Alle rechtspraak  

IEF 9045

Bescheiden

Rechtbank Arnhem, 21 juli 2010, LJN: BN3508, Conclusion B.V. tegen Exellior B.V.

Auteursrecht, althans auteursrechtelijke stellingen in vordering ex. art. 843a Rv tot inzage in trainingsdocumentatie en materialen m.b.t. eerdere managementovereenkomst met gestelde rechtsvoorganger. Bewijsopdracht m.b.t. overname.

4.2.  Conclusion stelt een zeer sterk en gefundeerd vermoeden te hebben dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van artikel 5 van de managementovereenkomst en dat [gedaagde sub 1] en Excellior inbreuk maken op haar intellectuele eigendomsrechten en ook anderszins willens en wetens onrechtmatig jegens haar handelen. Dit levert volgens haar een relevante rechtsbetrekking op als bedoeld in artikel 843a Rv. Zij stelt een rechtmatig belang te hebben bij inzage in de genoemde, bepaalde bescheiden ter nadere bepaling van de feiten op grond waarvan de auteursrechtinbreuk en het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 1] en Excellior kunnen worden vastgesteld. (…)

(…) 5.6.  Nu Conclusion zich beroept op de overeenkomst tot overname van de activa en bedrijfsactiviteiten van de gefailleerde vennootschappen Mansal, zal de rechtbank, op grond van artikel 150 Rv., Conclusion opdragen om het bestaan van de gestelde overeenkomst tot overname te bewijzen. Indien zij daarin niet slaagt, zal de incidentele vordering moeten worden afgewezen. Indien Conclusion wel slaagt in dit bewijs, zal nog moeten worden beoordeeld of aan de overige onder 5.2. genoemde vereisten van voor toewijzing van de gevorderde inzage en afgifte van de gemaakte en in bewaring gegeven kopieën is voldaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 9044

Het gewone gebruik (laten draaien)

Rechtbank Dordrecht, 11 augustus 2010, LJN: BN3863, I.E. Beheer b.v. tegen  IV Bouw en Industrie B.V.

Auteursrecht. Software. Gestelde inbreuk door gebruik na overdracht in keten van rechtsopvolgers. Normaal gebruik uitgeputte CAD-software door rechtmatige verkrijger. Algemene voorwaarden beperken auteursrechtelijke beperking niet. Geen onrechtmatig profiteren van wanprestatie.

4.4.  IE stelt dat de overdracht en het, door IE gestelde, gebruik van de software door Iv onrechtmatig was jegens Han Dataport [van wie IE de vordering heeft overgenomen – IEF] en dat Iv daarom aan haar moet betalen. Primair baseert zij zich op inbreuk op het auteursrecht. Subsidiair baseert zij zich erop dat Iv onrechtmatig heeft gehandeld door bewust gebruik te maken van wanprestatie van Kalmar. Beide grondslagen zullen hierna worden beoordeeld.

4.5.  IE omschrijft niet wat voor gebruik zij Iv precies verwijt, maar uit haar stellingen en de door haar overgelegde stukken begrijpt de rechtbank dat zij bedoelt: het werken door werknemers op de CAD-computers waarop Han Dataport destijds de CAD-software heeft geïnstalleerd, ten behoeve van de engineering werkzaamheden die voorheen door Kalmar zelf werden uitgevoerd. Tijdens de comparitie deelde IE mee dat het ging om gebruik op stand alone computers door de ex-werknemers van Kalmar. Kort gezegd gaat het dus om het gewone gebruik (laten draaien) van het programma.

Auteursrecht / gebruik: 4.11.  (…) Artikel 45j Auteurswet geeft dwingendrechtelijke minimum gebruiksrechten aan de rechtmatige verkrijger voor zover dat gebruik noodzakelijk is voor het beoogde gebruik van de software. (…)

4.12.  (…) uit de stellingen van IE blijkt niet dat zij Iv iets anders verwijt dan het maken van noodzakelijke reproducties in verband met het beoogde gebruik. Zelfs blijkt niet van iets anders dan het gewone gebruik waarvoor het dwingendrechtelijke minimumrecht is voorgeschreven (…). Daarvoor was geen toestemming vereist, mits Iv een rechtmatige verkrijger in de zin van artikel 45j Auteurswet was.

Rechtmatige verkrijger/uitputting: 4.13.  De wet definieert het begrip rechtmatige verkrijger niet. Daar wordt in het algemeen echter onder verstaan degene aan wie de rechthebbende het programma ter beschikking heeft gesteld (onder andere door verkoop) en tevens de opvolgende verkrijgers van exemplaren ten aanzien waarvan het verspreidingsrecht is uitgeput.

(…)

4.15.  Er zijn dus exemplaren van de CAD-software geïnstalleerd op dragers (werkstations) in het verkeer gebracht door middel van eigendomsoverdracht aan Nelcon door de exclusief distributeur Han Dataport, en dus met toestemming van de auteursrechthebbende. Dat dit binnen de Europese Gemeenschap gebeurde staat vast. Dit heeft tot gevolg dat Han Dataport zich niet kon verzetten tegen de verdere verspreiding van deze software, omdat het tot het auteursrecht behorende verspreidingsrecht ten aanzien van deze exemplaren was uitgeput. Deze uitputtingsregel staat sinds 2004 in artikel 12 b Auteurswet en gold voordien reeds op basis van jurisprudentie (vgl. HR 25-1-1952, NJ 1952, 95 en HR 20-11-1987, NJ 1988, 280), en wat software betreft tevens op basis van artikel 4 sub c Software Richtlijn.

