DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 9475

Een gebruiksvoorwerp

Hof Amsterdam 15 maart 2011, LJN BQ3808, zaaknr. 200.037.074/01 (H3 Products B.V. c.s. tegen Stokke AS)

met dank aan Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals.

Auteursrecht. Stokke-zaak. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Haarlem, 7 januari 2009, IEF 7465). De Carlo kinderstoel van gedaagde  maakt volgens het hof geen inbreuk op het auteursrecht van Stokke m.b.t. de bekende Tripp Trapp stoel (Links Tripp Trapp, rechts Carlo. Klik op afbeelding voor vergroting). Een aantal kenmerken van de Tripp Trapp worden bepaald door de gebruiksbestemming  (“het gaat om een gebruiksvoorwerp”) en daarnaast wijkt de Carlo in voldoende mate af van de wel beschermde karakteristieke kenmerken van de Tripp Trapp (de ‘strakke cursieve L-vorm’).

3.4.3. H3 Products c.s. stellen zich terecht op het standpunt dat deze in overwegende mate technisch en functioneel bepaalde kenmerken van de stoel, hoe vernieuwend deze destijds ook mogen zijn geweest, onvoldoende zijn terug te voeren op creatieve keuzes van de maker en dat derhalve de auteursrechtelijke bescherming van de stoel daarop geen betrekking kan hebben. Dit geldt ook voor (de dikte van) het materiaal en de kleuren waarin de aan het hof getoonde modellen zijn uitgevoerd (de Tripp Trapp is overigens, blijkens de door Stokke c.s. als productie 40 overgelegde brochures, verkrijgbaar in ten minste tien kleuren). Nog daargelaten dat voor de hand ligt dat aspecten zoals sterkte, flexibiliteit, gebruiksgemak en stevigheid een rol hebben gespeeld is de keuze voor het, materiaal en de basale kleuren daarvan tevens terug te voeren op de toepassing van de zogenoemde Scandinavische stijl. Waar Stokke c. s. een (zeer) ruime auteursrechtelijke bescherming van de Tripp Trapp bepleiten, die ook stijlelementen en keuzes omvat die in belangrijke mate door techniek en bruikbaarheid zijn ingegeven, zien zij over het hoofd dat het hier in de eerste plaats gaat om een gebruiksvoorwerp en dat het auteursrecht geen grondslag biedt om derden (tot in lengte van jaren) af te houden van de toepassing van de (combinatie van) elementen, waaraan de stoel zijn bruikbaarheid en nut ontleent.

3.5.1 In het licht van hetgeen onder 3 4 2 en 3.4.3 is overwogen treft het betoog van H3 Products c s doel, dat de vormgeving van de Carlo voldoende afstand houdt van die van de Tripp Trapp en niet als (ongeoorloofde) nabootsing daarvan in de zin van artikel 13 Auteurswet kan worden aangemerkt

3.5.2 Wordt geabstraheerd van de uiterlijke kenmerken die (geheel of in overwegende mate) bepaald zijn door de gebruiksbestemming van de Tripp Trapp, dan blijft over de strakke cursieve L-vorm van het 'frame' van de stoel, bereikt door het steunen van de twee staanders, vervaardigd uit rechte stukken hout, met in een hoek van 70 graden daaraan bevestigde, eveneens uit rechte stukken hout vervaardigde, liggers. (…)

3.5.3 Dit als meest karakteristiek te kwalificeren kenmerk van de vormgeving van de Tripp Trapp is in de Carlo niet terug te vinden De vorm van de Carlo is niet strak en rechtlijnig doch licht gebogen/golvend, de staanders van de Carlo lopen door in de liggers met een ronde bocht waardoor de basisvorm van de stoel niet doet denken aan een cursieve hoofdletter L (of open Z) doch veeleer aan een (onaffe) S De gebogen lijn van de stoel is terug te vinden in de plankjes die ook aan de voorzijde afgerond zijn en voorts in de afgeronde uiteinden van de staanders/liggers. Vanaf de voorzijde bezien is de Carlo aan de bovenzijde smaller dan aan de onderzijde De stoel oogt speels en doet enigszins denken aan een schommelstoel; deze mist de stevige/betrouwbare uitstraling van de Tripp Trapp.

