken non-conform zijn ex 7:17 en schade dient te vergoeden ex 6:74. TP roept TCC - als licentienemer van de snijplankproducten - in vrijwaring op: de snijplanken voldeden niet aan de productregelgeving, maar zijn door de vernietiger doorverkocht. De schadevergoeding die TP en NS aan hun afnemers moeten betalen, vanwege de productveiligheidregels, houdt geen verband met de merkinbreukvorderingen. Een eventuele veroordeling van TP en NS wegens merkinbreuk kan ook niet op deze gestelde grondslag op TCC worden verhaald.

8.2. Met betrekking tot de oproeping in vrijwaring van North Stocks en RH-Trading voldoen de incidentele vorderingen op de aangevoerde en niet weersproken gronden aan artikel 210 Rv. Derhalve zullen deze vorderingen worden toegewezen.

8.3. Met betrekking tot TCC acht de rechtbank de stellingen van Trading Park en North Stocks ontoereikend om de gevorderde vrijwaringen toe te staan. Het gaat er Trading Park en North Stocks om de schadevergoeding, die zij aan hun afnemers moeten betalen omdat de geleverde snijplanken niet voldoen aan de toepasselijke regelgeving ten aanzien van de productveiligheid, af te wentelen op TCC. Deze schade houdt geen verband met de vorderingen in de hoofdzaak die zijn gebaseerd op merkinbreuk door Trading Park en North Stocks. Een eventuele veroordeling van Trading Park en North Stocks in de hoofdzaken wegens merkinbreuk kan dan ook niet op de door hen gestelde grondslag op TCC worden verhaald.
IEF 15403

Oude sticker en kopie oude gebruiksaanwijzing lichtarmatuur leveren inbreuk op

Rechtbank Den Haag 4 november 2015, IEF 15403; ECLI:NL:RBDHA:2015:12714 (Hygro tegen Futurecare c.s.)
Merkenrecht. Auteursrecht. Zie eerder: IEF 14982. Futurecare c.s. verkocht armatuur in een niet-originele verpakking voorzien van een oude sticker van Hygro met de benaming “Adjust-A-Wings" en een kopie van een oude gebruiksaanwijzing. Hygro vordert een verklaring voor recht dat Futurecare c.s. inbreuk maakt op een inmiddels verlopen octrooi EP00870154 , op Gemeenschapswoordmerken ADJUST A WINGS en SUPER SPREADER en het auteursrecht op bepaalde lichtarmaturen die doorgaans in tuinbouwkassen worden gebruikt.  Omdat het octrooi is verlopen, is die vordering ingetrokken.

Het publiek zal de merken niet in verband brengen met apparaten met verstelbare vleugelvormige reflectorplaten voor het reflecteren van en breed verspreiden van kunstlicht, zodat ze beschrijvend zouden zijn. De merkenrechtelijke vordering wordt toegewezen. Hygro's lichtarmaturen bestaan uit een kenmerkende vleugelvorm, vederlichte constructie en draadspanners: een vormgeving die uitsluitend bestaat uit datgene wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect, hetgeen auteursrechtelijk onbeschermd is. De vormgeving van de platte kartonnen doos met daarop een ingewerkt logo ADJUST A WINGS als verpakking is zodanig banaal dat daarop geen auteursrecht rust. De gebruiksaanwijzingen zijn wel beschermd, inbreuk wordt aangenomen.

2.2.6. In een folder van december 2013 heeft Futurecare een lichtarmatuur aangeboden onder de naam “Adjust-A-Shades” die op het eerste gezicht veel overeenkomsten vertoonde met de Adjust-A-Wings van Hygro. Bij aankoop door een ‘mystery shopper’ in opdracht van Hygro werd vermeld dat het ging om een kopie van de Adjust-A-Wings. Futurecare c.s. verkocht het armatuur in een niet-originele verpakking voorzien van een oude sticker van Hygro met de benaming “Adjust-A-Wings en met daarin een kopie van een oude gebruiksaanwijzing van Hygro.

Inbreuk Gemeenschapsmerken
4.8. De voornoemde maatstaf hanterend, is de rechtbank voorshands van oordeel, zoals Hygro stelt, dat “ADJUST A WINGS door het relevante publiek niet onmiddellijk en zonder nadenken in verband kan worden gebracht met apparaten voor het reflecteren van kunstlicht en “SUPER SPREADER” niet met “lichtarmaturen voor elektrische lampen” waarvoor de betreffende merken zijn ingeschreven. Futurecare c.s. heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat het relevante publiek wel een zodanig verband legt.

