IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15069

Verbod TINTIN te gebruiken omvat niet vertaling KUIFJE

Een bijdrage van DomJur: Domeinnaamrecht. Zie eerder Hof Den Haag [IEF 14977]. Geen staking van het gebruik van de domeinnaam kuifje.nl door Hergé Genootschap, omdat het charter tussen Hergé Genootschap en Moulinsart verbiedt om de naam en/of het merk TINTIN te gebruiken in een domeinnaam en niet de vertaling ‘Kuifje’.

Appellante is Moulinsart S.A., houdster van de auteursrechten op bepaalde werken van Hergé en houdster van diverse woord- en beeldmerken. Geïntimideerde is Hergé genootschap, houdster van de domeinnamen kuifje.nl en hergegenootschap.nl. Partijen hebben tot in 2009 samenwerkt. In 2008/2009 heeft er intern bij appellante een wisseling van de wacht plaatsgevonden en begin 2009 is aan geïntimideerde nieuwe voorwaarden voor reproductie van elementen uit het oeuvre van Hergé toegezonden in een charter.

In eerste aanleg heeft appellante in hoofdzaak gevorderd een bevel tot staking van het gebruik van het teken ‘Kuifje’ in de domeinnaam. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. In hoger beroep vordert appellante dat het hof het bestreden vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende haar vorderingen toewijst, waaronder het staken en gestaakt te houden van het gebruik in de domeinnaam van het merk Kuifje, of elk daarmee verwarringwekkend overeenstemmend teken.

Geïntimideerde heeft zich beroepen op dwaling als vernietigingsgrond van het charter. Dit beroept slaagt en het charter is partieel nietig. In het charter wordt onder 3, vierde streepje bepaald dat de domeinnaam of website van een genootschap niet de naam en/of het merk TINTIN zal bevatten. Volgens appellante wordt daarmee ook de Nederlandse vertaling ‘Kuifje’ mee bedoelt. Geïntimideerde betwist deze stelling. Nu appellante heeft nagelaten haar stelling te onderbouwen, is naar het oordeel van het hof in rechte niet komen vast te staan dat het charter ook ‘Kuifje’ in een domeinnaam verbiedt.

De conclusie is dat de grieven niet slagen en het vonnis van de kantonrechter wordt door het hof bekrachtigd.

IEF 15068

MarkZuckerbergReally.sucks

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Wat hebben Mark Zuckerberg en de Belastingdienst met elkaar gemeen? Ze hebben allebei hun naam als .sucks-domeinnaam geregistreerd: markzuckerberg.sucks en belastingdienst.sucks. In juni 2015 liep de voorinschrijving voor merkhouders voor deze nieuwe domeinnaam af.

BELASTINGDIENST.SUCKS
Op dit moment zijn er bijna 5000 .sucks-domeinmamen geregistreerd. Naar het antwoord op de vraag waarom de Nederlandse Belastingdienst nu zo nodig belastingdienst.sucks moest registreren, kun je alleen maar raden. Zouden ze bang zijn dat iemand een klaagsite over hun dienstverlening start?

MARKZUCKERBERGREALLY.SUCKS
Dat Mark Zuckerberg bang is voor kritiek mag blijken uit het feit dat hij niet alleen markzuckerberg.sucks heeft geregistreerd, maar een hele rits namen die voor ‘hate’-sites gebruikt kunnen worden. Zo heeft hij onder andere markzuckerbergreally.sucks, zuckerbergtotally.sucks en zucks.sucks gereserveerd. Je weet maar nooit, je kunt de critici maar beter voor zijn. Wat Zuckerberg natuurlijk over het hoofd ziet is dat hij zichzelf natuurlijk nooit helemaal kan indekken en de critici mogelijk zelfs inspireert: fuckingmarkzuckerberg.sucks is nog vrij.

HILLARYCLINTON.SUCKS
Andere bekende wereldburgers die zich hebben gewapend tegen negatieve websites zijn Britney Spears, Justin Bieber en natuurlijk Hillary Clinton. Want je moet er in de aanloop naar de presidentsverkiezingen toch niet aan denken dat de Republikeinen www.hillaryclinton.sucks te pakken zouden krijgen.

Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Markzuckerberg.sucks NRC 30-06-2015

IEF 15067

Wet auteurscontractenrecht per 1 juli in werking getreden

Uit het persbericht: De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel van staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) aangenomen dat de contractuele positie van auteurs en uitvoerende kunstenaars ten opzichte van hun exploitanten versterkt. Bij overeenkomsten met exploitanten (zoals uitgevers en platenmaatschappijen) zijn zij vaak de zwakkere partij. De maatregel gaat per vandaag (1 juli 2015) in.

Als de exploitant bijvoorbeeld nalaat te exploiteren, kan de maker zijn recht terugkrijgen (use-it-or-lose-it-bepaling). Ook kunnen onredelijke bepalingen in exploitatiecontracten worden vernietigd. Daarbij kan worden gedacht aan bepalingen die de maker verplichten om het auteursrecht op al zijn toekomstige werken aan een en dezelfde uitgever over te dragen.

Verder is er een nieuwe regeling voor het filmauteurscontractenrecht voorgesteld. Alle makers krijgen een billijke vergoeding van de producent. Scenarioschrijvers, regisseurs en de hoofdrolacteurs hebben via hun collectieve beheersorganisatie ook nog recht op een extra proportionele vergoeding van de exploitant waarmee de producent contracteert. De rechtenorganisaties van deze makers (verenigd in PAM) en de omroepen, producenten en distributeurs (verenigd in Rodap) sloten hierover al eerder een overeenkomst.

Ook krijgt de maker een recht op een billijke vergoeding voor het verlenen van exploitatiebevoegdheid. Daarnaast moet de maker een hogere vergoeding kunnen claimen als zijn werk een onverwacht groot succes blijkt te zijn. Dat is het geval als de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding in geen enkele verhouding meer staat tot de opbrengst voor de exploitant. De zogeheten bestsellerbepaling.

Tot slot bevat de wet een grondslag voor een geschillencommissie. Bij problemen tussen makers en exploitanten lijken makers er voor terug te schrikken naar de rechter te stappen. Een efficiënte en laagdrempelige geschillencommissie kan hier een oplossing bieden. Naast individuele makers kunnen ook verenigingen van makers geschillen aan de commissie voorleggen.

IEF 15066

Krantenwebsite is geen audiovisuele mediadienst volgens de Richtlijn

Conclusie AG HvJ EU 1 juli 2015, IEF 15066; zaak C-347/14 (Tiroler Tageszeitung Online)
Mediarecht. Op een subdomein van de elektronische krant Tiroler Tageszeitung Online worden korte filmpjes aangeboden [IEF 14241]. De Oostenrijkse communicatieautoriteit stelt bij besluit vast dat dit subdomein een audiovisuele dienstverlening betreft die valt onder de wettelijke meldingsplicht. Zij ziet geen onderscheid met bijvoorbeeld televisieprogramma’s waarmee om hetzelfde publiek wordt geijverd als voor de video’s. De AG concludeert:

Article 1(1)(a)(i) of  [Audiovisual Media Services Directive] should be interpreted as meaning that neither the website of a daily newspaper containing audiovisual material nor any section of that website constitutes an audiovisual media service within the meaning of that directive.

 

Gestelde vragen:

Moet artikel 1, lid 1, sub b, van richtlijn 2010/13/EU1 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat de vorm en de inhoud van een te beoordelen dienst kunnen worden geacht vergelijkbaar te zijn met televisie-uitzendingen indien dergelijke diensten ook door televisieomroepdiensten worden aangeboden die als massamedia kunnen worden beschouwd en bestemd zijn voor ontvangst door, en een duidelijke impact kunnen hebben op, een significant deel van het publiek?