3.5.4. Als gevolg van dit een en ander wijkt het totaalbeeld van de Carlo zo zeer af van dat van het (door auteursrechtelijk beschermde trekken bepaalde) totaalbeeld van de Tripp Trapp dat van een relevante overeenstemming geen sprake is Van overname van elementen die (in relevante mate) een uitdrukking zijn van de eigen intellectuele schepping van de maker is geen sprake. Dat de vormgeving van de Carlo net als die van de Tripp Trapp een open, zwevend karakter heeft, zoals door Stokke c s wordt benadrukt, maakt dit niet anders Nog daargelaten dat de daarmee bereikte eenvoud/minimalistische uitstraling past in de Scandinavische stijl, verschilt de wijze waarop dit effect bij de twee stoelen wordt bereikt (gebruik van één gebogen deel als staander tevens ligger versus gebruik van twee rechte stukken hout die in een scherpe hoek aan elkaar zijn bevestigd) te zeer om daaraan de door Stokke c s voorgestane betekenis toe te kennen. Daarbij komt dat laatstbedoeld effect, bereikt door het stabiliseren van het deel van de stoel waaraan het zitvlak (en de voetensteun) is aangebracht door middel van (horizontale) liggers in plaats van door een schoor aan de achterzijde van de stoel, in 1972 niet oorspronkelijk was, zoals onder meer blijkt uit het door H3 Products c s als productie 8 bij memorie ven grieven overgelegde octrooischrift met betrekking tot een kinderstoel uit 1947 H3 Products c s hebben bij pleidooi in hoger beroep in dit verband terecht ook nog gewezen op de in 1932 ontworpen Gispen 101 stoel. Voorts wijst het hof op de in 1927 ontworpen Cantilever stoel, waarvan in de door Stokke c s als productie 3.5 overgelegde uitspraak van het Oberlandesgericht te Keulen gewag wordt gemaakt, welke stoel nog meer dan de Gispen stoel een open zwevend karakter heeft.

3.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat H3 Products CS.. door het vervaardigen en op de markt brengen van de Carlo geen inbreuk maken op de auteursrechten van Stokke c.s.

Lees het arrest hier (link en pdf).

IEF 9428

Enkel zien op wat noodzakelijk is

Vzr. Rechtbank Utrecht, 9 februari 2011, KG ZA 11-113, Interdam Projects B.V. tegen Metaglas B.V. (met dank aan Martin Hemmer, AKD)

Auteursrecht. Kozijnen. Kort geding na beslaglegging door gedaagde op de Internationale Bouwbeurs 2011 (filmpje beslaglegging hier). Beslaglegger Metaglas, producent van een naar buiten draaiend kozijn met de naam Methermo, beroep zich i.c. (na het verlopen van haar octrooi in 2009) op haar gestelde auteursrecht m.b.t. het kozijn, maar ziet haar vorderingen afgewezen nu naar het voorlopig oordeel van de  voorzieningenrechter voldoende is aangetoond dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Van slaafse nabootsing is evenmin sprake.

5.4. (…) De vormgeving van Methermo, te weten het smalle profiel van 42 mm, is de kleinste omvang die kan worden gerealiseerd door de voorheen gepatenteerde vinding van Metaglas. Dit is Interdam gebleken door langdurig en kostbaar onderzoek. Dit kenmerk van Methermo - te weten het smalle profiel van 42 mm - is daarom te beschouwen als een kenmerk dat in overwegende mate is ingegeven door het technisch effect van de vinding, op grond waarvan het geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, aldus Interdam. Tegenover deze gemotiveerde stellingen van Interdam, is hetgeen Metaglas heeft aangevoerd van onvoldoende gewicht om daaraan te kunnen afdoen. Aldus heeft Metaglas naar het voorlopig oordeel van de  voorzieningenrechter voldoende aangetoond dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect (te weten de wijze waarop de delen van het kozijnprofiel zijn samengesteld en de daarmee samenhangende te bereiken kleinste omvang van het kozijn), op grond waarvan geen sprake kan zijn van auteursrechtelijke bescherming.

5.5. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het door Metaglas ingeroepen recht, op grond waarvan zij ten laste van Interdam beslag heeft gelegd, summierlijk ondeugdelijk is. De vordering van Interdam tot opheffing van het door Metaglas gelegde beslag en retournering van het in beslag genomen Winlite exemplaar, wordt dan ook - in het geval van de laatst genoemde vordering met inachtneming van een redelijke termijn - toegewezen.

6.1. (…) Nabootsing is alleen dan ongeoorloofd indien, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid, evengoed een andere weg ingeslagen had kunnen worden en door dat niet te doen verwarring wordt gesticht (HR 26 juni 1953, NJ 1954,90 Hyster Kany Krane). Het voorgaande komt er op neer dat techniek/functionaliteit niet via de slaafse nabootsingsleer, maar slechts via het octrooirecht, gemonopoliseerd kan worden. Nu in 5.4 reeds op voorhand is aangenomen dat de vormgeving van Methermo en de tekeningen daarvan - waarvan Metaglas een beroep doet op de leer van de slaafse nabootsing - enkel zien op wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect, wordt het beroep van Metaglas gegrond op slaafse nabootsing afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9421

Een dessin van een dribbelende Takkie

Strijkhoezen, vlnr: Hema, ActionRechtbank ‘s-Hertogenbosch, 15 februari 2011, BP RK 11-196,  Hema B.V. & Fiep Westendorp Foundation tegen Action Non-Food B.V.

