IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12050

Uitbreiding vordering met beroep op extra merk kan niet bij antwoord in reconventie

Rechtbank 's-Gravenhage 21 november 2012, zaaknr. 306971 / HA ZA 08-893 (Atlas Transports GmbH tegen Atlas Air Inc.)

Uitspraak ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird.

Merkenrecht. Procesrecht. In navolging van IEF 7270 en IEF 8373, waarin is beslist de afwijzing van de nietig- dan wel vervallenverklaring van Atlas Air en schorsing tot eindbeslissing met betrekking tot ATLAS en ATLAS TRANSPORT. Atlas Air verzoekt de aanhouding op te heffen nu er door het HvJ EU beslissing is over ATLAS en de nietigverklaring van het merk ATLAS vaststaat (C-406/11P). Atlas Transport verzet zich, omdat over het merk ATLAS TRANSPORT nog niet definitief is beslist.

2.2. De rechtbank heeft mitsdien in het tussenvonnis vastgesteld dat Atlas Transport haar vordering in conventie heeft ingesteld op uitsluitend de grondslag van haar gemeenschapsmerk ATLAS. Voor zover Atlas Transport bij conclusie van antwoord in reconventie de grondslag beeft uitgebreid, geldt dat de comparitierechter heeft beslist dat op deze conclusie alleen acht zal worden geslagen voor zover deze is aan te merken als een conclusie van antwoord in reconventie.

2.3. Er is dan ook geen aanleiding de zaak aan te houden in afwachting van een defmitieve beslissing met betrekking tot het Gemeenschapsmerk ATLAS TRANSPORT.

2.4. Bij de verdere beoordeling van de vorderingen in conventie is uit te gaan van de nietigheid van bet gemeenscbapsmerk ATLAS voor zover verleend voor klasse 39 (transportation).

2.5. Tegen die achtergrond dienen de vorderingen in conventie thans te worden afgewezen.
IEF 12049

Los van de licentieovereenkomst, er bestaat een niet te verwaarlozen kans dat het octrooi nietig zal worden geacht

Vzr. Rechtbank  's-Gravenhage, 23 november 2012, zaaknr.4428337 / KG ZA 12-1083 (Aebi Schmidt B.V. tegen Schuitemaker Industrial B.V.) 

Aebi Schmidt is houdster van het Nederlandse deel van verleende Europees octrooi EP 0 995 838 (hierna: EP 838) voor een 'Vrachtwagen met een daarop afneembaar opgebouwd opzetwerktuig’. Aan het verweer van Schuitemaker dat zij uit hoofde van een directe of indirecte (sub)licentieovereenkomst met Aebi Schmidt gerechtigd zou zijn tot verhandeling van opzetstrooiers die onder de beschermingsomvang van EP 838 vallen, kan worden voorbijgegaan. Uit het vorenstaande volgt dat naar voorlopig oordeel een serieuze, niet te  verwaarlozen kans bestaat dat het Nederlandse deel van EP 838 in een bodemprocedure nietig zal worden geacht. De vorderingen van Aebi Schmidt zijn alle gebaseerd op EP 838 en zullen dan ook worden afgewezen.

4.16. Een inrichting volgens conclusie 1 van EP 838 verschilt van een inrichting volgens DE 220, nu wordt aangenomen dat een verbinding anders dan aan het voertuigframe niet direct en ondubbelzinnig in DE 220 is geopenbaard, hierin dat de draaimomentsteun volgens EP 838 aan het opzetwerktuig is verbonden. Een inrichting volgens EP 838 biedt het voordeel dat het monteren van het opzetwerktuig inclusief de aandrijfinrichting eenvoudiger is dan in de stand van de techniek, omdat een (extra) montagehandeling wordt voorkomen: de draaimomentsteun is immers al verbonden aan het opzetwerktuig en hoeft niet – alsnog – aan het voertuig te worden verbonden.

