Alle rechtspraak  

IEF 8989

Omzeilvonnis

Rechtsbank ’s-Gravenhage, 21 juli 2010, gevoegde zaken HA ZA 08-3879 en HA ZA 09-348, Nintendo tegen Webwinkels (met eerdere dank aan Win Yan Lam, Hogan Lovells)

Auteursrecht. Merkenrecht. Software. Omzeiling. Nintendo maakt op grond van het Auteurs- en merkenrecht bezwaar tegen de verhandeling door gedaagden van flascards en modchips, waarmee op de Nintendo DS en Wii Spelcomputers andere progamma’s dan de door Nintende uitgegeven computerspellen, waaronder ongeautoriseerde kopieën van die spellen, kunnen worden gespeeld. Vorderingen toegewezen o.g.v. het auteursrecht, waardoor merkenrecht geen bespreking meer behoeft.  Toetsing aan art 29a AW (omzeiling technische beschermingsmaatregelen i.p.v. aan 32a (kraakmiddelen computerprogramma’s), nu het niet slechts computerprogramma’s zijn, nu het element vormgeving overheerst in de computerprogramma’s: de “programmatuur zorgt ervoor dat het spel kan worden gespeeld en bestuurd. De creatieve keuzes die ten aanzien van de programmatuur worden gemaakt staan dus in dienst van het spel zoals dat dan al is vormgegeven, en zijn daaraan ondergeschikt.” Geen 1019h indicatietarief, omdat gevorderde kosten van beide partijen die tarieven overstijgen.

5.5. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat bij een keuze tussen het regime van artikel 29a Aw en het regime van artikel 32a Aw doorslaggevend dient te zijn welk element van het spel in auteursrechtelijk opzicht overheerst. Het element dat in auteursrechtelijk opzicht overheerst is het element dat bij het maken van het spel de meeste creatieve inspanningen van de maker heeft gevergd.

5.6. Toetsend aan het hiervoor genoemde criterium moet met Nintendo worden geoordeeld dat in de computerspellen van Nintendo het element vormgeving overheerst. Nintendo heeft namelijk gedetailleerd en onweersproken uiteengezet dat het ontwerpen van een spel een langdurig creatief proces is waarin de vormgeving voorop staat. (…) Daarnaast wordt in deze fase de computerprogrammatuur geschreven. Die programmatuur zorgt ervoor dat het spel kan worden gespeeld en bestuurd. De creatieve keuzes die ten aanzien van de programmatuur worden gemaakt staan dus in dienst van het spel zoals dat dan al is vormgegeven, en zijn daaraan ondergeschikt.

5.8. De rechtbank is met Nintendo van oordeel dat de in rechtsoverweging 5.3 genoemde maatregelen die met de modchips en flashcards worden omzeild, te weten de onderling aansluitende vormgeving van de DS spelcomputer en spelkaartjes en de noodzaak van de kopieerbeveiligingscode om een spel te kunnen spelen op de Wii console, moeten worden aangemerkt als doeltreffende technische voorzieningen in de zin van artikel 29a Aw, dat wil zeggen als technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken, die door de maker of zijn rechtverkrijgenden niet zijn toegestaan (art. 29a lid 1 Aw). Het zijn namelijk technische voorzieningen die ervoor zorgen dat ongeautoriseerde kopieën van de spellen van Nintendo praktisch onbruikbaar zijn. Het doel en effect van de maatregelen is dan ook dat zij voorkomen dat er ongeautoriseerde kopieën van de spellen worden gemaakt, althans dat zij het aantal ongeautoriseerde kopieën sterk beperken. Dat de maatregelen doeltreffend zijn, is ook niet in geschil.

5.9. Het verweer van gedaagden dat de omzeilde maatregelen niets met de computerspellen te maken hebben, is ongegrond. Gedaagden wijzen er in dit verband op dat de omzeilde maatregelen de toegang tot de spelcomputers van Nintendo beperken. Dat de maatregelen de toegang tot de spelcomputers beperken, is niet in geschil, maar dat feit laat onverlet dat de maatregelen de computerspellen van Nintendo beschermen tegen het maken van ongeautoriseerde kopieën. De maatregelen moeten namelijk worden beschouwd in samenhang met het feit dat de computerspellen van Nintendo specifiek zijn ontworpen voor de spelcomputers van Nintendo en dat zij daarom enkel bruikbaar zijn op die spelcomputers. Vanwege die verwevenheid van de spelcomputers en de computerspellen kan Nintendo via het reguleren van de toegang tot haar spelcomputers ervoor zorgen dat ongeautoriseerde kopieën van haar computerspellen feitelijk onbruikbaar zijn. De omzeilde maatregelen hebben op die manier wel degelijk een beschermde werking ten aanzien van de computerspellen van Nintendo.

