IEF 22181
7 augustus 2024
Uitspraak

Maxcom had geen toestemming om QWIC Premium e-bikes te verkopen

 
IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 12453

Ontwerp uitbreiding aantal Gerecht EU-rechters van 27 naar 39

Ontwerpverslag over het ontwerp van verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met het oog op de uitbreiding van het aantal rechters bij het Gerecht (02074/2011 – C7-0126/2012 – 2011/0901B(COD))

European Court of Justice

Gewone wetgevingsprocedure (eerste lezing). Toenemende werkdruk door o.a. de grotere aantallen rechtszaken over inschrijving van gemeenschapsmerken. Het reglement voor de procesvoering is eerder gewijzigd in die zin, dat in intellectuele-eigendomszaken thans zonder mondelinge behandeling kan worden beslist; deze zaken daardoor sneller kunnen worden afgehandeld.

In artikel 48 wordt het getal „zevenentwintig" vervangen door het getal „negenendertig". Artikel 48 wordt vervangen door: „Het aantal rechters van het Gerecht bedraagt één rechtersfunctie per lidstaat plus twaalf extra rechtersfuncties. Alle rechters hebben dezelfde wettelijke status en dezelfde rechten en plichten. De gedeeltelijke vervanging van de rechters die om de drie jaar plaatsvindt, betreft bij een even aantal rechters steeds de helft van de rechters, en bij een oneven aantal rechters beurtelings een even aantal en het eerstvolgende kleinere, dus oneven, aantal rechters.”

Motivering:

Bij dit amendement wordt het aantal rechters met twaalf extra rechters verhoogd. Tevens worden twee categorieën van rechtersposten ingevoerd. Met het oog op nieuw toe te treden lidstaten (bv. Kroatië) moet artikel 48 bovendien open geformuleerd worden, en geen maximumaantal meer noemen,, om te vermijden dat het statuut onnodig nogmaals moet worden gewijzigd. Artikel 48 wordt hierbij analoog aan artikel 9 van het statuut van het Hof aangepast.

Het volgende artikel wordt ingevoegd: Artikel 48 ter

1. De extra rechtersposten worden ingevuld ongeacht de herkomst van een kandidaat uit deze of gene lidstaat.

2. In de procedure voor de bezetting van een of meer van de twaalf extra rechtersposten kunnen de regeringen van alle lidstaten kandidaten voordragen. Bovendien kunnen aftredende rechters bij het Gerecht zich persoonlijk, bij schrijven aan de voorzitter van het in artikel 255 VWEU bedoelde comité, kandidaat stellen.

3. In de procedure voor de bezetting van een of meer van de twaalf extra rechtersposten brengt het in artikel 255 VWEU bedoelde comité advies uit over de geschiktheid van de kandidaat voor de uitoefening van het ambt van rechter in het Gerecht. Het comité voegt bij dit advies over de geschiktheid van de kandidaten een lijst van de kandidaten die op grond van hun ervaring op hoog niveau het meest geschikt voorkomen. Deze lijst bevat ten minste tweemaal zoveel kandidaten als het aantal door de regeringen van de lidstaten in onderling overleg te benoemen rechters.

Motivering:
Dit amendement regelt de benoeming van rechters in de extra rechtersfuncties. De extra rechtersposten worden ingevuld ongeacht of een kandidaat uit een bepaalde lidstaat afkomstig is – doorslaggevend is alleen de professionele geschiktheid die door het het in artikel 255 VWEU bedoelde comité wordt beoordeeld. De formulering is min of meer ontleend aan artikel 3lid 4 van bijlage I van het Protocol over het statuut van het Hof van Justitie.

1. Opdeling van de wetgevinsprocedure in twee gedeelten
(...) In overeenstemming hiermee laten de door de rapporteur voorgestelde amendementen zich in twee groepen indelen: tot de eerste groep behoren de noodzakelijk geworden schrappingsamendementen waarbij de inmiddels als wetgeving aanvaarde artikelen in het oorspronkelijke voorstel worden geschrapt; de overige amendementen betreffen de kwestie van de extra rechters.

