Inbreuk op gratis modelcontract advocatenkantoor
Rechtbank Midden-Nederland 18 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7209 (Van Loon Advocaten tegen Techware Sales)
Auteursrecht op modelcontracten. Fishing in incident. Compensatie proceskosten. In 2004 en 2005 heeft Techware een arbeidsovereenkomsten gesloten voor bepaalde en onbepaalde tijd waarin staat: repro- en auteursrechten worden voorbehouden. In het incident vordert Van Loon (niet-succesvol) de afgifte van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van 19 werknemers in de periode 2005-2013. Doorslaggevend is dat Van Loon slechts heeft gesteld “bekend” te zijn met het feit dat Techware de modelovereenkomsten ook heeft gebruikt voor andere werknemers, maar onderbouwd die stelling niet.
Op grond van de overlegde stukken staat vast dat de door Techware met een werknemer gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden.
De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voor de twee (opvolgende) contracten heeft Techware geen vergoeding voldaan en wordt een vergoeding van 2 maal €500 toegewezen. In de hoofdzaak compenseert de kantonrechter de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2. Van Loon legt aan haar vordering ten grondslag dat Techware inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Van Loon door zonder voorafgaande toestemming en zonder betaling van een vergoeding gebruik te maken van door Van Loon opgestelde modellen voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en onbepaalde tijd uit 2003 - 2004 en deze te verveelvoudigen en dat zij daardoor schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. Van Loon schat dat het inbreukmakende handelen zijdens Techware gedurende een periode van zes jaar minimaal vijf maal per jaar heeft plaatsgevonden. Uitgaande van het door haar gewoonlijk gehanteerde tarief voor het opstellen van een arbeidsovereenkomst ad € 500,00 begroot zij haar schade op ten minste € 10.000,00. Voorshands beperkt zij haar schadevordering in rechte tot een bedrag van € 7.500,00, exclusief btw.(...)
4.5. Uit de inhoud van de overgelegde modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 (zie 2.6.) kan genoegzaam worden afgeleid dat het werken betreft als bedoeld in artikel 10, lid 1 aanhef en onder 1° Auteurswet (hierna Aw). Het gaat immers om geschriften met een eigen, oorspronkelijk karakter, die een persoonlijk stempel van de maker dragen en het resultaat zijn van menselijke creatieve keuzes ten aanzien van onder meer de uitwerking van het onderwerp, het taalgebruik en de vormgeving van het geheel. Om die reden kan ter zake van die overeenkomsten in beginsel de door de Auteurswet geboden bescherming worden ingeroepen. Voorts volgt uit de inhoud van de modelarbeidsovereenkomsten dat aan Van Loon het repro- en auteursrecht daarop toekomt, hetgeen bovendien niet door Techware is bestreden. Op grond van artikel 1 Aw heeft Van Loon als auteursrechthebbende het uitsluitend recht om deze overeenkomsten openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van Van Loon, tenzij zij zich op een beperking van de Auteurswet kunnen beroepen. Dat laatste is in dit geval niet gesteld of gebleken.
4.7. Op grond van de voorliggende stukken staat vast dat de door Techware met [C] gesloten arbeidsovereenkomsten in zodanige mate gelijkluidend zijn aan de modelarbeidsovereenkomsten 2003 - 2004 van Van Loon dat zij als een verveelvoudiging daarvan hebben te gelden. De kantonrechter volgt Techware niet voor zover zij stelt dat zij (al dan niet na betaling) gerechtigd was om de modelarbeidsovereenkomsten in geval van [C] te gebruiken, nu zij haar stellingen niet nader heeft onderbouwd, hetgeen mede gelet op de betwisting door Van Loon wel op haar weg had gelegen. Dit brengt met zich dat er in zoverre sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van Van Loon en Techware in beginsel schadeplichtig is jegens Van Loon. De omstandigheid dat Van Loon al in 2010 op de hoogte was van dit inbreukmakende handelen, maar vervolgens lange tijd niets heeft gedaan, maakt niet dat zij haar rechten ter zake heeft verspeeld. Het enkele tijdsverloop levert namelijk geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking.