Auteursrecht
4.14. Naar voorlopig oordeel van de rechtbank stelt Futurecare c.s. terecht dat Hygro heeft verzuimd te onderbouwen op welke vormgeving van de lichtarmaturen zij auteursrecht claimt. Volgens Hygro bestaan haar lichtarmaturen uit een kenmerkende vleugelvorm, vederlichte constructie en draadspanners. Zij heeft evenwel geen afbeelding van haar lichtarmaturen in het geding gebracht of op andere wijze inzichtelijk gemaakt op welke concrete vormgeving zij auteursrecht claimt. Voor zover Hygro heeft bedoeld te stellen dat zij auteursrecht heeft op een armatuur met de vormgeving van het voortbrengsel weergegeven in EP 154 geldt naar voorlopig oordeel van de rechtbank dat, zoals Futurecare c.s. ook heeft betoogd, in dat geval sprake is van een vormgeving die uitsluitend bestaat uit datgene wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect, hetgeen auteursrechtelijk niet beschermd is. Dat zulks anders ligt, heeft Hygro, hoewel dat wel op haar weg lag, ook desgevraagd bij pleidooi, niet verduidelijkt. Naar voorlopig oordeel van de rechtbank rust er dan ook geen auteursrecht op de vormgeving van de lichtarmaturen van Hygro.

4.15. Ook de verpakking is naar voorlopig oordeel geen auteursrechtelijk beschermd werk. De verpakking, waarvan geen afbeelding in het geding is gebracht en die pas bij pleidooi door Hygro is getoond, betreft een platte kartonnen doos met daarop een ingewerkt logo ADJUST A WINGS. Hygro heeft niet onderbouwd en dat valt ook niet zonder meer in te zien welke creatieve keuzes bij de vormgeving van de verpakking zijn gemaakt. Daarmee slaagt het verweer van Futurecare c.s. dat de vormgeving van de verpakking zodanig banaal is dat daarop geen auteursecht rust.

4.16. Naar voorlopig oordeel van de rechtbank komt Hygro ten aanzien van de gebruiksaanwijzingen, die zij heeft overgelegd als productie 13, wel auteursrechtelijke bescherming toe. Bij het maken van de gebruiksaanwijzingen zijn ontegenzeggelijk bepaalde creatieve keuzes gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de lay-out en de kleurstelling. De rechtbank verwerpt voorshands het niet gemotiveerde verweer van Futurecare c.s. dat ook de vormgeving van de gebruiksaanwijzingen te banaal is voor auteursrechtelijke bescherming.
IEF 15402

Google zal aan BREIN gegevens verschaffen: Er is weinig touw aan vast te knopen aan verzetsbrief

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 november 2015, IEF 15402; ECLI:NL:RBDHA:2015:12706 (Stichting Brein tegen Google)
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger. Auteursrecht. De voorzieningenrechter volhardt bij hetgeen in tussenvonnis [IEF 15302] is overwogen dat Google in beginsel de persoonsgegevens van Flamanca Hollanda dient af te geven, tenzij er verzet ex 40 Wbp wordt aangetekend door houder van het account. Er wordt een reactie geciteerd waar 'weinig touw aan vast te knopen' is. Er wordt niet gesteld, toegelicht of onderbouwd dat e-books wel een legal oorsprong hebben, ontbreekt ieder bewijs dat de persoon 15 jaar oud is. Hetzelfde geldt voor de suggestie dat het account gehackt zou zijn. De voorzieningenrechter beveelt de gegevens te verschaffen: van het Google Play Books Partner Publisher Account: abonnee-informatie, IP-adres, facturatie-informatie. En verder informatie rondom het gebruikte Google Account: datum/tijd aanmaken, IP-adres, IP-adressen waarmee is ingelogt en secundair emailadres/voor-achternaam.

2.2. Die geanonimiseerde reactie luidt letterlijk als volgt:
"I am not the target of the investigation. Turns out I was a victim of a breach of account. They need the info to send me official notice of a victim impact statement for the sentencing part of someone else's trial. Thank you to everyone.

I do not agree because it is not right to blame the courts must be open google google I am 15 old innocent child-eating :(

Hi I just downloaded the Google Play ini torrent from public book, I didn't know. I'm 15 years old, Google Books has posted why Google did not send me money, I found a Dutch Criminal Court as a victim you blame me because you don't share my information released to me I'll give you the money, the thief took the money didn't show upon Google yourself Dutch book

I do not know migled book this in dutch I sent the book to the people I google did not notice the already made selling just books were closed, I would like what a kid I was the 15-year-old is google criminals have issued reason is that these errors money google firm has raised me I guilty person warned me because google is never

You took your books cause you're my guilty courts verder me money to buy ten books you publish books on Google Play you why I am incents by mistake?"

2.3. Er is - kort gezegd - weinig touw aan vast te knopen. In feite is niet eens duidelijk dat de houder zich daadwerkelijk verzet tegen de verwerking van zijn/haar persoonsgegevens. Zelfs echter als van een dergelijk verzet sprake zou zijn, valt er met BREIN geen serieus onderbouwd verweer in te ontdekken. Zo wordt bijvoorbeeld niet gesteld, toegelicht of onderbouwd dat de e-books wel en legale oorsprong zouden hebben. Ook ontbreekt ieder bewijs dat de persoon in kwestie inderdaad 15 jaar oud zou zijn, nog daargelaten dat, mocht dit werkelijk zo zijn, daarmee in een door BREIN in te stellen vervolgprocedure op gepaste wijze rekening kan worden gehouden. Hetzelfde geldt voor de suggestie dat het account zou zijn gehackt. De voorzieningenrechter vermag overigens geen nadere belangen in de reactie te zien die in de weg zouden staan van toewijzing van het gevorderde.