Moet artikel 1, lid 1, sub a-i, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) aldus worden uitgelegd dat voor de beoordeling van het hoofddoel van een aangeboden dienst in de elektronische versies van kranten kan worden uitgegaan van een onderdeel waarin hoofdzakelijk een verzameling korte video’s ter beschikking wordt gesteld, die in andere onderdelen van de website van dit elektronische medium alleen ter aanvulling van schriftelijke bijdragen van de online-krant dienen?
IEF 15065

Staat krijgt zes maanden voor bijstellen afluisterbeleid advocaten door veiligheidsdiensten

Vzr. Rechbank Den Haag 1 juli 2015, IEF 15065; ECLI:NL:RBDHA:2015:7436 (NL Vereniging van Strafrechtadvocaten tegen De Staat)
Uit het persbericht. Privacy. De Staat krijgt zes maanden tijd om het beleid voor het afluisteren van advocaten door veiligheidsdiensten bij te stellen. Doet de Staat dat niet, dan moet de Staat het afluisteren van advocaten staken. Dat is het oordeel van de Haagse kortgedingrechter in een kort geding tussen advocatenkantoor Prakken d’Oliviera tegen de Staat. De rechter verlangt dat een onafhankelijk orgaan de bevoegdheid krijgt om het afluisteren tegen te gaan of te stoppen. Ook mogen veiligheidsdiensten informatie verkregen uit het afluisteren van advocaten alleen doorspelen aan het Openbaar Ministerie (OM) als een onafhankelijk orgaan heeft gekeken of en onder welke voorwaarden deze informatie mag worden verstrekt.

Afluisteren advocaten onrechtmatig
Volgens het bestaande beleid kunnen veiligheidsdiensten ook (vertrouwelijke gesprekken van) advocaten afluisteren en eventueel de verkregen informatie aan het openbaar ministerie doorgeven. De Haagse kortgedingrechter vindt deze praktijk onrechtmatig. Deze vertrouwelijke gesprekken vallen onder het verschoningsrecht van advocaten. Inbreuk op het verschoningsrecht is volgens de rechter alleen onder strikte waarborgen toegestaan. Nu zijn deze waarborgen onvoldoende gezien de rechtspraak van Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM). In zijn uitspraak geeft de rechter de Staat zes maanden de tijd om alsnog deze waarborgen in te vullen.

Onafhankelijk orgaan voor toetsing afluisteren
In zijn uitspraak verlangt de voorzieningenrechter dat een onafhankelijk orgaan de bevoegdheid krijgt om het afluisteren tegen te gaan of te stoppen. Zo kan voorkomen worden dat de veiligheidsdiensten te gemakkelijk overgaan tot afluisteren of daar te lang mee doorgaan.

Volgens het bestaande beleid moet alleen een minister voorafgaand aan het afluisteren toestemming geven en controleert een Commissie van Toezicht (de CTIVD) pas achteraf. Dit wordt door de rechter dus als ontoereikend beoordeeld.

Zonder onafhankelijke toetsing geen informatie naar het OM
In het strafrecht mag geen gebruik gemaakt worden van informatie die valt onder het verschoningsrecht van advocaten. Daarom mogen ook veiligheidsdiensten dergelijke informatie in principe niet aan het OM doorspelen. Als veiligheidsdiensten dergelijke informatie toch aan het OM willen verstrekken, moet naar het oordeel van de rechter een onafhankelijke toetsing plaatsvinden. Getoetst moet dan worden of en onder welke voorwaarden deze informatie mag worden verstrekt. Daarom verbiedt de rechter het verstrekken van deze informatie aan het openbaar ministerie als deze toetsing niet plaatsvindt.

Afluisteren op grote schaal niet gebleken
De advocaten van het Amsterdamse advocatenkantoor Prakken d’Oliveira hadden samen met de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten een kort geding aangespannen tegen de Staat, omdat zij vinden dat de Staat moet stoppen met het afluisteren van vertrouwelijke gesprekken tussen advocaten en hun cliënten. Hiertoe hebben de advocaten onder meer gesteld dat zij op grote schaal worden afgeluisterd. Dat afluisteren op grote schaal zou plaatsvinden is volgens de rechter overigens niet gebleken. Uit de rapporten van de Commissie van Toezicht valt af te leiden dat de veiligheidsdiensten bij de uitoefening van hun bevoegdheden ten aanzien van advocaten zich terughouden opstellen.

IEF 15064

In de tijdschriften juni 2015

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen:

BIE juni 2015
Abonnement aanvragen

 Mediaforum 2015-4


Deze databank kosteloos een maand uitproberen? Ook via Legal Intelligence/ Rechtsorde?