2. Gestaag toenemende werkdruk bij het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht van eerste aanleg)
(...) De huidige groei van de werkdruk is toe te schrijven aan a) uitbreiding van ontvankelijke beroepen; b) de toegenomen litigatie na de toetredingen van nieuwe lidstaten in 2004 en 2007; c) de rechtszaken die voortvloeien uit de voortschrijdende Europese integratie, waarmee immers een intensievere en bredere wet- en regelgeving door de organen, instellingen en instanties van de Unie is gemoeid, en d) de grotere aantallen rechtszaken over inschrijving van gemeenschapsmerken. Opmerking verdient dat veel van deze oorzaken niet waren voorzien.

5. Het aantal extra rechters
Het Hof stelt een uitbreiding van het aantal rechters voor met twaalf, tot een totaal van 39 rechters. De rapporteur acht het wel aangetoond dat het Gerecht extra rechters nodig heeft. Het precieze aantal is moeilijk te bepalen en te onderbouwen. Volgens de analyse van de Begrotingscommissie1 zou elke extra rechterspost, met inbegrip van de bijbehorende secretariaatskosten enz., ongeveer 1 miljoen euro per jaar kosten. Niettegenstaande de moeilijke begrotingssituatie van de EU resp. de lidstaten beschouwt de rapporteur een uitbreiding met 12 extra rechtersposten als adequate maatregel. De rechter moet zijn controlerende taak kunnen uitoefenen en wel binnen een redelijke termijn. Dat verwachten de burgers als behorend bij het rechtsstaatsbeginsel.

10. Slotopmerkingen van de rapporteur

De rapporteur acht de door het Gerecht aangevoerde argumenten overtuigend en de noodzaak van extra rechtersposten aangetoond. Het is alleszins van belang dat het Gerecht in staat is een zaak binnen een redelijke termijn af te doen.

Het grote probleem blijft echter de benoeming van de rechters; deze kwestie heeft bij de eerste aanzet al tot vertraging geleid. De rapporteur doet in dit ontwerpverslag een concreet voorstel waarin de nationaliteit van de extra rechters buiten beschouwing blijft. Nationaalpolitieke overwegingen bij de postenverdeling mogen niet ten koste gaan van de rechtsstatelijkheid van de EU.

Omwille van een snelle beslissing stelt de rapporteur overigens voor dat het Parlement zich open opstelt voor compromisvoorstellen van de Raad of van het Hof van Justitie, omdat de uitbreiding van het aantal rechtersposten spoedeisend is. Elke overeenstemming is beter dan verdere vertraging. De thans langdurige gerechtelijke procedures dreigen opnieuw in strijd te komen met het Europees Verdrag voor de mensenrechten.

De rapporteur vraagt de Raad dan ook om zo snel mogelijk op de voorstellen in dit ontwerpverslag te reageren, en de doelmatigheid van het rechtspraakstelsel van de Unie niet door verder talmen aan te tasten.

Commission proposal: COM(2011)0596

IEF 12451

Gerecht EU: heel summiere toewijzing toegang tot ACTA-onderhandelingsdocumenten

Gerecht EU 19 maart 2013, zaak T-301/10 (Sophie in 't Veld tegen Europese Commissie) - dossier

Als randvermelding. ACTA. De toegang tot (onderhandelings)documenten van het ontwerp van Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) is geweigerd op basis van het publiek belang. Verzoekster verzoekt om de nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 4 mei 2010 waarbij verzoekster volledige toegang tot alle documenten betreffende de onderhandelingen over een ontwerp van Internationale Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) is geweigerd. Het Gerecht vernietigt summierlijk de beslissing van de Commissie voor zover het de toegang tot bepaalde onderdelen en redactionele wijzigingen van deze documenten heeft geweigerd.

140    However, with regard to document 21 of the list annexed to the decision of 4 May 2010, it should be noted that this is not a document expressing a negotiating position of one or more parties, but at most a list of questions for discussion, without indirect implications. In those circumstances, it must be considered that the refusal of the request for access with respect to that document is vitiated by a manifest error of assessment, as the Commission wrongly held that the disclosure of that document would compromise the protection of the public interest in international relations.