4.16.  Toen vervolgens in 2002 de werkstations met daarop de software aan Iv in eigendom zijn overgedragen, werd Iv de in r.o. 4.13 bedoelde opvolgende verkrijger. Iv is dus een rechtmatige verkrijger. IE heeft te weinig aangevoerd om van iets anders uit te gaan.

Algemene voorwaarden: 4.17.  IE stelt weliswaar dat uit de algemene voorwaarden voortvloeit dat de software niet zonder toestemming van Han Dataport mocht worden overgedragen of aan een ander in gebruik gegeven. Dat baat haar in het auteursrechtelijke kader echter niet. Een dergelijk verbod van verdere overdracht staat immers haaks op de wettelijke uitputtingsregel. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen gebruiksvoorwaarden die het de verkrijger van software (zoals Nelcon) en derden (zoals Iv) onmogelijk maken om de software verder te verhandelen weliswaar verbintenisrechtelijke werking hebben – waar hierna in het kader van de beoordeling van de subsidiaire grondslag op in wordt gegaan -, maar deze kunnen wat de auteursrechtelijke uitputting betreft geen rechtsgevolg hebben (vgl. E.D.C. Neppelenbroek, Informatierecht/AMI 2006, p. 109 e.v.).

4.18.  Bovendien is de rechtbank van oordeel dat Iv niet op onrechtmatige wijze van de schending van deze voorwaarde door Kalmar heeft geprofiteerd, zie hieronder. De conclusie waar dit alles toe leidt is dat Iv geen inbreuk op het auteursrecht heeft gepleegd.

Lees het vonnis hier.  

IEF 9041

In standaardzaken

Rechtbank Amsterdam, 18 augustus 2010, HA ZA 10-1002, Van Dillewijn Groep B.V. tegen Horti Print Danmark A/S (met dank aan Hidde Koenraad, Vondst)

Auteursrecht. Proceskosten. Enigszins in aansluiting op Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 augustus 2010, IEF 9038; ook in het onderhavige verstekvonnis word een kostenveroordeling ex art. 1019h Rv afgewezen. Wel toewijzing van hoge boete ad € 574.800,- in verband met overtreding van schikkingsovereenkomst.

2.2. Eiseressen vorderen een proceskostenveroordeling met inachtneming van artikel 1019 h Rv. Nu zij evenwel hebben nagelaten een gedetailleerde opgave te doen van de gemaakte proceskosten en ter zake ook geen bedrag hebben gevorderd, tal de rechtbank de proceskosten begroten aan de hand van het gebruikelijke liquidatietarief in standaardzaken.

Lees het vonnis hier.

IEF 9036

De verantwoordelijkheid van derden

Rechtbank Amsterdam, 6 augustus 2010, KG ZA 10-1327, Cassina S.p.A. tegen gedaagden (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Merkenrecht. Meubels Le Corbusier. Inbreuk op de auteursrechten van Le Corbusier en op het woord/beeldmerk ‘Le Corbusier’ door gedaagden die middels hun eigen websites en advertentiewebsites tussen januari 2010 en juli 2010 meubelmodellen te koop heeft aangeboden die nagenoeg identiek zijn aan de meubelmodellen van Le Corbusier.

Spoedeisend belang aangenomen ondanks de constatering van het aanbod in januari 2010. Dat Cassina niet meteen in januari 2010 actie heeft ondernomen, ontneemt haar niet een spoedeisend belang, aangezien de beoordeling van het spoedeisend belang dient te geschieden naar de toestand ten tijde van dit vonnis.

Het verweer van gedaagden te goeder trouw te hebben gehandeld wordt verworpen. Het komt voor haar rekening en risico dat zij mogelijk niet op de hoogte was van haar rechten en plichten, nu zij zich als professional op deze markt begeven. Dat zij beginners zijn in de meubelbranche maakt dat niet anders.

Het verweer van gedaagden dat het de verantwoordelijkheid van derden is dat de meubelmodellen nog zichtbaar zijn via de advertentiewebsites wordt verworpen. Gedaagden hebben erkend dat de advertenties op haar initiatief op de andere sites terecht zijn gekomen en zij derden een volmacht heeft gegeven om haar producten met korting aan te bieden. De derden zijn derhalve gevolmachtigd namens gedaagden om de advertenties te plaatsen. Het ligt op haar weg om alles in het werk te stellen om het aanbod en de afbeeldingen van de meubels en het merk ‘Le Corbusier’ van deze sites te doen verwijderen. Het verbod wordt toegewezen, de overige vorderingen grotendeels.

Lees het vonnis hier.

IEF 9017

Een rol die functioneel van aard is

Gerechtshof Amsterdam, 27 juli 2010, zaaknr. 200.031.457/01, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (met dank aan Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De rechtbank wees de vorderingen af en het hof bekrachtigt i.c. het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, IEF 7509).

