IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12340

WIPO-procedure leent zich niet voor beslechting van contractuele geschillen

WIPO 23 januari 2013, nr. D2012-2309 (Merk-Echt B.V. tegen Tilma Consultants)

Beeldmerk. Woordmerk MERK-ECHT. Domeinnaam "merkecht.com". Registratie te kwader trouw. Contractuele geschillen

Eiser is merkhouder van een Benelux beeld- en woordmerk "MERK-ECHT'. Respondent is één van de drie founding shareholders van de Merk-Echt B.V. en heeft zijn aandeel in het bedrijf in 2009 verkocht aan Merk-Echt B.V.. Het merk werd in beginsel geregistreerd door Respondent, zowel het beeldmerk als het woordmerk zijn overgedragen aan eiser in 2009.

De domeinnaam "merkecht.com" is op 20 november 1999 geregistreerd door Respondent. De betreffende domeinnaam heeft grote gelijkenissen met het merk 'MERK-ECHT'. Vaststaat dat er verwarringsgevaar bestaat ten opzichte van het  merk van eiser. De shareholders en eiser waren op de hoogte van de registratie van de domeinnaam door gedaagde, aangezien zij bekend waren met de periodieke betalingen voor de domeinnaam. Respondent heeft de domeinnaam gebruikt om gebruikers door te linken naar zijn website, van registratie te kwader trouw is geen sprake.

De WIPO-procedure leent zich niet voor het beoordelen van contractuele geschillen, daarvoor staat de gang naar de gewone rechter open. De vordering tot overdracht wordt afgewezen.

A. Identical or Confusingly Similar
Paragraph 4(a)(i) of the Policy requires that the Complainant demonstrates that the disputed domain name is identical or confusingly similar to a trademark or service mark in which the Complainant has rights. In the present case, the Complainant has sufficiently demonstrated that it has rights in the trademarks mentioned in paragraph 4 above. It is well established that top level domain extensions such as “.com” may typically not be considered in the assessment under paragraph 4(a)(i) of the Policy (e.g. Telstra Corporation Limited v. Nuclear Marshmallows, WIPO Case No. D2000-0003). When comparing the disputed domain name with the Complainant’s word mark MERK-ECHT, the only difference is that the disputed domain name fails the hyphen. This does not, however, change the overall impression of the disputed domain name which remains very similar to said word mark MERK-ECHT. Accordingly, the Panel finds that the disputed domain name is confusingly similar to a trademark in which the Complainant has rights.

B. Registered and Used in Bad Faith
(...) However this may be, even if (future) use of the disputed domain name would be in bad faith, the Panel reminds the Complainant that it should also be established that the disputed domain name was registered in bad faith. The Complaint and Response are at odds as to whether the Respondent was authorized to register the disputed domain name in its own name in 1999, which is when the Complainant was established. The Complainant, or its other shareholders, must have known that the disputed domain name was registered by the Respondent as they alleged to have paid the annual renewal fees for the disputed domain name and the Complainant has actually been using the disputed domain name to link Internet users to its website. The Panel considers this to be an indication that the Complainant (at least implicitly) agreed to the registration of the disputed domain name by the Respondent, even though the beneficiary owner is the Complainant. The registration of the disputed domain name was therefore not made in bad faith.

Additionally, the Panel observes that this domain name dispute is part of a greater dispute between the parties, apparently based on contract(s) and alleged non-compliance. The parties have ample opportunity in ordinary court proceedings to argue their case. The Policy offers, however, limited administrative proceedings for domain names that potentially conflict with trademarks and which purpose is to prevent the misuse of the domain name system by so-called cybersquatters. These administrative proceedings are not intended to solve contractual disputes, and the Panel is lacking both the power and the legal means to deal with questions concerning an underlying contractual relationship and the legality of a right of retention (see LPA LES PRODUITS ASSOCIES SA vs. ICCWorldWide Limited, WIPO Case No. D2000-0900).
IEF 12339

Benelux Gerechtshof krijgt twee rechtsprekende kamers

Protocol tot wijziging van het Verdrag van 31 maart 1965 betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof; Luxemburg, 15 oktober 2012, Kamerstukken I, 2012/13, 33 543, nr. 1.

Benelux-Gerechtshof. Wijziging van het Statuut. De Minister van Buitenlandse Zaken overlegt ter stilzwijgende goedkeuring het protocol tot wijziging van het Benelux-verdrag en de instelling van het Benelux-gerechtshof.

Op een belangrijk terrein van gemeenschappelijk recht in de Benelux Unie, namelijk het merkenrecht, bleek zich uiteenlopende nationale rechtspraak te ontwikkelen. Op Aanbeveling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad was besloten het Benelux-Gerechtshof de bevoegdheid tot rechtspraak te geven. Het tot stand gekomen Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom zal te zijner tijd worden gewijzigd. De prejudiciële procedure en de nauwelijks gebruikte bevoegdheid tot advisering zijn niet van dien aard dat ze de gewenste harmonisatie of rechtseenheid teweegbrengen. Van geval tot geval kan de rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof worden verstrekt.

Een belangrijke factor van de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid is, dat deze zal worden uitgeoefend in twee instanties (zie de nieuwe artikelen 9bis en 9ter van het Verdrag). Voor de structuur, waarbij twee instanties figureren binnen hetzelfde Hof, staat het Europese Hof van Justitie model.

Het Benelux-Unie-hof krijgt een Eerste Kamer die de bestaande prejudiciële en adviserende bevoegdheid blijft uitoefenen en die in tweede instantie oordeelt over uitspraken van een Tweede Kamer (cassatieberoep). De Tweede Kamer is uitsluitend bevoegd tot uitoefening van de rechtsprekende bevoegdheid in eerste instantie.

2. De prejudiciële procedure en de – nauwelijks gebruikte – bevoegdheid tot advisering zijn echter niet van dien aard dat ze in alle omstandigheden de gewenste harmonisatie of rechtseenheid teweegbrengen. Dit is onder meer het geval wanneer feitelijke overwegingen een grote rol spelen in de beoordeling van de zaak. Het gebrek aan harmonisatie is bijzonder storend in domeinen die volledig eengemaakt zijn, zoals in het merken- en modellenrecht, en leidt tot forum shopping. De huidige toestand zorgt in die rechtsgebieden voor vertraging en uiteenlopende rechtspraak. De dringende behoefte aan een rechtsprekende bevoegdheid voor het Benelux-Gerechtshof inzake het merken- en modellenrecht werd aan de orde gesteld in de aanbeveling van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad dd. 18 juni 2005 (stuk 733/2, punt 4), die werd onderschreven door het Comité van Ministers in hun antwoord d.d. 20 november 2008.

3. Tijdens de onderhandelingen over de verdragswijziging die nodig is om de bedoelde rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof toe te kennen, werd voorts besloten om de mogelijkheid tot het scheppen van deze bevoegdheid niet te beperken tot het terrein van het merken- en modellenrecht, maar om het Verdrag zodanig te wijzigen dat deze bevoegdheid van geval tot geval kan worden verstrekt in verdragen. Dit betekent dat op terreinen die zich daarvoor in de toekomst lenen, zonder wijziging van het Verdrag, rechtsprekende bevoegdheid aan het Hof kan worden toegekend. Het eerste verdrag waarin deze toekenning zal plaatsvinden, zal het te wijzigen Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) van 25 februari 2005 zijn.