2.4. Google heeft desgevraagd telefonisch aangegeven zich niet te verzetten tegen thans onvoorwaardelijke toewijzing van het gevorderde zodat aldus geschiede. (...)

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 15401

Auteursrechtdebat: Open Access: op drie fronten tegelijk

Door Anne de Hingh, Universitair docent Internetrecht, VU Amsterdam. Thema: Wet Auteurscontractenrecht. Dat de Internationale Open Access  Week net achter de rug is, zal de meeste lezers van Auteursrechtdebat waarschijnlijk zijn ontgaan. Toch blijven de ontwikkelingen op het gebied van Open Access (OA) van wetenschappelijke artikelen en dataverzamelingen en de discussies daarover voortduren. Interessant genoeg voltrekken zich (ook in Nederland) momenteel drie parallelle ontwikkelingen op het terrein van OA, die schier onverenigbaar lijken te zijn.

Groen | Mét het nieuwe auteurscontractenrecht is op 1 juli jongstleden ook de nieuwe Open Access regeling (artikel 25fa Aw) in werking getreden. Deze bepaling ziet op de zogenaamde groene OA route: de mogelijkheid voor een auteur om zijn wetenschappelijke publicatie na verloop van een redelijke termijn na de eerste openbaarmaking ervan, online beschikbaar te stellen (bijvoorbeeld  op een persoonlijke website of in een institutionele repository). In zijn commentaar bij het artikel beschrijft Visser de ratio achter deze bepaling (en met name achter de embargoperiode) vanuit een uitgeversperspectief. ‘De steller van het amendement (het kamerlid Taverne, AdH) heeft tegemoet willen komen aan de belangen van de uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften die hun investeringen moeten kunnen terugverdienen met abonnementsinkomsten of toegangsgelden. Daartoe is bepaald dat een “redelijke termijn” in acht moet worden genomen alvorens de beschikbaarstelling in open access plaatsvindt.’

Juist die embargoperiode blijkt in de academische praktijk voor sommige wetenschappelijke auteurs een obstakel te vormen dat zij graag omzeilen. Bijvoorbeeld door onmiddellijk na verschijning een eerdere (draft)versie van het betreffende artikel op internet te plaatsen, of door überhaupt geen acht te slaan op de (nu dus wettelijke) verplichting van een embargoperiode en de publicatie toch meteen online te zetten. Of artikel 25fa werkelijk iets zal veranderen aan de bestaande praktijk moet zich nog uitwijzen. Wel lijkt de bepaling in elk geval moeilijk te verenigen met het beleid van grote wetenschapsfinanciers en universitaire instellingen die dikwijls als voorwaarde voor financiering onmiddellijke publicatie van onderzoeksresultaten en data vereisen.

Goud | Opvallend genoeg voltrok zich parallel aan de voorbereiding van de wettelijke introductie van groen OA een geheel andere ontwikkeling. Staatssecretaris Dekker liet immers de afgelopen jaren bij diverse gelegenheden weten dat de Nederlandse regering fervent voorstander is van de gouden route naar OA. Bij deze manier van OA plaatst de uitgever artikelen niet alleen in papieren wetenschappelijke tijdschriften maar ook direct op internet waar het in beginsel gratis toegankelijk is voor gebruikers. De auteur (of zijn onderzoeksinstelling of subsidiënt) wordt geacht de kosten hiervoor, de zogenaamde APC’s  (Article Processing Charges), te betalen.

Dat er op de diverse fronten verschillend wordt gedacht over OA, ontlokte bij Wirt Soetenhorst (directeur Boom uitgevers) de uitspraak dat ‘de keuze voor de  groene oplossing van Open Access (in de Auteurswet) niet overeenkomt met het standpunt van de staatssecretaris van Onderwijs en dus een dode letter wordt’ (een stelling tijdens het Auteurscontractenrecht-symposium op 3 september 2015). Visser wees eerder inderdaad al op de interessante paradox dat door de wettelijke verankering van de groene route, het voor slimme uitgevers juist  een aantrekkelijkere optie wordt om de gouden route te verkennen: “…[het is] goed denkbaar dat slimme uitgevers […]  gaan overschakelen op golden access: ‘Wil jij nu snel open access? Prima, maar dan moet je wel dokken.’”

Platina | En waar staan de wetenschappelijke auteurs om wier werk het uiteindelijk allemaal draait? De Nederlandse universiteiten lieten in 2013 weten blij te zijn met de steun van het kabinet (voor Open Access) en konden begrip opbrengen voor de principiële keuze voor de gouden route. De VSNU tekende daarbij aan: ‘Waarschijnlijk is de gouden route op termijn de meest duurzame oplossing. Maar hij is ook complex.’

En complex is het geworden. Want inmiddels moeten veel Europese universiteiten concluderen dat zij een significant deel van hun budget kwijt zijn aan het publiceren van hun wetenschappelijke artikelen in gouden OA. De LERU (League of European research Universities) riep onlangs de Nederlandse regering op om als EU-voorzitter snel tot werkbare oplossingen te komen. Want, ‘Christmas is over’, aldus Deketelaere, secretaris-generaal van de LERU.

