DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 9003

Kasteel Almere

Hoge Raad, 9 juli 2010, LJN: BM5712, Greenlir B.V. tegen verweerder

Auteursrecht, althans verbintenissenrecht met een auteursrechtelijke component. Uitleg overeenkomst en licentie. De oorspronkelijke projectontwikkelaar (TBZ) en de architect van het bouwproject "Kasteel Almere" hebben een afspraak gemaakt over de verdeling van de opbrengst bij verkoop van plan en tekeningen voor dit project. Het geschil gaat over de vraag of deze verdelingsafspraak ook ziet op een overeenkomst die de architect heeft gesloten met een opvolgende projectontwikkelaar (Het Pakhuis), die het project verkreeg na uitwinning door de bank van haar zekerheidsrechten op de oorspronkelijke projectontwikkelaar.

De Hoge Raad doet de zaak af op art. 81 RO, geen rechtsvragen, maar de conclusie van A-G Wissink gaat wel in op de auteursrechtelijke kanten van het geschil. Onder andere:

3.34.2 De verdelingsafspraak ziet volgens het hof op de verkoop van het plan/de tekeningen voor de realisatie van projecten elders (buiten Almere). Indien de overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis deze laatste de bevoegdheid zou geven het plan/de tekeningen te gebruiken voor de realisatie van projecten elders, dan zou de verdelingsafspraak m.i. van toepassing zijn. De overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis geeft deze bevoegdheid echter niet aan Het Pakhuis, nu deze bevoegdheid naar het oordeel van het hof geconcentreerd was in de licentie (zie hierboven punt 3.21.3). Nu zou het in theorie zo kunnen zijn, dat de overdracht van een auteursrecht aan een derde afbreuk doet aan een eerder gegeven licentie, nu de licentie veelal in verbintenisrechtelijke termen wordt geduid en een derde daarom daaraan niet automatisch is gebonden. Het hof gaat er echter kennelijk van uit dat een overdracht van het auteursrecht door [verweerder] aan Het Pakhuis niet van invloed is op de licentie. Gezien het partijdebat, waarin dit punt niet aan bod is gekomen, behoefde het hof dit niet nader te motiveren. Of Het Pakhuis de bevoegdheid heeft het plan/de tekeningen te verkopen voor projecten elders, hangt er in de visie van het hof dus van af of Het Pakhuis de licentie van TBZ heeft verkregen, niet van de vraag of [verweerder] zijn auteursrechten heeft overgedragen aan Het Pakhuis.

(…)

3.35.2 (…)  Voor zover het betreft de realisatie van het project "Kasteel Almere" was er inderdaad geen reden voor Het Pakhuis om [verweerder] te betalen voor de overdracht van diens auteursrechten. In de bevoegdheid tot realisatie van dit project was immers reeds voorzien door middel van de licentie van TBZ waarover Het Pakhuis volgens het hof kon beschikken. In de visie van het hof ziet de overeenkomst [verweerder]-Het Pakhuis echter niet op de exploitatierechten met betrekking tot de realisatie van het het project "Kasteel Almere". In het vervolg van rov. 4.9 maakt het hof duidelijk waarom er toch een belang was om de auteursrechten van [verweerder] af te kopen. Het hof geeft aan dat Het Pakhuis er zich rekenschap van heeft gegeven dat het verstandig zou zijn een regeling te treffen over het auteursrecht van [verweerder] indien deze niet meer als architect bij het project betrokken zou zijn omdat een opvolgende derde partij niet met hem zou willen samenwerken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk in het licht van het gegeven dat de auteursrechtelijke positie van de architect ten aanzien van een project gezien zijn persoonlijkheidsrechten niet is uitgeput doordat een ontwikkelaar het project bevoegdelijk gaat realiseren. Zou bijvoorbeeld bij de uitvoering van de bouw blijken dat er aanpassingen nodig of wenselijk zijn, dan zou daarmee de auteursrechtelijke positie van de oorspronkelijke architect gemoeid kunnen zijn. In hoeverre de positie van [verweerder] na beëindiging van de samenwerking met de projectontwikkelaar en de overdracht van zijn auteursrechten daadwerkelijk nog in het gedrang zou kunnen komen,(22) behoefde het hof gezien het partijdebat niet verder te onderzoeken.

Lees het arrest hier.

IEF 8976

In overwegende mate ingegeven

Rechtbank Groningen, 7 juli 2010, HA ZA 09-349, Nautavorm B.V. tegen Oei (met dank aan Douglas Mensink, MICTA)

Auteursrecht. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing voetenplank van voetsteun (zie ook KG: IEF 8647, Gerechtshof Arnhem, 2 maart 2010: geen auteursrecht, wel slaafse nabootsing). Eiser stelt i.c. dat gedaagde het auteursrecht aan eiser had moeten overdragen o.g.v. een overeenkomst tot aandelenoverdracht en geen licentieovereenkomst met een concurrerende derde (de wederpartij in de genoemde KG procedure) had mogen sluiten. Vorderingen afgewezen, aangezien er geen auteursrecht op de voetsteun rust, waarbij de rechtbank ten overvloede concludeert dat er in het algemeen (i.c. betreft het n.l. geen vergelijk met andere producten) ook geen sprake is van slaafse nabootsing.