5. In het aangepaste artikel 1 van het Verdrag worden de drie bevoegdheden opgesomd waarover het Hof in het gewijzigde Verdrag beschikt, namelijk:
- de prejudiciële bevoegdheid;
- de rechtsprekende bevoegdheid, die zowel de reeds bestaande bevoegdheid als administratieve rechter betreft als de nieuwe bevoegdheid ten aanzien van per verdrag aan te duiden terreinen;
- de adviserende bevoegdheid.

6. Een belangrijke factor van de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid is, dat deze zal worden uitgeoefend in twee instanties (zie de nieuwe artikelen 9bis en 9ter van het Verdrag). Voor de structuur, waarbij twee instanties figureren
binnen hetzelfde Hof, staat het Europese Hof van Justitie model.

7. Een Eerste Kamer die de bestaande prejudiciële en adviserende bevoegdheid blijft uitoefenen en die in tweede instantie oordeelt over uitspraken van een Tweede Kamer die uitsluitend bevoegd is tot uitoefening van de rechtsprekende bevoegdheid in eerste instantie. De bestaande bevoegdheid van het Hof om kennis te nemen van administratiefrechtelijke beroepen inzake de rechtsbescherming van personen in dienst van de Benelux Unie, de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom of een Benelux Gemeenschappelijke Dienst wordt toebedeeld aan een Derde Kamer.

Onder B. Commentaar op de artikelen van de voorgestelde tekst, Artikel IX:
Een artikel 4quinquies wordt toegevoegd, waarin de onderverdeling in Kamers van het Hof wordt neergelegd.

De Eerste Kamer spreekt recht in prejudiciële zaken en adviseert desgevraagd de regeringen. Dit is een voortzetting van de al bestaande bevoegdheden van het Hof. Deze Kamer is voorts op grond van artikel 9ter bevoegd ter zake van de voorziening die kan worden ingesteld tegen uitspraken van de Tweede Kamer ingevolge artikel 9bis (cassatieberoep).

De Tweede Kamer oefent de nieuwe rechtsprekende bevoegdheid van het Hof uit in eerste instantie. De Tweede Kamer kan eventueel bestaan uit afdelingen, al naar gelang het rechtsdomein ten aanzien waarvan de bevoegdheid aan het Hof wordt toegewezen.

IEF 12338

European Case Law Identifier (ECLI) vervangt Landelijk Jurisprudentie Nummer (LJN)

Rechtspraak.nl - Tijdelijke publicatiestop uitspraken: Van vrijdagmiddag 8 februari 13.00 uur tot en met vrijdag 15 februari worden er geen uitspraken gepubliceerd in het uitsprakenregister. In de betreffende week wordt in een omvangrijke operatie het landelijke publicatienummer (LJN) van ruim een miljoen uitspraken vervangen door een Europees publicatienummer (ECLI). Over uitspraken in belangrijke zaken wordt in de betreffende periode wel een nieuwsbericht aangemaakt waar de tekst van de uitspraak als pdf-bestand aan toe is gevoegd. Uitspraken die op deze wijze zijn gepubliceerd, worden na 15 februari alsnog ingevoerd en gepubliceerd om ze via het uitsprakenregister terug te kunnen vinden. Lees verder voor informatie over ECLI en de hernummering.

ECLI:landcode:instantiecode:jaar:nummer
Het formaat van een ECLI is overal in Europa hetzelfde: ‘ECLI:landcode:instantiecode:jaar:nummer’. De landcode is tweeletterig, in het geval van Nederland ‘NL’. De instantiecodes worden door de Rechtspraak bepaald en vastgelegd in de ECLI-index. Het laatste gedeelte, nummer, is door elk land naar eigen inzicht in te vullen. In Nederland zal dit een volgnummer zijn. Een ECLI van een uitspraak van de Hoge Raad uit 2013 kan er dus zo uitzien: ECLI:NL:HR:2013:897. Dat is langer dan het huidige LJN, maar ook betekenisvoller.

Hernummering
Bestaande LJN’s blijven na hernummering herkenbaar. Zo zal de ECLI van LJN:BR5216 (een arrest van de Hoge Raad uit 2011) luiden: ECLI:NL:HR:2011:BR5216. Een één-op-één vertaling van LJN naar ECLI is echter niet altijd mogelijk. Anders dan nu krijgen een conclusie van de advocaat-generaal en een arrest van de HR voortaan beide een eigen ECLI, met een verschillende instantiecode. Ook voor oude zaken zal dit worden doorgevoerd. De Rechtspraak zorgt ervoor dat inzichtelijk is hoe hernummering heeft plaatsgevonden. Zoeken op de oude LJN’s blijft mogelijk. Ook de deeplinks die met behulp van een LJN zijn aangebracht, blijven gewoon werken.

IEF 12336

Verzamelde reacties over afweging EHRM auteursrecht en vrijheid van meningsuiting

Het EHRM-arrest Donald e.a. tegen Frankrijk is eerder op IE-Forum besproken, hieronder een summiere samenvatting en citaten uit verzamelde reacties over auteursrecht, modehuizen, modefotografen en de vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring.

valentino haute couture fw12_09EHRM 10 januari 2013, Appl. nr. 36769/08 (Ashby Donald e.a tegen Frankrijk)

Fotografen worden beperkt in het publiceren van foto's en videomateriaal die bij gelegenheden zijn gemaakt. Tot die gelegenheden krijgen journalisten middels een "accreditatiesysteem" toegang en zijn ze verplicht zich te houden aan de voorschriften, waaronder deze beperking. Uitgebreid op de ECHR-blog 22 januari 2013 en KluwerCopyrightBlog 25jan2013.

Bits of Freedom, Vrijheid van meningsuiting VS auteursrecht: 1-0?.

(...) Is dit goed nieuws? Niet voor de modefotografen. Het Hof oordeelde namelijk dat de Franse rechter juist had gehandeld in dit geval. Hoewel het verbieden van de publicatie met een beroep op het auteursrecht inderdaad inbreuk maakte op de vrijheid van meningsuiting van de fotografen, was dit volgens het Hof gerechtvaardigd.

De interessante vraag is nu natuurlijk wanneer er wél sprake zal zijn van een beroep op vrijheid van meningsuiting dat het auteursrecht aan de kant zet. De uitspraak gaat verder niet in op criteria die daar voor gelden, maar het ligt voor de hand dat bij voorafgaande inperkingen van het recht op vrijheid van meningsuiting – zoals websiteblokkades – eerder zal worden geoordeeld dat deze niet met een beroep op het auteursrecht kunnen worden afgedwongen.

Het wachten is dus nu op duidelijke criteria die bepalen hoe die afweging tussen vrijheid van meningsuiting en het auteursrecht gemaakt moet worden. Het begin is er in ieder geval!