141    It follows that whereas, contrary to what the applicant maintains, the Commission did not, in the exercise of its margin of discretion in respect of the exceptions to the right of access under Article 4(1)(a) of Regulation No 1049/2001, commit a manifest error by refusing access to documents 1 to 20 and 22 of the list annexed to the decision of 4 May 2010, for the reasons stated in Section 5.1 of that decision, it is appropriate, however, to uphold the present part of the third plea regarding document 21 of the list annexed to that decision.

149    It appears from the review of the documents submitted by the Commission pursuant to the order of 9 June 2011 that, while document 26 does in fact reflect, as the Commission states in the decision of 4 May 2010 (Section 5.3), the position of a negotiating party as well as the European Union’s view on that position, it does not appear, however, that such is the case with regard to document 25.

150    Document 25 takes the form of a document of the European Union the content of which is essentially descriptive and general, concerning European Union law in the field of intellectual property, in relation to the Internet. It does not refer to the position of any negotiating party and does not express, despite the Commission’s claim at the hearing, any specific position of the Commission with regard to a position of such a party.

151    It follows that, whereas the refusal to grant access to document 26 does not, contrary to what the applicant claims, contain any manifest error of assessment, having regard to the content of that document and the views correctly expressed by the Commission in Section 5.3 of the decision of 4 May 2010, it is appropriate, nevertheless, to uphold this part of the third plea regarding document 25 of the list annexed to that decision.

224    It follows from all the foregoing that the action must be dismissed, except in so far as it challenges the refusal to grant access to documents 21 and 25 in the list annexed to the decision of 4 May 2010 and the redactions mentioned in paragraph 184 above, made in documents 45, 47 and 48 in the list annexed to that decision.

IEF 12450

Nationale afdeling Europese Octrooigerecht

Nationale afdeling Europese Octrooigerecht, IRDI 2013/01, p. 7-25 en www.legalworld.be 15 maart 2013.

European Patent Office

In februari 2013 ondertekenden 25 EU-lidstaten een Verdrag tot oprichting van een nieuw Europees geschillenbeslechtingssysteem voor Europese/Unitaire octrooien onder de naam 'Unified Patent Court'. Om verschillende redenen is het van belang dat België beschikt over een nationale afdeling van dit Europese Octrooigerecht. De volledige lijst van instanties die pleiten voor zulke nationale afdeling is terug te vinden in nr. 2013/01 van Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI).

Dit nieuwe octrooigerecht zal zich voor de 25 lidstaten uitspreken over geschillen inzake inbreuken en/of geldigheid van Europese en Unitaire octrooien. De Europese Commissie wil dit Europees Octrooigerecht laten starten begin 2014.

Om de hierna volgende redenen is het uiterst belangrijk zowel voor de uitstraling van België als voor haar ondernemingen, zowel KMO’s, spin-off bedrijven, universiteiten en haar kenniscentra, etc. dat België vanaf de inwerkingtreding van het systeem beschikt over een nationale afdeling van dit Europese Octrooigerecht:

  • toegang blijven garanderen tot een kwalitatieve octrooirechtbank in eigen land;
  • Europese octrooigeschillen goedkoper maken, minstens betaalbaar houden;
  • procesvoering in de eigen taal (in het bijzonder voor KMO’s) blijven garanderen;
  • onderzoek en ontwikkeling door nationale en internationale ondernemingen in België nog aantrekkelijker maken;
  • het behouden en ontwikkelen van de expertise aanwezig bij Belgische raadgevers op het vlak van octrooien (octrooigemachtigden, advocaten, etc.);
  • nieuwe innovatieve spelers aantrekken en vermijden dat innovatie uit België verdwijnt;
  • Belgische rechters deel laten uitmaken van de poule van rechters van de Unified Patent Court;
  • één centrale rechtbank binnen België mogelijk maken voor alle nationale en Europese octrooigeschillen;
  • in het algemeen de internationale uitstraling van België te bevorderen door een stabiel en kwalitatief hoogstaand rechtssysteem aan te bieden dat een optimaal klimaat creëert voor investeringen in R&D en innovatie;
  • rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling in België aanmoedigen.

Dit document dat pleit voor de oprichting van een nationale afdeling van het Europese Octrooigerecht wordt onderschreven door een groot aantal rechters en raadsheren, advocaten, universiteiten en Tech Transfer Offices, beroepsorganisaties alsook personen actief in de industrie. De volledige lijst kan samen met een Nederlandse, Franse en Engelse versie van het document worden gevonden in IRDI 2013/01, 7-25.