Berichten IE
Artikel
The Unitary Patent Package, the Court of Justice, Union Law & a further response to the academics Wouter Pors 134

Rechtspraak
Merkenrecht
Nr. 26 Rechtbank Den Haag 21 januari 2015, City Box/Boxaround, IEF 14585 (buitengerechtelijke toezegging onvoldoende mede omdat de inbreuk niet wordt erkend; algemeen verbod)
Noot T.E. Deurvorst 142

Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 27 Gerechtshof Den Haag 14 oktober 2014, Duyvis/Teckru, IEF 14282 (nieuwheid, uitvindingshoogte; onrechtmatige handhaven van octrooi; samenloop Europees en Nederlands octrooi voor zelfde uitvinding) 149
Nr. 28 Rechtbank Den Haag 16 december 2014, BASF/IGM Resins, IEF 14479 (inbreuk vordering; bewijs over toepassing werkwijze in China; aanbod inspectie) 150
Nr. 29 Rechtbank Den Haag 28 januari 2015, Beton/Livingproof, IEF 14621, ECLI:NL:RBDHA:2015:1886 (inbreuk; interpretatie element in conclusie; kostenveroordeling; onvoldoende specificatie) 150

Merkenrecht
Nr. 30 Hof van beroep Antwerpen 26 februari 2015, Luxurycarselection/Porsche, IEF 14759 (te koop aanbieden van gewijzigde Porsche levert merkinbreuk op) 151

Handelsnaamrecht
Nr. 31 Vzr. Rechtbank Gelderland 20 februari 2015, X/Kenco, IEF 14720, ECLI: NL:RBGEL:2015:1350 (handelsnaam; onderneming kan ook met twee of meer handelsnamen aan handelsverkeer deelnemen; verwarringsgevaar; domeinnaam) 151

Auteursrecht
Nr. 32 Vzr. Rechtbank Den Haag 18 maart 2015, Imperial/ÇAK, IEF 14777 (auteursrecht op spijkerbroek) 152

Mediaforum
Het nieuwe harde beleid van het Commissariaat voor de Media - Bertil van Kaam

Wetenschap
Regulering van telecommunicatie: fit for the future?
Gera van Duijvenvoorde

 Rechtspraktijk
Een jaar later: de receptie van ‘het recht vergeten te worden’ in de Nederlandse rechtspraak
Paul Kreijger

 Jurisprudentie
Nr. 13 • CBB 18 december 2014, Alticom en NOVEC/ACM m.nt. L.P.W. Mensink en K.E. Noordzij
Nr. 14 • Hof Den Haag 6 januari 2015, X/Orde van Advocaten m.nt. G.J. Kemper
Nr. 15 • Rb. Amsterdam 11 maart 2015, Nieuwenhuis/ERDEE MEDIA B.V. 

IEF 15063

Kamerbrief: nieuwe prijzen voor programmagegevens

Met deze kamerbrief reageer ik op het verzoek van uw Kamer van 22 januari 2015 (kenmerk 2015D02017) om een brief te sturen waarin ik toelicht hoe ik omga met de rechterlijke uitspraak betreffende de zaak tussen de Telegraaf en de NPO over programmagegevens. Deze uitspraak is op 28 april jl. bekend geworden [red. IEF 14911]. De belangrijkste strekking van deze uitspraak is dat de programmagegevens van de publieke omroepen geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Het CvdM gebruikt drie 'methodieken' voor de berekening van de verplichte tarieven voor programmagegevens van de Nederlandse Publieke Omroepen:

1. De kostenbenadering: De kostprijs die de omroepen maken om programmagegevens beschikbaar te stellen;
2. De inkomstenbenadering: De inkomsten die uitgeverijen genereren met de programmagegevens (dit bepaalt de
hoogte van hun betalingsbereidheid);
3. De prijzen die door de commerciële omroepen in rekening worden gebracht voor levering van de programmagegevens.

