IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 22172
2 augustus 2024
Uitspraak

Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring

 
IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 14711

Exhibitieplicht ordergegevens en grafische bestanden zeven klanten

Vzr. Rechtbank Den Haag 23 juli 2014, IEF 14711; ECLI:NL:RBDHA:2014:8992 (Senz Grafische Media tegen Okay Color)
Bewijsbeslag. 843a Rv. Exhibitieplicht na onderzoek bewaarder. De rechtbank bepaalt dat Okay Color aan Senz inzage in en afschrift van ordergegevens en grafische bestanden uit haar administratie dient te verschaffen voor zover deze betrekking hebben op zeven klanten uit de periode na 1 april 2012.

4.2. De rechtbank stelt voorop dat artikel 843a Rv ziet op de bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. In Nederland bestaat geen algemene exhibitieplicht voor partijen, in die zin dat partijen jegens elkaar verplicht kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde fishing expeditions is toewijzing van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering aan voorwaarden gebonden. Ingevolge artikel 843a lid 1 Rv dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang hebben, dienen de bescheiden waarvan inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd te zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is en dient de vordering 'bepaalde' bescheiden te betreffen waarover degene van wie de inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd ook daadwerkelijk de beschikking heeft. Indien aan deze drie cumulatieve voorwaarden is voldaan, is, voor zover in deze zaak van belang, degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft ingevolge artikel 843a lid 4 Rv (desondanks) niet gehouden aan een vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.

4.4. Het door Senz gestelde belang bij het door haar gewenste onderzoek van de beslagen gegevensdragers kwalificeert als een rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a lid 1 Rv. Senz heeft een direct en concreet belang bij de betreffende gegevensdragers in verband met de beoordeling of Okay Color jegens haar onrechtmatig handelt. Dat Senz [B] (thans) niet in rechte heeft betrokken, doet niet af aan de omstandigheid dat die gegevensdragers relevant zijn voor haar rechtspositie tegenover Okay Color.

4.6. Het vorenstaande brengt mee dat voor zover de vordering van Senz de inzage en afschrift van order- en grafische bestandsgegevens betreft die betrekking hebben de genoemde zeven klanten, deze gegevens een rechtsbetrekking aangaan waarbij Senz partij is. Ook aan deze voorwaarde van artikel 843a lid 1 Rv is derhalve voldaan. Voor zover de vordering van Senz betrekking heeft op de door haar verlangde order- en grafische bestandsgegevens met betrekking tot de resterende 93 klanten dient deze te worden afgewezen.

4.7. De door Senz verlangde gegevens betreffende voormelde zeven klanten zijn naar het oordeel van de rechtbank ten slotte voldoende bepaald. Ook aan die voorwaarde van artikel 843a lid 1 Rv is derhalve voldaan. Het is Senz immers te doen om de actuele en historische ordergegevens van deze zeven klanten en de aan deze klanten gekoppelde grafische bestanden, voor zover deze zijn opgeslagen op de gekopieerde gegevensdragers van Okay Color, die zich thans onder bewaarder Riscon bevinden. In zoverre betreft de vordering van Senz tevens een onderzoek van gegevens waarover Okay Color ook daadwerkelijk de beschikking heeft.

in reconventie:
4.10. Okay Color heeft betoogd dat de vordering ex artikel 843a Rv niet kan worden aangemerkt als een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700, derde lid, Rv. In dit betoog kan Okay Color niet worden gevolgd. Het gelegde conservatoir bewijsbeslag geeft Senz immers nog geen recht op inzage in de beslagen gegevensdragers. Deze inzage dient afzonderlijk te worden gevorderd. Er is geen rechtsregel die aan het vorderen van die inzage op grond van artikel 843a Rv, onafhankelijk van het materiële geschil dat partijen verdeeld houdt, in de weg staat. De stelling dat bewijsbeslag uitsluitend in IE-zaken is toegestaan kan Okay Color evenmin baten nu de Hoge Raad in zijn arrest van 13 september 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ9958) het bewijsbeslag uitdrukkelijk ook in niet IE-zaken toelaatbaar heeft geacht.
IEF 14710

Toegang tot door Oostenrijk ingediende documenten bij het HvJ EU

Gerecht EU 27 februari 2015, IEF 14710; T-188/12; ECLI:EU:T:2015:124 (Breyer tegen Commissie)
Procesrecht. Toegang tot informatie. Breyer wordt onterecht de toegang tot documenten, memories door de Republiek Oostenrijk ingediend in een niet-nakomingsprocedure inzake de dataretentierichtlijn bij het Hof van Justitie, ontzegd. In de zaak Breyer zijn prejudiciële vragen gesteld [IT 1698].