Tweakers, Auteursrecht kan inbreuk op vrijheid van meningsuiting zijn


Een inbreuk op het auteursrecht is op zichzelf niet genoeg voor een veroordeling, omdat het auteursrecht een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting kan zijn. Die inbreuk moet voldoende gemotiveerd zijn, vindt het Europese Hof van de Rechten van de Mens. Hoewel de vrijheid van meningsuiting niet absoluut is, is het wel nieuw dat deze specifieke afweging in een auteursrechtszaak wordt gemaakt, zegt onderzoeker Joris van Hoboken. "Juridisch gezien is dit nieuw: het is de eerste keer dat een rechter deze toets doet", aldus Van Hoboken."Vroeger vond deze discussie niet plaats; het auteursrecht werd gezien als een onafhankelijk beginsel dat moest worden beschermd en niet werd afgewogen tegen andere belangen", zegt Van Hoboken. "Dat is nu aan het veranderen en dat is een vrij fundamentele verschuiving."

Arnoud Engelfriet, “Torrents zijn een mensenrecht”, iusmentis.com.

(...) Het hoogste mensenrechtenhof deed uitspraak in de zaak Donald vs. Frankrijk (36769/08). Een aantal modefotografen had foto’s gepubliceerd van een modeshow, en het modehuis maakte bezwaar omdat ze auteursrecht op de kleding claimde (dat kan, op zich). Het beroep op citaatrecht en het mogen reproduceren van werken als deel van het nieuws werd tot aan het hoogste Franse Hof afgewezen. Daarop stapte men naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: hier werd toch de vrijheid van informatie garen geschonden?

Die informatievrijheid is een grondrecht, een mensenrecht, en iedere inperking daarvan moet aan drie eisen voldoen: 1) een wettelijke basis hebben, 2) een legitiem doel dienen en 3) noodzakelijk zijn voor dat doel, oftewel proportioneel handelen opleveren. (...)

De foto’s in dit geval hadden eigenlijk alleen een commercieel doel, en dergelijke uitingen worden al snel als minder belangrijk gezien dan inhoudelijk relevante meningen. Daarbij komt dat wanneer het gaat om een botsing tussen grondrechten (‘eigendom’ en uitingsvrijheid) de rechter een brede mate van eigen inzicht (“margin of appreciation”) mag gebruiken. Hij mag niet zomaar besluiten “auteursrecht wint het altijd” (of juist “torrenten moet altijd kunnen”) maar zodra hij iets van een inhoudelijke afweging neerlegt, is het al snel goed van het Hof. (...)

Een argument waar ik dan wél wat in zie, is als volgt: de maatregel moet noodzakelijk oftewel proportioneel zijn, en dat betekent dat als er twee maatregelen zijn die hetzelfde doel bereiken, degene gekozen moet worden die de minste schade aan de uitingsvrijheid oplevert. Een uiting onder voorwaarden toestaan doet minder schade dan die uiting verbieden, dus dat geniet de voorkeur. Oftewel: sta torrenten toe maar verplicht torrenters tot betaling van een redelijke vergoeding.

DOEN Legal, Einde van het auteursrecht? doenlegal.nl 11 februari 2012.

(...) Conclusie. Daarom moet er de voorzichtigheid worden betracht bij het bejubelen van deze uitspraak. Het betekent niet dat nu alles vrij is en het auteursrecht niet meer bestaat, integendeel. Ook betekent het niet dat je met een beroep op de vrijheid van meningsuiting klakkeloos alles kunt delen. Het betekent ‘slechts’ dat een rechter verder moet kijken dan enkel de vaststelling dat er inbreuk op een auteursrecht wordt gemaakt. Wordt het werk gebruikt als onderdeel van het publieke debat, of in een commerciële setting? Van dat eerste zal niet snel sprake zijn. Het EHRM vond immers dat ook het plaatsen van de foto’s van de modeshow op internet geen inbreuk op de vrijheid van meningsuiting opleverde. Een extra stap is dus nodig, maar deze stap zal relatief eenvoudig kunnen worden genomen.

Toch neemt dat niet weg dat de weg naar naar een kwetsbaarder auteursrecht is ingeslagen. De komende jaren zal moeten blijken hoe de nationale rechters met deze nieuwe ontwikkeling om zullen gaan.

IPKat, Are fashion photographs a human right? The answer is ..., 25 januari 2013, IPkitten.blogspot.com.

This said, in principle online publication of the photographs in question could have fallen within Article 10 of the Convention. However, the applicants had been found liable of copyright infringement, pursuant to Articles L 335-2 and 3 of the Code de la Propriété Intellectuele. The alleged interference with their freedom of expression was therefore prescribed by the law. In addition, such limitation was compliant with Article 10(2), in that it was meant to protect the rights of copyright fashion houses whose designs were the subject of the photographs in question.

A thorough comment on this case has been published on the ECHR Blog. However, it may be worth discussing this decision under three different lenses:
1. The distinction made by the ECHR between expressions relating to an issue of public interest and "commercial speech" which is not intended to contribute to a debate of general interest;
2. Once again, the relevance of fundamental rights to copyright discourse: see for instance the recent ruling of the Court of Justice of the European Union in Case C- 70/10 Scarlet or Case C-360/10 Netlog (here, here, here);
3. The fact that there seemed to arise no fundamental right-related issues in relation to a broad understanding of copyright scope, as resulting from the protection enjoyed by fashion garments under French law.

Rick Falkvinge, Court of Human Rights: Convictions For File-Sharing Violate Human Rights, falkvinge.net

However, this verdict doesn’t mean that people sharing culture can never be convicted. Exceptions can be made to Human Rights according to a well-defined three-step test: the verdict must be necessary in a democratic society, prescribed by law (the copyright monopoly already is), and pursuing a legitimate aim (this can be discussed at length).

This means that people can no longer get convicted for violating the copyright monopoly alone. The court just declared it illegal for any court in Europe to convict somebody for breaking the copyright monopoly law when sharing culture, only on the merits of breaking the law. A court that tries somebody for violating the copyright monopoly must now also show that a conviction is necessary to defend democracy itself in order to convict. This is a considerably higher bar to meet.

Copyright strijdig met mensenrechten, fok.nl

Het oordeel laat veel grijze gebieden. Zo is het nog onduidelijk of het bijvoorbeeld legaal is om politiek gemotiveerde speelfilms te delen. Toch ziet Falkvinge het als een overwinning, omdat het voorheen een zwart gebied is. Dit oordeel heeft volgens hem paal en perk gesteld aan copyrightwetgeving, als die duidelijk in conflict is met mensenrechten.

Sommigen verheugen zich er al voorzichtig over dat het oordeel een duidelijk onderscheid tussen commercieel en niet-commercieel gebruik van gepirate goederen lijkt te maken.

Overige berichten:
Techdirt, European Court Of Human Rights: No, Copyright Does Not Automatically Trump Freedom Of Expression, 6 februari 2013.

Meer onderaan bij het oorspronkelijke bericht: IEF 12279

Op andere blogs:
Media Report (Europees Hof: handhaving auteursrecht kan in strijd zijn met vrijheid van meningsuiting)

IEF 12337

Proceskosten 1019h tellen niet mee voor de appelgrens

Hof Amsterdam 5 februari 2013, zaaknr. 200.098.630/01 (EISER tegen GILLISSEN)

A-Z Criminal Register Indexes - Bristol 1817 - 1828 - HUitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Van Voorst Advocaten.