Een platina route naar OA is zo’n werkbare oplossing die hier en daar in de praktijk al wordt beproefd. Zo nam onlangs een groep taalkundigen het initiatief om uit protest tegen de hoge APC’s de overeenkomsten met gerenommeerde uitgeverijen op te zeggen en een aantal linguïstische tijdschriften inclusief hun redacties, auteurs en peers onder te brengen bij een OA uitgeverij. Een ander (juridisch) voorbeeld is het volledig OA-tijdschrift NALL dat al eerder een dergelijk traject bewandelde, overigens juist in samenwerking met een ‘traditionele’ uitgever. De platina route kent zeker ook zijn eigen obstakels:  zo hebben veel auteurs en lezers nog steeds een onberedeneerde voorkeur voor traditionele, papieren publicaties en zullen nieuwe OA-tijdschriften nog moeten werken aan hun naamsbekendheid. Maar uiteindelijk zal platina OA het op alle fronten winnen van de dode letter van 25fa en de onbetaalbare oplossing van gouden OA.

Anne de Hingh

IEF 15400

Krijgen fotografen voortaan minder bescherming van het auteursrecht?

Bijdrage ingezonden door Charlotte Meindersma, Charlotte's Law & Fine Prints. Onlangs deed een rechter een opmerkelijke uitspraak. Hij oordeelde dat er geen auteursrecht op foto’s rust als ze niet ‘onderscheidend’ zijn. Wat betekent dit voor fotografen? Kunnen veel foto’s nu zomaar dan jan-en-alleman gepubliceerd worden? Jurist Charlotte Meindersma laat haar licht over deze kwestie schijnen.

Het was waarschijnlijk een stralende middag in Amsterdam, toen een rechter de sikkeneurige uitspraak over auteursrecht deed. Jarenlang is de drempel voor het auteursrecht op foto’s erg laag geweest. Deze Amsterdamse rechter lijkt echter een criterium toe te willen voegen, waardoor op veel minder foto’s nog auteursrecht rust.

Stempel van de maker
Op foto’s kan auteursrecht rusten. Dat staat zo letterlijk in artikel 10 van de Auteurswet. Ook in de literatuur bestaat er geen twijfel over dat er op foto’s auteursrecht kan bestaan. Dat er techniek aan te pas komt, doet niet af aan de aan de (andere) creatieve keuzes die een fotograaf moet maken.

Want daar draait het om: heeft een foto een eigen en oorspronkelijk karakter dat het stempel van de maker draagt? Eigen en oorspronkelijk karakter wil zeggen dat het niet afgeleid mag zijn van een ander, al bestaand, werk. Stempel van de maker gaat over originaliteit en creativiteit. Was er sprake van creatieve keuzes en scheppende menselijke arbeid?

In het Painer-arrest van het Hof van Justitie is in 2011 juist bepaald dat ook op eenvoudige (portret)foto’s auteursrecht kan rusten. Er moeten keuzes gemaakt worden in escenering, belichting, camera-instelling, invalshoek en tot slot de keuzes bij de nabewerking van een foto. Het Hof van Justitie is de hoogste gerechtelijke instantie waar we terecht kunnen. Wat het Hof van Justitie zegt, is waar ook Nederlandse rechters zich aan moeten houden.

Extra criterium voor auteursrechtelijke bescherming
Een rechter bij de rechtbank Amsterdam is het kennelijk niet eens met het Hof van Justitie.

Het gaat om de volgende zaak. Roadside had in opdracht van het Landelijk Actie Komitee Scholieren (LAKS) foto’s gemaakt. Vervolgens had LAKS deze foto’s op Flickr gepubliceerd. Roadside stelt dat dit ten onrechte zonder toestemming en zonder naamsvermelding is gebeurd, en spande daarom een rechszaak aan. LAKS stelde dat er geen auteursrecht op de foto’s rust en kreeg daarin van de rechter gelijk.

Deze rechter zegt dat de keuzes die gemaakt moeten worden om een foto te maken, door iedereen gemaakt moeten worden en dat het daarom dus geen creatieve keuzes zijn. “Dit is pas het geval als de keuzes die worden gemaakt in een foto resulteren die zich zodanig van andere foto’s onderscheidt, dat daaraan is af te zien dat de fotograaf persoonlijke keuzes heeft gemaakt.”
De rechter werpt daarmee een extra criterium op, namelijk dat van ‘onderscheidend vermogen’.

Creativiteit en stijl
De ene foto is minder creatief dan de andere. Hoe creatiever en origineler de foto, hoe groter de bescherming zal zijn. Een niet al te originele foto, zal dus ook niet goed beschermd worden door het auteursrecht. Deze rechter wil kennelijk dat hij zelf het onderscheid kan maken tussen de ene foto en de andere.

Maar dat kan juist al door bijvoorbeeld de gekozen compositie en scherptediepte. De keuze om juist wel of niet sterk te bewerken is er ook zo een.

Als de rechter bedoelde dat er onderscheid in stijl te zien moet zijn, dan klopt de uitspraak niet: een stijl kan namelijk niet beschermd worden. Onderscheid in stijl is voor auteursrechtelijke bescherming niet nodig. Het gaat juist om elk specifiek werk op zichzelf. Niet of deze van een ander werk te onderscheiden valt (of twee foto’s niet te veel op elkaar lijken), maar juist of er sprake is geweest van creatieve keuzes en scheppende menselijke arbeid.