Nu in rechte is komen vast te staan dat programmagegevens niet auteursrechtelijk beschermd zijn zal duidelijk kunnen worden wat de impact hiervan zal zijn op de belangrijkste graadmeter voor de marktwaarde: de transacties tussen commerciële omroepen en hun afnemers. Daarnaast kan nu duidelijk worden wat dit betekent voor de bereidheid van uitgevers van gidsen om programmagegevens van de publieke omroep af te nemen tegen de thans vastgestelde prijzen. Ik heb het Commissariaat voor de Media daarom gevraagd versneld een nieuw onderzoek te verrichten ter vaststelling van nieuwe programmagegevenstarieven. Indien de uitkomst van dit onderzoek daartoe aanleiding geeft zullen nog voor het eind van 2015 nieuwe prijzen voor de programmagegevens worden vastgesteld.

IEF 15062

Oud auteursrecht en nationale auteurswet door OHIM verkeerd benaderd

Gerecht EU 30 juni 2015, IEF 15062; T-404/10 RENV ((National Lottery Commission / OHMI - Mediatek Italia en De Gregorio (Représentation d'une main))
Gemeenschapsmerk. In Renvoi. Eerder IEF 11779 (C): Een lachende hand waarbij Italiaans auteursrecht niet voldoende werd erkend. Ouder nationaal auteursrecht. Het gemeenschapsbeeldmerk bestaat uit een hand met twee gekruiste vingers en een lachend gezicht. De Kamer van Beroep heeft het nationale Italiaanse auteursrecht verkeerd geïnterpreteerd, deze fout heeft effect op de beslissing gehad. De beslissing wordt vernietigd, het merk is geldig.

53      On the other hand, although it is true, as has already been pointed out in paragraph 49 above, that the Board of Appeal responded to the applicant’s argument based on the existence of certain anomalies in the 1986 Agreement, the fact remains that that analysis of the Board of Appeal was based on the false premiss that the 1986 Agreement constituted ‘conclusive evidence of the provenance of the statements of the parties to it, pending the introduction of proceedings challenging it as a fraud’ (paragraph 30 of the contested decision) and that its assessment could relate only to the content of that agreement. Therefore, it cannot be excluded that the Board of Appeal would have reached a different conclusion if it had favoured a broader interpretation of its powers.

54      In the light of the above, it must be concluded that, in finding that the applicants for a declaration of invalidity had shown the existence of an earlier right, the Board of Appeal based its approach on a misinterpretation of the national law governing its protection and that that error may have had an effect on the content of the contested decision.
IEF 15061

Media mogen afgaan op feitelijke juistheid ANP-persberichten

Hof Amsterdam 16 juni 2015, IEF 15061; ECLI:NL:GHAMS:2015:2318 (bestuurders Partrust tegen TMG)
Mediarecht. Berichtgeving in Telegraaf over fraude beleggingsfonds Partrust is niet onrechtmatig. Geschil over publicaties in De Telegraaf over een investeringsmaatschappij Partrust. Eisers hebben bezwaar tegen verschillende passages, waaronder "het frauduleus gebleken beleggingsfonds Partrust" en "De AFM oordeelde dat Partrust een piramidefonds was omdat tot driekwart van de inleg van nieuwe beleggers als rendement aan eerdere investeerders werd uitgekeerd". Een van de artikelen vormde een letterlijke weergave van een door het ANP opgesteld persbericht. Media mogen afgaan op de feitelijke juistheid van ANP persberichten. Het eerdere vonnis IEF 14336 wordt bekrachtigd.