De plaatsing van het betreffende krantenartikel met bijbehorende foto op het internetforum van Maroc-NL als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet worden beschouwd. De functie van de foto bij het artikel is functioneel van aard en vergroot de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het aangesneden onderwerp (kinderlokken op internet). Het Hof komt daardoor niet toe aan de vraag of Maroc-NL aansprakelijk kan worden gehouden voor inbreuken door haar gebruikers op haar forum.
 
Het beroep van S. c.s. op het portretrecht slaagt evenmin onder meer wegens het gebrek aan een redelijk belang; de foto wordt gebruikt in een context die gelijk of in elk geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming is verleend. Procesrecht: portretrecht is geen IE-recht in de zin van 1019h Rv.

4.5. In het onderhavige geval betreft het echter de plaatsing van een artikel met bijbehorende foto, overgenomen uit (de site van) een dagblad waarin de desbetreffende foto rechtmatig openbaar is gemaakt, zulks in het kader van een discussie over het in het artikel besproken (actuele) onderwerp op het internetforum van Maroc. Het hof is van oordeel dat deze plaatsing, in de gegeven context als (toelaatbaar) citaat in de zin van artikel 15a Auteurswet moet worden beschouwd. Het (relatief korte) artikel wordt immers in het kader van een discussie op het internetforum van commentaar voorzien, de (sterk verkleinde) bij behorende foto speelt daarbij een rol die functioneel van aard is; de foto vergroot immers de zeggingskracht van het artikel en verbeeldt op doeltreffende wijze het schrijnende karakter van het in de discussie aangesneden onderwerp.

4.6. Nu een citaat ingevolge het bepaalde in artikel 15a Auteurswet niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk wordt beschouwd brengt het voorgaande mee dat in het midden kan blijven of Maroc in de gegeven omstandigheden voldoende heeft gedaan om te voorkomen dat op haar site zodanige inbreuken worden gepleegd.

4.7. Grondslag van de vordering van Dubos is de schending van het portretrecht van I. Vast staat dat de desbetreffende foto destijds met toestemming van D. door S. aan De Telegraaf ter beschikking is gesteld ten behoeve van de illustratie van een artikel over het lokken van kinderen via het internet. De foto is op de wijze waarop deze in het dagblad en op de site van De Telegraaf is verschenen (sterk verkleind, tezamen met het bewuste artikel) op de site van Maroc geplaatst. Het beroep van D. op inbreuk op het portretrecht van I. moet reeds worden verworpen omdat D. niet voldoende heeft toegelicht welk redelijk belang er van de zijde van I. bestaat om zich tegen een dergelijke openbaarmaking van de foto te verzetten. Deze heeft immers plaatsgevonden in een context die, zo niet gelijk, dan in ieder geval vergelijkbaar is met die waartoe toestemming was verleend. Dat het bestaan van een redelijk belang zonder nadere toelichting niet valt aan te nemen, geldt temeer nu I. op de foto niet duidelijk herkenbaar in beeld is gebracht, en in ieder geval op de verkleinde foto niet aanstonds zodanig herkenbaar was dat aan te nemen valt dat de verschijning op de site van Maroc (op relevante schaal) tot herkenning door derden zal hebben geleid.

Lees het arrest hier.

IEF 9013

Vluchtgegevens

Rechtbank Utrecht, 28 juli 2010, LJN: BN2268, Ryanair Limited tegen PR Aviation B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Samenloop databankenrecht en geschriftenbescherming. Wegelo exploiteert websites waarop consumenten vluchtgegevens kunnen zoeken en prijzen vergelijken kunnen van vluchten van zogenaamde ‘lage kosten luchtvaartmaatschappijen’, waaronder Ryanair. Het beroep van Ryanair op bescherming van haar vluchtgegevens als databank wordt afgewezen: Onduidelijk of is voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering.’ Wel inbreuk op de auteursrecht (geschriftenbescherming) van Ryanair met betrekking tot deze vluchtgegevens (een ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens is afdoende) . Ryanair maakt geen misbruik van haar machtspositie door een verbod op het gebruik van haar vluchtgegevens te eisen. Wegolo mag de vluchtgegevens wel blijven gebruiken voor haar prijsvergelijkingssysteem. 