4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Van Loon voldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat zij als gevolg van de geconstateerde inbreuk schade heeft geleden bestaande uit gederfde inkomsten. De omstandigheid dat advocatenkantoren via internet gratis modellen van arbeidsovereenkomsten aanbieden, maakt immers niet dat Van Loon voor het ter beschikking stellen van de door haar opgestelde modelarbeidsovereenkomsten geen vergoeding kan verlangen. Voorts is niet komen vast te staan dat Techware voor het gebruik van die overeenkomsten in geval van [C] een vergoeding aan Van Loon heeft voldaan. Uitgaande van het bij dagvaarding gestelde tarief en de ter zitting gegeven toelichting daarop, becijfert de kantonrechter de gederfde inkomsten op een bedrag van
€ 1.000,00 (: € 500,00 voor elk van de vastgestelde schendingen van Van Loons auteursrechten). De kantonrechter zal Techware veroordelen tot betaling van dit bedrag aan Van Loon. De vordering is in zoverre toewijsbaar.
Op andere blogs:
DeClercq.com (Pas op met “gratis” modelcontracten)
Ondanks openbaarmaking van werking met andere zuren in aanvrage, niet in octrooiconclusie opgenomen
Hof Den Haag 31 december 2013, zaaknr. 200.122.472/01 (Bayer Pharma AG tegen Sandoz BV)Octrooirecht. Zie eerder IEF 12275. Bayer is houdster van EP0918791 en EP1l49840 voor werkwijzen voor de bereiding van drospirenon. De stof valt onder invloed van het zuur pTSA uiteen in DRSP en water, en is instabiel ten opzichte van dat zuur, maar ook onder invloed van andere zuren. Dat dit in de aanvragen op niet mis te verstane wijze wordt geopenbaard, maar niet in de octrooiconclusie is opgenomen, wordt er dus geen bescherming voor gezocht. De rechtszekerheid noopt tot een restrictieve uitleg van EP 840 en alleen het gebruik van pTSA wordt beschermd.
Het hof bekrachtigt het kort gedingvonnis en veroordeelt Bayer in de proceskosten ad €110.000. Met de aangepaste IC-methode wordt evenmin inbreuk gemaakt, het OLG Düsseldorf heeft hetzelfde geoordeeld.
Leestips: 5.5, 5.9, 5.10
Incidentele (na)vordering uitvoerbaar bij voorraad afgewezen
Hof Den Haag 17 december 2013, zaaknr. 200.072.828/02 (AGFA tegen Xingraphics c.s.)Zie eerder op IE-Forum.nl. Proceskosten. Uitvoerbaar bij voorraad. Tussenarrest. AGFA is houdster van EP 0823327 voor een "methode van het maken van een positieve fotosensitieve lithografische printplaat'. Xingraphics c.s. voert aan dat AGFA, gelet op het arrest in de bodemzaak IEF 12291, geen belang meer heeft bij het hoger beroep tegen het kort gedingvonnis IEF 8834 Tevens wensen Xingraphics c.s. alsnog de uitvoerbaarheid bij voorraad middels 234 Rv.
Het hof mag in het kader van dit incident slechts oordelen of de voorzieningenrechter destijds tot een juist oordeel is gekomen (toetsing ex tunc). Het hof zal wel degelijk zijn uitspraak in de bodemzaak in aanmerking moeten nemen. Het belang van AGFA, om de toegekende vergoeding van €120.000,- niet te hoeven betalen, weegt zwaarder dan het belang van Xingraphics c.s. om dit in afwachting van de uitspraak in hoger beroep, te incasseren. Het hof wijst de vorderingen van Xingraphics c.s. in het incident af en verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting.
Leestips: 2, 6 en 7.
Verwarringsgevaar tussen de fantasienamen Altrex en Alex
Hof Amsterdam 24 december 2013, zaaknr. 200.120.819/01 KG (Altrex tegen Alex)Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen , Bingh advocaten.
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Toegewezen. Altrex exploiteert klimmaterialen en is houdster van Benelux en Europese merkinschrijvingen voor het woordmerk Altrex. Alex heeft een groothandel in bouwmaterialen en is houder van woordmerk "Alex klimmaterialen". Op zijn website waren afbeeldingen van klimmaterialen geplaatst die zijn overgenomen van de website van Altrex. Het Hof verwerpt het verweer dat er geen oppositie is gevoerd tegen de merkinschrijving van Alex Klimmaterialen.