Auteursrecht. Ex partebevel m.b.t. namaak Jip & Janneke-strijkplankhoezen. ”De vijfde keer binnen afzienbare tijd dat Action inbreuk maakt op de IE-rechten van HEMA”, aldus het verzoekschrift.

3.1. beveelt gerekwestreerde de in het lichaam van het verzoekschrift van 15 februari 2011 omschreven inbreuken op de auteursrechten van HEMA B.V. en meer in het bijzonder iedere aanbieding en verhandeling van de in het verzoekschrift genoemde strijkplankhoes onmiddellijk na betekening van deze beschikking te staken en gestaakt te houden;   

3.2. beveelt gerekwestreerde om binnen 4 uur na betekening van deze beschikking alle in het verzoekschrift genoemde strijkplankhoezen uit haar filialen verwijderd te hebben alsmede alle reclame-uitingen waarin de strijkplankhoes (-zen) wordt (-en) afgebeeld uit hun vestigingen en - voor zover van toepassing - van internet te verwijderen. 

Lees de beschikking hier

IEF 9419

Tot financiële verrijking van de ander

Vzr. Rechtbank Breda, 16 februari 2011, KG ZA 11-61, Appletree B.V. tegen Promotion Design (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Executiegeschil na Rechtbank Dordrecht, 25 november 2010, IEF 9256. ( Geen ruimte om dwaling aan te nemen omtrent de auteursrechtelijke beschermingsomvang van de siertaarten van Promotion Design na de eerdere vaststellingsovereenkomst). 

Dwangsommen m.b.t. tot twee niet verwijderde afbeeldingen op de website zijn wel degelijk verbeurd: “Het lag het op de weg van Appletree om geen enkel risico te nemen, voortvarend te werk te gaan en alle mogelijke maatregelen te treffen.” Geen matiging: €460.000.

3.6 (…) Appletree heeft niet betwist dat de afbeeldingen, welke zij op haar website heeft laten staan nadat voormeld vonnis aan haar was betekend, reeds in die kort geding procedure waren overgelegd ten bewijze van de inbreuk van Appletree. Gelet op het dictum, inhoudende dat Appletree het openbaar maken op welke wijze ook diende te staken en het hier om diezelfde inbreuk gaat, lag het op de weg van Appletree om geen enkel risico te nemen, voortvarend te werk te gaan en alle mogelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat zij tijdig aan de veroordeling zou kunnen voldoen om aldus het verbeuren van dwangsommen te voorkomen. Appletree is daarin niet geslaagd. De door Appletree gestelde omstandigheid dat haar belangen niet goed daar haar raadsman, die Appletree tijdens die kort gedingprocedure bijstond, zijn behartigd, is een omstandigheid die speelt in de relatie tussen Appletree en haar toenmalige raadsman, maar is uitdrukkelijk geen omstandigheid die aan Promotion Design kan worden tegengeworpen.

3.7 Uit het hiervoor overwogene volgt dat Appletree niet uit het oog had mogen verliezen dat zij zich strikt, behoudens uitzonderingen zoals in artikel 61 1d Rv omschreven, aan de uitvoerbaarverklaarde rechterlijke uitspraak diende te houden en dat zij tot betaling van - in verhouding tot de prijzen van de decoratieve gebakjes - erg hoge dwangsommen zou kunnen worden gehouden. Die hoge dwangsommen zouden voor Appletree een belangrijke prikkel tot tijdige nakoming van de aan haar bij dat vonnis opgelegde veroordeling moeten zijn. In het vonnis is verdisconteerd dat niet-nakoming van het vonnis leidt tot financiële verrijking van de ander. Dit levert geen misbruik van de bevoegdheid tot de opeising van de verbeurde dwangsommen op. Anders dan Appletree stelt, is de voorzieningenrechter evenmin van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat tot matiging van de verbeurde dwangsommen moet worden overgegaan. Tegenover de door Appletree gestelde omstandigheid dat Promotion Design haar eerder dan 18 januari 2011 had kunnen mededelen dat de twee genoemde afbeeldingen zich nog op de website bevonden, staat het feit dat Appletree op grond van het vonnis in kort geding zelf actie had moeten ondernemen en zo had kunnen voorkomen dat de dwangsommen zouden oplopen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9384

Onvoldoende steekhoudend ontzenuwde bewijsmiddelen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 februari 2011, KG ZAS 10-1427, Golden Dream B.V. c.s. tegen Lions Beddegoed B.V.