Hoger beroep na IEF 12334. Gillissen concludeert dat het hoger beroep van EISER niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De door EISER gevorderde proceskostenvergoeding ex artikel 1019h Rv omvat de buitengerechtelijke kosten ex 6:96 lid 2 BW.

Bij de bepaling van de appellabiliteit blijven de proceskosten ex artikel 237 e.v. Rv buiten beschouwing. Aan de hand van de overlegde urenstaat stelt het hof vast dat EISER onvoldoende heeft gespecificeerd welk deel van de gevorderde proceskostenvergoeding ziet op andere kosten dan de kosten ter voorbereiding en instructie van de zaak als bedoeld in 237 Rv. Deze kosten dienen bij de berekening van de bepaling van de appellabiliteit buiten beschouwing te blijven.

EISER is niet-ontvankelijk in het hoger beroep en wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

2.5 De proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 1019h Rb. omvat niet alleen de kosten ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van de gedingstukken, maar ook kosten die (vóór de implementatie van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004) krachtens artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen.

2.6. Met Gilissen is het hof van oordeel dat, in de door EISER bij akte overlegde urenspecificatie, ook werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de zaak, waarvoor artikel 237 Rv. een vergoeding pleegt in te houden.

2.7 Aan de hand van de bij akte overleg urenstaat stelt het hof vast dat EISER onvoldoende gespecificeerd heeft aangegeven welk deel van de gevorderde proceskostenvergoeding (...) ziet op andere kosten dan de kosten ter voor bereiding en instructie van de zaak als bedoeld in artikel 237 Rv.,zodat Gilissen daarop niet heeft kunnen reageren. Daarom dienen deze kosten bij de berekening van het beloop van de vordering ter bepaling van de appellabiliteit buiten beschouwing te blijven.

IEF 12335

WIPO-selectie januari 2013

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. De vorige editie: WIPO-selectie december 2012 of via dossier domeinnaamrecht (linkerkolom).Ditmaal over:

A. Het hebben van een bedrijf in ‘game trucks’ is een legitiem belang.
B. Een domeinnaam die ter beschikking is gesteld aan een verbonden bedrijf is een legitiem belang.
C. Verhandelen van beschrijvende domeinnamen kan een legitiem belang zijn.
D. Domeinnaam die uit twee merken bestaat, waartegen slechts één optreedt, wordt gecancelled.
E. Geen overtuiging dat domeinnaamhouder recht of legitiem belang heeft (gehad); toch afgewezen.
F. Panel ziet dat de kleur geel gangbaar is rondom Schiphol Airport.
G. Afgewezen: Amerikaanse domeinnaamhouder kon niet weten van de Braziliaanse merkhouder.
H. Duitse advocaat die later dan domeinnaamregistratie eigen naam als merk registreert.
I. Mycadillac geregistreerd met het oog op persoonlijke naam Cadillac, merkhouder heeft ook te lang gewacht.
J. Voormalig distributeur die na beëindiging overeenkomst website onderhoudt, geen kwader trouw.
K. Generieke domeinnaam waarvan inhoud wisselt gebaseerd op locatie van bezoeker; afgewezen.
L. Processuele addendum: Een laat ingezonden ‘not perfect legal draft’.
M. Afwijzingen wegens te weinig bewijs/te weinig gesteld.

De selectie is (deels) samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

WIPO 12 januari 2013, D2012-1964
gametruck.com > Complaint denied

A) Eiser heeft het merk ‘game truck’ geregistreerd in 2008. De domeinnaamregistratie is gedaan in 2005. Verweerder heeft domeinnaam in 2012 gekocht. Domeinnaam wordt doorgestuurd naar “gamesgo2u” bedrijfswebsite van verweerder. Beschrijvende domeinnaam. Game truck is gangbare term in de business waarin partijen zitten. Verweerder heeft eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam: hij heeft een bedrijf in ‘game trucks’.

 

“Finally, Respondent has submitted evidence of widespread third party use of the phrase “game truck,” which supports Respondent’s claim that the term is a generic description of the industry and services provided by those who operate in it, and that Respondent is using the Domain Name for its generic value. The Panel also observes that the Domain Name was first registered in May 2005, even though it was subsequently purchased by Respondent from a prior owner on May 3, 2012. As it could not have been an identifier of goods or services in 2005 because there was no one who then made what we now know as game trucks, the expression in 2005 must have had a generic or similar meaning, or been just two dictionary words joined together. This further strengthens Respondent’s argument that the expression is a generic one as it always was (or at least as far back as 2005).”

WIPO 24 januari 2013, D2012-2149
interbrandsgroup.com > Complaint denied

B) Eiser is sinds de jaren 80 merkhouder van het merk Interbrand. Verweerder is een Mexicaanse onderneming ‘Grupo Garze’ die de domeinnaam ter beschikking heeft gesteld aan ‘Interbrands Group’ uit Texas. De twee bedrijven zijn op enigerlei wijze met elkaar verbonden. Hierdoor is er sprake van een eigen recht/legitiem belang, ondanks dat de diensten van Interbrand en Interbrands Group op sommige punten met elkaar overeenstemmen.

“Complainant argued that there are many striking similarities between its business as a brand consultancy, particularly in the retail, food and beverage industry, and that of Respondent. Complainant annexed, for example, copies of pages that it alleged came from Respondent’s website which not only sometimes abbreviate the full name of the US company to “Interbrand” but also contain references to “Creating and managing brand value”, “Marketing Intelligence” “Brand Development”, and “Market Penetration Strategy”. All of this, Complainant alleges, are clear evidence in support of its case that Respondent lacks any rights or legitimate interest in the disputed domain name.

Respondent vehemently denies this allegation, claiming that the sole business of its sister company Interbrands Group, LLC is the distribution within the US of products from Mexican companies. Respondent therefore alleges that it has completely legitimate rights and interest in the disputed domain name and relies upon paragraph 4(c)(i) of the Policy (see below).

It is true that, as noted above, Respondent’s website does contain some references which could be read as being in competition with the services offered by Complainant, but equally these could relate to Respondents’ distributorship services in advising its customers how best to penetrate the US market. Furthermore, Respondent offered to revise the website, an offer to which Complainant did not respond.”

WIPO 12 januari 2013, D2012-2331
riposa.com > Complaint denied
C) Riposa betekent ‘rust’ in het Italiaans. De Zwitserse merkhouder treedt op tegen een Italiaanse domeinnaamhouder. In Italië is de benaming beschrijvend. Verhandelen van beschrijvende domeinnamen kan een legitiem belang zijn. Het Zwitserse merk is vooral slechts nationaal (in Zwitserland) bekend. Domeinnaamhouder heeft eigen recht/legitiem belang.