De voorzieningenrechter acht de tekens niet verwarringwekkend [zie hier]. Het Hof komt tot een ander oordeel. Altrex is dan wel een fantasienaam, omdat het niet, althans niet op het eerste gezicht, (gedeeltelijk) beschrijvend van aard is aan te merken en komt derhalve een relatief sterk onderscheidend vermogen toe. Dit wordt versterkt doordat "Altrex" een bekend merk is in de klimmaterialenbranche. Met de naam en de tekens Alex (Klimmaterialen), ook een fantasienaam, is te weinig afstand gehouden.
Het kenmerkende bestanddeel Alex heeft niet alleen vier letters gemeen doch deze zijn ook in dezelfde volgorde geplaatst. Er is een verwarringsgevaar met betrekking tot de herkomst van de waren. De vorderingen worden op zowel handelsnaamrechtelijke als op merkenrechtelijke grondslag toegewezen.
Leestips Kort geding: 4.11- 4.14
Leestips Hof Amsterdam: 3.5
Noot Cruijff Tirion van Paul Geerts
P.G.F.A. Geerts, Noot onder HR 14 juni 2013 (Cruijff/Tirion), IER 2013/60.Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen.
Portretrecht. Over de rechtsgrondslag van het commerciële portretrecht wordt verschillend gedacht. Volgens de schrijvers van het Nederlandse handboek over het auteursrecht is de rechtsgrond gelegen in een positieve waardering en erkenning van de goodwill die de betrokkene zich door zijn prestaties heeft weten te verwerven. Het gaat dan ook om een vorm van zgn. prestatiebescherming. Met de persoonlijke levenssfeer heeft een en ander volgens hen niet te maken, nu de betrokkenen hun populariteit en ‘marktwaarde’ veelal juist verhogen door wel in het ‘nieuws’ te zijn.
20. Ik sluit het deel over het commerciële portretrecht af met de opmerking dat de HR zich in mijn ogen een fraai evenwichtskunstenaar heeft betoond en een heel werkbaar uitgangspunt heeft gecreëerd als het gaat om het afwegen van commerciële portretrechtbelangen met het onder art. 10 EVRM beschermde recht van vrijheid van meningsuiting en informatievrijheid.
21. Dan nog een enkel woord over de morele kant van het portretrecht. In r.o. 3.4 sub e herhaalt de HR de door het EHRM gegeven regel dat ook bekende personen legitieme verwachtingen mogen hebben als het gaat om de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Ten aanzien van personen die door hun beroepsuitoefening bekendheid genieten, geldt evenwel (r.o. 3.6.2):“dat de openbaarmaking van foto's die deze beroepsuitoefening betreffen en zijn gemaakt in voor het algemeen publiek toegankelijke plaatsen, tot op zekere hoogte inherent is aan hun beroepsuitoefening en de daarmee gemoeide bekendheid en belangstelling van het publiek. Indien de openbaarmaking de beroepsuitoefening van een daardoor bekende geportretteerde betreft, komt derhalve in de regel groot gewicht toe aan factoren als algemene nieuwswaarde en informatie aan het publiek in verhouding tot diens enkele verzet tegen openbaarmaking”.
22. Niets opzienbarends. Veel belangrijker vind ik de overweging van de HR die ziet op geportretteerden die geen publieke bekendheid genieten. Vooral voor hen komt aan het privacy belang een zwaarwegend belang toe in die zin dat zij openbaarmaking van hun portret in beginsel niet behoeven te dulden (r.o. 3.6.2). Dat is eigenlijk ook niet zo opzienbarend want dat heeft het EHRM in vergelijkbare bewoordingen al eerder verwoord. Maar dat wordt nog wel eens over het hoofd gezien. Hopelijk is dat na het onderhavige arrest van de HR verleden tijd. Goed nieuws dus voor joggende moeders.
23. Tot slot nog kort aandacht voor r.o. 3.4 uit het onderhavige arrest, waarin de HR een college portretrecht geeft. Veel komt bekend voor. Ik volsta met één enkele opmerking. In r.o. 3.4 sub a beslist de HR dat de norm neergelegd in art. 21 Aw zich niet alleen tot de maker richt, maar evenzeer tot derden. Zie ik het goed dan zegt de HR daarmee dat art. 21 Aw rechtstreeks jegens derden ingeroepen kan worden. Dat was (na het Handelsprotector-arrest uit 1916) nog een punt van discussie. Een kwestie zonder veel praktisch belang overigens.
24. Cruijff heeft deze zaak verloren, maar hij weet als geen ander: “Ieder nadeel heb zijn voordeel”.
Misleiding in de onderwaterlichtreclame
Hof Arnhem-Leeuwarden 31 december 2013, zaaknr. 200.122.193/01 (EVA Optic tegen WaterVision)
Uitspraak ingezonden door Daniël Haije, Hoogenraad & Haak advocaten.