4.19. Uitgaande van de in DE 220 geopenbaarde mogelijkheid de draaimomentsteun steun te laten nemen tegen (het chassis of de opbouw van) het voertuig, zal de gemiddelde vakman een oplossing van het hiervoor geformuleerde probleem (eenvoudiger plaatsing) vinden in de in NL 464 en GM 372 toegepaste constructies (waar de aandrijving direct verbonden is met het opzetstrooiwerktuig), omdat hij zal inzien dat montage van de draaimomentsteun aan het voertuigframe ter afsteuning dan achterwege kan blijven (afsteuning vindt immers plaats tegen het opzetstrooiwerktuig) en aldus het opzetstrooiwerktuig eenvoudiger geplaatst kan worden: de draaimomentsteun hoeft dan alleen nog aan (de kant van) het wiel van het dragende voertuig te worden verbonden, hetgeen een montagehandeling scheelt. Voorshands wordt dan ook aangenomen dat de gemiddelde vakman zonder uitvindersinspanningen de inrichting bekend uit DE 220 zal aanpassen met de maatregel volgens conclusie 1 van EP 838 en aldus tot de oplossing komt waarbij de draaimomentsteun steun neemt tegen het opzetwerktuig.

4.21. Schuitemaker heeft zowel in het rapport van haar octrooigemachtigde Tan als ter zitting gemotiveerd gesteld dat en waarom de afhankelijke conclusies niet meer dan triviale, voor de hand liggende oplossingen bevatten om de draaimomentsteun te kunnen aanpassen aan verschillende vrachtwagens en daarmee graden van bewegingsvrijheid. Aebi Schmidt heeft zulks in het geheel niet weersproken, niet in het rapport van haar octrooigemachtigde Hart en evenmin ter zitting. Voorshands moet daarom met Schuitemaker worden aangenomen dat ook die conclusies uitvindingswerkzaamheid ontberen.

Op andere blogs:
Deterink (Spreaders dispute)

IEF 12048

Geen sprake van slaafse nabootsing Blackstone-schoenen

Vzr. Rechtbank Arnhem 23 november 2012, LJN BY6496 (Blackstone tegen Brainwave & Aqa)
 Uitspraak ingezonden Gregor Vos en Jasper Klopper, Klos Morel Vos & Schaap.

Inhoudsindicatie. Auteursrecht, Gemeenschapsmodelrecht, slaafse nabootsing.

Blackstone houdt het merk BLACKSTONE voor verschillende modellen schoenen. Blackstone beroept zich de auteursrechtbescherming van zijn schoenmodellen en stelt dat er sprake van slaafse nabootsing van de schoenen van Blackstone door de inbreukmakende modellen van Brainwave & Aqa. Blackstone eist staking van de inbreukmakende modellen. Brainwave& Aqa verweren zich en stellen onder meer dat de Blackstone-schoenmodellen niet origineel zijn voor auteursrechtelijke bescherming, er is ontlening van het al eerder bestaande model Andre1. De schoenen van Blackstone hebben geen eigen onderscheidende plaats op de markt en van slaafse nabootsing is dus geen sprake.

De Rechtbank oordeelt dat  de elementen van de schoenen als zodanig niet een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen en zodoende niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidend vermogen van de Blacksone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. De vorderingen op grond van inbreuk op het auteursrecht en slaafse nabootsing moeten worden afgewezen.

4.19. Het ligt op de weg van Blackstone, die een beroep doet op slaafse nabootsing, om aannemelijk te maken dat de Blackstone-schoenen een eigen plaats op de markt hebben. (...)4.20. Uit voorgaande volgt dat vooralsnog ervan moet worden uitgegaan dat de specifieke Blackstone-schoenen (de AM32 en CK01 modellen) geen eigen onderscheidende plaats op de markt hebben gehad ten tijde van het op de markt komen van de Brainwace en Aqa-schoenen, waardoor er geen sprake is van een onderscheidenvermogen van de Blackstone-schoenen en aldus verwarring tussen de schoenen van partijen niet te duchten is. Dit staat een geslaagd beroep op slaafse nabooting in de weg met als gevolg dat ook de vorderingen op grond van slaagse nabootsing moeten worden afgewezen.