Press release: The Commission may not automatically refuse access to the written submissions of Member States in proceedings before the Court of Justice on the grounds that they are documents used in court proceedings. The decision on the request for access must be made on the basis of the regulation concerning the access by the public to documents held by the European Parliament, the Council and the Commission.

According to the Treaties of the EU, any EU citizen is to have a right of access to documents of the EU institutions, bodies, offices and agencies. However, the Court of Justice of the EU is subject to that obligation of transparency only where it performs administrative functions, so that judicial activities as such are excluded from the right of access. Regulation No 1049/20014 lays down detailed rules on access to documents held by the European Parliament, the Council and the Commission. It provides, in particular, for an exception under which those institutions may refuse access to a document where its disclosure would undermine the protection of court proceedings unless there is an overriding public interest in disclosure. As regards documents originating from a Member State, the regulation provides that that State may request the institution not to disclose them without prior agreement.

In March 2011, Mr Patrick Breyer requested the Commission to grant him access to, among others, the written submissions that Austria had presented to the Court of Justice in infringement proceedings brought by the Commission against that Member State for failing to transpose the Data Retention Directive.5 Those judicial proceedings were concluded by a judgment of the Court of 29 July 2010.6 The Commission refused access to those documents, of which it held a copy, on the grounds that they do not fall within the scope of Regulation No 1049/2001. Mr Breyer then brought an action before the General Court of the European Union seeking the annulment of the decision refusing access.

By today’s judgment, the General Court annuls the Commission’s decision refusing access.

According to the General Court, the written submissions at issue are not documents of the Court of Justice which would, if they had been, be excluded from the scope of the right to access and, therefore, from the scope of Regulation No 1049/2001.

IEF 14709

Opheffing e-mailblokkade vanwege fundamentele rechten EOB-medewerkers

Hof Den Haag 17 februari 2015, IEF 14709; ECLI:NL:GHDHA:2015:255 (Vakbondsunie EOB en Staff Union EPO tegen Europese Octrooi Organisatie)
Grieven falen. E-mails niet langer blokkeren vanwege stakingsrecht. EOO is een internationale publiekrechtelijke rechtspersoon met vestigingen in meerdere Europese landen. Overtreding van stakingsregels. Een personeelslid is het niet eens met een jegens hem genomen besluit kan daartegen op grond van het Dienstreglement opkomen door middel van een interne beroepsprocedure. Het Hof gebiedt EOO VEOB en SUEPO onbelemmerde toegang tot het e-mailsysteem van EOO te geven, meer in het bijzonder door ervoor zorg te dragen dat e-mails afkomstig van ‘@suepo.org’ niet langer worden geblokkeerd, (...)

het gebruik van groepsmail voor vakbondsdoeleinden niet langer wordt geblokkeerd en dat vakbondsvertegenwoordigers die via hun persoonlijke werk-emailadres algemene communicaties sturen naar EOO-werknemers in verband met vakbondgerelateerde onderwerpen, niet langer worden gedreigd met disciplinaire maatregelen.