De volledige tekst vindt u in het Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI). Klik hier voor meer informatie over het Intellectuele rechten Droits intellectuels (IRDI), alsook voor de abonnementsvoorwaarden.

IEF 12433

Geluidsopnames Zeist 2013 AIPPI-Symposium

Luister hieronder 'streaming' naar de bewerkte opnames van het VIE / AIPPI-Symposium van 13 maart 2013. Met dank aan het Eggens Instituut en de VIE / AIPPI.
(Apple-apparaten ondersteunen geen flash, wij adviseren u de geluidsopnames via de pc te beluisteren.)

 

Programma
09.30 Ontvangst
10.00 Opening door de dagvoorzitter – Drs Koen Bijvank, Vereenigde
10.05 - 10.35 Introductie juridisch kader rondom downloadverboden
Prof. Dr. Bernt Hugenholtz, Universiteit Amsterdam
10.35 - 11.20 Business models op het internet
Niels Aalberts, Friendly Fire B.V.
11.25 - 11.45 Koffiepauze
11.45 - 12.30 Cross border jurisdiction in IP cases
Mr. Richard Ebbink, Brinkhof
12.30 - 12.45 Uitreiking van de VIE-prijs [IEF 12430]
Jury: voorzitter Mr. Josine Fasseur-Van Santen, Gerechtshof Den Haag,
Prof. Mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen,
Dr. Jeroen den Hartog, Hoyng Monégier,
Bij gelegenheid, Prof. Mr. Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden
12.45 - 13.45 Aperitief en lunch
13.45 - 14.30 How to successfully license IP portfolios
Ir. Joost Bekkers, Philips Intellectual Property & Standards
14.30 - 15.00 Koffiepauze
15.00 - 17.00
Sessie I (joint program with AIPPI US division of AIPLA)
Voorzitter Drs Koen Bijvank, Vereenigde
Topic 1: Patentable subject-matter
US speaker Raymond Farrell, Carter, DeLuca, Farrell & Schmidt LLP
NL speaker Mr Francisco Fernandez y Branas, European Patent Office
Topic 2: Trade secrets
US speaker Joseph Calvaruso, Orrick, Herrington & Sutcliffe LLP
NL speaker Mr. Wouter Pors, Bird & Bird
Sessie II (debat): Het nationale merk
Voorzitter Mr. Peter Blok, Rechtbank Den Haag
Debater I Mr. Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap
Debater II Mr. Ilja Morée, De Brauw Blackstone Westbroek
Sessie III (debat): Slaafse nabootsing
Voorzitter Mr. Tanja Tanja-Van den Broek, Gerechtshof Den Haag
Debater I Mr. Annemarie Verschuur, Nauta Dutilh
Debater II Mr. Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer

Voor in uw agenda: In 2014 zal de 30e editie van het VIE / AIPPI-symposium te Zeist plaatsvinden op 12 maart 2014.

IEF 12449

Gelekte documenten geven inzicht in de herziening van het Europees merkenrecht

Max Planck Institute - As a follow-up contribution to the Study the Max Planck Institute has produced synopses of the Trade Mark Directive (Synopsis TMD) and the Community Trade Mark Regulation (Synopsis CTMR). These synopses of the current legal texts and the proposed amendments present the implementation of the Study proposals. They are published here for the first time. A summary of the Study with the most important results and proposals refers to amendments laid down in the synopses.

World Trademark Review - Drilling down, the proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending the Community Trademark Regulation (207/2009) outlines five specific aims:

  • adapting terminology to the Lisbon Treaty and provisions to the Common Approach on decentralised agencies;
  • streamlining procedures to apply for and register a Community trademark;
  • increasing legal security by clarifying provisions and removing ambiguities;
  • establishing an appropriate framework for cooperation between OHIM and national offices for the promoting of convergence of practices and developing common; and
  • aligning the framework to Article 290 of the Treaty on the Functioning of the European Union.

De Brauw Legal Alert; Overhaul of EU Trademark System imminent: draft legislation leaked
Draft legislation by the European Commission ('Commission') concerning the European Trademark System was recently leaked. The available version of this draft legislation is unofficial and the final amendments may differ. Marques has reported on these documents, and since the potential impact is quite significant, we deem it useful to highlight a few of the expected changes.