“It is for the Complainant to establish, at least prima facie, that the Respondent has no rights or legitimate interests in the disputed domain name (Croatia Airlines d.d. v. Modern Empire Internet Ltd., WIPO Case No. D2003-0455, Belupo d.d. v. WACHEM d.o.o., WIPO Case No. D2004-0110). This task is rendered more crucial in cases, such as the present one, in which the Complainant’s trade mark consists of a common generic word in Italian, such as “riposa”, particularly a trade mark of only at best national reputation. The registration and trade in domain names containing generic words can constitute a legitimate use of them, and the Complainant has provided insufficient evidence to rebut the Respondent’s assertion that such use gives rise to a right or legitimate interest in the disputed domain name in this case. This is particularly true because of the length of time for which the disputed domain name has been registered. For these reasons it has failed to discharge even its prima facie burden of establishing that the Respondent has no rights or legitimate interests in the disputed domain name.”

WIPO 8 januari 2013, D2012-2182
sarenza-lando.com
sarenzalando.com > Cancellation
D) Domeinnaam bestaat uit twee merknamen, te weten ‘Sarenza’ en ‘Zalando’. De merkhouder Zalando treedt op tegen domeinnaamhouder. Domeinnaamhouder is een zogenoemde ‘domain name grabber’. Panel is van mening dat domeinnaamhouder geen eigen recht of legitiem belang bij de domeinnamen heeft en dat de domeinnamen te kwader trouw zijn geregistreerd. In de eis heeft de merkhouder allereerst verzocht om cancelling van de domeinnaam. Daarna heeft de merkhouder toch verzocht om overdracht. Nu echter ook het merk van een derde (‘Sarenza’) in de domeinnamen is verwerkt gaat het panel toch over tot het cancelen van de domeinnaam.

“The Complainant requested that the Disputed Domain Names be cancelled. However, with email dated November 12, 2012 the Complainant filed an amendment requesting that the Disputed Domain Names be transferred to the Complainant.

The amended requested remedy is that the Disputed Domain Names be transferred to the Complainant. Since the Disputed Domain Names also incorporate the registered trademark SARENZA which is owned by a third party, the Panel holds that it is preferable to cancel the Disputed Domain Names.

For the foregoing reasons, in accordance with paragraphs 4(i) of the Policy and 15 of the Rules, the Panel orders that the Disputed Domain Names, and , be cancelled.”

WIPO 12 januari 2013, D2012-2275
selecthealth.com > Complaint denied
E) Domeinnaam geregistreerd in 1997. Merkhouder gebruikt Selecthealth merk sinds 2006. Het woordmerk is pas in 2011 geregistreerd. Domeinnaamhouder zegt eerder een website onder de domeinnaam te hebben gehad waardoor hij een eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam zou hebben. Na aanhangig maken van procedure is er door de domeinnaamhouder een andere website op gezet. Het panel vraagt zich af of deze website wel van de domeinnaamhouder is. Daarvoor PPC (pay-per-click) diensten onder de domeinnaam en website die materiaal van de website van eiser kopieerde. Panel krijgt geen overtuiging dat domeinnaamhouder eigen recht/of legitiem belang bij de domeinnaam heeft of heeft gehad. Desalniettemin wordt de eis toch afgewezen: er is geen bewijs dat de domeinnaam te kwader trouw geregistreerd. Dit ondanks dat de domeinnaam wel te kwader trouw is gebruikt door de domeinnaamhouder.

“The current website, which was put up after notice of the dispute, has information about a medical Oasis e-Form for mediaire, but it is not clear whether Respondent has simply copied content from other Internet sources as a façade, or developed legitimate content itself.

One further factor that complicates the analysis, as discussed below, is that Respondent’s registration of the Domain Name predates Complainant’s rights in its SELECTHEALTH group of trademarks. Respondent registered the Domain Name in 1997 before any targeting of Complainant could have occurred. Nonetheless, there is a lack of evidence that Respondent has used the Domain Name in a manner that gave rise to any rights or legitimate interests in the Domain Name.

The Panel decides, however, that in this case Complainant’s claim must nevertheless be denied. In the particular circumstances of this case, Complainant has failed to demonstrate that the Domain Name was registered in bad faith. Respondent registered the Domain Name in October 1997, more than 8 years prior to Complainant’s earliest use of the SELECTHEALTH mark. There is no evidence before the Panel that Respondent, at that time, was infringing on any third party’s intellectual property rights. Respondent makes the point that when Complainant registered the identical string in a different top-level domain in 2005, , Complainant was likely aware that Respondent had already registered the Domain Name in the “.com” top-level domain. Respondent used the Domain Name, a combination of the generic terms “select” and “health”, for a period of more than 8 years before Complainant acquired rights in its SELECTHEALTH mark. When a company like Complainant chooses a brand comprised of two common terns, such as “select” and “health”, it runs the risk that third parties may have registered identical or similar domain names previously. Such is the case here. Finally, the Panel does not agree with Complainant’s contention that mere renewals of an existing domain name registration trigger bad faith registration arising as of the time of renewal.”

WIPO 17 december 2012, DNL2012-0033
supershuttle.nl > Complaint denied
F) Domeinnaam is identiek aan merk, echter: eigen recht/legitiem belang en geen gebruik te kwader trouw. Domeinnaam is beschrijvend voor de dienst. Gele kleuren op de website maken niet dat er sprake is van kwader trouw, dit is gangbaar rondom Schiphol.

“In addition, contrary to what Complainant has alleged, the mere fact that Respondent uses blue and yellow colored elements on its website, does not constitute bad faith. The Panel considers that these colors are often used in general, among others by Schiphol Airport.”

WIPO 19 december 2012, D2012-2139
guarani.com > Complaint denied
G) Brazilliaans merk ‘Guarani’. Amerikaanse domeinnaamhouder. Geen kwader trouw nu er niets op wijst dat de domeinnaamhouder op de hoogte was of kon zijn van de merken van de eiser in Brazillië.

The Panel cannot find any evidence of bad faith registration, as - considering the geographical separation between the Complainant and the Respondent - there is nothing in the present record indicating that the Respondent in the US should have been aware of the Complainant’s trademarks in Brazil and other Latin American countries already at the date of the registration of the disputed domain name , or be required to do a worldwide search for all trademarks that incorporate what appears to be a very common word. None of the PPC links at the disputed domain name goes to any competitor of the Complainant; indeed there is no allegation of such conduct. In short there is no provided evidence of targeting and no evidence of record from which the Panel might infer it.

WIPO 21 december 2012, D2012-2039
lambsdorff.com > Complaint denied
H) Duitse advocaat, Konstantin Graf von Lambsdorff, komt op tegen de domeinnaam lambsdorff.com die is geregistreerd in 2004. In 2012 heeft de advocaat de naam ‘Lambsdorff’ als merk geregistreerd. Eis wordt afgewezen aangezien er geen sprake is van kwader trouw aan de zijde van de domeinnaamhouder. Lambsdorff werd pas in 2012 actief onder de naam Lambsdorff en heeft merk ook pas toen geregistreerd.

“Even in the absence of a Response, the Complainant has not made out its case. Although there is some evidence of bad faith use and a pattern of bad faith conduct, there is no evidence of bad faith registration. The domain name was registered in June 2004, and while the Complainant practiced law for many years, the Complainant only began its own business under the trade name LAMBSDORFF in September 2012. Similarly, the Complainant did not register its mark until September 2012, eight years after the domain name registration. While the Lambsdorff surname is alleged to be “high profile,” the likelihood of confusion with a noble lineage in the abstract is insufficient basis to render the Registrant’s registration in bad faith with respect to the Complainant. The lack of evidence presented to show the creation of the alleged common law rights prior to registration of the domain name is a significant weakness in Complainant’s claim.”