4.1 1. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de onderhavige voetenplank in overgrote mate technisch en functioneel is bepaald, zodat aan die voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing, nu (ook) de gestelde overstemming tussen de onderhavige voetenplank en de voetenplanken van concurrenten in overwegende mate is ingegeven door de technische en functionele kenmerken waaraan een voetensteun dient te voldoen.

4.12. Het oordeel van de rechtbank dat aan de onderhavige voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt brengt met zich dat de grondslag aan de primaire en de subsidiaire vordering van Nautavorm c.s., te weten de voetenplank is auteursrechtelijk beschermd, komt te ontvallen. Om die reden zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8967

Afstand van het Umfeld

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 09-1368, B.V. Meubelfabriek Arco c.s. tegen Arrben SNC (met dank aan Kitty van Boven. I-EE)

Auteursrecht. Meubels. Eiser Arco stelt dat gedaagde  met de stoel ‘Betta’ inbreuk maakt op het auteursrecht op de stoel ‘Frame’ (afbeelding boven). Bodemprocedure na vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 juni 2008, IEF 6246, waarin de vorderingen werden afgewezen. Nu worden de vorderingen toegewezen.

In het voorafgaande kort geding stond het zitkuipje centraal. Voornamelijk vanwege het “kenmerkende kuipje” werd auteursrechtelijke bescherming van de Frame aangenomen:

4.6. Bij de beoordeling dient het werk als geheel in aanmerking te worden genomen. Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter dat in het ontwerp van de stoel Frame weliswaar de toepassing van een hedendaagse minimalistische stijl is te herkennen maar dat overigens, in elk geval bij de vormgeving van het kuipje, de ontwerper duidelijk een eigen en nieuwe weg is ingeslagen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat Hulshoff en Arrben niet aan de hand van voorbeelden hebben laten zien dat het kuipje niet nieuw of oorspronkelijk zou zijn. (…) Naar voorlopig oordeel komt de stoel Frame dan ook auteursrechtelijke bescherming toe.

Dat mes sneed echter aan twee kanten. Bij de inbreukvraag liet de voorzieningenrechter de sterk op elkaar lijkende frames buiten beschouwing – want te banaal. Wat overbleef waren twee (volgens de rechter) sterk verschillende zitkuipjes.

4.8. (…) Uit hetgeen hierboven met betrekking tot het auteursrecht van de stoel Frame is overwogen , volgt dat de auteursrechtelijke bescherming van de stoel Frame niet is gelegen in het frame (de draagconstructie van dunne vierkante buis). Omdat de zwevende indruk het rechtstreekse gevolg is van de minimalistische uitvoering van het frame is ook daaraan geen doorslaggevend gewicht toe te kennen. Bij de beoordeling dient dan ook met name acht te worden geslagen op de vormgeving van het kuipje. niet kan afwachten.

 

(…)

4.12. Samengevat onderscheiden de stoel Betta en de stoel Frame zich door een geheel verschillende uitvoering van het kuipje. (…) Bij de beoordeling is het grootste gewicht toe te kennen aan de steeds op eigen wijze vormgegeven kuipjes en is voor het auteursrecht minder relevant de banale vormgeving van de frames.

Geen inbreuk dus.

Bodemprocedure

Een tweede ronde volgt wanneer Arco een bodemprocedure aanspant. Daarin komt de rechtbank tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter.

Auteursrecht. Gedaagde Arrben heeft opgelet tijdens het kort geding en komt in de bodemprocedure op de proppen met allerlei voorbeelden van prior art (het “Umfeld”). De beschermings-hamvraag is of met de Frame, binnen de grenzen die worden getrokken door stijl enerzijds en eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand is genomen van het Umfeld. De rechtbank oordeelt van wel, zij het slechts ten aanzien van het frame van de Frame:

4.12. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat met het frame van de Frame voldoende afstand is genomen van het Umfeld en op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de gestelde vigererende minimalistische stijl van ontwerpen. De subjectieve toevoegingen betreffen de dunne metalen vierkante buizen met scherpe hoeken waarbij de armleuning in een scherpe hoek doorloopt in de rugleuning en waardoor – in combinatie met de dwarsverbindingen tussen de verticale staanders – een open kubuseffect ontstaat.

Arrben komt met een eerdere zitkuip en bokst voor elkaar dat de kuip en het “zwevend effect” als gevolg van de wijze van ophanging als niet oorspronkelijk worden geoordeeld. Uitsluitend het frame wordt door de rechtbank als auteursrechtelijk beschermde trek aangemerkt.