Auteursrecht. Modellenrecht Bedmeubels. Eisers stellen dat gedaagde middels de verhandeling van het bedmeubel ‘Baltimore’ inbreuk maakt op het auteursrecht en de niet-ingeschreven modellenrechten van eisers m.b.t. het bedmeubel ‘Miami’. Vorderingen afgewezen, nu gedaagde er in slaagt aannemelijk te maken dat het ontwerp reeds zou hebben bestaan vóór de datum waarop het bedmeubel door eiser sub b zou zijn ontworpen.

“Dat de uitkomst van de onderhavige zaak afwijkt van die in het eerder gevoerde kort geding (Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 november 2010, IEF 9249) over hetzelfde bedmeubel wordt veroorzaakt door het feit dat in de eerdere procedure - anders dan in de onderhavige - het makerschap van Wojchiechowska en de geldigheid van de modelrechten van Golden Dream niet werden betwist, waardoor in de eerdere procedure voorshands van de juistheid daarvan was uit te gaan in kort geding. “

4.6. Golden Dream heeft aangevoerd dat de door Lion overgelegde documenten en foto's "vervalst" zouden zijn, maar heeft haar stellingen ter zake op geen enkele wijze steekhoudend onderbouwd, met name niet gelet op het minutieuse verweer op deze aantijgingen van de kant van Lion. Daarbij wordt betrokken dat voor de stelling dat eiser sub 2, Wojchiechowska, het Baltimore-bed in december 2008 heeft ontworpen, door Golden Dream slechts één enkele niet door deze ondertekende schets zonder begeleidende verklaring is overgelegd (hieronder weergegeven). Door Lion is betwist dat dit voldoende bewijs verschaft van makerschap van Wojchiechowska, terwijl volgens Lion ook de enkele aanduiding "12.08" vraagtekens oproept omtrent de gestelde datering. Nu niet is bestreden en overigens voldoende aannemelijk is gemaakt dat de ontwerpen voor de "Miami" en "Baltimore" vrijwel geheel overeenstemmen, respectievelijk bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk maken, wordt er - gelet op deze stand van zaken - in dit kort geding voorshands van uitgegaan dat het ontwerp waarvan Wojchiechowska stelt de maker te zijn en het niet ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht waarvan Firma Empire stelt rechthebbende te zijn reeds vóór december 2008/februari 2009 bestond en voor het publiek (in de EU) beschikbaar was. Golden Dream kan zich voor haar vorderingen naar voorlopig oordeel dan ook niet beroepen op deze door haar ingeroepen auteurs- of modelrechten. De gevraagde voorzieningen in conventie die daarop zijn gebaseerd, zullen dan ook worden geweigerd.

4.7. Gelet op het voorgaande dienen ook de vorderingen gebaseerd op onrechtmatig handelen van Lion te worden afgewezen. Slaafse nabootsing door Lion is niet aannemelijk geworden en ook van anderszins onrechtmatig handelen is voorshands geen sprake. Dit brengt mee dat de gevraagde voorzieningen in conventie zullen worden geweigerd.

4.8. Dat de uitkomst van de onderhavige zaak afwijkt van die in het eerder gevoerde kort geding over hetzelfde bedmeubel wordt veroorzaakt door het feit dat in de eerdere procedure - anders dan in de onderhavige - het makerschap van Wojchiechowska en de geldigheid van de modelrechten van Golden Dream niet werden betwist, waardoor in de eerdere procedure voorshands van de juistheid daarvan was uit te gaan in kort geding. In de onderhavige procedure is wel uitdrukkelijk verweer gevoerd op deze punten en dit verweer is, als hiervoor overwogen, met onvoldoende steekhoudend ontzenuwde bewijsmiddelen onderbouwd, waardoor dit verweer voorshands slaagt in deze tweede procedure.

Lees het vonnis hier.

IEF 9367

Het auteursrecht op modellen

HvJ EU, 27 Januari 2011, zaak C-168/09, Flos SpA tegen Semeraro Casa e Famiglia SpA / Assoluce – Associazione nazionale delle Imprese degli Apparecchi di Illuminazione (prejudiciële vragen Tibunale di Milano, Italië).

Modellenrecht. Modellenrichtlijn. Toepassing van auteursrecht op modellen die al tot publieke domein behoorden kan niet worden uitgesloten door nationale wetgeving.