Databankenrecht: 4.26.  De conclusie van het voorgaande is dat Ryanair haar stelling dat sprake is van een substantiële investering in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet onvoldoende heeft onderbouwd. Van haar mocht - in het licht van de hiervoor genoemde arresten van het Hof van Justitie - worden verwacht dat zij bij het opvoeren en onderbouwen van de door haar verrichte investeringen onderscheid maakte:
-  tussen investeringen die betrekking hadden op het creëren van de gegevens (en de controle daarvan in de fase van het creëren) en investeringen die betrekking hebben op het verkrijgen en opnemen van deze gegevens in de databank en het toetsen van deze gegevens aan het bestaande vluchtsysteem;
-  tussen investeringen die zijn gedaan om de databank gegevens te kunnen laten verwerken en investeringen die betrekking hebben op de communicatie met het publiek en het boeken van vluchten;
-  tussen investeringen die betrekking hebben op haar gewone bedrijfsvoering en investeringen in haar gegevensverzameling.
De omschrijvingen van de door haar opgevoerde posten en de gegeven onderbouwing daarvan duiden, zoals hiervoor reeds is overwogen, op vermenging van deze te onderscheiden investeringen.
Dit betekent dat de rechtbank niet in staat is om te beoordelen of, na eliminatie van de kosten die niet onder het begrip ‘investering’ als hiervoor bedoeld vallen, een voldoende substantiële investering in het verkrijgen, controleren en presenteren van de gegevens in de databank resteert om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat voldaan is aan het vereiste van een ‘substantiële investering’ in de zin van de Databankenrichtlijn en de Databankenwet. Deze omstandigheid dient - nu de stelplicht op dit punt op Ryanair rust -voor rekening van Ryanair te komen. De vordering zal dan ook - voor zover deze op de primaire grondslag is gebaseerd - als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Auteursrecht: 4.32.  Uit de geciteerde overwegingen uit de wetsgeschiedenis blijkt ondubbelzinnig dat het de bedoeling van de wetgever was om voor gegevens(-verzamelingen) die niet onder de databank definitie vallen en databanken waarbij geen sprake was van substantiële investering, de geschriftenbescherming te handhaven.

4.43.  Door per zoekopdracht alle onder 4.39 bedoelde gegevens uit de gegevensverzameling te halen en aan de klant te presenteren is bij elke zoekopdracht sprake van een eenvoudige herhaling van de gegevensverzameling. De omstandigheid dat telkens alleen de gegevens van één vlucht van Ryanair worden opgevraagd, maakt dat niet anders. Zoals gezegd is overname van de volledige gegevensverzameling niet vereist voor het bestaan van een auteursrechtelijk verboden inbreuk daarop, maar alleen ‘eenvoudige herhaling’ van de gegevens. Bij gebreke van een voldoende onderbouwde stelling als bedoeld onder 4.42 dienen de door PR Aviation uit de gegevensverzameling per vlucht overgenomen gegevens aangemerkt te worden als een eenvoudige herhaling van die gegevens.

4.44.  Voor zover PR Aviation het standpunt inneemt dat door een andere rangschikking van de gegevens en toevoeging van een door haarzelf gehanteerde totaalprijs geen sprake meer is van een eenvoudige herhaling, volgt de rechtbank haar daarin niet. Die wijzigingen of toevoegingen dienen te gelden als ‘wijzigingen van minder ingrijpende aard’ in de zin van de jurisprudentie van de Hoge Raad.

4.45.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat PR Aviation met het overnemen van gegevens uit de gegevensverzameling van Ryanair in het kader van de uitvoering van een zoekopdracht voor haar klanten inbreuk maakt op de aan Ryanair toekomende geschriftenbescherming en daarmee op het aan haar toekomende auteursrecht ex artikel 10 lid 1 Auteurswet. Voor zover de vorderingen op deze grondslag zijn gebaseerd, zijn zij dan ook in beginsel toewijsbaar.

4.62.  Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen om zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Ryanair toewijsbaar is, evenwel met dien verstande dat de veroordeling niet geldt - zoals volgt uit het in de loop van deze procedure ingenomen standpunt van Ryanair - voor het commerciële gebruik dat te maken heeft met het uitvoeren van prijsvergelijking.

Lees het vonnis hier, een commentaar hierop IEF 9024.

IEF 9003

Kasteel Almere

Hoge Raad, 9 juli 2010, LJN: BM5712, Greenlir B.V. tegen verweerder

Auteursrecht, althans verbintenissenrecht met een auteursrechtelijke component. Uitleg overeenkomst en licentie. De oorspronkelijke projectontwikkelaar (TBZ) en de architect van het bouwproject "Kasteel Almere" hebben een afspraak gemaakt over de verdeling van de opbrengst bij verkoop van plan en tekeningen voor dit project. Het geschil gaat over de vraag of deze verdelingsafspraak ook ziet op een overeenkomst die de architect heeft gesloten met een opvolgende projectontwikkelaar (Het Pakhuis), die het project verkreeg na uitwinning door de bank van haar zekerheidsrechten op de oorspronkelijke projectontwikkelaar.

De Hoge Raad doet de zaak af op art. 81 RO, geen rechtsvragen, maar de conclusie van A-G Wissink gaat wel in op de auteursrechtelijke kanten van het geschil. Onder andere:

3.34.2 De verdelingsafspraak ziet volgens het hof op de verkoop van het plan/de tekeningen voor de realisatie van projecten elders (buiten Almere). Indien de overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis deze laatste de bevoegdheid zou geven het plan/de tekeningen te gebruiken voor de realisatie van projecten elders, dan zou de verdelingsafspraak m.i. van toepassing zijn. De overdracht van auteursrechten door [verweerder] aan Het Pakhuis geeft deze bevoegdheid echter niet aan Het Pakhuis, nu deze bevoegdheid naar het oordeel van het hof geconcentreerd was in de licentie (zie hierboven punt 3.21.3). Nu zou het in theorie zo kunnen zijn, dat de overdracht van een auteursrecht aan een derde afbreuk doet aan een eerder gegeven licentie, nu de licentie veelal in verbintenisrechtelijke termen wordt geduid en een derde daarom daaraan niet automatisch is gebonden. Het hof gaat er echter kennelijk van uit dat een overdracht van het auteursrecht door [verweerder] aan Het Pakhuis niet van invloed is op de licentie. Gezien het partijdebat, waarin dit punt niet aan bod is gekomen, behoefde het hof dit niet nader te motiveren. Of Het Pakhuis de bevoegdheid heeft het plan/de tekeningen te verkopen voor projecten elders, hangt er in de visie van het hof dus van af of Het Pakhuis de licentie van TBZ heeft verkregen, niet van de vraag of [verweerder] zijn auteursrechten heeft overgedragen aan Het Pakhuis.