Leeswijzer:

Community Trademarks and OHIM
Terminology
CTM filing practice
Graphical representation dropped, non-traditional trademarks welcomed
Customs procedure, shifting the burden of proof to the importer
Preventive action – labels and packaging in itself will be infringing
Bad faith
Use of class headings in older registrations
Foreign descriptive terms banned

National Law
Extension of territories where absolute grounds apply
Revocation and invalidity in administrative procedures
Third party observations allowed
Genuine use period defined

IEF 12448

Hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen implementeren

Roberto Camerani, e.a., Private Copying, IPO | Patent Office 2013.

De IPO (Verenigd Koninkrijk) heeft een studie gedaan naar hoe vier auteursrechtindustrieën thuiskopiemaatregelen hebben geïmplementeerd en of de kosten van het product (voldoende) het thuiskopierecht weerspiegelt.

Music database (5.94Mb)
Film database (907Kb)
eBook database (672Kb)
Software database (386Kb)

Main findings

Music: We did not find any evidence in support of a widely-held view that stores are including in their price the permission to copy. All digital albums are allowed to be copied for personal use, as opposed to CD albums that cannot be copied. In spite of this, we found that digital music is associated with a lower price compared to a CD. Whether the lower price depends on the store, on the intangible nature of the product, or on the possibility to copy, cannot be determined due to the lack of variability in the explanatory variables. However as private copying for personal use is widespread and allowed in the UK, it is plausible that private copying is already largely or fully priced in the UK market. Consumers and producers of music appear to expect that music will be copied for personal non-commercial use and all downloads are sold on these terms.

Films: In parallel with traditional films, which come with only one license (e.g. Blu-Ray and DVD), the film industry has found different ways to allow users to have more than one copy of the films they purchase. Examples can be found in the sales of digital films (which could be copied onto a number devices), by bundling multiple formats in the same package (which may also include a complimentary downloadable digital copy), or through new kinds of licenses, such as Ultraviolet. We found a positive relationship between price and film copies. In particular, since different types of formats have different impacts on price, we can conclude that film stores charge users not simply to have more copies, but to have the opportunity to choose from a higher variety of available choices.

Books: All the bookstores in the sample allow users to make copies of their eBooks. In particular, the copying terms and conditions are enforced using technologies embedded in the eBooks (DRMs) which are able to limit the number of copies that users is allowed and the kinds of devices in which the eBooks may be read on (e.g. smartphones, tablets, eBook readers). The influence of the number of copies allowed and the number of allowable devices on the price could not be determined because (1) of the lack of variability in the explanatory variables, and (2) to the fact that the large majority of price dissimilarities were captured by the difference between traditional books and eBooks. However, when considering that they are allowed to be copied, eBooks are on average less expensive than physical books (which are not allowed to be copied). This premium for a physical book is of course likely to be explained by manufacturing costs and the value consumers place on physical features, rather than on the number of copies that can be made from it.

Software: This market case was used partly as a control case as it would notionally not be affected by a private copying exception. However, it is a sector, which actively tries to price for additional copies. The analysis suggests that software producers charge a price that reflects the possibility of making additional copies. In other words, a higher number of copies is associated with an increase in the price. However, this effect becomes smaller as the number of copies increases.

IEF 12447

Uitbreiding elektronische aanlevering search rapporten

Europees Octrooibureau: uitbreiding elektronische aanlevering van resultaten van nieuwheidsonderzoek inzake prioriteitsaanvragen

Een bijdrage van Cees Mulder, Maastricht University.

Op 27 februari 2013 heeft de President van het Europees Octrooibureau besloten dat per 1 april 2013 de Republiek Korea (KR) wordt toegevoegd aan de lijst van landen die resultaten van het nieuwheidsonderzoek betreffende prioriteitsaanvragen elektronisch aanleveren aan het Europees Octrooibureau.