De uitspraak klopt niet
Naar mijn idee klopt deze uitspraak dus niet. De rechtsregel is niet juist toegepast. Er is, al dan niet bewust, een extra criterium bedacht. Een die bovendien onnavolgbaar is.

Want: welk onderscheid moet er gemaakt worden? De ene foto van de andere onderscheiden in de zin dat duidelijk is dat het niet twee dezelfde foto’s zijn, is meestal niet zo’n probleem. Als het gaat om onderscheid in stijl, is dat een incorrect criterium, omdat juist stijl geen onderdeel uitmaakt van het auteursrecht. Bovendien zou dat samenwerkende fotografen in de problemen brengen die zoveel mogelijk in dezelfde stijl werken, zodat ze elkaar kunnen vervangen.

Wat betekent dit voor de toekomst?
Het is nu ‘maar’ een uitspraak van een rechtbank. Andere rechters hoeven zich daar niets van aan te trekken. Dat doen ze ook heel vaak niet. Maar mochten andere rechters deze rechter gaan volgen, dan ontstaat er opeens een lijn in de jurisprudentie. Het zou dan niet gek zijn als die door nog meer rechters gevolgd wordt of ze in elk geval het gevoel hebben dat ze die moeten volgen.

Het probleem is dat met dit soort zaken vaak zo weinig geld gemoeid gaat, dat het niet loont om in hoger beroep te gaan bij een Gerechtshof. Een uitspraak van een hogere rechter, wiens lijn we eigenlijk zouden moeten volgen, zit er dus niet snel in. Voorlopig is het daarom een kwestie van afwachten en op blijven letten.

IEF 15399

Kruiswerk mocht leden oproepen tot opzeggen lidmaatschap overkoepelende vereniging

Hof 's-Hertogenbosch 3 november 2015, IEF 15399; ECLI:NL:GHSHE:2015:4437 (Kruisvereniging tegen Kruiswerk)
Mediarecht. Concurrentie. Meningsuiting. Eer en goede naam. In kort geding [ECLI:NL:RBZWB:2015:975] vorderde Kruisvereniging dat Kruiswerk wordt verboden leden van Kruisvereniging te bewegen het lidmaatschap te beëindigen en te kiezen voor de uitgetreden vereniging. Deze vorderingen werden afgewezen. Het Hof bekrachtigt het vonnis. Er is niet onrechtmatig gehandeld door brieven te sturen naar eigen leden die ook lid waren van Kruisvereniging. De inhoud van de brieven zijn niet onrechtmatig. De uitlating dat het pakket van Kruisvereniging achterhaald is - en dat dat reden is geweest voor uittreding - is feitelijk juist. Kruisvereniging wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.8.3. Tussen partijen is niet in geschil dat Kruiswerk het recht had om de samenwerking met Kruisvereniging te beëindigen en als zelfstandige vereniging verder te gaan. Vanwege de verzelfstandiging van Kruiswerk diende er een ontvlechting plaats te vinden, zoals ook blijkt uit het arrest van het hof van 12 augustus 2014 (r.o. 6.2.2 en 6.2.4). In dat verband is van belang dat er sprake was/is van een dubbel lidmaatschap doordat leden van Kruiswerk tevens lid zijn van Kruisvereniging. Het hof neemt voorts in aanmerking dat Kruiswerk onbetwist heeft gesteld dat beide partijen een zorgpakket aanbieden aan hun leden en dat leden niet twee keer willen betalen voor een lidmaatschap van een kruisvereniging.
Tegen deze achtergrond bezien is voorshands voldoende aannemelijk dat met de gezamenlijke leden van partijen moest worden gecommuniceerd over de ontstane situatie waarbij Kruiswerk als zelfstandige kruisvereniging verder zou gaan en over wat dit voor de leden zou betekenen. Naar het voorlopig oordeel van het hof mocht Kruiswerk onder voormelde omstandigheden de gezamenlijke leden verzoeken om wat betreft het lidmaatschap voor haar te kiezen en mocht Kruiswerk in haar communicatie met die leden wijzen op de verschillen tussen het door haar aangeboden zorgpakket en het door Kruisvereniging aangeboden zorgpakket. Kruiswerk hoefde zich in haar voorlichting aan de leden dus niet te beperken tot haar eigen pakket. Overigens geldt het voorgaande in gelijke zin ook voor Kruisvereniging.
Gelet op het voorgaande heeft Kruiswerk naar het voorlopig oordeel van het hof niet onrechtmatig jegens Kruisvereniging gehandeld door de brieven van 13 november 2014 en
3 december 2014 te versturen naar degenen die zowel lid van Kruiswerk als van Kruisvereniging waren en door hen in die brieven proberen te bewegen om hun lidmaatschap van Kruisvereniging te beëindigen en hun lidmaatschap van Kruiswerk voort te zetten. Het hof betrekt hierbij dat tussen partijen niet in geschil is dat degenen naar wie de brieven zijn gestuurd al leden van Kruiswerk (en Kruisvereniging) waren en dat de brieven niet mede zijn gestuurd naar leden van Kruisvereniging die geen lid van Kruiswerk waren. Voorts neemt het hof in aanmerking dat Kruiswerk slechts twee brieven naar de gezamenlijke leden heeft gestuurd.