De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1. verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil ten aanzien van de Gemeenschapsmodelrechtelijke grondslag en verwijst de zaak in zoverre en in staat waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage,

5.2. wijst de vorderingen voor het overige af,

Lees een afschrift KG ZA 12-563, LJN BY6496.

Op andere blogs:
Mode-recht (Rechter: geen auteursrecht op schoenen van Blackstone)

IEF 12046

Schadevergoeding voor het plaatsen van foto's van Jolanda van der Graaf zonder toestemming

Ktr Hilversum, Rechtbank Amsterdam 21 november 2012, CV 12-2646 (Dijkstra tegen [PS])
 
Uitspraak ingezonden Carrie Boergonje, i-ee.

Fotograaf Dijkstra stelt dat fotograaf [S] een website onderhoudt waar bij 2 artikelen gemaakte foto's van Jolande van der Graaf zijn geplaatst. De fotograaf Dijkstra heeft deze foto's gemaakt. Vervolgens heeft [S] na sommatie van Dijkstra wederom andere foto's van Dijkstra geplaatst op zijn website. Dijkstra eist schadevergoeding bestaande uit derving van een licentievergoeding. Het beroep van [S] op uitzondering van artt. 15 en 16 a Auteurswet gaat niet op, er wordt namelijk niet voldaan aan de gestelde voorwaarden.  [S] heeft zich schuldig gemaakt aan inbreuk op het auteursrecht van Dijkstra. De Rechtbank veroordeelt [S] tot betaling van de gevorderde schade en tot betaling van de volledige proceskosten.

7. Dijkstra bezit als maker het auteursrecht op de foto's, hetgeen betekent dat S met de plaatsing van de foto's zonder naamsvermelding inbreuk heeft gemaakt op het uitsluitend recht van Dijkstra die foto's opbeaar te maken (art. 1 Auteurswet) en op zijn recht vermelding van zijn naam bij openbaarmaking van de foto's (art 25 Aw). Dat S de foto's bij de plaatsing de foto's heeft verkleind doet daar niet aan af. De persexceptie als bedoeld in art. 15 Auteurswet geldt niet voor foto's, zodat het beroep van S op dat artikel niet opgaat. Ook het beroep op art. 16a Auteurswet gaat niet op. Aan de in dat artikel gestelde voorwaarden dat de plaatsing van de foto's kort moet zijn, dat de plaatsing gerechtvaardigd moet zijn voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welk onderwerp uitmaakt van de reportage en dat de naam van de maker vermeld moet zijn, is niet voldaan.

Beslissing

De Kantonrechter verklaart voor recht dat S met de plaatsing van de foto's van Jolande van der Graaf op de website inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Dijkstra.
gebiedt S de gemaakte inbreuk gestaakt te houden

IEF 12045

In de tijdschriften: BMM Bulletin zomer / herfst

BMM Bulletin, Tijdschrift op het gebied van Merken- en Modellenrecht, nummer 2/3, zomer/herfst 2012.

Het merk als vermogensbestanddeel - Kor Blumenstock
Merk en faillissement
- Joost Becker
Intellectuele eigendom als bron van financiering
.
Over het lot van merken, modellen en licenties bij faillissement, het belang van zekerheidsrechten en de nieuwe opportuniteiten onder Belgisch recht - Bram Delmotte en Esther Goldschmidt
Nederlandse entiteiten in internationale royaltystructuren
- Shie Yee Au Yeung en Pieter Drubbel
Fiscale aspecten van merken, tekeningen en modellen: België
- Linda Brosens en Anne Van de Vijver

Artikelen kunt u online inzien: hier (login).