Op 1 januari 2011 is Regel 141 EOV (‘Information on prior art’) door de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie (‘Administrative Council’) gewijzigd, waarbij aanvragers van Europese octrooien voortaan verplicht zijn de resultaten van het nieuwheidsonderzoek (‘search result’) van de prioriteitsaanvrage aan te leveren bij het Europees Octrooibureau (EOB) zodra dit nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager beschikbaar is gemaakt. In Regel 141(2) EOV is geregeld dat de octrooiaanvrager vrijgesteld is van het opsturen van de kopie van het nieuwheidsonderzoek van de prioriteitsaanvrage als het EOB het resultaat van het nieuwheidsonderzoek zelf toevoegt aan het dossier van de Europese octrooiaanvrage.

Met de toevoeging van Korea omvat het lijstje van landen die de resultaten van nieuwheidsonderzoek aanleveren aan het EOB (zie utilisation scheme): Oostenrijk, Japan, de Republiek Korea, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika.

Opgemerkt zij, dat de President van het EOB al eerder had besloten dat Europese en internationale (PCT) nieuwheidsonderzoeken en nieuwheidsonderzoeken van het internationale type voor zover opgesteld door het EOB en waarvan de prioriteit wordt ingeroepen in een later ingediende Europese octrooiaanvrage, automatisch worden toegevoegd aan het dossier van die Europese octrooiaanvrage. Dit geldt ook voor nieuwheidsonderzoeken die door het EOB voor nationale octrooiautoriteiten worden uitgevoerd. Dit betreft: België, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Nederland en Turkije.

IEF 12446

Meten is weten - Waar op te letten bij het gebruik van marktonderzoeken in merkenzaken voor het BHIM?

Robbert Sjoerdsma, 'Meten is weten', BMM Bulletin 2012-1, p.15-21.

Een bijdrage van Robbert Sjoerdsma, met deze bijdrage in BMM Bulletin (gedeelde) winnaar VIE-Prijs 2013.

Op de kop af elf jaar geleden heeft de BMM een themanummer besteed aan marktonderzoeken. Nu is het weer zover. Waarom deze aandacht voor dit onderwerp kan men zich afvragen. Het antwoord ligt voor de hand; bij beslissingen die de rechter op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht moet nemen, figureert het publiek dikwijls als voorname en onmisbare toetssteen. De belangrijkste rol voor publieksopvattingen is weggelegd in het merkenrecht [IEF 7370]. Alhoewel er in de literatuur verschillend wordt gedacht over de vraag of die publieksopvattingen beter door middel van een normatieve beoordeling door de rechter of beter door middel van empirisch (d.w.z. markt- of opinie-)onderzoek kunnen worden vastgesteld, is men het er wel over eens dat marktonderzoeken nuttig kunnen zijn.

In de praktijk wordt er in merkenzaken voor de Nederlandse rechterlijke colleges in ieder geval steeds vaker gebruik gemaakt van marktonderzoeken, en hetzelfde geldt voor merkenzaken voor het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (Merken, Tekeningen en Modellen) te Alicante (BHIM). Over de waarde die het BHIM hecht aan marktonderzoeken in merkenzaken en de kansen en uitdagingen die op dat gebied spelen, is in de Nederlandse literatuur nog niet veel geschreven. Ziedaar de reden voor deze bescheiden bijdrage. Maar eerst iets over wat voor merkenzaken bij het BHIM terecht kunnen komen en een korte schets van het juridisch kader.

Leeswijzer:
Merkenzaken voor het BHIM
Juridisch kader
Waarde van marktonderzoeken en kansen en valkuilen bij het gebruik daarvan
- Verkregen onderscheidend vermogen (inburgering)
- Bekendheid & voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan
- Verwarringsgevaar
De eisen die het BHIM aan marktonderzoeken stelt en de (on)zin daarvan
- Representativiteit
- Gesloten vragen ≠ leidende vragen
Marktonderzoeken in de praktijk
Conclusie

IEF 12443

Nationaal dreigingsbeeld voor merkfraude

Boerman e.a., Nationaal dreigingsbeeld 2012 georganiseerde criminaliteit, KLPD-IPOL Zoetermeer, bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 29 991, nr. 17.

Onderdeel 2.2 Acquisitiefraude; onderdeel 2.8 merkfraude; 2.9 Telecomfraude.