3.8.5.
Het hof stelt voorop dat het hier gaat om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van Kruiswerk het recht op vrije meningsuiting en aan de zijde van Kruisvereniging het recht op bescherming van haar eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welke van beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval en met inachtneming van de proportionaliteitstoets en de noodzakelijkheidstoets (artikelen 8
lid 2 en 10 lid 2 EVRM). Het hof verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van
5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230. Het hof tekent hierbij aan dat het, anders dan in dit geval, in die uitspraak ging om de vraag of een bepaalde perspublicatie onrechtmatig was. Dit maakt naar het voorlopig oordeel van het hof evenwel voor de beoordeling van de onderhavige kwestie geen relevant verschil.
Het hof overweegt voorts dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen feitelijke beweringen en waardeoordelen. Bij feitelijke beweringen kan worden verlangd dat degene die verantwoordelijk is voor die beweringen de juistheid of tenminste het bestaan van voldoende aanknopingspunten voor de aannemelijkheid ervan kan aantonen. Een bewijs van de juistheid van waardeoordelen kan niet worden gevraagd. De vrijheid om waardeoordelen te uiten is echter niet onbegrensd. Zo dienen de gebruikte bewoordingen niet onnodig grievend te zijn.


3.8.11.
Gelet op de stellingen van partijen en onder verwijzing naar r.o. 3.8.5 acht het hof voorshands met name de volgende omstandigheden relevant:
- aard, context en strekking van de uitlatingen;
- de vraag of de uitlatingen feitelijke beweringen of waardeoordelen zijn;
- de vraag of de feitelijke beweringen juist zijn;
- de ernst van de gebruikte bewoordingen;
- de ernst van de te verwachten gevolgen van de uitlatingen.

3.8.12.
Wat betreft de aard, context en strekking van de uitlatingen is van belang dat het gaat om uitlatingen in brieven die zijn geschreven in verband met de beëindiging van de samenwerking tussen partijen en het feit dat Kruiswerk als zelfstandige kruisvereniging verder zou gaan. De gezamenlijke leden worden in die brieven onder meer voorgelicht over de verzelfstandiging c.q. afsplitsing van Kruiswerk en de reden daarvan, het door Kruiswerk aangeboden zorgpakket en over de verschillen tussen dit pakket en dat van Kruisvereniging. Het hof is voorshands van oordeel dat de gezamenlijke leden over al deze aspecten mochten worden voorgelicht. De gewraakte uitlatingen in de brief van 13 november 2014 ‘Vele verzoeken aan de Regionale Kruisvereniging om in dit nieuwe beleid mee te gaan werden niet of nauwelijks beantwoord’ en ‘Het pakket wat er wordt aangeboden door de regionale Kruisvereniging is achterhaald. Zo is de wijkzuster gewoon opgenomen in het wettelijke zorgpakket en door de gemeente worden eveneens een aantal zaken overgenomen’ betreffen kennelijk de reden voor het beëindigen van de samenwerking met Kruisvereniging. Direct na deze zinnen staat in de brief namelijk vermeld: ‘Dat is de reden geweest om de samenwerking met de Regionale Kruisvereniging te beëindigen…’.
Ten aanzien van de gewraakte uitlating in de brief van 13 november 2014 ‘Het verzelfstandigen van ons als Kruiswerk voor U is door de Regionale Kruisvereniging niet in dank afgenomen en men heeft via de rechter geprobeerd dit tegen te houden. De rechter heeft, zelfs in hoger beroep van RKV, ons volledig in het gelijk gesteld’ overweegt het hof dat deze uitlating moet worden gelezen in samenhang met de daarop volgende uitlating ‘Dat geeft nu wel aan dat u voor het lidmaatschap een keuze moet maken en wij u vragen te kiezen voor het lidmaatschap van Kruiswerk voor U, gemeente Rucphen’. Overigens lijkt dat ook de strekking van het betoog van Kruisvereniging te zijn. Aldus worden de gezamenlijke leden kennelijk voorgelicht over de reden waarom zij naar de mening van Kruiswerk een keuze moeten maken tussen de lidmaatschappen van beide kruisverenigingen, namelijk de verzelfstandiging van Kruiswerk die is toegestaan door de rechter. Verder gaan beide partijen er kennelijk van uit dat de strekking van laatstgenoemde uitlating is om de gezamenlijke leden proberen te bewegen hun lidmaatschap van Kruisvereniging te beëindigen en hun lidmaatschap van Kruiswerk te continueren. Dat Kruiswerk de gezamenlijke leden mocht voorlichten over de gevolgen van de verzelfstandiging en die leden mocht verzoeken om wat betreft het lidmaatschap te kiezen voor Kruiswerk, heeft het hof hierboven al geoordeeld.