3.6 Het hof stelt bij de behandeling van deze grief het volgende voorop. VEOB c.s. beroepen zich voor hun stelling dat de Nederlandse rechter in dit geval voorbij zou moeten gaan aan de aan EOO verleende immuniteit van jurisdictie, in de eerste plaats op art. 6 EVRM. Het in art. 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter is volgens vaste jurisprudentie van het EHRM niet absoluut. Dit recht kan worden beperkt, mits de kern van het recht niet wordt aangetast en mits de beperking een legitiem doel dient en proportioneel is ten opzichte van het met de beperking nagestreefde doel. Het EHRM heeft in de eerdergenoemde zaken Beer and Regan/Germany (28934/95) en Waite and Kennedy/Germany (26083/94) van 18 februari 1999 beslist dat het verlenen van immuniteit aan een internationale organisatie als EOO een legitiem doel dient. Bij de beoordeling van de vraag of voldaan is aan het proportionaliteitsvereiste is voor het EHRM een “material factor” of aan partijen als VEOB c.s. “reasonable alternative means to protect effectively their rights under the Convention” ten dienste staan. Het hof leidt uit de uitspraken van het EHRM in de twee genoemde zaken, alsmede uit zijn uitspraken in de zaken A.L./ Italie (41387/98) van 11 mei 2000 en Bosphorus v. Ireland (45036/98) van 30 juni 2005 af, dat het daarbij niet gaat om de vraag of de alternatieve rechtsgang dezelfde bescherming biedt als art. 6 EVRM, maar of deze een bescherming verschaft die daarmee vergelijkbaar (“comparable”) is. Doorslaggevend is of de beperking in de toegang tot de nationale rechter “the essence of their “right to a court” (“la substance même du droit”) aantast, of dat de bescherming van de door het EVRM gewaarborgde rechten “manifestly deficient” is. Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat de stellingen van VEOB c.s. getoetst moeten worden aan de vraag of de aan EOO verleende immuniteit van jurisdictie het wezen van hun recht op toegang tot de rechter heeft aangetast.

3.8 De omstandigheid dat individuele werknemers van EOO wel bij EOO en vervolgens ILOAT kunnen opkomen tegen beperkingen op hun stakingsrecht, namelijk tegen de wegens overtreding van de stakingsregels mogelijk jegens hen getroffen maatregelen, is in dit verband niet doorslaggevend. Art. 11 EVRM waarborgt immers het recht op collectieve actie en op collectief onderhandelen. Het zou in strijd zijn met het collectieve karakter van deze rechten indien uitsluitend individuele werknemers, achteraf, tegen de aantasting van deze rechten zouden kunnen opkomen. Een dergelijke rechtsgang kan niet worden beschouwd als een effectief rechtsmiddel ter handhaving van de hier in het geding zijnde collectieve rechten. Voor wat betreft het recht op collectieve onderhandelingen kan nog veel minder worden ingezien hoe dit in de rechtsgang van een individuele werknemer bij ILOAT aan de orde zou kunnen worden gesteld, of van welke andere rechtsgang VEOB c.s. gebruik zouden kunnen maken.

3.10 Zoals hiervoor is aangestipt, betekent het enkele feit dat een alternatieve rechtsgang ontbreekt niet dat een schending van art. 6 EVRM moet worden aangenomen en dat de immuniteit van jurisdictie moet worden doorbroken. Het hof is echter van oordeel dat er bijkomende omstandigheden zijn waardoor daar in het onderhavige geval wel aanleiding voor is. Het gaat in deze zaak immers om de rechten van vakbonden op het voeren van collectieve actie en collectieve onderhandelingen, dat wil zeggen om rechten die behoren tot de fundamentele beginselen van een open en democratische rechtsstaat en die erkenning hebben gevonden in meerdere (hiervoor genoemde) verdragen. De stellingen van VEOB c.s. houden bovendien in dat deze rechten door EOO stelselmatig en op vergaande wijze worden geschonden, doordat het recht op staking op ontoelaatbare wijze wordt ingeperkt en VEOB c.s. het recht om deel te nemen aan collectieve onderhandelingen geheel wordt ontzegd, hoewel zij voldoende representatief zijn. Van deze stellingen kan in ieder geval niet gezegd worden dat zij prima facie ongegrond zijn. Dit betekent dat het beroep van EOO op de haar verleende immuniteit van jurisdictie disproportioneel is. De Nederlandse rechter is dan ook in dit geval bevoegd van de vorderingen van VEOB c.s. kennis te nemen, hetgeen ook kan betekenen dat die rechter beslissingen neemt die gevolgen hebben voor de organisatie van EOO.