IEF 12044

Eventuele verlenging is onderdeel van de oorspronkelijke uitlening

HR 23 november 2012, LJN BX7484 (Stichting Leenrecht tegen Vereniging van Openbare Bibliotheken)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Vivien Rörsch en Paul Tjiam, De Brauw Blackstone Westbroek.

In navolging van IEF 8697 (Rechtbank), IEF 9889 (hof) en IEF 11731 (Conclusie A-G). Auteursrecht. Uitlening bibliotheekboeken. Uitleg van het begrip rechtshandeling in de zin van artikel 15g jo. 15c Aw:

Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het begrip rechtshandeling in dat systeem nauw verweven is met het begrip uitleenhandeling en dat blijkens de wetsgeschiedenis "het aantal rechtshandelingen als bedoeld in art. 15c Aw" (art. 15g Aw) betrekking heeft op "het aantal uitleningen" (Kamerstukken II, 1992-1993, 23 247, nr. 3, p.22), zodat aan het gebruik van het begrip rechtshandeling in dit verband geen zelfstandige betekenis toekomt (rov. 3.4.3).

Een verlenging is geen nieuwe openbaarmaking. Een eventuele verlenging maakt onderdeel uit van de oorspronkelijke uitlening. Uit de omstandigheid dat over de periode van verlenging geen separate vergoeding behoeft te worden betaald volgt immers niet, zoals het hof terecht heeft overwogen (rov. 19), dat de door de auteur te ontvangen vergoeding niet mede betrekking heeft op eventuele verlengingen, zodat geen sprake is van ontneming van eigendom zoals bedoeld in art. 17 Handvest en art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Onderdeel 3 faalt dan ook.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van Stichting Leenrecht. De proceskosten zijn bij schriftelijke toelichting en niet reeds bij conclusie van antwoord ingesteld, Stichting Leenrecht heeft gelegenheid gehad om bij repliek te betwisten, dus vordering wordt toegewezen.

Rechtshandeling
3.4.3. Aan het voorgaande doet niet af dat art. 15c Aw voorziet in een nationale vergoedingssysteem (...)het hof [heeft] niet miskend dat de hoogte van de verschuldigde vergoeding op grond van art. 15g Aw dient te worden bepaald door "het aantal rechtshandelingen als bedoeld in art. 15c Aw", waaronder volgens het hof ook verlengingen zijn begrepen. Het hof heeft zijn oordeel dat een verlenging niet als een nieuwe uitlening is te beschouwen hierop gebaseerd, dat onder uitlening als bedoeld in de VRL 2006 en de Auteurswet is te verstaan een rechtshandeling waarbij het werk voor beperkte tijd aan een bepaalde persoon uit het desbetreffende publiek voor gebruik wordt afgestaan. Een verlenging is dan niet als een relevante nieuwe rechtshandeling aan te merken. De periode van verlenging valt immers onder de "beperkte tijd" gedurende welke een gebruik het werk tot zijn feitelijke beschikking krijgt (rov. 15). Dat getuigt niet van een onjuiste opvatting (...). Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het begrip rechtshandeling in dat systeem nauw verweven is met het begrip uitleenhandeling en dat blijkens de wetsgeschiedenis "het aantal rechtshandelingen als bedoeld in art. 15c Aw" (art. 15g Aw) betrekking heeft op "het aantal uitleningen" (Kamerstukken II, 1992-1993, 23 247, nr. 3, p.22), zodat aan het gebruik van het begrip rechtshandeling in dit verband geen zelfstandige betekenis toekomt.

Geen hogere vergoeding
3.4.5. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat bij de bepaling van de hoogte van de verschuldigde vergoeding rekening moet worden gehouden met de omvang van de terbeschikkingstelling van beschermde zaken, zoals in Nederland is geïmplementeerd in de vergoedingssystematiek van art. 15g Aw in verbinding met art. 15c Aw (kort gezegd: het aantal uitleningen). Anders dan het onderdeel betoogt, volgt daaruit niet dat een verlenging van een uitlening zou moeten leiden tot een hogere vergoeding.