5.10. (…) Op zich is juist dat de omzeilde maatregelen verder gaan dan op grond van het auteursrecht mogelijk zou zijn. De maatregelen weren niet alleen ongeautoriseerde kopieën van de spellen van Nintendo, maar ook software van derden. In de definitie van technische voorziening in artikel 29a lid 1 Aw staat echter niet dat een technische voorziening geen enkel ander effect mag hebben dan het beschermen tegen auteursrechtelijk relevante handelingen. De definitie eist slechts dat de voorzieningen dienen voor het voorkomen of beperken van auteursrechtelijk relevante handelingen. Zoals hiervoor is vastgesteld, voldoen de door Nintendo getroffen maatregelen aan die eis.

5.17. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het gevorderde verbod op onrechtmatig handelen door verhandeling van de modchips en flashcards in aanmerking komt voor toewijzing op de hierna vermelde wijze tegen alle gedaagden met uitzondering van A. Het verbod zal zich niet uitstrekken tot “voor Nintendo producten te gebruiken omzeilingsmiddelen” in het algemeen omdat gesteld noch gebleken is dat gedaagden andere producten dan de flashcards en/of modchips verhandelen. (…)

Proceskosten: 5.24. In zaak 08-3879 vordert Nintendo een bedrag van € 138.501,81.  (…) De Webwinkels hebben de redelijkheid en evenredigheid van de gevorderde bedragen wel aangevochten ter comparitie en hebben verzocht de kosten te matigen tot het toepasselijke indicatietarief. De door henzelf gevorderde proceskosten, te weten € 77.600,00, overstijgen dat tarief echter ook. Gelet daarop moet worden aangenomen dat in ieder geval die kosten redelijk en evenredig zijn. Aangezien Nintendo niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het redelijk en evenredig is dat zij veel hogere kosten heeft gemaakt, zullen de Webwinkels worden veroordeeld tot betaling van elk € 7.054,55 (1/11 × € 77.600,00).

Merkenrecht: 5.27. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of gedaagden door verhandeling van de flashcards ook inbreuk maken op de merken van Nintendo. Voor zover er sprake is van merkinbreuk, kan dat namelijk niet leiden tot een toewijzing van meer vorderingen dan al zullen worden toegewezen op grond van de schending van artikel 29a Aw.

5.28. Niet valt in te zien dat Nintendo belang heeft bij een afzonderlijk verbod op merkinbreuk. Nintendo stelt namelijk dat de merkinbreuk besloten ligt in de verhandeling van de flashcards omdat in die flashcards een Nintendo Logo File is opgenomen (…). Het verbod op verhandeling van de flashcards op grond van artikel 29a Aw voorkomt dus ook de gestelde merkinbreuk.

Lees het vonnis hier.

IEF 8978

De wijze waarop het haar is geschikt

Rechtbank Haarlem, sector kanton, 7 juli 2010, LJN: BN0985, [Eiser] h.o.d.n. Fotografie [xxx] tegen Ringfoto Nederland B.V.

Kantonzaak. Auteursrecht op (niet officiële) 'pasfoto'. Eiser vordert vergoeding van schade die hij heeft geleden doordat gedaagde zonder zijn toestemming een door eiser gemaakt portret van de website van eiser heeft gekopieerd en openbaar heeft gemaakt op haar eigen website. Gedaagde voert aan dat de foto niet meer is dan een pasfoto, die niet voor bescherming op grond van de Auteurswet in aanmerking komt.

De kantonrechter is van oordeel dat de door eiser gemaakte foto kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet. De vordering wordt (gedeeltelijk) toegewezen. Bij de begroting van de schade gaat de kantonrechter uit van de licentievergoeding die eiser zou hebben bedongen bij voorafgaande toestemming. Voorts wordt rekening gehouden met de beperkte periode dat de foto op de website van gedaagde heeft gestaan (€1500,00).