3.17 De stellingen van EOO dat VEOB c.s. de mogelijkheid hebben effectief op te roepen tot staking maar daar geen gebruik van hebben gemaakt, dat het organiseren van een staking allang mogelijk is gebleken en dat voor EOO geen verplichting bestaat om het oproepen tot stakingen via haar e-mail te faciliteren, falen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat VEOB c.s. hinder ondervinden dan wel dreigen te ondervinden van de maatregelen die EOO in verband met stakingsacties heeft genomen. Hierin ligt besloten dat VEOB c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun tegen deze maatregelen gerichte vorderingen. Op de vraag of voor EOO de verplichting bestaat om het oproepen tot staking via haar e-mail te faciliteren komt het hof hierna, bij de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen terug.

3.18 EOO heeft zich behalve op immuniteit van jurisdictie, tevens beroepen op de stelling dat zij als internationale organisatie autonoom is op personeelsgebied, dat de interne regels van EOO een eigen rechtsorde vormen en dat de nationale rechter zich daarin niet mag mengen. Wat hier ook in het algemeen van zij, deze autonomie gaat in ieder geval niet zo ver dat EOO algemeen in Europa erkende grondrechten zou mogen schenden zonder dat partijen als VEOB c.s. daartegen een effectief rechtsmiddel zouden kunnen instellen. Bij haar betoog dat Nederlands recht niet van toepassing is op dit geschil heeft EOO geen belang, aangezien het hof niet Nederlands recht zal toepassen maar zich rechtstreeks zal baseren op de verdragsrechtelijke normen waarop VEOB c.s. zich beroepen.

5.1 De vordering sub II (zoals gewijzigd in hoger beroep) houdt in dat EOO wordt geboden haar schendingen van het recht op staking en het recht op collectief onderhandelen, alsmede het recht van vergadering en vereniging en schendingen van de maatschappelijke zorgvuldigheid te beëindigen, althans voor wat betreft de werknemers van EOO werkzaam bij de vestiging in Rijswijk. Het hof acht deze vordering grotendeels te vaag om voor toewijzing in aanmerking te komen. Dit geldt ook voor de bij pleidooi in hoger beroep ingestelde eisvermeerdering. Afgezien van het feit dat deze nauwelijks is toegelicht, kan wel uit de stellingen van VEOB c.s. worden afgeleid wat de aanleiding tot deze eiswijziging is geweest, maar niet wat VEOB c.s. nu eigenlijk vorderen. Uit de dagvaarding in eerste aanleg valt alleen met voldoende duidelijkheid af te leiden dat VEOB c.s. bedoelen dat zij (weer) in staat moeten worden gesteld onbelemmerd gebruik te maken van de interne e-mailfaciliteiten, in die zin dat e-mails afkomstig van ‘@suepo.org’ niet langer worden geblokkeerd, dat het gebruik van groepsmail voor vakbondsdoeleinden niet langer wordt geblokkeerd en dat vakbondsvertegenwoordigers die via hun persoonlijke werk-emailadres algemene communicaties sturen naar EOO-werknemers in verband met vakbondgerelateerde onderwerpen worden gedreigd met disciplinaire maatregelen. Hieromtrent overweegt het hof het volgende.
IEF 14708

HvJ EU: Betaling volgrecht mag contractueel worden geregeld

HvJ EU 26 februari 2015, IEF 14707; zaak C-41/14 (Christie's France tegen Syndicat national des antiquaires)
Auteursrecht. Volgrecht. Prejudiciële inleiding: IEF 13596. Veiling van en volgrecht voor auteur oorspronkelijke kunstwerken. Schuldenaar volgrechtvergoeding: koper, verkoper, contractuele afwijking is mogelijk. Artikel 1, lid 4, van Volgrechtrichtlijn 2001/84/EG moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de volgrechtvergoedingsplichtige, die bij nationale wetgeving als zodanig is aangewezen, of het nu de verkoper betreft of een actor uit de professionele kunsthandel die bij de transactie betrokken is, met ieder ander, daaronder begrepen de koper, overeenkomt dat laatstbedoelde uiteindelijk de kosten van het volgrecht geheel of gedeeltelijk zal dragen, voor zover een dergelijke contractuele regeling geen enkel gevolg heeft voor de verplichtingen en de verantwoordelijkheid van degene die jegens de auteur vergoedingsplichtig is.