Inbreuk: Wat volgt is een vergelijking van de frames van de Frame en de beweerdelijk inbreukmakende stoel, de Betta. De rechtbank oordeelt dat de totaalindrukken overeenstemmen ondanks een tamelijk in het oog springend verschil. De Betta heeft een verbindingsbuis aan de onderzijde van het frame – de Frame niet. Opmerkelijk is dat de rechtbank de verbindingsbuis buiten beschouwing lijkt te laten omdat deze – volgens opgave van Arrben – is geplaatst uit technisch oogpunt:

4.21. (…) Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de auteursrechtelijk beschermde trek van de Frame (vooral) gelegen in het frame van deze stoel. Juist aan dit frame, waarmee Vogtherr [de ontwerper, red.] binnen de minimalistische stijl enerzijds en de eisen an functionaliteit anderzijds voldoende afstand van het Umfeld heeft genomen, ontleent de Frame zijn eigen karakter. Juist deze, voor de totaalindruk van de Frame (welke wordt gedomineerd door het ‘kubus-effect’ en het open karakter daarvan) bepalende auteursrechtelijk beschermde trek, is door Arrben overgenomen. Het frame van de Betta is (nagenoeg) identiek aan dat van de Frame. Het enkele feit dat de Betta aan de onderzijde van het frame nog een verbindingsbuis heeft, doet aan de overeenstemmende totaalindrukken van de frames (en de stoelen) niet af. De frames van beide stoelen verschillen daarvoor te weinig. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de verbindingsbuis, zoals door Arrben ter zitting is erkend, is geplaatst uit constructieoogpunt aangezien het frame van de Betta anders niet sterk genoeg zou zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken die de beide werken maken zo weinig verschillen, dat een onafhankelijke, zelfstandige, schepping bepaald onwaarschijnlijk wordt geacht. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van het vermoeden van ontlening (…).

Arrben stelt dat de Betta is ontleend aan een eigen ontwerp (de Monola), maar slaagt er niet in om het vermoeden van ontlening te ontkrachten:

4.24. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de Betta een zelfstandige schepping is, omdat deze voortvloeit uit de Monola. Daartoe is onvoldoende dat de Betta in hoofdlijnen past binnen de gestelde (mede) door Manuela Benvenuto ontwikkelde minimalistische stijl. Binnen die minimalistische stijl beschikt een ontwerper over voldoende alternatieven voor het maken van eigen creatieve keuzes. De Manola staat te ver af van de Betta om het oordeel te rechtvaardigen dat van ontlening aan de Frame geen sprake is. Hieruit volgt dat Arrben haar verweer dat louter sprake is van een toevallige gelijkenis zonder dat sprake is van - bewuste of onbewuste - ontlening onvoldoende op basis van specifieke feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt. Dit geldt temeer nu - als onweersproken ter zittting gesteld door Arco - vaststaat dat de Frame reeds in 2000 op de IMM-beurs is geïntroduceerd en sindsdien met regelmaat op de internationale vakbeurzen ten toon is gesteld. In dit verband is het - ook op basis van hetgeen Arrben heeft aangevoerd - niet uitgesloten dat bij een professioneel ontwerpster als Manuela Benvenuto, van wie - temeer bij gebreke aan enige betwisting - redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij deze beurzen heeft bezocht, de Frame bewust dan wel onbewust in het geheugen is blijven hangen ter inspiratie van het ontwerpen van de Betta.

Auteursrechtinbreuk wordt aangenomen. Arrben wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding nader op te maken bij staat. De provisionele vordering van Arco tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen nu Arco geen belang heeft gesteld inde zin dat zij de afloop van de hoofdprocedure niet kan afwachten.

Lees het vonnis hier.

IEF 8951

Voor alle deelnemers was duidelijk wat het ‘concept’ inhield

Rechtbank Rotterdam, 30 juni 2010, HA ZA 09-1052, Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton Advocaten en Nanda Ruyters, AKD Prinsen van Wijmen).

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad. Uitgebreid tussenvonnis, 29 pagina's, in de bodemzaak tussen Kamer van Koophandel en Kantoor voor Klanten, betreffende de acquisitiefraude van december 2008 (zie vanaf IEF 7804). Een zoals de rechtbank overweegt ‘zowel feitelijk als juridisch grootschalige zaak’ waarin uiteindelijk tot het oordeel wordt gekomen dat inbreuk is gemaakt op zo goed als alle IE- rechten van de KvK (zelfs “Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" maken inbreuk op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel voorkomt) en,  heel interessant, dat er aanleiding is om de natuurlijke personen achter de rechtspersonen aansprakelijk te stellen ingevolge de groepsaansprakelijkheid van art 6:166 BW en hoofdelijk te veroordelen tot de schade (ca. €400.000) en de (o.a. 1019h) proceskosten (ca. €75.000). Mogelijk verbeurde dwangsommen na KG vonnis: €950.000 p.p.). Kort in citaten:

Merkenrecht: 5.6 Hoewel er tussen het beeld van merk en laatstbedoeld logo ook diverse verschillen zijn, vertonen zij als totaalindruk een duidelijke en overwegende visuele gelijkenis. Aan te nemen valt dat bij het in aanmerking komende publiek, bestaande uit Nederlandse ondernemers die merk en logo veelal niet naast elkaar zien, verwarring kan ontstaan. (…)  De conclusie moet zijn dat het gebruik van het logo inbreuk maakt op het merkrecht van Kamer van Koophandel (met name het woord-beeldmerk met inschrijvingnummer 0801253) als bedoeld in art. 2.20 lid 1 aanhef en onder b BVIE.

5.7 In de aanbiedingsbrief en op de website www.kvkhandelsregister.nl wordt (meermalen) het woord "KvKhandelsregister.nl" en het woord "www.kvkhandelsregister.nl" gebruikt. "KvK" respectievelijk "kvk" is een belangrijk onderdeel van het betreffende woord en dit element is gelijk aan of sterk overeenstemmend met het woordmerk "KvK" van Kamer van Koophandel, waardoor tussen beide woorden en het merk een grote gelijkenis bestaat. (…) Het gebruik van deze woorden maakt derhalve inbreuk op het bedoelde merk van Kamer van Koophandel.

5.8 Mede gelet op de wijze waarop de aanduiding "Kantoor voor Klanten" door Kantoor voor Klanten c.s. is gebruikt, acht de rechtbank de - voluit geschreven - aanduidingen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" eveneens inbreukmakend op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel" voorkomt, doordat deze zodanig overeenstemmen dat verwarring bij het publiek te duchten is.

Auteursrecht: 5.9 Vaststaat dat Kamer van Koophandel het auteursrecht bezit op het logo dat ook door haar als merk is gedeponeerd. Voorts kan worden gezegd dat de vormgeving van zowel haar factuur voor de jaarlijkse bijdrage als die van haar website www.kvk.nl een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. (…)

5.11 (…) Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van ontlening aan en nabootsing van de werken van Kamer van Koophandel - in het bijzonder van de auteursrechtelijk kenmerkende elementen daarvan - en zijn de bijdragebrief en de website www. kvkhandelsregister.nl te beschouwen als verveelvoudiging van die werken. Dat betekent dat daarmee inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van Kamer van Koophandel.

Handelsnaamrecht: 5.13 Ten aanzien van het gebruik van de namen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" moet, gelet ook op de wijze waarop Kantoor voor Klanten c.s. de eerstgenoemde naam hebben gebruikt (met de bedoeling om 'aan te sluiten' bij Kamer van Koophandel) en de aard van de betrokken ondernemingen, eveneens worden geoordeeld dat deze namen zo weinig afwijken van de handelsnaam "KvK" van Kamer van Koophandel dat gevaar voor verwarring bij het publiek bestaat.

Aansprakelijkheid: 5.48 Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld onder 5.25 tot en met 5.47, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen in groepsverband, waaraan de verschillende deelnemers, te weten Kantoor voor Klanten, […], […],[…],[…],[…] en Kantoor voor Klantenservice, eik bewust hebben bijgedragen. Er was een plan gemaakt ("concept"), waarvoor een groot aantal onderling op elkaar afgestemde activiteiten nodig was (zie onder 5.23) en samenwerking vereist was. Het schadeveroorzakend onrechtmatig handelen gebeurde in naam van de daartoe opgerichte rechtspersoon Kantoor voor Klanten, de natuurlijke personen hadden elk één of meer taken op zich genomen en ook Kantoor voor Klantenservice had een rol. Voor alle deelnemers - ten aanzien van de twee rechtspersonen: hun bestuurders - was duidelijk wat het "concept" inhield en moet ook duidelijk zijn geweest dat de uitvoering ervan tot aanmerkelijke schade zou kunnen leiden, zowel voor de zeer omvangrijke groep van geadresseerde ondernemingen als voor Kamer van Koophandel. Dit heeft hen echter niet ervan weerhouden om bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering van het "concept". Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het deelnemen niet aan ieder van de deelnemers zou kunnen worden toegerekend. Niet is bestreden dat het onrechtmatig handelen tot schade heeft geleid. Dat betekent dat Kantoor voor Klanten c.s. daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 8949

Een zozeer banale variant

Vzr. Breda, 1 juli 2010, KG ZA 10-241, B.V. Rucanor c.s. tegen Jascal Sports (met dank aan Menno Jansen, JWJ advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Schoenen. Beide partijen kopen bij dezelfde Chinese fabrikant een basismodel in voor een kinderschoen. De door Rucanor in haar schoen (afbeelding rechts) toegepaste variaties (kleurstelling, motief) op het basismodel vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter “een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen”, dat van een werk in auteursrechtelijke zin en dus van inbreuk door Jascal geen sprake kan zijn. Vorderingen afgewezen.