Zie eerder op Reclameboek.nl. Reclamerecht. Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame (6:194(a) BW). Zie eerder RB 1563 (Vzr.) en RB 1115 (RCC).
Partijen zijn als concurrenten actief op de markt voor onderwaterverlichting van (publieke) zwembaden. De door WaterVision overlegde verklaringen van tevreden afnemers zijn, zo deze al voldoende objectief zijn te achten, te weinig specifiek om tot het vereiste bewijs te kunnen dienen. Het hof vernietigt het kort gedingvonnis en beveelt Watervision zich te onthouden om mededelingen te doen over meer licht en energiebesparing. Het hof laat WaterVision een rectificatie plaatsen op de website en in haar digitale nieuwsbrief.
De volgende claims inzake de hoeveelheid licht en energiebesparing worden misleidend geacht:
- twee tot vier maal meer licht in het water dan voorheen
- een energiebesparing van ten minste 90%
- de lichtopbrengst van 25W Nanopower(r) LED schijnwerper is vergelijkbaar met een 80W LED schijnwerper zonder Nanopower(r)
- de (overige) effecten van de NanoPower(r) technologie
- de WaterVision LED schijnwerper is meer dan 50% zuiniger in gebruik dan een LED onderwaterlamp zonder NanoPower(r)technologie
Niet voldoende aannemelijk dat er geen sprake is van verspreiden valse postzegels
Hof 's-Hertogenbosch 31 december 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6298 (Vago B.V. tegen (Koninklijke) PostNL)In eerdere vonnis [IEF 12562] is bepaald dat Vago inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten met betrekking tot zowel de Van Halem- als de Beatrix-zegel. Er is vanwege uitblijven van betaling van 2,6 miljoen euro vanwege geleden schade faillissement aangevraagd door PostNL [rapport 03.lim.13.296.F.V.01].
Uit de grote hoeveelheid aan stukken die zijn overgelegd, waaronder de stukken uit het strafrechtelijk en getuigenverklaringen, acht het hof echter niet voldoende aannemelijk geworden dan er geen sprake is van het maken en/of verspreiden van valse postzegels. Het faillissement van Vago in de gestelde postzegelfraude wordt in hoger beroep bekrachtigd.
3.7.3. Vago heeft in het kader van haar betwisting – onder verwijzing naar de door haar genomen memorie van grieven in de bodemprocedure tegen POSTNL - kort samengevat aangevoerd dat geen sprake is van het maken, gebruiken en/of verspreiden van valse postzegels en er dus ook geen sprake kan zijn van door Vago berokkende schade aan de zijde van POSTNL. Alle gebruikte postzegels, ook die van vóór 2002 met waardes in guldens, zouden “echte” en legaal verkregen postzegels zijn, aldus Vago.
Uit de grote hoeveelheid aan stukken die zijn overgelegd, waaronder de stukken uit het strafrechtelijk onderzoek naar Vago, de verklaring van de getuigen [getuige 1.] en [getuige 2.] en datgene dat ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gekomen, acht het hof echter niet voldoende aannemelijk geworden dan er geen sprake is van het maken en/of verspreiden van valse postzegels. Er zijn geen lijsten overgelegd waar de namen van verkopende partijen/verzamelaars op staan van wie Vago oude postzegels heeft betrokken, waaronder postzegels met waardes in guldens, derhalve van vóór 2002. Dit is des te significanter, aangezien Vago niet heeft betwist dat er zeer veel postzegels zijn gebruikt en doorverkocht. De enkele mededeling van de heer [directeur van Vago], directeur van Vago, dat hij de postzegels legaal heeft betrokken en wel deels bij het Spaanse bedrijf Afinsa, is daartoe onvoldoende. Immers, door pas thans een dergelijke verklaring af te leggen en niet in enige eerdere civiele procedure of in het strafrechtelijk onderzoek, heeft Vago de mogelijkheid ontnomen om in enigerlei mate te (laten) toetsen of haar stelling juist is. Het enkele noemen van een naam van een (mogelijke) leverancier is naar het oordeel van het hof niet voldoende om aannemelijk te maken dat het mogelijk was om grote hoeveelheiden “echte” en legale (oude) postzegels te verkrijgen en dus dat er in het geheel geen valse postzegels zijn gemaakt, gebruikt en/of verspreid. [directeur van Vago] heeft ook nog verklaard dat hij veel postzegels heeft betrokken van de heer [eigenaar van Philamunt], eigenaar van Philamunt B.V. Deze stelling kan Vago echter niet helpen, aangezien [eigenaar van Philamunt] en Philamunt zelf medeverdachten zijn van Vago en [directeur van Vago] in het strafrechtelijk onderzoek. Tenslotte beschikt ook de curator niet over enige administratie waaruit de gestelde noodzakelijk inkopen blijken en heeft Vago evenmin bijvoorbeeld verklaringen van Afinsa of andere gestelde (grote) leveranciers overgelegd die haar stellingname zouden kunnen ondersteunen.