Niet mede een verlenging
3.6.2. (...) Met betrekking tot de vormgeving van een vergoedingssysteem is aan de lidstaten een ruime beoordelingsmarge is het niet onverenigbaar om het daartoe strekkende vergoedingssysteem - dat ingevolge art. 15 g Aw in verbinding met art. 15c Aw is gebaseerd op het aantal uitleningen - aldus te interpreteren, zoals het hof heeft gedaan, dat een eventuele verlenging onderdeel uitmaakt van de oorspronkelijke uitlening. Deze uitleg miskent evenmin dat de inhoud, de strekking en het doel van de desbetreffende communautaire bepalingen meebrengen dat de nationale rechter het nationale recht zo dient uit te leggen dat de rechthebbenden een passend inkomen ontvangen. Uit de omstandigheid dat over de periode van verlenging geen seperate vergoeding behoeft te worden betaald volgt immer niet, zoals het hof terecht heeft overwogen (rov. 19), dat de door de auteur te ontvangen vergoeding niet mede betrekking heeft op eventuele verlengingen, zodat geen sprake is van ontneming van eigendom zoals bedoeld in art. 17 Handvest en art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Onderdeel 3 faalt dan ook.

Inzake proceskosten
3.9. (...) SL heeft bij repliek aangevoerd dat de vordering van VOB wegens strijd met de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor dient te worden afgewezen, aangezien zij eerste bij schriftelijke toelichting en niet reeds bij conclusie van antwoord is ingesteld. (...) Nu SL bij repliek gelegenheid heeft gehad de door VOB gevorderde kosten te betwisten, maar zulks heeft nagelaten, zullen deze worden toegewezen.

Lees de grosse hier: 11/04472, LJN BX7484.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Geen extra leenrechtvergoeding verschuldigd bij verlenging uitlening)
KluwerCopyrightBlog (No separate remuneration for renewal of library book loan)
Leenrecht (Hoge Raad wijst eis Stichting Leenrecht af)

 

IEF 12043

Staatssecretaris: Ik vertrouw erop dat Nederlandse cbo's goed voorbereid zullen zijn op de Europese ontwikkelingen

Kamerbrief over Richtlijnvoorstel collectief beheer, kenmerk 324397.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn standpunt ten aanzien van beide voorstellen nogmaals uiteen te zetten. Het onlangs aangetreden kabinet hecht aan een spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel verbetering toezicht. Het belang van dit voorstel heb ik eerder verwoord in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 31 766, nr. 3).

Governance en transparantie (eerste deel)
Multiterritoriaal licentiëren (tweede deel)
Verhouding tot wetsvoorstel 31766 (Wetsvoorstel verbetering toezicht)
Bestuur cbo’s
Criteria lidmaatschap
Multiterritoriale licentieverlening

Ik vertrouw er op dat met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Nederlandse cbo's goed voorbereid zullen zijn op de Europese ontwikkelingen. De voorwaarden die het wetsvoorstel toezicht stelt aan de governance en transparantie van Nederlandse cbo‟s hebben tot gevolg dat het functioneren van Nederlandse cbo's in internationale verhoudingen en door buitenlandse rechthebbenden als positief zal worden beoordeeld. Aldus wordt de concurrentiepositie van Nederlandse cbo‟s eerder versterkt dan verzwakt. Nederlandse cbo‟s kunnen zich in het buitenland ook profileren door te wijzen op het feit dat men onder toezicht staat van een onafhankelijke, door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen toezichthouder. Hierin kan ook behulpzaam zijn dat VOICE recent een keurmerk heeft ingevoerd waarmee Nederlandse cbo‟s kunnen aantonen dat hun dienstverlening aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet.

 

(...)