Oorspronkelijk Italiaanse zaak over het namaken van de beroemde Arco-lamp, een schepping van de gebroeders Castiglioni, is een geschil ontstaan tussen Flos en Semeraro, waarbij eerstgenoemde stelt houdster te zijn van alle vermogensrechten op deze lamp. Overeenkomstig de destijds geldende wetgeving behoorde het model van de Arco-lamp al tot het publieke domein en mocht Semeraro dan ook de Fluida-lamp, een nabootsing van het Arco-model, vervaardigen, uit China importeren en verhandelen. Met de inwerkingtreding van richtlijn 98/71 en de omzetting ervan in de Italiaanse rechtsorde moet volgens Flos toepassing worden gegeven aan het auteursrecht op het Arco-model. Zij verwijt Semeraro derhalve dat deze de Fluida-lamp vervaardigt en verhandelt en vordert bij de Italiaanse rechter een handelsverbod betreffende deze lamp.

Het Hof oordeelt dat artikel 17 van richtlijn 98/71 aldus moet worden uitgelegd dat dit artikel zich verzet tegen de wettelijke regeling van een lidstaat die erin voorziet dat modellen die vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn al tot het publieke domein behoorden, niet door het auteursrecht worden beschermd.

On those grounds, the Court (Second Chamber) hereby rules:

1. Article 17 of Directive 98/71/EC of the European Parliament and of the Council of 13 October 1998 on the legal protection of designs must be interpreted as precluding legislation of a Member State which excludes from copyright protection in that Member State designs which were protected by a design right registered in or in respect of a Member State and which entered the public domain before the date of entry into force of that legislation, although they meet all the requirements to be eligible for copyright protection.

2. Article 17 of Directive 98/71 must be interpreted as precluding legislation of a Member State which – either for a substantial period of 10 years or completely – excludes from copyright protection designs which, although they meet all the requirements to be eligible for copyright protection, entered the public domain before the date of entry into force of that legislation, that being the case with regard to any third party who has manufactured or marketed products based on such designs in that State – irrespective of the date on which those acts were performed.

Lees het arrest hier.

IEF 9363

Twee van de vele witte, omstreeks twee meter lange dressoirs

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 25 januari 2011, HD 200.065.945, Zijlstra B.V. teegn Klotz V.O.F. (met dank aan Arthur Claassen, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Dressoirs. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 20 april 2010, IEF 8775).  Het oordeel van de voorzieningrechter dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk staat niet ter discussie in hoger beroep. De grieven richten zich op de slaafse nabootsing en de proceskostenveroordeling. Het hof concludeert dat ook van slaafse nabootsing geen sprake is. “Mogelijk zijn de dressoirs in de ogen van die niet op details kritische consumenten uitwisselbaar, maar verwarring in die zin dat de consumenten die een Klotz dressoir zien, menen met een Zijlstra meubel te maken te hebben is naar het voorlopig oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.”

In incidenteel appel stelt Klotz daarnaast nog dat op het dressoir van Zijlstra (afbeelding boven) helemaal geen auteursrecht zou rusten, teneinde volgende procedures op die grond te voorkomen. Die grief wordt afgewezen als een verkapte verklaring voor recht, die in een kort geding niet kan worden gegeven.

M.b.t. de 1019h proceskosten oordeelt het hof dat het geding in eerste aanleg niet ten onrechte als een ‘eenvoudig kort geding’ is aangemerkt. Nu het hoger beroep geheel ziet op het commune recht baseert het hof de kostenveroordeling in hoger beroep echter geheel op het liquidatietarief.

Slaafse nabootsing: 4.8. Het hof merkt grief 2 aan als de kerngrief. Zijlstra komt onder meer op tegen de redenering van de voorzieningenrechter, waarin besloten zou liggen dat nu er geen sprake is van auteursrechtelijke inbreuk, er ook geen sprake zou (kunnen) zijn van slaafse nabootsing.

4.9. Het hof zal zelfstandig, door vergelijking van de beide dressoirs, bezien of sprake kan zijn van nabootsing, van verwarring, en/of van onnodige verwarring. Indien al die vragen ontkennend worden beantwoord, zowel bezien vanuit het standpunt van detaillisten als bezien vanuit het standpunt van consumenten, dient de conclusie te luiden dat van onrechtmatig handelen in de vorm van slaafse nabootsing geen sprake is.

(…)

4.23. Het hof komt tot de slotsom dat in de aanwezige overeenkomsten, gelet op de verschillen, onvoldoende aanwijzingen zijn gelegen dat bij het ontwerpen van het Klotz dressoir dat van Zijlstra tot voorbeeld zou hebben gediend of dat zou zijn getracht dit - geheel of voor een substantieel deel - na te maken.