3.7.4. Op grond van de stukken die het hof ter beschikking staan, in het bijzonder de stukken uit het strafrechtelijk onderzoek, en met inachtneming van de summier uit te voeren toetsing door het hof, acht het hof het derhalve niet voldoende aannemelijk dat de door Vago gebruikte postzegels alle “echt” en legaal verkregen zijn, en er dus geen sprake is van het maken, gebruiken en/of verspreiden van valse postzegels. Derhalve is binnen de summierlijke toetsing ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er voldoende grond is om de vorderingen van POSTNL, gebaseerd op een veroordelend civiel vonnis, terzijde te schuiven. Aldus zijn de vorderingen van POSTNL naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan.
Maandoverzicht personalia december 2013
Maandelijks publiceren we een overzicht van personalia-berichtgeving die eerder in het kort nieuws voorbij is gekomen.
![]() | ![]() |
SENA benoemt Aleid Wolfsen tot Voorzitter Raad van Toezicht
Per 1 januari 2014 is Aleid Wolfsen (1960) benoemd tot Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena
Met ingang van 1 januari 2014 is Aleid Wolfsen (1960) benoemd tot Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena.
Hij volgt Ed Nijpels op die gedurende een lange periode Voorzitter van het Algemeen Bestuur
en vervolgens Voorzitter van de Raad van Toezicht is geweest.
De Raad van Toezicht is van mening dat Aleid Wolfsen door zijn juridische, politieke en bestuurlijke ervaring de ideale kandidaat is om de positie van onafhankelijk Voorzitter van de Raad van Toezicht van Sena te vervullen.
Over zijn benoeming stelt Aleid Wolfsen: "Het werk dat Sena voor artiesten en platenmaatschappijen verricht is ontzettend belangrijk. Als onafhankelijk Voorzitter van de Raad van Toezicht kan ik mijn kennis en ervaring inzetten in een omgeving waar ik als muziekliefhebber grote belangstelling voor heb".
Professor Peter van den Bossche has been reappointed as a member of the Appellate Body of the World Trade Organization (WTO)
Congratulations to IGIR Fellow Prof. Peter van den Bossche who has been reappointed to the Appellate Body of the World Trade Organization.
Professor Peter van den Bossche has been reappointed as a member of the Appellate Body of the World Trade Organization (WTO). This was decided at a recent meeting in Geneva by the 159 WTO Members. Van den Bossche was appointed for a second four-year term. The Appellate Body is the highest international court for trade disputes.
Since 1996, the Appellate Body, consisting of seven judges among whom one European, has ruled in 110 trade disputes between WTO Members. This makes the Appellate Body the most active of all international courts. In comparison: the International Court of Justice in The Hague rendered in the same period 54 judgments.
In the past four years, Van den Bossche was a final appeals judge in disputes that attracted much public attention, such as the dispute regarding the tens of billions of euros of alleged European subsidies to the aircraft manufacturer Airbus and the dispute regarding a US prohibition on the sales of certain flavoured cigarettes (kretek), which appeal in particular to young smokers.
Peter Van den Bossche joined the Faculty of Law of Maastricht University (UM) in 1992 after he had worked at the European Court of Justice in Luxembourg. Since 2001, he is professor of International Economic Law at (UM). In addition, he is professor at the College of Europe in Bruges and the World Trade Institute in Berne. He is the author of the most used textbook on international trade law, The Law and Policy of the World Trade Organization, of which the third edition was published in 2013 by Cambridge University Press. University Press.