 

 

WIPO 19 december 2012, D2012-2196
mycadillac.com > Complaint denied
I) Domeinnaam geregistreerd in 2000. Merkhouder Cadillac heeft merk vanaf 1902. Op de website wordt een PPC (pay per click) dienst aangeboden. De links hebben niet (direct) betrekking op merkhouder. Domeinnaamhouder heeft de domeinnaam geregistreerd met het oog op de geografische en persoonlijke naam (Cadillac als achternaam). Er is niets in het dossier wat het tegendeel bewijst. Merkhouder heeft ook lang gewacht met actie. Geen sprake van kwader trouw.

“The Panel finds more challenging the bad faith factors described in paragraphs 4(a)(i) and 4(a)(iv). Given the long and far-reaching use of the CADILLAC Trademark, the Panel is not so naïve as to think that Respondent was unaware of the trademark when he registered the Disputed Domain Name or that the Disputed Domain Name, standing alone, could be considered by many to be anything other than associated with Complainant. However, there is nothing in the record to contradict Respondent’s assertions that he registered and is using the Disputed Domain Name solely because of its connection with the personal and geographic name “Cadillac” and not because of Complainant’s use of the word as a trademark.”

WIPO 20 december 2012, D2012-2206
artisanandartist.com > Complaint denied
J) Merkhouder heeft Artisan & Artist merk sinds 1999. Domeinnaam geregistreerd in 2004. Domeinnaamhouder sinds 2005 distributeur van producten (o.a. cameratassen) van merkhouder. Distributieovereenkomst in 2008 beëindigd. Nu website met informatie over Artisan & Artist. Eis wordt afgewezen aangezien niet kan worden aangetoond dat de domeinnaam te kwader trouw is geregistreerd.

“For a Complaint to succeed under the Policy, the view of this Panel (in common with many others) is that a complainant must establish to the satisfaction of the Panel that the domain name in issue was registered in bad faith and is being used in bad faith. In the view of the Panel bad faith use on its own will not suffice. The Panel reviewed this issue in some detail in the case of Camon S.p.A. v. Intelli-Pet, LLC, WIPO Case No. D2009-1716, <walkydogusa.com>, a case in which the respondent had been an authorized distributor at the date of registration of the domain name in issue, but had continued to use that domain name after termination of the distributorship and for the purpose of selling products competing with those of the complainant.

In this case the Complainant was in possession of relevant trade mark rights in the United States of America at a time prior to the Respondent’s claimed first use of the name “Artisan & Artist” (see section 4 above), but, as indicated, the Complainant has not complained that at time of registration of the Domain Name the Respondent was acting in bad faith. One would have expected there to have been some correspondence between the parties over the Respondent’s registration and use of the Domain Name at that time, but none has been produced. Moreover, in August 2005, some 17 months after registration of the Domain Name, the Respondent was appointed United States distributor of the Complainant’s products. The distributorship agreement makes no mention of the Domain Name.”

WIPO 6 december 2012, D2012-1700
in-case.com > Complaint denied
K) Merkhouder heeft sinds 1997 ‘in case’ ingeschreven als merk. De domeinnaamhouder heeft in 2007 de (generieke) domeinnaam www.in-case.com geregistreerd. Onder de domeinnaam heeft de domeinnaamhouder een PPC (pay-per-click) website. De links verwijzen naar pagina’s die te maken hebben met ‘case’, ‘cases’, ‘just in case’ etc. inhoud is echter afhankelijk van de locatie van waar de domeinnaam wordt benaderd. Eén keer verwijzing naar merkhouder op de website gestaan. Domeinnaamhouder heeft meerdere domeinnamen met ‘in’ geregistreerd (zoals in-action, in-corporate, in-flight, in-low etc.). Eigen recht of legitiem belang aanwezig.

“The Disputed Domain Name consists of a generic phrase (“in case”). The sponsored links displayed on the Website also largely relate to this phrase. The Panel accepts the Respondent’s submission that the links displayed on the Website are generated by the descriptive nature of the term “in case”, including its variations such as “cases”, and “just in case”. While the Website displayed a link to the Complainant’s website at the time that the screen shot provided by the Complainant was captured, the Panel does not consider this to be evidence that the Complainant was specifically targeted by the Respondent. Rather, the links displayed on the Website relate to various companies in the business of selling and/or manufacturing cases. In addition, the Panel finds that when the Website is viewed outside of the United States, for example in Hong Kong, a significant proportion of the links relate to businesses operated locally. This indicates that the Website content is not fixed or predetermined and is adapted to the geographical location of the Website viewer, as recognised by the panel in Phones4U Limited and Mobileserv Limited v. Marchex Sales Inc., WIPO Case No. D2011-1656. As such, in the absence of any apparent evidence that the Respondent is targeting the Complainant in any way through use of the Disputed Domain Name and in the absence of any apparent evidence that the Disputed Domain Name is being used in any sense beyond a descriptive sense, the Panel is prepared to find that the Respondent’s use of the Disputed Domain Name and the Website constitutes legitimate use under the Policy.

The Panel considers its finding supported by other relevant factors, such as the Respondent’s record of registering domain names containing generic words or phrases prior to these proceedings, many of which incorporate “in” (including <in-action.com>, <in-corporate.com>, <in-flight.com>, <in-flow.com>, <in-germany.com>, <in-ireland.com>, <inquebec.com> and <in2finance.com>) rather than deliberately targeting third party brands or trade marks (see Avnet, Inc. v. Aviation Network, Inc., WIPO Case No. D2000-0046). Another relevant factor taken into account by the Panel is the lack of evidence of the Complainant’s status and fame outside of the United States, particularly in Seychelles where the Respondent is located, to indicate that the use of the Disputed Domain Name by the Respondent could not on balance have been said to be merely descriptive.”

Processuele addendum:
WIPO 8 januari 2013, D2012-1976
wikijobs.com > Transfer
not submitted a "perfect legal draft"

L. The Respondent's reply is written in language which is at times difficult to understand, however, the burden of the reply is as follows: "Please find attached documents and below comments. Concern person from legal team is on travel and they are available to prepare perfect legal draft. But as per commitment here am giving more details in Statement documents and proof of documents. Please go through and do needful."

Het te laat door de verweerder ingediende verweer maakt het eerdere oordeel van het panel niet anders.

The Respondent's reply is written in language which is at times difficult to understand, however, the burden of the reply is as follows:
(i) The Complainant's explanation of its failure to refer to the correspondence of January 3 and February 9 of 2012 is untrustworthy.
(ii) The website at the disputed domain name received substantial traffic in the period January 12 to February 12, 2012.
(iii) The Complainant's statements regarding captures of the website at the disputed domain name are false. The Respondent produces a printout purporting to show that the URL is blocked by robot exclusion.
(iv) He is the CEO of Wisdom IT Services and holds the disputed domain name on its behalf and that the previous owners of the disputed domain name have likewise held the disputed domain name on that company's behalf.
(v) Documents which he submits show that the disputed domain name is very valuable.
(vi) The Complainant is relatively small and unsubstantial whilst his company is large and very active.