(…)

3.35.2 (…)  Voor zover het betreft de realisatie van het project "Kasteel Almere" was er inderdaad geen reden voor Het Pakhuis om [verweerder] te betalen voor de overdracht van diens auteursrechten. In de bevoegdheid tot realisatie van dit project was immers reeds voorzien door middel van de licentie van TBZ waarover Het Pakhuis volgens het hof kon beschikken. In de visie van het hof ziet de overeenkomst [verweerder]-Het Pakhuis echter niet op de exploitatierechten met betrekking tot de realisatie van het het project "Kasteel Almere". In het vervolg van rov. 4.9 maakt het hof duidelijk waarom er toch een belang was om de auteursrechten van [verweerder] af te kopen. Het hof geeft aan dat Het Pakhuis er zich rekenschap van heeft gegeven dat het verstandig zou zijn een regeling te treffen over het auteursrecht van [verweerder] indien deze niet meer als architect bij het project betrokken zou zijn omdat een opvolgende derde partij niet met hem zou willen samenwerken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk in het licht van het gegeven dat de auteursrechtelijke positie van de architect ten aanzien van een project gezien zijn persoonlijkheidsrechten niet is uitgeput doordat een ontwikkelaar het project bevoegdelijk gaat realiseren. Zou bijvoorbeeld bij de uitvoering van de bouw blijken dat er aanpassingen nodig of wenselijk zijn, dan zou daarmee de auteursrechtelijke positie van de oorspronkelijke architect gemoeid kunnen zijn. In hoeverre de positie van [verweerder] na beëindiging van de samenwerking met de projectontwikkelaar en de overdracht van zijn auteursrechten daadwerkelijk nog in het gedrang zou kunnen komen,(22) behoefde het hof gezien het partijdebat niet verder te onderzoeken.

Lees het arrest hier.

IEF 8997

Eenvoudig herstel

Rechtbank Amsterdam, 16 juni 2010, LJN: BN1626, Stichting BREIN tegen Gedaagden (Pirate Bay)

Auteursrecht. Herstelvonnis van 23 juni 2010. The Pirate Bay wordt geboden haar websites ontoegankelijk te maken voor internetgebruikers in Nederland. "2.1.  De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 16 juni 2010 sprake is van kennelijke fouten, die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt:"

3.  De beslissing

De rechtbank

3.1.  bepaalt dat nr. 3.1. van het op 16 juni 2010 tussen eiseres en gedaagden gewezen vonnis, waar staat

“3.1.   gebiedt gedaagden, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, de onder sub IV van de dagvaarding van 29 september 2009, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht, bedoelde inbreuken op de auteurs- en naburige rechten van de aangeslotenen van eiseres, althans het aldaar genoemde aanbieden van haar diensten als tussenpersoon bedoeld in artikel 26d Aw en 15e Wnr (artikel 8 lid 3 Auteursrichtlijn), althans het aldaar genoemde onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden,

-  ten aanzien van gedaagde sub 1 en sub 2: in Nederland;
-  ten aanzien van gedaagde sub 3: in Nederland, vanaf het moment dat zij The Pirate Bay heeft overgenomen,”

wordt gewijzigd in

“3.1.  gebiedt gedaagden, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, de onder sub IV van de dagvaarding van 29 september 2009, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht, bedoelde inbreuken op de auteurs- en naburige rechten van de aangeslotenen van eiseres, althans het aldaar genoemde aanbieden van haar diensten als tussenpersoon bedoeld in artikel 26d Aw en 15e Wnr (artikel 8 lid 3 Auteursrechtrichtlijn), althans het aldaar genoemde onrechtmatig handelen in Nederland te staken en gestaakt te houden,”,

3.2.  bepaalt dat nr. 3.2. van het op 16 juni 2010 tussen eiseres en gedaagden gewezen vonnis, waar staat

“3.2.  gebiedt gedaagden, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, de website thepiratebay.org, alsook de bijbehorende (track)servers en databases, waaronder de (track)servers die toegankelijk zijn via domeinnamen eindigend op thepiratebay.org, piratebay.org, piratebay.net, piratebay.org, piratebay.se, thepiratebay.com, thepiratebay.net, thepiratebay.nu, thepiratebay.se of andere variaties daarop voor gebruikers,

-  ten aanzien van gedaagde sub 1 en sub 2: in Nederland;
-  ten aanzien van gedaagde sub 3: in Nederland, vanaf het moment dat zij The Pirate Bay heeft overgenomen,”

wordt gewijzigd in

“3.2.  gebiedt gedaagden, ieder afzonderlijk en gezamenlijk, de website thepiratebay.org, alsook de bijbehorende (tracker)servers en databases, waaronder de (tracker)servers die toegankelijk zijn via domeinnamen eindigend op thepiratebay.org, piratebay.org, piratebay.net, piratebay.org, piratebay.se, thepiratebay.com, thepiratebay.net, thepiratebay.nu, thepiratebay.se of andere variaties daarop ontoegankelijk te maken voor gebruikers in Nederland,”,

3.3.  bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 23 juni 2010 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 16 juni 2010,

3.4.  gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 16 juni 2010 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.