(…)

4.27. Een stijl, in dit geval bestaande uit strakke meubels met dikke panelen, kan niet worden gemonopoliseerd. Datzelfde geldt voor de grondvorm, bestaande in een omstreeks twee meter lang, wit dressoir met drie laden in het midden en deurtjes aan weerszijden daarvan, welke drie ongeveer even grote vlakken vormen.

(…)

4.30. Het hof kan niet uitsluiten dat onder de detaillisten de Zijlstra 5023 een eigen plaats in de markt inneemt. Maar gesteld noch gebleken is dat dit ook voor consumenten geldt.

4.3 1. Zou dat anders zijn, dan geldt dat de totaalindruk van het Klotz dressoir zo verschillend is van de totaalindruk van het Zijlstra dressoir, dat niet goed voorstelbaar is dat een kritische consument - als deze zich bewust is van het bestaan van specifieke van Zijlstra afkomstige meubelen (eventueel onder een andere naam) - die geconfronteerd wordt met een Klotz 4687, zal menen met een Zijlstra 5023 van doen te hebben, zelfs indien bij hem slechts een onvolmaakt herinneringsbeeld van die Zijlstra 5023 zou zijn blijven hangen.

4.32. Gelet op de doelgroep en de prijsstelling zal het bij beide dressoirs vaak om niet bijzonder kritische consumenten gaan, die gewoon een "strak': wit dressoir zoeken. Voor die consument zijn zowel de Zijlstra 5023 als de Klotz 4687 slechts twee van de vele witte, omstreeks twee meter lange dressoirs met laden in het midden en deurtjes aan weerszijden daarvan. Mogelijk zijn de dressoirs in de ogen van die niet op details kritische consumenten uitwisselbaar, maar verwarring in die zin dat de consumenten die een Klotz dressoir zien menen met een Zijlstra meubel te maken te hebben is naar het voorlopig oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.

(…)

Auteursrecht: 4.37. (…) Klotz meent namelijk dat aan de Zijlstra 5023 helemaal geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. in de pleitnota in hoger beroep sub 52 stelt Klotz: "Klotz heeft bovendien een duidelijk belang bij het instellen van deze auteursrechtelijke vordering. Zij wil voorkomen dat Zijstra nogmaals één van haar ontwerpen aanvalt met een beroep op het auteursrecht op de Zijlstra 5023 (en daarmee wederom Klotz op kosten jaagt). Het is dus van groot belang voor Klotz dat het hof het vonnis op dat punt vernietigt. "

4.38. Het hof wees er reeds op dat de vorderingen van Zijlstra, voor zover gebaseerd op auteursrecht zijn afgewezen, en dat tegen de afwijzing op die grond geen grieven zijn gericht. Vanuit die optiek bezien valt niet in te zien welk rechtens te respecteren belang Klotz zou hebben bij enige heroverweging op dit onderdeel. Klotz miskent dat het oordeel van de voorzieningenrechter uitdrukkelijk een voorlopig oordeel was. De aangevallen passages dragen bovendien de beslissing niet; strikt genomen waren zij overbodig (behalve om de leesbaarheid van de rest van de overweging te verhogen). De hiervoor aangehaalde passage uit de pleitnota lijkt erop te wijzen dat Klotz in feite een verklaring voor recht verlangt dat aan de Zijlstra 5023 geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. in een kort geding kan zo'n verklaring voor recht niet worden gegeven. Trouwens: Klotz maakt weliswaar gewag van "het instellen van deze auteursrechtelijke vordering", maar  hij hééft helemaal geen auteursrechtelijke vordering ingesteld en zou dat bovendien in hoger beroep ook niet voor het eerst kunnen doen. 

(…)

Proceskosten: 4.40. (…) Het ging om een betrekkelijk standaardmatig kort geding, waarbij twee objecten aan de orde waren waarbij enerzijds gesteld en anderzijds betwist werd dat met het aangevallen object auteursrechtinbreuk werd gemaakt c.q. slaafs werd nagebootst. Zowel feitelijk als juridisch ging het om een overzichtelijke kwestie.

4.41. in hoger beroep is de zaak geheel op basis van het commune recht (art. 6:162 BW) beoordeeld. De omstandigheid dat Klotz -tevergeefs -met grief 1 in het incidenteel appel getracht heeft auteursrechtelijke aspecten ook in hoger beroep aan de orde te stellen brengt niet mede dat nu de ten faveure van Zijlstra uit te spreken kostenveroordeling van Klotz gebaseerd zou moeten worden op art. 1019h Rv., daar het hof aan een auteursrechtelijke beoordeling niet is toegekomen. In hoger beroep zal het hof de kostenveroordeling dus geheel baseren op het liquidatietarief.

Lees het arrest hier.