4.3. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag af de schoen 'Vadim' eert voldoende eigen, oorspronkelijk karakter bezit om aangemerkt te kunnen worden als een auteursrechtelijk beschermd werk. Ter zitting is ge bleken dat zowel Rucanor Europe als Jascal Sport hun kinderschoen hebben ingekocht bij dezelfde fabrikant, te weten Xiamen Ocean in China. Die biedt een basismodel kinderschoen aan dat naar wens van de klant uiterlijk enigszins kan worden aangepast, met name qua kleurstelling en opdrukken. Daarbij geldt dat de vorm, de gebruikte materialen, de zool, het patroon en de constructie van deze schoen vaste gegevens zijn waarop de klant geen invloed kan uitoefenen. Tussen partijen staat vast dat alleen in de kleurstelling van delen van de zogenaamde 'upper', de opdruk en de toevoeging van een extra stiksel gevarieerd kan worden.
De door Rucanor Europe in de Vance-schoen toegepaste variaties in de kleurstelling en het schaakbordmotief aan de zijkant vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen, dat die de schoen -naast het basismodel- niet een zodanig eigen oorspronkelijk karakter geven dat gesproken kan worden van een werk in auteursrechtelijke zin. In feite kan alleen van. de toegevoegde stiksels worden gezegd dat deze iets enigermate origineels aan de basisschoen toevoegen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende om de hele schoen 'Vadim' als een oorspronkelijk werk te beschouwen. Dat wil zeggen dat Rucanor Europe zich niet kan beroepen op auteursrechtelijke bescherming.

4.4. Het beroep van Rucanor en Rucanor Europe op slaafse nabootsing van de schoen 'Vadim' door Jascal Sports kan evenmin slagen. In dat kader dient immers de totaalindruk van de in geding zijnde schoenen met elkaar vergeleken te worden. Geconstateerd moet worden dat de sterke gelijkenis tussen de verschillende schoenen met name is gelegen in de vorm, de gebruikte materialen, de zool en de constructie van de schoen. De oorzaak van deze sterke gelijkenis is het feit dat elk van deze schoenen niet meer is dan een variant van een bestaand Chinees basismodel. Van slaafse nabootsing van de kinderschoen 'Vadim' kan onder deze omstandigheden pas sprake zijn indien de door Jascal Sports bestelde variaties voor haar kinderschoenen onvoldoende afstand houden tot de in China te bestellen variaties die Rucanor Europe heeft gekozen voor de 'Vadim'. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8931

Een uitwendige inspectie van het waargenomen werk

Monoblock TecairGerechtshof Leeuwarden, 22 juni 2010, IFE-Tebel Technologies B.V. tegen Tecair Holding B.V. (met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, Solv)

Auteursrecht. Deursystemen openbaar vervoer. Geschil dat stoelt op complex van bedrijfovergangen, voortzettingen naamswijzigingen, samenwerkingen, gezamenlijke eigendommen en  faillissementen. Heel kort gezegd stelt eiser IFE-Tebel dat de IE rechten en aanzien van “rolling stock business” aan haar toekomen en dat gedaagde daarop inbreuk maakt. Het hof bekrachtigt i.c. het (afwijzende) vonnis in eerste instantie (Rechtbank Leeuwarden, 11 juni 2008, IEF 6255). Geen auteursrecht wegens technische bepaaldheid, geen geschriftenbescherming (niet openbaar), artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht beschermd. Onvoldoende onderbouwing overige grieven.

Auteursrecht: 12. (…) Met Tecair is het hof van oordeel dat door middel van een uitwendige inspectie van het waargenomen werk moet worden vastgesteld of het voldoende subjectieve keuzen bevat om het tot een werk te stempelen. Anders dan IFE-Tcbel betoogt, is het bij de uitvoering van deze subjectiviteittest niet relevant of voor het waargenomen werk alternatieve ontwerpen mogelijk zijn.

13. Het hof is van oordeel dat de vormen van de bedoelde producten zoals deze bij pleidooi zijn getoond, te weten functionele onderdelen van een pneumatisch treindeursysteem in overwegende mate zijn ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de eigen intellectuele invulling van de auteur. Door 1FE-Tebel is niet voldoende gemotiveerd gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat door de ontwerper van de producten destijds een aantal keuzes zijn gemaakt ten aanzien van het uiterlijk van de producten. (…)