Lees het vonnis hier.

IEF 8993

Geen portofoliorecht

Rechtbank Amsterdam, 21 juli 2010, HA ZA 08-2967 en 30 september 2009, HA ZA 08-2967 (tussenvonnis) Kraaijeveld tegen SpecialSauce B.V. c.s. (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten)

Auteursrecht. Geschil betreffende de auteursrechten op foto’s gemaakt door eiser, een (culinair) fotograaf en voormalig aandeelhouder en (later) werknemer van gedaagde, een fotostudio. Geen auteursrecht gedaagde o.g.v. artikel 7 Aw bij wèl ontvangen van loon maar bij ontbreken van zeggenschap. Geen auteursrecht eiser op de foto’s die tijdens het daaropvolgende (echte) dienstverband zijn gemaakt, met uitzondering van de foto’s die als vrij werk zijn aan te merken, of waarvan dat niet of onvoldoende is weersproken (ook al zijn die in de studio van gedaagde gemaakt). Wapperverbod, o.a. m.b.t. uitingen op flickr.com. Schenden van concurrentiebeding leidt mogelijk tot schadevergoeding, maar leidt niet tot overgaan auteursrecht. Geen beroep op het zogenaamde portofoliorecht (het gestelde gewoonterecht van een fotograaf om alle gemaakte foto’s in het eigen portofolio (of gebruikelijker ook: portfolio) op te nemen, ongeacht wie de rechthebbende is: “Het portofoliorecht kan niet worden aangemerkt als een persoonlijkheidsrecht in de zin van artikel 25 Aw.” Het eindvonnis ziet voornamelijk op de beoordeling van individuele en reeksen foto’s, in het tussenvonnis wordt het geschil meer juridisch-inhoudelijk behandeld.

Concurrentiebeding: 2.25 (eindvonnis). De rechtbank volgt Specialsauce c.s. niet in haar stelling dat de auteursrechten op de foto's van het Brouwerskolkje bij haar berusten omdat Kraaijeveld de foto's in strijd met het concurrentiebeding zou hebben gemaakt. Indien sprake zou zijn van een schending van het concurrentiebeding brengt dat wellicht een recht op schadevergoeding met zich wegens het niet nakomen van de overeenkomst, maar het gevolg hiervan is niet dat de auteursrechten op grond van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst zouden overgaan van Kraaijeveld op Specialsauce. Voor deze stelling van Specialsauce C.S. kan geen grondslag worden gevonden in de wet.

Wapperverbod: 2.44. (…) Ten aanzien van de overige foto's (…) is - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - echter niet gebleken dat het auteursrecht op deze foto's niet bij Kraaijeveld zou berusten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitingen bij die foto's op flickr.com lichtvaardige beschuldigingen bevatten en derhalve onrechtmatig kunnen worden geacht. De rechtbank zal voor recht verklaren dat Specialsauce en  O. onrechtmatig hebben gehandeld door de uitingen te doen bij of omtrent de foto's met nummers (…) van Kraaijeveld die op flickr.com geplaatst waren. De rechtbank zal Specialsauce c.s. voorts verbieden om over de foto's die in de onderhavige procedure in geschil zijn en waarvan niet is gebleken dat de auteursrechten niet bij Kraaijeveld berusten mededelingen te doen aan (potentiële) afnemers en opdrachtgevers van Kraaijeveld met de strekking dat hij inbreuk zou maken op aan Specialsauce toekomende auteursrechten.

Artikel 8 Aw: 4.4. (tussenvonnis) (…) De rechtbank is van oordeel dat Kraaijeveld als de maker van de foto's waar het in de onderhavige procedure over gaat kan worden aangemerkt. De stelling van Specialsauce c.s. dat Specialsauce de maker van de foto's is op grond van artikel 8 Aw gaat niet op, omdat dit artikel slechts een bewijsvermoeden bevat van waar het auteursrecht rust. Dit bewijsvermoeden speelt geen rol in de onderhavige zaak nu tussen partijen niet in geschil is dat Kraaijeveld de foto's heeft gemaakt. Voor zover Specialsauce c.s. met haar stelling dat het grootste creatieve proces plaats vindt in de studio heeft bedoeld te stellen dat er meerdere makers zijn, is de rechtbank van oordeel dat zij deze stelling onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd.