2.8.2 Empirie - gevolgen
Er kan een viertal soorten gevolgen van merkfraude onderscheiden worden. In de eerste plaats is dat het verlies van afzetmarkt. Het bedrijf of concern waarvan de producten nagemaakt worden, verliest afzetmogelijkheden. Nu kan niet beweerd worden dat voor elk gekocht namaakproduct het echte op de plank blijft liggen. Het is evident dat in ieder geval een deel van de namaakartikelen niet in plaats van echte merkartikelen wordt gekocht. De namaakproducten zijn immers zo populair omdat ze vele malen goedkoper zijn. De precieze omvang van dit omzetverlies is niet bekend en wellicht ook helemaal niet te berekenen.
Ten tweede wordt afbreuk gedaan aan het originele merk. Doordat de kwaliteit van de namaakartikelen vaak beduidend slechter is dan van de echte, kan grootschalige verkoop ervan afbreuk doen aan de kracht en het imago van het merk. Tegelijkertijd zorgt de verkoop van namaakproducten gratis voor een bredere naamsbekendheid, een van de belangrijkste doelstellingen van reclame.

Ook ontstaan risico's voor de consument. Namaakproducten worden niet onderworpen aan de strenge eisen en tests waaraan de merkproducten wel moeten voldoen. De consument is vooral slachtoffer omdat het aangekochte namaakproduct van inferieure kwaliteit kan zijn.
Ten slotte zijn er gederfde belastinginkomsten. Zoals hierboven beschreven werd, is eigenlijk alleen van de in beslag genomen valse merksigaretten bekend dat er tientallen miljoenen euro's mee gemoeid zijn.

2.8.3 Verwachtingen en kwalificatie
Er is een aantal factoren dat invloed heeft op de toekomstige ontwikkeling van merkfraude. De ene factor werkt bevorderend en de andere remmend. Wat het overblijvende saldo zal zijn, valt niet te voorspellen.

IEF 12445

Today's rights management the Dutch way

Stichting Reprorecht, Today's rights management the Dutch way, Hoofddorp 2013.

VOI©E bericht: Ter gelegenheid van een bijeenkomst van de internationale reproductierechten organisaties IFRRO met ‘governance’ als thema heeft Stichting Reprorecht een Engelstalig boekje gepresenteerd over de bereikte kwaliteitsverbeteringen in het Nederlandse collectief beheer, met name door het in 2011 ingestelde CBO-Keurmerk dat internationaal als een unicum kan worden gezien.

De ontwikkeling van het Nederlandse CBO-Keurmerk wordt ook in het buitenland met interesse gevolgd. Binnen WIPO is in 2012 een discussie gestart over een internationale kwaliteitsstandaard voor collectief beheer op basis van zelfregulering in het kader van het TAG-project (Excellence in Transparancy, Accountability and Governance.

De Nederlandse collectief beheer sector heeft in 2008 de branchevereniging VOI©E opgericht, met name om een concrete en constructieve invulling te geven aan de roep vanuit overheid en het betalingsplichtige bedrijfsleven om meer transparantie en harmonisatie in het rechtenbeheer. De gedragscode die de leden van VOI©E bij de oprichting hebben onderschreven is in de jaren daarna omgezet in een kwaliteitskeurmerk met een onafhankelijke toetsing, dat in 2011 voor het eerst aan alle leden verleend is. Voldoen aan de vereisten van het CBO-Keurmerk is nu een voorwaarde voor het lidmaatschap van VOI©E.

 

Het boekje 'Today's rights management the Dutch way' gaat in op de totstandkoming van het CBO-Keurmerk en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit die daar een integraal onderdeel van uitmaken. Vervolgens wordt het certificatieproces beknopt beschreven en wordt besproken hoe het keurmerk bijdraagt aan toenemende transparantie en vertrouwen in de sector. Het tweede deel van het boekje bevat een Engelse vertaling van de CBO-Keurmerkcriteria en van de Richtlijnen goed bestuur en integriteit cbo's.

 

VOI©E heeft uiteraard meegewerkt aan de publicatie, maar de credits gaan naar Martèl Bakker Schut die als manager van stichting Reprorecht het initiatief heeft genomen en naar Willem Wanrooij, die ook het eerdergenoemde WIPO TAG-project ondersteunt, die zorg heeft gedragen voor selectie en redactie.