Het is op dit moment onduidelijk in hoeverre de voorstellen van de Europese Commissie zullen leiden tot verandering van de markt voor cbo‟s, bijvoorbeeld doordat er meer buitenlandse cbo‟s in Nederland actief zullen worden. Nederland heeft de Commissie gevraagd meer inzicht te geven in de verwachte ontwikkeling van de markt naar aanleiding van de voorstellen. De eerste indruk van de Commissie in het Impact Assessment is dat zij geen grote buitenlandse concurrentie verwacht voor de bestaande, offline inning en verdeling van rechten.

Naar aanleiding van de vraag of minimumharmonisatie zal leiden tot een gelijk speelveld, merk ik op dat het richtlijnvoorstel tot gevolg zal hebben dat alle cbo‟s in de EU moeten voldoen aan een gemeenschappelijk basisniveau ter zake governance en transparantie. In zoverre is sprake van een gelijk speelveld. Nederland zet zich er voor in dat de richtlijn voldoende bescherming biedt. Nederland hecht er veel waarde aan dat de richtlijn in ieder geval de nodige flexibiliteit biedt om het hoge beschermingsniveau van het wetsvoorstel ten aanzien van de gebruiker in stand te houden.

IEF 12042

Conclusies van het algemeen overleg auteursrecht

Uit de VOI©Email-nieuwsbrief: Na het algemeen overleg over auteursrecht op 22 november kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

1. Een Kamermeerderheid is momenteel geen voorstander van een thuiskopieregeling, maar ziet de noodzaak de huidige vergoedingsregeling te moderniseren conform de voorgestelde AMvB op grond van Europese regelgeving.

2. Een Kamermeerderheid is voor wettelijke ondersteuning van handhaving jegens illegaal downloaden, gericht tegen de exploitanten van illegaal aanbod, zolang de “kleine gebruiker” ontzien wordt. De thuiskopieregeling zou dan kunnen verdwijnen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie kan nu aan een dergelijk voorstel gaan werken, waarmee in feite de door de vorige Kamer aangenomen motie Bontes – tegen een dergelijk initiatief – van tafel is. Teeven zegt dit snel te willen oppakken om voor volgend jaar november iets op tafel te hebben.

3. De Tweede Kamer is opgeroepen om bij de collega’s van de Eerste Kamer aan te dringen op spoedige invoering van het Wetsvoorstel toezicht, zodat de benodigde maatregelen jegens CBO’s kunnen worden genomen, waaronder een AMvB waarin de governance goed geregeld is en maatregelen kunnen worden genomen in geval van belangenverstrengeling. De staatssecretaris heeft zich bereid getoond om een belemmering tot spoedige inwerkingtreding weg te nemen, namelijk het aanhouden van de inwerkingtreding van de bepaling over de beleggingsbeperking, in afwachting van wat daarover uiteindelijk in de Europese Richtlijn terecht komt.

4. De staatssecretaris ziet niets in het door D66 bepleite radiomodel omdat hij ten principale tegen een keuze is voor verplicht collectief beheer.

5. De staatssecretaris is positief over flexibilisering van de beperkingen; hij wacht het tweede advies van de Commissie Auteursrecht daarover af en verwacht in het vroege voorjaar van 2013 hierover met een kabinetsstandpunt te komen.

Op verzoek van D66 zal nog een voortgezet algemeen overleg plaatsvinden dat volgens woordvoerder Verhoeven tot doel heeft om de positie van de PvdA duidelijker te krijgen.

IEF 12041

Early Warnings voor bepaalde gTLDs

Domeinnaamrecht. De Governmental Advisory Committee (GAC) heeft een lijst met zogenaamde Early Warnings met een verklaring gepubliceerd tegen een aantal gTLD's. Deze vroege waarschuwingen bieden een mechanisme om een discussie tussen overheid en aanvrager te starten, een constructieve dialoog "to better understand the concerns of governments, and help governments to better understand the planned operation of proposed gTLDs".