Artikel 7 Aw: 4.5. Het oordeel dat Kraaijeveld de maker van de foto's is, brengt in beginsel met zich dat Kraaijeveld ook de auteursrechthebbende van de foto's is, tenzij hij het auteursrecht heeft overgedragen of een ander krachtens een wetbepaling als de 'maker' wordt aangemerkt. Tussen partijen is niet in geschil dat Kraaijeveld zijn auteursrechten nooit conform artikel 2 Aw heeft overgedragen aan Specialsauce. Daarnaast zijn partijen het er over eens dat de auteursrechten van de foto's die Kraaijeveld heeft gemaakt voor Specialsauce en haar klanten in het kader van zijn dienstverband op grond van artikel 7 Aw bij Specialsauce berusten. Partijen verschillen wel van inzicht ten aanzien van de aanvang en dus de duur van het dienstverband tussen Kraaijeveld en Specialsauce

4.8. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat Specialsauce zeggenschap als bedoeld in artikel 7 Aw had over de vorm waarin de foto's van Kraaijeveld tot stand zijn gekomen. Ter comparitie heeft Kraaijeveld gesteld dat er geen sprake was van een gezagsverhouding tussen hem en Specialsauce, althans  O.. Kraaijeveld was eindverantwoordelijke voor het creatieve deel en had derhalve beslissende invloed op de foto's, terwijl  O. eindverantwoordelijke was voor het financiële deel.  O. heeft ter comparitie weliswaar gesteld dat Specialsauce wel inhoudelijke zeggenschap had over het werk van Kraaijeveld, maar heeft dit naar het oordeel van de rechtbank desgevraagd niet voldoende nader gemotiveerd. De stelling dat Kraaijeveld in zijn creatieve vrijheid beperkt werd door de beschikbare financiële middelen, de tijd en de wensen van de klant is hiertoe onvoldoende.

4.9. De rechtbank concludeert - los van de vraag of er tussen 1 oktober 2004 en 1 januari 2006 een dienstverband bestond tussen Kraaijeveld en Specialsauce - dat Specialsauce niet als maker en dus auteursrechthebbende van de foto's die Kraaijeveld heeft gemaakt tussen 1 oktober 2004 en 1 januari 2006 kan worden aangemerkt op grond van artikel 7 Aw, nu voornoemde zeggenschap bij Specialsauce ontbreekt.

Aandeelhouder: 4.12. Vast staat dat Kraaijeveld de maker is van de foto's die in de periode dat hij tevens aandeelhouder van Specialsauce was zijn gemaakt en dat hij het auteursrecht op deze foto's niet heeft overgedragen aan Specialsauce. Er is geen (ander) aanknopingspunt in de wet te vinden op basis waarvan Specialsauce als de auteursrechthebbende kan worden aangemerkt van de foto's die Kraaijeveld in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft gemaakt. De rechtbank is, met Kraaijeveld, van oordeel dat Specialsauce van de betreffende foto's gebruik heeft kunnen maken op basis van een stilzwijgende licentie van Kraaijeveld. Ter comparitie heeft Specialsauce C.S. de stelling van Kraaijeveld dat bij de overdracht van de aandelen geen auteursrechten zijn overgedragen niet gemotiveerd betwist. De rechtbank concludeert derhalve dat de auteursrechten op de foto's die Kraaijeveld in de periode dat hij aandeelhouder was van Specialsauce heeft gemaakt, bij hem berusten.

Privé-foto’s: 4.14. Ter comparitie zijn partijen het alsnog eens geworden dat de auteursrechten van de foto's die Kraaijeveld heeft gemaakt ten behoeve van studie, vakantie- en/of privéaangelegenheden in de periode dat hij een dienstverband had met Specialsauce, bij Kraaijeveld berusten.

Portofoliorecht: 4.18. Subsidiair heeft Kraaijeveld een beroep gedaan op zijn persoonlijkheidrecht, inhoudende dat hij om klanten te werven en te behouden zijn foto's mag tonen op zijn website, ook die foto's waarvan op grond van artikel 7 Aw de auteursrechten bij Specailsauce berusten. Kraaijeveld stelt dat een dergelijk portofoliorecht gebruikelijk is in de fotografie. Specialsauce C.S. betwist de persoonlijkheidsrechten van Kraaijeveld niet en erkent dat Kraaijeveld zijn in het verleden gemaakte werk aan een (beoogde) klant mag tonen. Het via zijn website edof www.flickr.com in grotere, onbeperkte kring tonen van de foto's waarvan het auteursrecht bij Specialsauce rust, gaat Specialsauce c.s. echter te ver.

4.19. De rechtbank overweegt dat Kraaijeveld niet voldoende nader heeft gemotiveerd waar het door hem zogenoemd portofoliorecht op gebaseerd is en is van oordeel dat het portofoliorecht niet kan worden aangemerkt als een persoonlijkheidsrecht in de zin van artikel 25 Aw. Het via zijn website enlof www.flickr.com in grotere, onbeperkte kring tonen van de foto's is naar het oordeel van de rechtbank een vorm van verveelvoudiging van de foto's. Kraaijeveld kan met een beroep op zijn persoonlijkheidsrecht niet een dergelijke auteursrechtelijke bevoegdheid uitoefenen ten aanzien van de foto's die Kraaijeveld in de periode vanaf 1 januari 2006 tot 1 april 2008 heeft gemaakt voor Specialsauce en haar klanten in het kader van zijn dienstverband, omdat de auteursrechten hiervan - op grond van Kraaijevelds eigen stellingen - bij Specialsauce berusten.

Lees het eindvonnis hier, het tussenvonnis hier.