3.12. Dat ‘de Autoriteit Financiële Markten (AFM) oordeelde dat Partrust een piramidefonds was omdat tot driekwart van de inleg van nieuwe beleggers als rendement aan eerdere investeerders werd uitgekeerd’, is een zinsnede die TMG c.s., naar zij onvoldoende weersproken naar voren hebben gebracht, hebben overgenomen uit een persbericht van het ANP van 16 juli 2014. In beginsel, bijzondere omstandigheden daargelaten waarvan hier niet is gebleken, mogen media afgaan op de feitelijke juistheid van persberichten van het ANP en hoeven zij niet ook zelf nog daarnaar onderzoek te doen, alvorens tot publicatie daarvan over te gaan. Daarbij is het volgende van belang. In zijn algemeenheid duidt het doen van aangifte er op dat een aangever van oordeel is dat jegens hem en/of in die aangifte omschreven ander(en) door een of meer al dan niet nader aangeduide verdachten een strafbaar feit is gepleegd. Dit laat onverlet dat het vervolgens aan de desbetreffende opsporingsdienst en het OM is daarnaar nader onderzoek te doen en (verder) bewijs te verzamelen en dat - in beginsel - een verdachte slechts na een veroordeling door de rechter als dader kan en mag worden aangemerkt. In dit licht bezien is weliswaar juist dat een verdachte zijn status (als - kort gezegd - vermoedelijke dader) behoudt tot een veroordeling door de rechter, maar duidt het feit dat aangifte door de AFM is gedaan van wat [appellanten] als een rentecarrousel betitelen - anders dan zij betogen - er niet zonder meer op dat de AFM van oordeel was dat slechts sprake was van een vermoeden van een strafbaar feit en met de aangifte alleen het OM heeft willen uitnodigen daar onderzoek naar te doen. Dat is onvoldoende onderbouwd. [appellanten] hebben ook niet gesteld, noch is gebleken dat de AFM in het geheel geen eigen onderzoek heeft verricht naar de gedragingen van [appellanten] dan wel Partrust, alvorens tot de aangifte te besluiten. Uit de zich bij de stukken bevindende producties (zie bijvoorbeeld de brief van de AFM aan [appellanten] van 15 april 2009) blijkt juist dat zodanig onderzoek heeft plaatsgevonden. In het licht van het voorgaande, en overigens gezien hetgeen in 3.6 is weergegeven, is publicatie van de bewuste zinsnede niet onrechtmatig jegens [appellanten] ., ook niet als in aanmerking wordt genomen dat naar nu kan worden vastgesteld mogelijk niet (geheel) juist is dat tot driekwart van de inleg van nieuwe beleggers als rendement aan eerdere investeerders werd uitgekeerd. De persoonlijke belangen van [appellanten] om verschoond te blijven van zodanige publicatie leggen daarbij minder gewicht in de schaal dan de belangen van TMG c.s. om wel te publiceren . Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen bij de bespreking van grief 1 is opgemerkt. De grief faalt.
IEF 15060

Hoe zit het ook alweer met… de vrijheid van panorama?

Bijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx Advocaten. Als we niet oppassen raken we binnenkort het recht kwijt om foto’s te publiceren waar gebouwen en kunstwerken in de openbare ruimte op staan. Dit recht wordt wel de ‘vrijheid van panorama’ genoemd. In het Engels ‘Freedom of Panorama’, ook wel afgekort tot FOP. Dit is het recht om vrijelijk afbeeldingen te kunnen maken én te publiceren van alle kunst en architectuur in de openbare ruimte. Nu is dat in Nederland nog toegestaan, maar dat dreigt te veranderen. Wat is er aan de hand? Mag Wikipedia straks nog wel een plaatje van het nationaal monument op de Dam gebruiken?

Hoe zit het eigenlijk met de vrijheid van panorama?
De Auteursrechtrichtlijn biedt Lidstaten de mogelijkheid om een uitzondering op te nemen voor ‘het gebruik van werken, zoals werken van architectuur of beeldhouwwerken, gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden ondergebracht’ [1]. Dat betekent dat voor bijvoorbeeld foto’s van kunstwerken aan de openbare weg niet steeds hoeft te worden betaald. Nederland heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt [2]. Dat geldt niet voor alle Europese Lidstaten. Net als Nederland kennen Duitsland en Engeland een panoramarecht, maar in België, Frankrijk en Italië is voor het gebruik van dergelijke werken toestemming van de auteursrechthebbende nodig. Zo mogen er geen foto's van het Atomium in Brussel op internet worden gebruikt, tenzij voor persoonlijk, niet-commercieel gebruik, in beperkte resolutie. Een gecensureerde afbeelding van het Atomium is natuurlijk nog steeds fraai, maar mist toch wat kenmerkende elementen…