Het valt op dat met name Australië waarschuwingen heeft ingezonden, ook voor wat betreft gTLDs voor generieke benamingen in andere talen, zoals in het Japans (.fashion, .book, .sale, .store, .cloud, .food, .onlineshopping) en in het Spaans/Portugees/Italiaans (.vuelos, .hoteis, .hoteles).

Inhoudsopgave:
1. Consumentenbescherming en gereguleerde markten
2. Geografische aanduiding
3. Bedrijfsvormen / overheidsinstanties en religieuze uitgangen
4. Defensieve bescheming
5. Instructies als een Early Warning is ontvangen

1. Consumentenbescherming en gereguleerde markten
The string (.attorney) (.lawyer) (.casino) (.charity) is linked to a regulated market sector, and [applicants] does not appear to have proposed sufficient mechanisms to minimise potential consumer harm.

The proposed string is linked to a restricted or regulated market sector. This market sector is characterised by the ability to complete entire transactions online, without the need for any face-to-face interaction. In this context, [applicant] does not appear to have proposed sufficient protections to address the potential for misuse. Without additional protections, this proposed TLD could result in misuse and consumer harm.

2. Geografische aanduiding bij de aanvraag van gTLD .swiss dat is geclaimd door Swiss International Air Lines Ltd:

The term "Swiss" is primarily used as an adjective describing anything related to Switzerland, its people or culture, or as a noun to describe a native or inhabitant of Switzerland or a person of Swiss descent. An exclusive right of use granted to a private company would be against the public interest of the Swiss community because members of that community would be excluded from using that domain space. The exclusive right of use by Swiss International Air Lines Ltd would also be contrary to ICANN objectives to increase competition, innovation and growth in the internet addressing system.

The Government of the Swiss Confederation wishes to express its objection to the application submitted by Swiss International Air Lines Ltd for the gTLD '.swiss'. This domain should be managed by the Swiss Confederation as a community-based gTLD for the benefit of all members of the Swiss community, including private companies. This would better take into account the GAC principles regarding new gTLDs which state that new gTLDs should respect the sensitivities regarding terms with national, cultural, geographic and religious significance.

Ook de Afrikaanse Unie en al haar leden heeft een waarschuwing gegeven inzake (.africa):

DCA’s applied for string (.Africa) is identical to the dotAfrica (.Africa) geographic application as officially endorsed by the AUC. Should DCA’s application be allowed to proceed, it is likely to deceive and/or confuse the public into believing that the AUC is associated with, or endorses their application, which we clearly do not.

En de Chinese regio [香格里拉] - Shangri-La, die waarschuwt voor zowel de Chinese uitgang .香格里拉 als de uitgeschreven versie "Engelstalig" .shangrila.

3. Bedrijfsvormen / overheidsinstantie / religieuze uitgangen
We treffen ook veel vroege waarschuwingen aan voor wat betreft bedrijfsvormen als de Franse .SARL (door Franstalige landen) en Duitse GmbH. Of een string soortgelijk aan een overheidsinstantie (.army, .navy, and .airforce). En religieuze uitgangen als .bible, .islam (Verenigde Arabische Emiraten / India) en .halal (Verenigde Arabische Emiraten / India)

4. Een defensieve registratie van domeinnamen met een negatieve lading:
The string (.sucks, .fail) has an overtly negative or critical connotation, and [applicant] does not appear to have proposed sufficient mechanisms to address the potential for a high level of defensive registrations.

5. Instructies als een Early Warning wordt ontvangen
ICANN beveelt ten zeerste aan om met relevante partijen samen te werken om de bezwaren in de vroege waarschuwingen te bespreken.

Continuing with your application

If you choose to continue with the application, then the “Applicant’s Response” section below should be completed. In this section, you should notify the GAC of intended actions, including the expected completion date. This completed form should then be sent to gacearlywarning@gac.icann.org. If your remediation steps involve submitting requests for changes to your application, see the change request process at https://newgtlds.icann.org/en/applicants/customer-service/change-requests.