3.8.13.4.    Gelet op het voorgaande moet het hof, behoudens ten aanzien van de uitlating dat het pakket van Kruisvereniging achterhaald is, het ervoor houden dat de gewraakte uitlatingen in de brief van 13 november 2014 feitelijk juist zijn.
IEF 15398

Terbeschikkingstellen tv's in vakantiebungalow is een mededeling

Rechtbank Limburg 4 november 2015, IEF 15398 (BUMA-SENA tegen Oostappen)
Uitspraak mede ingezonden door S.M.R.T. Jansen, Buma/Stemra. Auteursrecht. Naburige rechten. Collectieve vergoeding. Oostappen exploiteert vakantiepark De Berckt. Buma en Sena brengen bedragen in rekening voor achtergrondmuziek, afhankelijk van de soort ruimte: overig/zwembad, horeca en amusementsmuziek en doorzendrecht voor de logementen. De oppervlakte van het zwembad en horeca Silveren Paerd vormen niet een geheel, ondanks dat de muziek uit dezelfde geluidsbron komt, want het gaat om ruimtes die naar hun aard onder verschillende tariefgroepen vallen. Dat er nog altijd sprake is van minstens 60 optredens of live muziek per jaar is voldoende onderbouwd, nu blijkt dat er ook buiten de zomervakantie optredens waren. Dat er op televisies in de receptie enkel eigen beeldmateriaal zonder muziek wordt vertoond en dat op de video van de website enkel gebruik is gemaakt van rechtenvrije muziek is niet onderbouwd.

Gelet op de arresten van het HvJ EU (Marco del Corso, OSA en PPI IReland) is het terbeschikkingstellen van tv's in vakantiebungalows een mededeling aan het publiek en daarom is Oostappen een doorgiftevergoeding verschuldigd. In tegenstelling tot een tandartspraktijk, waar men zonder afspraak niet kan binnenlopen, is er in geval van een receptie of snackbar is er geen sprake van een besloten plaats, gaat het niet om slechts een klein aantal personen en is er sprake van een winstoogmerk, namelijk het het veraangenamen van het verblijf van klanten is.

4.7. Oostappen voert als verweer dat de oppervlakte van deze twee gelegenheden [zwembad en Horeca-Silveren Paerd], nu zij een geheel vormen en de muziek die daar ten gehore wordt gebracht uit dezelfde geluidsbron komt, onder één tarief vallen en voor dat tarief bij elkaar dienen te worden opgeteld. Buma c.s. stelt dat, nu het gaat om ruimtes die naar hun aard onder een verschillende tariefgroep vallen, deze niet als een geheel kunnen worden beschouwd. Voor het Silveren Paerd geldt het tarief Horeca AGM, nu hiervoor een apart drank- en horecavergunning is verleend. Indien het zwembad ook onder dat tarief zou vallen zou Oostappen een hogere bijdrage verschuldigd zijn dan dat Buma c.s. thans vordert en dat zou in het nadeel van Oostappen zijn.

4.10. Uit de door Buma c.s. overlegde bescheiden blijkt dat Oostappen in de periode 2004-2009 een licentie heeft gehad voor 59 dagen per jaar amusementsmuziek. Dit naar aanleiding van eigen opgaaf van Oostappen destijds. Dat er nu ook nog altijd sprake is van minstens 60 optredens of live muziek per jaar die vallen onder het tarief (...) heeft Buma c.s. voldoende onderbouwd (...)

4.15 Buma c.s. heeft gesteld dat Oostappen in de periode 2004-2009 een licentie heeft gehad voor muziek in de receptie. Voorts stelt zij dat bij het bezoek een draagbare radio en een televisie in de receptie is aangetroffen (...). Tevens is geconstateerd dat er muziek was te beluisteren (...) Twee televisies zijn voorts ook nog in 2015 geconstateerd (...) waarbij een televisie op 4 mei 2015 op de zender NPO 2 stond.
IEF 15397

Internet Scriptieprijzen 2015

De Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen nodigt masterstudenten (die in 2014 of 2015 zijn afgestudeerd aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs) uit om mee te dingen naar één van onderstaande internet scriptieprijzen, elk ter waarde van €2000,-. Winnaars maken daarnaast kans op een publieksprijs van €500,- extra.
We zijn op zoek naar de beste afstudeerscripties over een internet gerelateerd onderwerp in de volgende disciplines:

De Google-prijs voor de beste scriptie
op het gebied van internet & economie;
Google_2015_logo.svg
De Brinkhof-prijs voor de beste scriptie
op het gebied van internet & recht;
Screen Shot 2015-10-21 at 20.30.58
De SIDN fonds-prijs voor de beste scriptie
op het gebied van internet & maatschappij-
of geesteswetenschappen;
index
De Greenhost-prijs voor de beste scriptie op het gebied van internet & technische wetenschappen; gh_logo_naam_medium

Met deze prijzen willen de initiatiefnemers de belangstelling voor deze betreffende onderzoeksgebieden vergroten, en in bredere zin het maatschappelijk en wetenschappelijk debat over de impact van internettechnologie bevorderen. De scriptieprijzen zijn bedoeld voor masterstudenten die in het kalenderjaar 2014 of 2015 afgestudeerd zijn aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs. Scripties kunnen digitaal worden ingediend via de website www.internetscriptieprijzen.nl door de scriptiebegeleider of door de student zelf.