M. Afwijzingen wegens te weinig bewijs/te weinig gesteld:

WIPO 11 januari 2013, D2012-1957
taringadescargas.com
taringamusica.com
taringamusicagratis.com
taringapeliculas.com
xtaringa.com > Complaint denied

Onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat er sprake is van geen eigen/recht of legitiem belang aan de zijde van de domeinnaamhouder. Geen bewijs om aan te tonen dat er sprake is van kwader trouw.

WIPO 7 januari 2013, concurring opinion D2012-2075
intelligentsia.com > Complaint denied

Domeinnaamhouder is sinds 2002 houder van de domeinnaam. Eiser is sinds 2002 merkhouder van het merk ‘Intelligentsia’. Merkhouder heeft zijn standpunten te weinig onderbouwd. Derhalve afwijzing.

WIPO 21 december 2012, D2012-2086
thepaydaypig.com > Complaint denied
Eiser bewijst onvoldoende dat hij een merkrecht heeft op ‘Payday Pig’. Er is in ieder geval geen merkinschrijving. Te weinig gesteld en overgelegd om een gebruik als merk aan te nemen en de daarbij behorende bescherming toe te kennen. Er wordt derhalve niet aan het eerste vereiste voldaan.

“The Panel also notes that the Response clearly raised the adequacy of the Complainant’s claim to an unregistered mark. Yet, the Complainant did not take full advantage of the opportunity to provide more convincing evidence of an unregistered mark.

Had the Complainant satisfied the first criterion, the Panel could see an arguable case under the other two criteria of paragraph 4(a) of the Policy. However, no decision on those criteria is required, since the Complaint fails at the first hurdle.”

IEF 12334

Een &#039;inline&#039; link van een krantenartikel met foto

Ktr. Hilversum, Rechtbank Amsterdam 24 augustus 2011, LJN BT1960 (Flos tegen Gillissen)

Uitspraken mede ingezonden door Katelijn van Voorst, Van Voorst Advocaten.

Erfgenamen van fotograaf Oscar Flos hebben Gillissen gesommeerd om een krantenartikel met foto uit De Telegraaf te verwijderen van haar website.

De wijze waarop de foto in kwestie op de betreffende pagina van de website is opgenomen levert geen openbaarmaking in auteursrechtelijk zin op. De foto wordt namelijk openbaargemaakt door De Telegraaf. Gillissen wijst op de plaats waar de foto door de browser wordt opgehaald, een hyperlink met pdf is hiertoe aangebracht naar de foto op de webpagina van De Telegraaf. Een dergelijke `inline´ link is voor de bezoeker van haar website niet zichtbaar. Mede wordt een beroep op het citaatrecht gedaan.

Door bezoekers van haar website in staat te stellen kennis te nemen van het krantenartikel, inclusief de door Oscar Flos gemaakte foto, heeft zij en niet De Telegraaf het krantenartikel én de foto in kwestie openbaar gemaakt.

Gillissen heeft aannemelijk gemaakt dat zij toestemming had van De Telegraaf voor het gebruik van het artikel inclusief foto. Echter niet is gebleken dat de licentie die De Telegraaf heeft ook het recht omvatte derden toe te staan de foto als onderdeel van het krantenartikel openbaar te maken.

Kantonrechter:

16. In het midden kan blijven op welke wijze Gillissen bezoekers van haar website in staat gesteld heeft van het krantenartikel inclusief de door Oscar Flos gemaakte foto (...) "tussen kozijnen" kennis te nemen. Door bezoekers van haar website daartoe in staat te stellen, heeft zij en niet De Telegraaf het krantenartikel én de foto in kwestie openbaar gemaakt. Hoe in deze sprake kan zijn van een citaatrecht van Gillissen vermag de kantonrechter niet in te zien.

17. Gillissen heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij van De Telegraaf voor het gebruik van het artikel, inclusief de foto in kwestie toestemming verkregen had. Nu echter niet gesteld en ook niet anderszins gebleken is dat de licentie die De Telegraaf met betrekking tot foto in kwestie gekregen had, ook het recht omvatte derden toe te staan de foto als onderdeel van het krantenartikel openbaar te maken, moet geconcludeerd worden dat Gillissen het auteursrecht met betrekking tot die foto van de erfgenamen van Oscar Flos heeft geschonden.

IEF 12333

Internetconsultatie wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming

Internetconsultatie, wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming, internetconsultatie.nl 11 februari - 11 april 2012.

Uit't persbericht: De Auteurswet beschermt straks alleen nog geschriften waaraan een creatieve prestatie van de maker ten grondslag ligt. Dit blijkt uit een ontwerp-wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie dat voor internetconsultatie is openbaar gemaakt. Het voorstel is onderdeel van de modernisering van het auteursrecht die in het regeerakkoord is aangekondigd.

Uit de consultatie: De consultatie betreft de afschaffing van de geschriftenbescherming voor niet-oorspronkelijke geschriften. Het wetsvoorstel beoogt de Auteurswet te wijzigen. Het strekt ertoe te bewerkstelligen dat voortaan slechts geschriften met een oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker bescherming genieten op grond van de Auteurswet. De bescherming van andere geschriften op grond van de zogeheten geschriftenbescherming komt te vervallen.

Concept regeling - Wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming
Ontwerp toelichting - Wetsvoorstel afschaffing geschriftenbescherming

Verwachte effecten van de regeling
Afschaffing van de geschriftenbescherming brengt meer duidelijkheid. In de rechtspraktijk kan onduidelijkheid bestaan over de reikwijdte van de regeling. Daaraan komt nu een einde. Afschaffing van de geschriftenbescherming leidt tot betere beschikbaarheid van feitelijke informatie. Zij werkt mogelijk ook concurrentiebevorderend.

Doel van de consultatie
De consultatie dient ter verkrijging van meer informatie over de belangen die door de afschaffing van de geschriftenbescherming worden geraakt en de mening van belanghebbenden over het ontwerp-wetsvoorstel.

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt
Bedrijven en consumenten. Gebruikers van feitelijke informatie.

Op welke onderdelen van de regeling wordt een reactie gevraagd
Gehele wetsvoorstel

Publicatie reacties
Reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn. Voordat reacties gepubliceerd worden, worden deze eerst gecontroleerd op beledigende of aanstootgevende uitspraken. Deze controle kan enkele dagen duren.

IEF 12330

Bewijslast en uitputting (in het merkenrecht)

P.G.F.A. Geerts, ‘Bewijslast en uitputting (in het merkenrecht)’, IER 2012/69, p. 571-576.

Een bijdrage van Paul Geerts, Universiteit Groningen.

In het Van Doren/Lifestyle-arrest heeft het Hof van Justitie beslist dat een nationale bewijsregel volgens welke de handelaar die zich op uitputting beroept moet bewijzen dat de door hem verkochte waren door de merkhouder zelf of met zijn toestemming in de EER in de handel zijn gebracht, in overeenstemming is met het gemeenschapsrecht. (...)