IEF 9358

Van makerschap tot auteursrechthebbende

Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 januari 2011, HA ZA 08-1020, Inspirion GmbH c.s. teegn Pokonobe Associates, Hasbro & MB International

Auteursrecht. Spellen. Tussenvonnis. Eiser vordert een verklaring voor recht dat het door haar op de markt gebrachte spel Wackelturm geen inbreuk maakt op gedaagdes auteursrecht m.b.t. het in welingelichte IE-kringen niet onbekende spel Jenga. Beide spellen betreffen het bouwen van een blokkentoren, waarbij diegene de winnaar is die het laatste blok bovenop de toren legt zonder dat deze omvalt. In reconventie vordert gedaagd een inbreukverbod. De rechtbank houdt de zaak aan, nu er enige onduidelijkheid lijkt te zijn over de ‘keten van  makerschap tot auteursrechthebbende.’

4.6. Gelet op een en ander ziet de rechtbank aanleiding om, met gebruikmaking van de haar in artikel 22 Rv gegeven bevoegdheid, Pokonobe c.s. te bevelen de navolgende bescheiden over te leggen:
1. volledige akte(s) van overdracht tussen Scott en Grebler van 22 oktober 1985;
2. volledige akte(s) van overdracht tussen Grebler en Pokonobe van gelijke datum, desgewenst met zwartmaking van die passages die naar de mening van Pokonobe c.s. vertrouwelijk zijn, met toelichting welke rechten en bevoegdheden door Scott aan Grebler en vervolgens door Grebler aan Pokonobe zijn overgedragen.

4.7. Daarnaast beveelt de rechtbank Pokonobe c.s., eveneens op de voet van artikel 22 Rv, haar stellingen ten aanzien van de volgende punten toe te lichten:
1. het verweer dat de verklaring van Scott vraagtekens oproept over de vraag wie de maker is van het gestelde auteursrechtelijk beschermde werk alsook op welk werk dat auteursrecht nu precies rust (paragrafen 8 t/m 16, 23 t/m 24 en 38 antwoord-akte Inspirion c.s.);
2. het verweer dat de rechtsgeldige overdracht bij akte niet is aangetoond (paragrafen 17 t/m 21, 27, 30 t/m 33 en 47 antwoord-akte van Inspirion c.s.).

Lees het vonnis hier.

IEF 9348

Bij gezamenlijk genomen akte

Gerechtshof Amsterdam. 18 januari 2011, 200.061.517/01 KG, Elcee-Haly B.V. tegen Deco World (met dank aan Lars Bakers, Bingh Advocaten)

Auteursrecht. Merktekens. Souvenirartikelen. Op verzoek van beide partijen vernietigt het hof  het vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank Haarlem, 25 februari 2010, IEF 8622).

Ter verduidelijking bericht de advocaat van Elcee-Haly, op verzoek: “Partijen hebben ter zitting (pleidooi) een mogelijke minnelijke regeling besproken waarvan onderdeel diende te zijn de vernietiging van het eerder door de Voorzieningenrechter gewezen vonnis, nu op grond van dat vonnis (volgens eiseres) mogelijk een onjuiste indruk in de markt zou kunnen blijven bestaan, in het bijzonder m.b.t. de auteursrechten positie van eiseres. Ín dat verband kon de regeling niet enkel bij proces verbaal worden vastgelegd. Het Hof heeft zich bereid getoond arrest te wijzen conform een nader door partijen gezamenlijk in het geding gebrachte akte, waarin onder meer de vernietiging van het kort geding vonnis is gevorderd. Indien het Hof deze medewerking niet verleend zou hebben dan had de betreffende minnelijke regeling niet tot stand kunnen komen,  waardoor partijen alsnog gedwongen zouden zijn voort te procederen.”

 “ (…) Elcee-Haly heeft vervolgens bij gezamenlijk met Deco World c.s, genomen akte haar eis gewijzigd. Deco World c.s. hebben bij genoemde akte te kennen gegeven tegen de gewijzigde eis van Elcee-Baly geen verweer te voeren en hun eerder gevoerd verweer tegen, kort gezegd, de rechten van Elcee-Haly met betrekking tot de tekening afgebeeld op producties 4 en 28 van Elcae-HaLy (hierna: de Afbeelding) in te trekken (zij het onder handhaving van hun stelling dat zij geen voorwerpen voorzien van de Afbeelding in het verkeer gebracht, verkocht of anderszins verhandeld hebben) .

(…) Deco World c.s. hebben in de reeds genoemde akte te kennen gegeven de rechten, waaronder begrepen de auteursrechten, van Elcee-Haly op de Afbeelding te erkennen en geen verweer meer te voeren tegen de gewijzigde eis zoals in die akte geformuleerd. Het hof ziet hierin aanleiding om de vordering van Elcee-Haly zoals bij akte gewijzigd alsnog toe te wijzen op de hierna te vermelden wijze. De dwangsom zal daarbij worden gemaximeerd.