14. In het licht van het hiervoor overwogene is het hof voorts van oordeel dat de driedimensionale producten die in de tekeningen zijn afgebeeld (een permanente magneetrem en een spiraalkabel) zonder nadere toelichting terzake van mogelijke subjectieve keuzes, die evenwel ontbreekt, vanwege het veronderstelde technische karaker geen auteursrechtelijke bescherming genieten, De tekeningen kunnen nog auteursrechtelijk beschermd zijn voor zover daarin niet-functioneel bepaalde subbjectieve trekken voorkomen, Ook daarvoor is door IFE-Tebel, gelet op de gemotiveerde betwisting van Tecair, onvoldoende gesteld,

Geschriftenbescherming: 16. Het hof overweegt dat een geschrift zonder eigen of persoonlijk karakter slechts auteursrechtelijke bescherming toekomt indien dit is openbaar gemaakt of is bestemd om openbaar gemaakt te worden. Uit de uitlatingen van IFE-Tebel ten pleidooie heeft het hof vastgesteld dat de tekeningen aan derden ter beschikking worden gesteld in het kader van de aan hen verstrekte vertrouwelijke opdrachten. Het hof is van oordeel dat vanwege het vertrouwelijke karakter van de opdrachten, niet gezegd kan worden dat de tekeningen op deze wijze openbaar zijn gemaakt danwel bestemd zijn om openbaar te maken (vgl. HR 8 februari 2002, NJ 20021515). De tekeningen genieten dus geen bescherming op grond van geschriftenbescherming.

Slaafse nabootsing: 22. (…) Het feit dat IFE-Tebel de eerste was, is in dit verband niet relevant. Bij de vraag of de producten van IFE-Tebel zich onderscheiden van andere producten gaat het immers uitsluitend om de uiterlijke verschijningsvorm. (…)

23. Het hof overweegt dat IFE-Tebel, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van Tecair, onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze haar producten onderscheidend vermogen hebben. (…)

Artikelnummers. 35. Bij de beoordeling van grief V11 neemt het hof als uitgangspunt dat de artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht zijn beschermd. De stelling dat Tecair door het gebruik van identieke anikelnummers onrechtmatig jegens IE-Tebel handelt, wordt door IFE-Tebel onvoldoende onderbouwd nu het gebruik van identieke (onbeschermde) artikelnummer alleen niet onrechtmatig is, Door IFE-Tebel zijn geen,althans onvoldoende, bijkomende omstandigheden gesteld. In het bijzonder heeft IFE-Tebel niet onderbouwd waaruit de gestelde verwarring bestaat. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8902

Een Scandinavische vlag

Rechtbank 's-Gravenhage, 9 juni 2010, 340392 / HA ZA 09-2043,VF International SAGL tegen Masita Sportswear B.V.  (met dank aan Wim Maas & Maarten Rijks, Banning).

Merkenrecht. Auteursrecht. Modellenrecht. 6ter Parijs. Ongeoorloofde mededinging. Sportieve vrijetijdskleding. Vonnis in bodemprocedure na eerder kort geding tussen partijen (IEF 7963). Vorderingen afgewezen.

Eiser Napapijri is naar oordeel van de rechtbank geen bekend merk in de zin van artikel 9 lid 1 sub c GMVo. Het teken Nordal van Masita maakt geen inbreuk op het Gemeenschapsbeeldmerk Napapijri: andere totaalindrukken. Ook geen inbreuk op het Gemeenschapsbeeldmerk van VF betreffende een gestileerde uitvoering van een Scandinavische vlag. Met art. 7 lid onder h GMVo jo. art. 6ter lid 1 onder a UvP is niet verenigbaar dat een gestileerde afbeelding van een Scandinavische vlag een zodanige beschermingsomvang zou toekomen dat op grond daarvan derden het gebruik op welke wijze dan ook van de Noorse vlag zou kunnen worden ontzegd. Eveneens geen inbreuk op het badgevormige Gemeenschapsmerk Napapijri door de badges van Masita.

Vorderingen met betrekking tot auteursrecht op folders, kleding en badges eveneens afgewezen: geen sprake van ontlening, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag welke de auteursrechtelijk beschermde trekken zijn van de modellen van VF (Napapijri) en of en in hoeverre deze door Masita in de aangevochten modellen zijn overgenomen. Aangezien de aangevochten modellen van Masita het resultaat geacht worden te zijn van onafhankelijk scheppend werk, worden ook de vorderingen gebaseerd op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel afgewezen. Tot slot geen sprake van ongeoorloofde mededinging door Masita: stijlnavolging en overname stijlkenmerken zijn toegestaan en geen sprake van bijkomende omstandigheden.