Een aanmelding dient te bevatten:
- De persoonsgegevens van de kandidaat (incl. e-mailadres en telefoonnummer);
- De naam van de universiteit, de afstudeerdiscipline en de datum van afstuderen;
- Een cijferbriefje of cijferlijst waaruit het scriptiecijfer blijkt;
- De masterscriptie in digitale vorm, bij voorkeur als doorzoekbaar PDF-bestand;
- Eventueel een aanbevelingsbrief van de scriptiebegeleider
De sluitingsdatum voor inzendingen is 1 februari 2016.

Beoordeling van de scripties en toekenning van de prijzen zijn in handen gelegd van vakkundige jury’s die door de KHMW worden benoemd. De scripties worden onder meer beoordeeld op de maatschappelijke relevantie van het onderwerp, de helderheid van de probleemstelling en conclusies, kwaliteit en diepgang van de analyse, accuratesse, leesbaarheid, begrijpelijkheid en originaliteit.

De prijswinnaars worden uitgenodigd de prijs persoonlijk in ontvangst te nemen tijdens een bijeenkomst in het voorjaar van 2016 in het Hodshon Huis te Haarlem, en tijdens deze bijeenkomst een presentatie over hun afstudeeronderzoek te geven. Op basis van de kwaliteit, en originaliteit van deze presentatie en de maatschappelijke impact van het onderwerp, besluit het publiek wie van de vier winnaars een publieksprijs van 500 euro extra zal ontvangen.

Heeft u vragen?
Zie de website: www.internetscriptieprijzen.nl of neem contact op met het secretariaat van de KHMW: secretaris@khmw.nl

IEF 15396

Appelverbod bij toegewezen voorlopig getuigenverhoor niet doorbroken

Hof Arnhem-Leeuwarden 30 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8314 (Goodmark make-up koffers en hartjes)
Procesrecht. Nabootsingen van Top Twences Gentle Girls make-up koffers en make-up hartjes. In kort geding heeft de rechtbank zicht onbevoegd verklaard, voor zover het de vorderingen betreffende de (beweerdelijke) inbreuk op een Gemeenschapsmerk en heeft de zaak in het geheel verwezen naar de rechtbank Den Haag [IEF 14909]. Ex art. 188 lid 2 Rv staat tegen de beschikking op een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor geen hogere voorziening open voor zover het verzoek wordt toegewezen. Een beroep op de doorbrekingsgronden (ex ECLI:NL:HR:1995:ZC1683) slaagt niet. Het beroep wordt verworpen, waarbij de beschikking in eerste aanleg alsnog uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

3.6. Top Twence is een kort geding gestart tegen Goodmark waarin zij (onder meer en samengevat) heeft gevorderd dat Goodmark zal worden veroordeeld om zich te onthouden van iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten (daaronder mede begrepen de auteursrechten en merkenrechten) van Top Twence. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel heeft zich bij vonnis van 9 april 2015 onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vorderingen van Top Twence, voor zover deze betreffen de (beweerdelijke) inbreuk op een Gemeenschapsmerk en heeft de zaak in het geheel - in de stand waarin deze zich ten tijde van het vonnis bevond - verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage, zijnde de bevoegde rechtbank voor het Gemeenschapsmerk (ECLI:NL:RBOVE:2015:1944).

4.1 Op grond van art. 188 lid 2 Rv staat tegen de beschikking op een verzoek ex art. 186 Rv tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor geen hogere voorziening open voor zover het verzoek wordt toegewezen. Een uitzondering op dit appelverbod wordt aangenomen indien de appellant stelt dat de rechter art. 186 Rv ten onrechte heeft toegepast, dan wel zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen, dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling (HR 24 maart 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1683). Voor een dergelijke doorbreking is, naast gevallen waarin de rechter het toepassingsbereik van - in dit geval - art. 186 Rv heeft miskend, slechts dan ruimte bij schending van een zo fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling (zie o.a. HR 1 april 2004, ECLI:NL:HR:2011:BP2312).

5.3 De stelling van [appellante] dat de rechtbank onbevoegd zou zijn geweest, wordt ook overigens door het hof verworpen. Ingevolge art. 187 lid 1, eerste volzin, Rv wordt het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen. In art. 187 lid 1, laatste volzin, Rv is bepaald dat de rechter summierlijk beoordeelt of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

7.2 [appellante] zal worden veroordeeld in de proceskosten van Top Twence in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 2 punten, tarief II). Anders dan Top Twence ziet het hof geen aanleiding voor toepassing van art. 1019h Rv. Om het onderhavige voorlopige getuigenverhoor is door Top Twence verzocht omdat zij vermoedt (cursivering hof) dat [appellante] mogelijk (naast een eventuele schending van een vaststellingsovereenkomst) inbreuk heeft gepleegd op intellectuele eigendomsrechten van Top Twence. Door het horen van getuigen hoopt Top Twence opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, zodat zij in staat is haar processuele positie beter te beoordelen. Thans is derhalve nog onvoldoende aannemelijk dat [appellante] (onder meer) inbreuk heeft gemaakt op intellectuele eigendomsrechten van Top Twence.

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het door [appellante] ingestelde hoger beroep;
verklaart de beschikking van de rechtbank van 24 juni 2015 alsnog uitvoerbaar bij voorraad;