Dit brengt mee dat het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd. De kosten van het geding in beide instanties zullen - overeenkomstig het gezamenlijk verzoek van partijn en - worden gecompenseerd.

Lees het arrest hier.

IEF 9341

Geen simpele kussens

LC2Gerechtshof Leeuwarden, 30 november 2010, LJN: BP1050, Box Seven B.V. tegen Gedaagde

Auteursrecht. Meubels (Le Corbusier). Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep grotendeels  (vzr. Rechtbank Groningen, 18 december 2009, IEF 8489). Inbreuk niet betwist. Geen aanpassing, maar volledige vernietiging inbreukmakende meubelstukken. Ook kussens maken een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen.

5.  Het hof stelt voorop dat het belang van Box Seven bij het hoger beroep deels is komen te vervallen nu tengevolge van de vernietiging van de meubels de oorspronkelijke toestand niet meer kan worden hersteld. Haar belang blijft behouden waar het de proceskostenveroordeling in eerste aanleg betreft. Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat Box Seven tevens aan de orde stelt of [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden gebruik kon maken van haar bevoegdheid de meubels van Box Seven te laten vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat het hof, ook al bestaat geen belang meer bij de vernietiging van de toewijzing van deze vordering, niettemin zal hebben te onderzoeken of de vordering door voorzieningenrechter al dan niet terecht is afgewezen, omdat hiervan het oordeel afhankelijk is wie de kosten van het geding zal hebben te dragen.

(…)

Vernietiging: 8.  Het hof kan Box Seven in haar betoog niet volgen. Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde immers de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudigen vormen, als zijn eigendom op te eisen dan wel vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen (art. 28 lid 1 Aw). Door Box Seven is erkend dat de LC2 en LC3 auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat de rechten daarop bij [geïntimeerde] rusten. Door Box Seven is voorts erkend dat haar modellen te beschouwen zijn als ongeoorloofde verveelvoudigingen van de door het auteursrecht beschermde LC2 en LC3. Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de stellingen van partijen dat aan de voorwaarden van de opeising tot afgifte ex. art. 28 lid 1 Aw. is voldaan. Door Box Seven zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voorshands geconcludeerd zou moeten worden dat [geïntimeerde] haar bevoegdheid tot opvordering en vernietiging heeft misbruikt.

(…)

(…)

Kussens: 13.  Het hof stelt voorop dat zij met de voorlopige voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [geïntimeerde] genoegzaam heeft aangetoond dat de kussens beschouwd moeten worden als één van de auteursrechtelijke beschermde elementen van de LC2 en LC3. Door Box Seven is niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat het hier om simpele kussen zou zijn die in iedere slaapkamer- en meubelwinkel te koop zijn en om die reden oorspronkelijkheid ontberen.

14.  Het hof overweegt voorts dat voor de vraag of Box Seven met de kussens inbreuk maakt op de auteursrechten van [geïntimeerde], het erop aankomt of het beweerdelijk inbreukmakende werk (de kussens van Box Seven) in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. De stelling van Box Seven dat niemand bij het zien van deze kussens aan [geïntimeerde] zal denken, wat daarvan overigens ook zij, is rechtens niet relevant nu de beoordeling van nabootsing in auteursrechtelijke zin niet afhankelijk is van (indirect) verwarringsgevaar.

15.  Bij de beantwoording van de inbreukvraag acht het hof het volgende van belang:
  -  Box Seven heeft niet weersproken dat de LC2 en LC3 vanwege hun hoge mate van oorspronkelijkheid een ruime beschermingsomvang genieten;
-  Box Seven heeft evenmin weersproken dat de vorm en de maatvoering van haar kussens gelijk zijn aan de kussens van de LC2 en LC3; en
-  Box Seven heeft erkend dat de LC2 en LC3 een auteursrechtelijk te beschermen werk vormen en de nabootsingen die door haar op de markt zijn gebracht hierop inbreuk maken.
16.  Nu er sprake is van een overname van auteursrechtelijke beschermde trekken (de kussens) en door Box Seven niet is gesteld dat de kussen worden verwerkt in een nieuw zelfstandig werk, is de verhandeling van de kussens te beschouwen naar het voorlopig oordeel van het hof te beschouwen als een inbreuk op de auteursrechten van [geïntimeerde].

23.  Uit het voorgaande volgt dat Box Seven als de in het ongelijk gestelde partij in eerste instantie terecht in de proceskosten is veroordeeld.

Lees het arrest hier