4.8 Artikel 7 lid 1 onder h GMVo juncto artikel 6ter lid 1 onder a Verdrag van Parijs ("UvP") staat eraan in de weg dat het gebruik van de Noorse vlag door een onderneming voor bepaalde waren door middel van een Gemeenschapsmerkinschrijving, of als een bestanddeel daarvan, wordt gemonopoliseerd (tenzij met goedkeuring der bevoegd machten die hier niet is gesteld of gebleken). Daarmee is niet verenigbaar dat aan het gestileerde - als Gemeenschapsmerk ingeschreven - teken bestaande uit vier vlakken een zodanige beschermingsomvang zou toekomen dat op grond daarvan derden het gebruik op welke wijze dan ook van de Noorse vlag zou kunnen worden ontzegd (…) Reeds hierop stranden de tegen het gebruik van de Noorse vlag gerichte vorderingen.(…)
 
4.16 (…) Masita heeft er - onweersproken - op gewezen dat de voornoemde negen kledingstukken van VF behoren tot de 'Spring Summer 2009'-collectie en op zijn vroegst begin 2009 door VF op de markt zijn gebracht. Tijdens de comparitie heeft VF ook erkend dat deze modellen niet voor 18 mei 2008 voor het publiek beschikbaar zijn gesteld. Daaruit volgt dat de modellen van Masita zijn ontworpen voordat de modellen van VF op de markt waren.(…)
 
4.17 Nu het verweer dat er geen sprake is van ontlening slaagt, komt de rechtbank niet meer toe aan de vragen welke de auteursrechtelijk beschermde trekken zijn van de modellen van VF en of en in hoeverre deze door Masita in de aangevochten modellen zijn overgenomen.
 
4.22 Daargelaten de vraag wie als eerst gebruik is gaan maken van de Noorse vlag en of sprake is van navolging van de stijlkenmerken van VF door Masita, slaagt het verweer van Masita dat stijlnavolging is toegestaan en dat er geen bijkomende omstandigheden zijn die dit in het onderhavige geval onrechtmatig maken.

Lees het vonnis hier.

IEF 8901

Bovendien staat het sausseizoen voor de deur

Fotostudio de Bock B.V. in Hoofddorp.Vzr. Rechtbank Amsterdam, 4 juni 2010, KG ZA 10-774 P/MV, Hovicon International B.V. tegen HoloxTurk B.V. (met dank aan Laurens Kamp, Simmons & Simmons).

Auteursrecht. Sausdispenser is werk in de zin van de Auteurswet; naast technisch bepaalde onderdelen zijn nog genoeg creatieve keuzemogelijkheden overgebleven voor Hovicon (b.v. de vorm van de doseereenheid en het zuigerhuis). Dispenser en gebruiksaanwijzing van gedaagde zijn nagenoeg identiek aan die van eiser. Inbreuk aangenomen. Verstekverlening in Turkije gevestigde gedaagde 2. (Klik op afbeelding voor vergroting)

4.4, De door HoloxTurk op de markt gebrachte en van Mutfak betrokken dispenser is nagenoeg identiek aan die van Hovicon. Ter zitting zijn beide exemplaren getoond aan de voorzieningenrechter en zij heeft,ook nadat zij hulp kreeg van de raadslieden van beide partijen en van de griffier, enige tijd nodig gehad om een tweetal minieme verschillen te kunnen ontdekken. De verschillen betreffen een licht afwijkende vorm van de handgreep en een klein tandje op de doseereenheid. Deze verschillen zijn te gering om van een afwijkende totaalindruk van de dispensers te kunnen spreken. Er is dan ook sprake van een ongeoorloofde verveelvoudiging als bedoeld in artikel 13 Aw. Het verweer van HoloxTurk dat zij dispenser niet zelf produceert en er dus geen sprake kan zijn van "vervee1voudiging" gast niet op. Niet weersproken is dat HoloxTurk in ieder geval tot op de dag van de zitting in dit kort geding deze dispenser aanbood via haar website door middel van het plaatsen van een foto van een dispenser op die website. Dit kan worden geacht onder het begrip verveelvoudiging" te vallen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 8900

Zal in een volgend arrest aan de orde komen

Gerechtshof Leeuwarden, 8 juni 2010, HA ZA 05-211, Marktplaats B.V. tegen Stokke AS c.s.

(met dank aan Marjolein Bronneman & Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Onrechtmatige daad. Auteursrecht. Merkenrecht. Tussenarrest van het Hof Leeuwarden (met Haagse namen eronder) in zaak over de verantwoordelijkheid  en aansprakelijkheid van Marktplaats.nl met betrekking tot de op haar site aangeboden imitatie Tripp Trapp kinderstoelen (zie ruim drie jaar eerder: Rechtbank Zwolle Lelystad, 14 maart 2007, IEF 3685). Toepasselijkheid 6:196c BW (‘host’-diensten, aansprakelijkheid bij doorgeven van informatie). Marktplaats betwist dat haar afnemers op haar gezag of onder haar toezicht handelen en heeft verzocht prejudiciële vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

7. (…) Naar het voorlopige oordeel van het hof kan naar Nederlands recht onder meer sprake zijn van een onrechtmatige daad van Marktplaats indien zij (stelselmatig) ondanks aanmeldingen van de rechthebbenden niet overgaat tot directe verwijdering van de desbetreffende inbreukmakende advertenties. De vraag of Marktplaats ook anderszins onrechtmatig heeft gehandeld zal in een volgend arrest aan de orde komen. Eerst dan zal de vraag kunnen worden behandeld of het stellen van prejudiciële vragen in verband met de vrijstelling van aansprakelijkheid op de voet van artikel 6: 196c BW/artikelen 12-14 van Richtlijn 2000/31 zinvol is.