Gestelde vraag:
Moet de in artikel 1, lid 4, van [richtlijn 2001/84] neergelegde regel dat de betaling van het volgrecht ten laste van de verkoper komt, aldus worden uitgelegd dat de verkoper uiteindelijk de kosten van dat recht draagt, zonder dat daarvan contractueel kan worden afgeweken?

Op andere blogs:
Kluwer Copyright Blog

IEF 14707

Bas Kist: Kinderen King zitten Selma dwars

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Afgelopen zondag greep de speelfilm Selma net naast de Oscar voor de Beste Film. Selma geeft een prachtig beeld van de historische mars van Martin Luther King van Selma naar Montgomery in 1965. Minder historisch in de film zijn de speeches die de hoofdrolspeler uitspreekt. Dit zijn niet de originele teksten van King maar fictieve toespraken.

AUTEURSRECHTEN OP SPEECHES
Dat is niet de schuld van de regisseur, maar van de kinderen van King, Bernice, Dexter en Martin Luther King III, die de auteursrechten op de teksten bezitten. Dit drietal, dat nogal op de centen schijnt te zijn, maakt wel vaker ruzie over de nalatenschap van hun vader. Dan doen ze overigens niet alleen met derden, maar ook onderling.

EERDERE LICENTIE
De reden nu om zo’n mooie film als Selma dwars te zitten zou gelegen kunnen zijn in het feit dat de kinderen in 2009 al een licentie voor de King-speeches hebben gegeven aan Warner Bros voor een nog te produceren film van Steven Spielberg.

FAIR USE?
Overigens is het de vraag of de kinderen wel aan het langste eind getrokken hadden als de originele tekst wél was gebruikt. In de VS zijn gevallen bekend waarin gebruik van auteursrechtelijk beschermde citaten in biografieën onder het mom van ‘fair use’ werd toegestaan.

Bas Kist
Dit artikel verscheen eerder in NRC Handelsblad Kinderen King zitten Selma dwars NRC 25-02-2015

IEF 14706

Auteursrechtinbreuk door gebruik foto's voor reclamedoeleinden

Ktr. Rechtbank Overijssel 24 februari 2015, IEF 14706 (Masterfile tegen Meindersma)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Auteursrecht. Foto's. Meindersma heeft zonder toestemming een collage van foto's op haar website geplaatst voor reclamedoeleinden. De foto's zijn gemaakt door de fotograaf Wyszynski die het auteursrecht heeft overgedragen aan Masterfile. Masterfile exploiteert een website met allerlei foto's, waarbij potentiele afnemers tegen betaling geselecteerde foto's kunnen downloaden. Meindersma stelt dat voor het gebruik toestemming is verkregen van de Franse onderneming Chomette, maar zij had zelf moeten onderzoeken van welke fotograaf de foto afkomstig was. De kantonrechter stelt auteursrechtinbreuk vast en wijst schadevergoeding toe.

5.2. Voorop wordt gesteld dat ook geen gebruik van een foto mag worden gemaakt, door deze bijvoorbeeld op een website te publiceren, als de gebruiker niet weet wie de fotograaf is. Anders gezegd: Wie niet weet wie de fotograaf is, mag de foto niet publiceren. De kantonrechter is van oordeel dat Meindersma had moeten onderzoeken of de publicatie van het Fotografisch Werk op haar website een inbreuk zou betekenen op het auteursrecht van de fotograaf die het Fotografisch Werk had gemaakt.(...)
Het onder 4.2 weergegeven verweer wordt daarom verworpen en daarbij wordt aangetekend dat Meindersma nalaat te vermelden of de Franse onderneming wel toestemming had het Fotografisch Werk te publiceren. Wat daarvan zij, een toestemming verleend aan die Franse onderneming impliceert niet dat ook Meindersma gerechtigd is om met toestemming van de Fransen tot publicatie o haar website over te gaan.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IEF 14705