Een mousserende wijn is nog geen champagne
Vz. RCC 9 december 2013, dossiernr. 2013/00876 (Veuve Amiot Brut, Champagne)
Als randvermelding, om het jaar mee te beginnen. Reclamerecht. Klacht toegewezen. Aanbeveling. Fouten voorbehouden ontslaat niet van verantwoordelijkheid. Het betreft de aanbieding van een fles “Veuve Amiot Brut, Champagne, 75 cl” van € 13,49 voor € 9,99 in de actiefolder van Gall & Gall alsmede op de website www.gall.nl. De aangeboden drank wordt champagne genoemd, terwijl het Saumur wijn betreft. De uitingen zijn misleidend.
De klacht is terecht, aldus verweerder, de aangeboden “Veuve Amiot Brut” is een mousserende wijn en geen champagne. Er is sprake van een drukfout en adverteerder heeft maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De betreffende folder is al uit de handel gehaald en circuleert niet meer. Overigens staat in de folder wel: “Wijzigingen in prijs en/of assortiment en druk- en zetfouten voorbehouden”.
Het oordeel van de voorzitter Als erkend is komen vast te staan dat de aanduiding “champagne” voor de aangeboden mousserende wijn “Veuve Amiot Brut” niet juist is. Aldus gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Het voorbehoud betreffende druk- en zetfouten in de folder ontslaat adverteerder niet van haar verantwoordelijkheid voor de juistheid van de in de uitingen gegeven omschrijving van de aangeboden wijn.
In hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld betreffende het treffen van maatregelen om herhaling te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding om de aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
Geen bewuste stap in syntheseroute, maar ongewenst bijproduct in proces
Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 15 juli 2005, KG ZA 05-667 (A&B tegen X&Y)Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Deterink.
Stofoctrooi. Met commentaar van de inzender: "Dit vonnis is erg interessant vanwege r.o. 3.16. Daarin wordt overwogen dat indien er geen sprake is van "een reële technische toepassing" van de uitvinding er aldus evenmin sprake is van inbreuk op een stofoctrooi. De vraag rijst of de uitspraak reden geeft om deze rechtsregel breder toe te passen dan alleen bij minieme sporen van een ongewenst bijproduct die ontstaan zijn als gevolg van een stap in de syntheseroute die niet bewust is." Uitspraak is eerder naar verwezen in artikel W.J.G. Maas 'De Minimis in het Octrooirecht', BIE 2007/4, p. 224.
3.15. Zoals ook in meerbedoeld eerder kort geding omtrent inbreuk in de vorm van verontreinigingen op ditzelfde octrooi is overwogen (vgl. Vzr. Rb. 's-Gravenhage 13 januari 2005, rolnr. KG 04-1571, r.o. 3.10), is naar voorlopig oordeel verschil in beantwoording denkbaar van enerzijds de vraag of inbreuk op een stofconclusie moet worden aangenomen bij zuivere (ongewenste) verontreinigingen in de vorm van de betreffende geoctrooieerde stof en anderzijds van dezelfde vraag in geval waarin de geoctrooieerde stof nadrukkelijk onderdeel vormt van de syntheseroute en waarbij in het eindproduct de betroffende stof in kleine hoeveelheden achterblijft, welke laatste situatie zich inhet in bedoeld vonnis berichte geval voordeed. Compound I werd in de daar beoordeelde synthese (bewust en bedoeld, dus met een technisch oogmerk) als tussenproduct in de synthese van generiek clarithromycine gebruikt. In een dergelijk geval bestaat naar voorlopig oordeel - ook indien de betreffende werkwijze in een niet-octrooiland wordt toegepast zoals in meerbedoelde casus - gerede kans dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van inbreuk op een stofconclusie, indien vervolgens in het eindproduct sporen van dit tussenproduct achter blijken te zijn gebleven.
3.16. Het onderhavige geval verschilt echter op een voorshands essentieel te achten onderdeel van het 3.15 beschreven geval. Compound I vormt in de synthese van A juist geen bewuste stap in de syntheseroute, maar kan als ongewenst bijproduct in minieme hoeveelheden optreden in de ontschermings- en zuiveringsstap. Gelet op de percentages die kunnen optreden volgens A en gedetecteerd zijn volgens X, is naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk geworden dat deze hoeveelheden overigens geen enkele bijdrage in de werkzaamheid zullen hebben. In die zin is - in zoverre de visie van Benyamini onderschrijvend - geen sprake van een reële technische toepassing bij dergelijke sporen en aldus evenmin van inbreuk op stofconclusie 1 van EP '415.