In the absence of a response, ICANN will continue to process the application as submitted.

Withdrawing your application
If you choose to withdraw your application within the 21-day window to be eligible for a refund of 80% of the evaluation fee (USD 148,000), please follow the withdrawal process published at https://newgtlds.icann.org/en/applicants/customer-service/withdrawal-refund. Note that an application can still be withdrawn after the 21-day time period; however, the available refund amount is reduced. See section 1.5 of the Applicant Guidebook.

IEF 12040

Specificatie had van deskundige op dit gebied verwacht mogen worden

Rechtbank Middelburg 25 juli 2012, LJN Y3979 (A&S tegen Instore Ambiance B.V.)

Geschil over rekening van advocaat gespecialiseerd in octrooi-/modelaanvragen. Gedaagde stelt dat zij onvoldoende is voorgelicht over de kosten. De begrippen "depotkosten" en "registratiekosten" zijn niet gespecificeerd, dat had wel van een deskundige op dit gebied verwacht mogen worden. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gewezen op mogelijke extra kosten. Vordering toegewezen.

Niet betwist is dat de gevorderde kosten gemaakt zijn. De hoofdsom en de daarbij gevorderde rente zijn dus toewijsbaar (ad €10.702,09 vermeerder met de wettelijke rente). De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afwijzen. Gesteld noch gebleken is dat meer werkzaamheden zijn verricht dan die, welke reeds zijn begrepen in het toe te wijzen bedrag aan advocaatkosten. Instore Ambiance B.V. zal worden veroordeeld in de proceskosten omdat zij in het ongelijk wordt gesteld (ad €1.994).

De reconventionele vordering, omdat het modeldepot in de VS niet (volledig) is ingeschreven, wordt ook afgewezen.

2.1. Arnold & Siedsma B.V. heeft in een op 26 november 2007 gedateerde brief een kostenindicatie voor modelbescherming in een twintigtal landen buiten de EU gezonden. Dit was op verzoek van Instore Ambiance B.V. Voor zover van belang luidt die brief: “Zoals reeds besproken dien je er rekening mee te houden dat de opgegeven kosten enkel de depotkosten zijn. Extra werkzaamheden zoals bijvoorbeeld het na-indienen van documenten, aanpassen van afbeeldingen, laten vertalen en/of legaliseren van documenten, publicatiekosten, registratietaksen, handhaving taksen, behandeling van eventuele bezwaren, bijkomende advies en dergelijke zijn niet bij deze kosten inbegrepen. Voor zover zij zich voordien, zullen zij veelal aan de hand van het uurhonorarium afzonderlijk in rekening worden gebracht.” Bij de brief was een kostenindicatie gevoegd voor depot in diverse landen.

2.2.  Instore Ambiance B.V. heeft Arnold & Siedsma B.V. 14 december 2007 opdracht gegeven tot het registreren van een aantal modellen buiten Europa, te weten de VS, de VAE, China, India. In de mail waarin de opdracht gegeven wordt, vermeldt Instore Ambiance B.V.: “Van de VAE heb je me geïnformeerd over de relatief hoge legalisatiekosten van ca. Eur 800,- Als er bij de registratie in andere landen bijzonder kosten te verwachten zijn, tekeningen, bijzonder advies, legalisatie, vertalen etc., hoor ik dit graag.”

4.2.  Niet betwist is dat de gevorderde kosten gemaakt zijn. De hoofdsom en de daarbij gevorderde rente zijn dus toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afwijzen. Gesteld noch gebleken is dat meer werkzaamheden zijn verricht dan die, welke reeds zijn begrepen in het toe te wijzen bedrag aan advocaatkosten.
Instore Ambiance B.V. zal worden veroordeeld in de proceskosten omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.

4.3.  Het oordeel in conventie heeft tot gevolg dat de vordering in reconventie moet worden afgewezen voor zover het verweer betreft de onvoldoende informatie van de kant van Arnold & Siedsma B.V.