Op de gedaagde derde rust een zware bewijslast. Hij zal slechts zelden kunnen bewijzen dat de door hem verkochte waren door of met toestemming van de merkhouder in de EER in de handel zijn gebracht dan wel dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd wanneer hij het bewijs moet leveren dat de producten binnen de EER voor het eerst in het verkeer zijn gebracht. Maar is voor de gedagvaarde derde daarmee de kous af of kan zijn bewijspositie (onder omstandigheden) toch nog verlicht worden?

Ik zou willen verdedigen dat zijn bewijslast (onder omstandigheden) inderdaad verlicht kan worden en dat het Van Doren/Lifestyle-arrest in deze kwestie niet alles beslissend is.

Artikel is ingekort, lees het gehele artikel, inclusief verrijkte voetnoten, onder de link van de citeerwijze.

P.G.F.A. Geerts

IEF 12329

Van portretrecht is geen sprake nu de beelden zijn &#039;gewiped&#039;

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 februari 2013, LJN BZ4253 (eiser tegen Noordkaap t.v. Producties B.V. en SBS Broadcasting)

Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap.

Portretrecht. Verborgen camera. Vrijheid van meningsuiting. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Noordkaap c.s. maakt het programma "Undercover in Nederland". Het programma heeft als doel het aan de kaak stellen van misstanden aan de hand van voorbeelden. Met de verborgen camera zijn opnames gemaakt van eiser voor een uitzending waarin aandacht wordt besteed aan 'acquisitiefraude'. Noordkaap c.s. heeft medegedeeld dat het gezicht van eiser wordt 'gewiped', hetgeen betekent geheel onherkenbaar gemaakt. Eiser stelt dat hij geld kwam ophalen in het kader van een vriendendienst en onverwachts is geconfronteerd met een camera. Hij heeft iedere betrokkenheid bij acquisitiefraude ontkend. Eiser vreest dat de uitzending er toe zal leiden dat hij met dit onderwerp in verband zal worden gebracht en beroept zich op zijn portretrecht. De voorzieningenrechter constateert dat het stemgeluid en de lichaamsbouw van eiser niet dusdanig karakteristiek zijn dat eiser door de uitzending zal worden herkend.

Nu Noordkaap c.s. heeft toegezegd het gezicht van eiser in de uitzending slechts volledig 'gewiped' te tonen. Nu er geen overeenstemming is met gelaatstrekken, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Auteurswet en kan eiser zich om die reden niet op zijn portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.

Tegenover het recht op vrijheid van meningsuiting, staat het recht van eiser op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de eer en goede naam. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het belang van Noordkaap c.s. op uitzending van de beelden en de gemaakte geluidopnamen zwaarder moet wegen dan de daartegenover staande belangen van eiser. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorziening.

4.5. [eiser] verzet zich bovendien tegen de publicatie van een niet met zijn toestemming vervaardigd portret. Voor wat dit verweer betreft is van belang dat Noordkaap c.s. heeft toegezegd dat het gezicht van [eiser] in de tijdens de uitzending te vertonen beelden volledig is ‘gewiped’. Nu er geen overeenstemming is met gelaatstrekken, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een portret in de zin van artikel 21 Auteurswet en kan [eiser] zich om die reden niet op zijn portretrecht beroepen: associatie is niet genoeg.

4.7. De opnamen van [eiser] zijn deels gemaakt met de verborgen camera. Op zichzelf kan het gebruik maken van een dergelijke methode en het vervolgens uitzenden van de opgenomen beelden, ook in het geval dat niet direct sprake is van een herkenbaar portret, aangemerkt worden als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Het gebruik van een verborgen camera kan in beginsel slechts bij uitzondering gerechtvaardigd zijn, waarbij alle omstandigheden van het geval een rol spelen, waaronder de omstandigheid of er een andere weg openstaat om een ernstige misstand aan het licht te brengen of een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten. De misstand die hier aan de orde is betreft acquisitiefraude. De gang van zaken tijdens het gesprek dat [eiser] met vertegenwoordigers van het door hem bezochte bedrijf had, waarbij met name het feit dat [eiser] zich voorstelt als iemand van een incassobureau van belang is, geeft een goede weergave van de gang van zaken bij dergelijke handelspraktijken en is daarom, zoals Noordkaap c.s. terecht heeft aangevoerd, illustratief voor het aan de kaak stellen van een dergelijk misstand. Voldoende aannemelijk is dat Noordkaap c.s. dit materiaal zonder het gebruik van de verborgen camera niet zou hebben verkregen.

4.8. [eiser] stelt verder dat er behalve beeld- ook geluidsopnamen van hem zijn gemaakt en dat die (in combinatie met de vertoning van de beelden) tot herkenning kunnen leiden. Noordkaap c.s. heeft in dit verband opgemerkt dat het gaat om geluidsopnamen van slechte kwaliteit die, zoals de voorzieningenrechter ook heeft kunnen constateren, in de uitzending door middel van ondertiteling (beter) verstaanbaar worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft voorts kunnen constateren dat [eiser] niet een zodanig karakteristiek stemgeluid heeft dat hij op grond van het uitzenden van de geluidsopnamen zal worden herkend, ook niet in combinatie met het beeldmateriaal (gewiped). [eiser] heeft nog gesteld dat SBS contact heeft opgenomen met zijn zus en dat zij informatie over de op handen zijnde uitzending aan anderen heeft doorgespeeld, die daar op hun beurt [eiser] mee confronteren. Zo is hem al een paar keer gevraagd ‘Wanneer hij op tv komt’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het feit dat zijn zus anderen heeft geïnformeerd er wel toe zou kunnen leiden dat enkele goede bekenden van [eiser] hem in de uitzending herkennen. Dit zal dan echter uitsluitend gaan om personen die zo goed met [eiser] bekend zijn dat zij, nu zij er rekening mee houden dat hij in de uitzending te zien zal zijn, hem hoe dan ook zullen herkennen, ongeacht het feit of zijn stem nu wel of niet is vervormd. Dit nog afgezien van het feit dat de keus van de zus van [eiser] om anderen in te lichten niet aan Noordkaap c.s. valt toe te rekenen. Dit alles afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Noordkaap c.s. op uitzending van de beelden (gewiped) en de gemaakte geluidsopnamen zwaarder moet wegen dan de daartegenover staande belangen van [eiser].

4.9. De stelling van [eiser] dat voor het door Noordkaap c.s. aan de orde te stellen thema niet noodzakelijk is dat beeld- en geluidsmateriaal van hem wordt gebruikt leidt niet tot een ander oordeel. De noodzakelijkheidstoets van artikel 10 EVRM ziet niet op de vraag of de opnamen noodzakelijk zijn voor het onder de aandacht brengen van de misstand, maar op de vraag of het noodzakelijk is om het recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Het negatieve antwoord daarop is reeds in de hiervoor toegepaste belangenafweging gevonden.

Lees de uitspraak hier: zaaknr. C/13/534867KG ZA, LJN BZ4253

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Undercover in Nederland mag gewoon uitzenden)