IEF 8992

Gênant en beschamend (bodem)

Rechtbank Amsterdam, 14 juli 2010, HA ZA 09-2452, X. tegen GS Media B.V. (met dank aan Jurian van Groenendaal, Boekx Advocaten).

Portretrecht en onrechtmatige publicatie/uitzending. Bodem in de zaak over het GeenStijl-filmpje van de dronken studente (zie vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 september 2009, IEF 8217).  Vorderingen grotendeels toegewezen. Onrechtmatig handelen GeenStijl door het filmpje (tot twee maal toe openbaar te maken en daarbij de in het vonnis geciteerde teksten te plaatsen. “GeenStijl heeft weliswaar het recht 'to shock, offend and disturb', maar daaraan zijn grenzen. (…) De rechtbank betwijfelt bovendien of GeenStijl het publiek wilde informeren, zoals zij vervolgens aanvoert.”

4.4. X. is midden in de nacht gefilmd zonder dat zij daar op bedacht hoefde te zijn. Zij is geen bekende persoonlijkheid en vervult geen publieke functie. Zij was ten tijde van het filmen duidelijk onder invloed van alcohol. Het filmpje is voor X gênant en beschamend. In het filmpje wordt met X de spot gedreven. Dit gebeurt onder andere door enkele seconden in te zoemen op het braaksel dat tussen beide meisjes op de grond ligt, door de zinsneden "majesteit noemen" en "Ik ben een voorzitter" meerdere keren achter elkaar te herhalen en door af te sluiten met applaus. Dit wordt versterkt door de teksten die door GeenStijl bij het aitikel zijn geplaatst, zoals "kotsend beugelstudentenmeisje" (…) Dit geheel van feiten en omstandigheden leidt tot het oordeel dat sprake is van een aantasting van de persoonlijke levenssfeer van Hieraan kan niet afdoen dat, gelijk Geenstijl stelt, de opnames in het openbaar zijn gemaakt,  X niet zou hebben aangegeven dat zij niet gefilmd wilde worden en zij actief aan het filmpje zou hebben meegewerkt. Nog daargelaten dat hieruit niet kan worden afgeleid dat X heeft ingestemd met openbaarmaking van het filmpje, heeft te gelden dat GeenStijl uit de door haar gestelde feiten, gelet op de kennelijke staat van dronkenschap van X, niet gerechtvaardigd mocht afleiden dat - haar recht op privacybescherming heeft prijsgegeven.

(…)

4.7. De rechtbank is van oordeel dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting in het licht van alle feiten en omstandigheden noodzakelijk en proportioneel is. De rechtbank stelt daarbij het denigrerende en vernederende karakter van het filmpje en de daarbij geplaatste teksten voorop. GeenStijl heeft weliswaar het recht 'to shock, offend and disturb', maar daaraan zijn grenzen. Die grenzen zijn hier overschreden. De rechtbank neemt daarbij, behalve het denigrerende en vernederende karakter van het filmpje, in overweging dat van een klemmende reden van publiek belang om het filmpje (en de begeleidende teksten) te plaatsen geen sprake is. GeenStijl heeft voldoende mogelijkheden om het bralgedrag van beschonken studenten op een provocerende wijze aan de kaak te stellen, zonder daarbij de persoonlijke levenssfeer van ' op de hier aan de orde zijnde ingrijpende wijze aan te tasten. Van een misstand zoals GeenStijl die zegt aan de kaak te willen stellen, is naar het oordeel van de rechtbank bovendien geen sprake, zoals GeenStijl ter zitting ook met zoveel woorden te kennen heeft gegeven. De rechtbank betwijfelt bovendien of GeenStijl het publiek wilde informeren, zoals zij vervolgens aanvoert. De rechtbank verwijst in dit verband naar de onder 2.1 1 weergegeven tekst die bij de versie met balk is geplaatst. Daaruit blijkt veeleer dat het GeenStijl 'om de lol' te doen was. Ook het 'nieuwsfeit' dat ' een procedure is gestart tegen GeenStijl levert geen rechtvaardiging op het filmpje opnieuw (met balk) te plaatsen. Uit de hiervoor bedoelde en onder 2.11 weergegeven tekst blijkt dat het GeenStijl bij het plaatsen van het filmpje helemaal niet om het brengen van een nieuwsitem te doen was. In reactie op het uitbrengen van de dagvaarding meldt GeenStijl immers: "Dan kun je het krijgen ook". Dat geeft geen blijk van het willen brengen van een nieuwsitem. Zo het aanhangig maken van de dagvaarding al als nieuwsfeit is te zien, kon GeenStijl dit nieuwsfeit bovendien brengen zonder het filmpje opnieuw te tonen.

4.8. De conclusie van het voorgaande is dat GeenStijl met beide openbaarmakingen van het filmpje met de begeleidende teksten inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van X. X heeft een redelijk belang zich tegen openbaarmaking te verzetten. Nu GeenStijl zonder toestemming van X tot openbaarmaking is overgegaan, heeft zij onrechtmatig (want in strijd met artikel 21 Aw) gehandeld jegens X. De in verband hiermee gevorderde verklaring voor recht kan in zoverre worden toegewezen als nader in het dictum bepaald.

Lees het vonnis hier.