8. Bij akte van antwoord in het incident voeren Stokke c.s. evenwel nog aan dat Marktplaats inmiddels "behavioural targeting" heeft geïntroduceerd en metazoekmachines blokkeert, en als zodanig inhoudelijk betrokken is bij de informatie op haar website en de handelingen van de adverteerders, zodat zij zich niet op artikel 196c BW kan beroepen. Het betreft hier een nieuwe stelling van Stokke c.s. in het kader van hun verweer naar aanleiding van het verveer van Marktplaats althans een mogelijk nieuw feit. Nu Marktplaats hierop nog niet heeft kunnen reageren, zal het hof de zaak naar de rol venvijzen ten einde Marktplaats daartoe in de gelegenheid te stellen (vgl. ook Hit 19 juni 2009, NJ 2009, 154).

Lees het tussenarrest hier.

IEF 8886

Materiaal dat oorspronkelijk is

Europet kattenbakRechtbank ´s-Hertogenbosch, 2 juni 2010, HA ZA 08-754, Europet-Bernina International B.V. tegen A.K. for Pet’s B.V. (met dank aan Marcoline van der Dussen, CMS Derks Star Busmann)

Auteursrecht. Driehoekige kattenbakken. Geen prior art: Europet wordt verondersteld de maker te zijn, geen ontlening. “Aan het tegenbewijs van ontlening dienen hoge eisen te worden gesteld.” Geen, daargelaten of dat mogelijk is, verwatering tot een ‘onbeschermde stijl’.

Werk: 46. Het auteursrecht geldt voor materiaal dat oorspronkelijk is, in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan (HvJEG 16 juli 2009, zaak C-5/08, LJN: BK2393, Infopaq) (…) De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het werk van Europet is ontleend aan dat van een ander, AKFP heeft geen producties overgelegd van kattenbakken die zijn te dateren vóór 2002, Gelet hierop, alsmede gelet op de door Europet overgelegde producties van kattenbakken in de vorm van een driehoek; die de onder 4.4 genoemde elementen niet tonen, is sprake van een vorm die het resultaat is van creatieve keuzes.

4.1 1. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde punten van verschil, zo de rechtbank die op grond van de overgelegde producties al kan vaststellen, niet afdoen aan de overeenstemmende totaalindruk die het gevolg is van het terugkomen van de auteursrechtelijk beschermde trekken van de bak van Europet bij die van AKFP. De rechtbank wijst in dit verband met name op de vormgeving van de onderzijde van de bak, van de sluitingskleppen en de op de onderzijde van de bak te plaatsen witte 'kap', waarbij bijvoorbeeld het overnemen van de profilering aan de bovenzijde en de afgevlakte achterzijde opvallen.

Ontlening: 4.13. De schetsen waarop AKFP zich in dit verband beroept, zijn voorzien van Chinese tekens. Daarin valt geen datering te ontwaren. AKFP kan hiermee geen begin van bewijs leveren dat de door haar verhandelde bak is ontworpen voordat de bak van Europet op de markt kwam, dan wel anderszins van ontlening geen sprake is. Zo stelt AKFP niet op grond van welke elementen de rechtbank tot het oordeel zou moeten komen dat de bakken van AKFP ten opzichte van die van Europet zijn te zien als zelfstandige werken. Aan het tegenbewijs van ontlening dienen hoge eisen te worden gesteld. Gelet op die hoge eisen, volstaan ook de na de zitting door AKPP overgelegde producties niet als begin van bewijs. AKFP heeft van haar Chinese producent ontvangen stukken (een contract met betrekking tot een mal en facturen met betrekking tot kattenbakken) overgelegd. De rechtbank kan nergens uit afleiden dat deze stukken zien op de thans in geding zijnde kattenbakken.

Verwatering: 4.15. De rechtbank is - daargelaten of verwatering van het auteursrecht mogelijk is -niet gebleken dat de vormgeving van de bakken van Europet door derden op dusdanige wijze zijn nagevolgd dat deze is verworden tot een 'onbeschermde stijl'. AKFP noemt wel enkele voorbeelden van bakken die thans op de markt verkrijgbaar zijn en op die van Europet zouden lijken, maar die paar voorbeelden acht de rechtbank daartoe onvoldoende. 

4.16. De conclusie van het voorgaande is dat de twee in geding zijnde kattenbakken van AKW inbreuk maken op de onder 2.4 getoonde kattenbakken van Europet.

Lees het vonnis hier.