Marokko erkent Europees octrooi als nationaal octrooi

Uit het persbericht: A win-win agreement: Morocco is the first non-EU member country of the European Patent Organisation to validate the legal effects of a European patent on its territory. The President of the European Patent Office (EPO), Benoît Battistelli, and the Moroccan Minister of Industry, Trade, Investment and the Digital Economy Moulay Hafid Elalamy announced today that an agreement allowing European patents to be validated in Morocco will enter into force on 1 March 2015. Zie ook: Decision of the President of the EPO fixing the amount of the fee for validating EU patent applications and patents in Morocco

IEF 14704

Verwijdering schotelantenne, streaming alternatieven en esthetische architectuur

Hof Amsterdam 17 februari 2015, IEF 14704; ECLI:NL:GHAMS:2014:5417 (Stichting Ymere tegen Portugese huurder)
Informatievrijheid. Architectuur. Esthetisch belang. Huurder plaatst schotelantenne op het gehuurde, terwijl dit niet is toegestaan volgens de huurovereenkomst. Afweging in het licht van art. 6 EVRM ter zake van het belang op vrije nieuwsgaring – in casu het belang van huurder bij het kunnen volgen van bepaalde Portugeestalige televisieprogramma’s –, tegenover het esthetische belang van de woningbouwvereniging om geen schotelantennes te hebben op het onder architectuur gebouwde pand, op een beeldbepalende locatie aan het IJ. De belangenafweging valt uit in het voordeel van de woningbouwvereniging, onder meer omdat er gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn voor huurder door het bekijken van televisieprogramma’s door middel van streaming via internet.

2.3. Het hof overweegt het volgende.
Uit de door Ymere gegeven presentatie bij de gerechtelijke plaatsopneming is gebleken dat er verschillende mogelijkheden zijn om Portugeestalige programma's te bekijken via internet. De RTP-zenders zijn real time te bekijken.
Daarnaast zijn er nog verschillende Portugeestalige zenders waarop achteraf programma's te bekijken zijn, zoals portocanal.sapo, tvbrasil en livesoccertv. Zaaptv en Netflix laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze thans Portugeestalige programma's ter beschikking stellen. Ook Panda-tv laat het hof buiten beschouwing, nu niet is komen vast te staan dat deze zender in Nederland op legale wijze te bekijken is.
Ook wanneer laatstgenoemde zenders buiten beschouwing worden gelaten, zijn er naar 's hofs oordeel met de genoemde mogelijkheden voldoende alternatieven beschikbaar voor [geïntimeerde] om Portugeestalige programma's te bekijken en aldus voeling te houden met de Portugese taal en cultuur. Het moge zou zijn dat de via internet gestreamde programma's soms van mindere kwaliteit zijn, maar dit kwaliteitsgebrek is niet zodanig ernstig dat feitelijk de programma's niet bekeken zouden kunnen worden.
Het hof onderkent dat [geïntimeerde] hiermee niet precies de programma's kan zien die hij wil. Gelet op het brede scala van mogelijkheden is echter onvoldoende onderbouwd en toegelicht dat de programma's die wel bekeken kunnen worden, [geïntimeerde] geen voldoende gelijkwaardig alternatief bieden. Daarmee is onvoldoende komen vast te staan dat de beschikbare alternatieven wezenlijk afbreuk doen aan het recht van [geïntimeerde] op vrije nieuwsgaring.

2.5. Bij de te maken belangenafweging neemt het hof voorts in aanmerking dat de geplaatste schotelantenne duidelijk zichtbaar is op de gevel van het gebouw van [geïntimeerde], ook al is de schotel niet wit. Dat gebouw is, zoals Ymere terecht heeft aangevoerd, gelegen op een beeldbepalende locatie aan het IJ en heeft, als oud havenpakhuis, een strakke architectuur. Deze strakke architectuur wordt doorbroken door de aanwezigheid van de schotelantennen, die daardoor als ontsierend kan worden ervaren. Ymere heeft derhalve een redelijk belang om zich op esthetische gronden te verzetten tegen de aanwezigheid van de schotelantenne.
Dit bezwaar komt extra gewicht toe, nu gebleken is dat na de plaatsing van de schotelantenne door [geïntimeerde] meerdere bewoners van het complex een schotelantenne hebben geplaatst; ten tijde van de gerechtelijke plaatsopneming bevonden zich in ieder geval vier schotelantennes op de gevel van het gebouw. De door Ymere geuite vrees voor precedentwerking is derhalve reëel gebleken.