Op 9 juli 2015 stemt het Europese Parlement over een hervorming van de Europese auteursrechtelijke regels. Eén van de voorstellen in dit plan is vergaande inperking van de panoramavrijheid [3]. Voor elk commercieel gebruik is dan toestemming van de rechthebbende nodig [4].
Dit zal ingrijpende gevolgen hebben voor fotografen, filmmakers, producenten van gedrukte en digitale media, maar ook voor de online encyclopedie Wikipedia. Veel foto’s zouden moeten worden verwijderd. Film- en documentairemakers moeten dan vooraf toestemming vragen als in hun beelden gebouwen of standbeelden te zien zijn. Een uitgever van een reisgids komt zo voor een onmogelijke taak te staan. En hoe wordt het begrip ‘commercieel gebruik’ precies ingevuld? Valt Wikipedia straks onder het begrip ‘commercieel’? Is een online reisverslag waar een advertentie bij staat al ‘commercieel’? Of het gebruik van een foto op Facebook? En die aardige Polaroid-fotograaf die voor 5 euro een toerist voor het Monument op de Dam fotografeert, maakt die inbreuk op auteursrecht?

Vanuit het perspectief van de informatievrijheid zou deze beperking een kwalijke ontwikkeling zijn. Er staan hier twee grondrechten tegenover elkaar. Intellectuele eigendomsrechten maken deel uit van het fundamentele recht op eigendom [5] , maar een beroep daarop kan in een concreet geval afstuiten op een ander grondrecht, zoals de vrijheid van meningsuiting [6].

Het is gelukkig nog niet zover. Er is veel maatschappelijk verzet tegen dit plan. Een online petitie is al veelvuldig getekend. En zelfs áls het Europees Parlement op 9 juli 2015 onverhoopt zou instemmen met dit voorstel, dan is het nog geen geldend recht. Het is dan aan de Europese Commissie om dit punt – al dan niet – mee te nemen in het voorstel om het auteursrecht te hervormen. Dat voorstel wordt eind 2015 verwacht. Het is maar de vraag of de Europese Commissie, gezien de maatschappelijke weerstand, op dit punt het auteursrecht vóór de informatievrijheid zal willen laten gaan.

Otto Volgenant van Boekx Advocaten zegt: ‘Het inperken van de vrijheid van panorama is een onzalig plan. Het gaat in tegen de Nederlandse wet. Wat in de openbare ruimte staat, is openbaar en foto’s en video’s daarvan moeten gewoon kunnen worden gepubliceerd. Zonder steeds de vraag te moeten beantwoorden of dat gebruik commercieel is of niet. De bestaande Nederlandse regeling is prima. Ik roep iedereen op om de online petitie te tekenen. We willen op Wikipedia het Monument op de Dam kunnen blijven zien, zonder censuur.’

Otto Volgenant


[1] Auteursrechtrichtlijn 2001/29, artikel 5 lid 3 sub h.
[2] Per 1 september 2004 is artikel 18 van de Auteurswet geïmplementeerd, dat luidt: Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6°, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8°, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals het zich aldaar bevindt. Waar het betreft het overnemen in een compilatiewerk, mag van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele van zijn werken.
[3] 16. Considers that the commercial use of photographs, video footage or other images of works which are permanently located in physical public places should always be subject to prior authorisation from the authors or any proxy acting for them;
[4] Overigens is deze beperking van de informatievrijheid precies het tegenovergestelde van wat de indiener van de oorspronkelijke aanpassing, Julia Reda van de Pirate Party, beoogde. Zij wilde de vrijheid van panorama juist in alle Lidstaten invoeren. Maar door een amendement van het Legal Affairs Committee is haar voorstel 180 graden gewijzigd. In haar eigen woorden: ‘It’s absurd.’
[5] Gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
[6] Gewaarborgd in artikel 10 EVRM en artikel 11 van het Handvest van de Grondvesten van de Europese Unie. Vgl. Hoge Raad 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:841 Of de uitingsvrijheid in een concreet geval behoort te prevaleren, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de uiting. In verband met dit laatste is van belang dat, wanneer het gaat om een commerciële uiting, het belang van degene die deze uiting doet in beginsel minder zwaar weegt dan wanneer het een publicatie van algemeen maatschappelijk belang betreft.