Op andere blogs:
SOLV
Ius Mentis

IEF 14703

Rechtmatige uitlating burgemeester over 'intrekking' van subsidie

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2015, IEF 14703; ECLI:NL:RBAMS:2015:974 (Stichting Oogappel tegen Gemeente Amsterdam)
Mediarecht. Geen rectificatie. Rechtmatige uitlating. Vordering tot rectificatie van de Stichting Oogappel (vrijwilligersorganisatie van vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroep) tegen de Gemeente Amsterdam, wordt afgewezen. De Gemeente heeft volgens de voorzieningenrechter niet onrechtmatig gehandeld door bij monde van de burgemeester te verklaren dat de subsidie is ingetrokken. Aanleiding van deze kwestie was ambtsbericht van AIVD dat een deelneemster aan activiteiten van de stichting anti-integratief gedachtengoed zou verspreiden.

Strikt genomen is geen sprake van ‘intrekking’ van subsidie, wanneer de Stichting op dat moment geen subsidie ontving. Het verschil in betekenis tussen het intrekken van subsidie en het niet verlenen daarvan (het afwijzen van aanvragen) is echter dermate subtiel, dat de uitlating van de burgemeester in deze context niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt.

4.5. In de commissievergadering is aan de orde geweest dat geen subsidie zal worden verstrekt aan organisaties (buurthuizen) die mogelijk anti-integratieve activiteiten ontplooien en/of het uiten van radicaal islamitisch gedachtegoed propageren en/of faciliteren. In dat verband is de kwestie met de Stichting aan de orde gekomen. Niet in geschil is dat naar aanleiding van het ambtsbericht van de AIVD de toen lopende subsidieaanvragen van de Stichting zijn afgewezen. In die context heeft de burgemeester zijn uitlatingen gedaan. Strikt genomen is geen sprake van ‘intrekking’ van subsidie, als, zoals tussen partijen niet in geschil is, de Stichting op dat moment geen subsidie ontving. Het verschil in betekenis tussen het intrekken van subsidie en het niet (langer) verlenen daarvan (het afwijzen van aanvragen) is echter dermate subtiel, dat de uitlating van de burgemeester in deze context niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Indien de burgemeester zou hebben verklaard dat de subsidieaanvraag was afgewezen in plaats van dat de subsidie was ingetrokken, zouden de gevolgen daarvan voor de Stichting immers vermoedelijk niet anders zijn geweest. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering onder A wordt afgewezen.
IEF 14702

Auping Criade Model nietig

OHIM Invalidity decision 25 februari 2014, IEF 14702 (Napco Beds tegen Koninklijke Auping)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan. Nietigheidsprocedure. Gemeenschapsmodel 2094615-0001 (Auping Criade model) van Koninklijke Auping B.V. wordt nietig verklaard vanwege gebrek aan eigen karakter. De geïnformeerde gebruiker is bekend met de ontwerpen van bedden die beschikbaar waren voor de datum van het aangevallen Gemeenschapsmodel, en zijn bekend met de aanzienlijke ontwerpersvrijheid ten aanzien van bedden.

”The overall impression given by the earlier designs is the same as that given by the contested RCD. This is despite some minor differences that for the informed consumer do not deviate sufficiently from the previous designs even when making a direct comparison. Both the RCD and the earlier designs have a bedframe, a headboeard, and at the corners close to them four supporting legs. The RCD and the earier designs have two thick and one thin rectangular element, on a visible, thin bedframe. The bedframe also has a rectangular shape, following the lines of the elements on it. The RCD does not have individual character in the light of D1 and D2.” Het model wordt nietig verklaard.