1. (…) Uit de vergelijking van de gewone pasfoto van [YYY] met de foto waarop het onderhavige geschil betrekking heeft, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate van persoonlijke, creatieve keuzes die [eiser] heeft gemaakt teneinde het verschil met de gewone pasfoto tot uitdrukking te brengen. Het mag dan zo zijn, dat de beide foto’s niet (zichtbaar) verschillen in achtergrond en kleding van [YYY], de overige aspecten, zoals de uitsnede van de foto, de pose van [YYY], de belichting van haar gezicht, de wijze waarop het haar is geschikt, getuigen van even zovele zelfstandige, subjectieve keuzes van de maker bij het tot stand brengen van het portret, zodat het portret van [YYY] kan worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 van de Auteurswet en aldus voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

2. Vaststaat dat Ringfoto het portret van [YYY] van Google heeft gehaald en op haar eigen website heeft geplaatst. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel, dat het enkele feit dat de foto op Google stond, Ringfoto niet ontslaat van de op haar rustende plicht zich ervan te vergewissen dat daarop geen auteursrechtelijke bescherming rustte. (...)

Lees het vonnis hier.

IEF 8976

In overwegende mate ingegeven

Rechtbank Groningen, 7 juli 2010, HA ZA 09-349, Nautavorm B.V. tegen Oei (met dank aan Douglas Mensink, MICTA)

Auteursrecht. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing voetenplank van voetsteun (zie ook KG: IEF 8647, Gerechtshof Arnhem, 2 maart 2010: geen auteursrecht, wel slaafse nabootsing). Eiser stelt i.c. dat gedaagde het auteursrecht aan eiser had moeten overdragen o.g.v. een overeenkomst tot aandelenoverdracht en geen licentieovereenkomst met een concurrerende derde (de wederpartij in de genoemde KG procedure) had mogen sluiten. Vorderingen afgewezen, aangezien er geen auteursrecht op de voetsteun rust, waarbij de rechtbank ten overvloede concludeert dat er in het algemeen (i.c. betreft het n.l. geen vergelijk met andere producten) ook geen sprake is van slaafse nabootsing.

4.1 1. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de vormgeving van de onderhavige voetenplank in overgrote mate technisch en functioneel is bepaald, zodat aan die voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat er evenmin sprake is van slaafse nabootsing, nu (ook) de gestelde overstemming tussen de onderhavige voetenplank en de voetenplanken van concurrenten in overwegende mate is ingegeven door de technische en functionele kenmerken waaraan een voetensteun dient te voldoen.

4.12. Het oordeel van de rechtbank dat aan de onderhavige voetenplank geen auteursrechtelijke bescherming toekomt brengt met zich dat de grondslag aan de primaire en de subsidiaire vordering van Nautavorm c.s., te weten de voetenplank is auteursrechtelijk beschermd, komt te ontvallen. Om die reden zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8974

Evenwel in primordiale orde

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, 8 juli 2010, A/10/5374, Belgian Anti-Piracy Federatie (BAF) tegen Telenet & Belgacom (met dank aan John Allen, NautaDutilh)

Auteursrecht. Belgische zaak die doet denken aan het lopende geschil tussen Brein en Ziggo. Eiser BAF “vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde.”

Vorderingen voorshands afgewezen: “Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.” In citaten:

Eiseres stelt dat acties tegen de oprichters van "Pirate Bay" dan wel de hosting providers (die de problematische gegevens opslaan) onvoldoende en inefficiënt zijn en tracht dus de auteursrechten te beschermen door huidige procedure lastens de internettoegangsleveranciers die de inbreuken mogelijk maken en zij beoogt de toegang tot de websites van "Pirate Bay" onmogelijk te maken;

IN RECHTE


(…) Zij vraagt aldus verweerders in hun hoedanigheid van ISP, te bevelen de websites van "The Pirate Bay" ontoegankelijk te maken voor hun klanten middels DNS blocking, en dit teneinde verdere schade in te dijken in afwachting van een uitspraak ten gronde;

2. Ingevolge art. l 9 § 2 Ger.W. kan de rechter een voorafgaandelijke maatregel bevelen teneinde de toestand van partijen voorlopig te regelen maar deze maatregel mag - net zoals in kortgeding - de grond van de zaak niet raken zodat hij geen uitspraak mag doen over de ernstig betwiste rechten van partijen terwijl de maatregel opportuun en proportioneel moet zijn (…);

Verweerders betwisten hun aansprakelijkheid ten gronde op grond van specifieke wetgeving zodat het recht van partijen ten zeerste betwist is: het is hic et nunc volstrekt niet duidelijk in welke mate verweerders gehouden zijn;

Daarnaast rijst, evenwel in primordiale orde, de vraag naar het belang van de gevorderde maatregel;

Inderdaad blijkt dat de gewraakte "Pirate Bay" constructie kennelijk al bestaat sinds 2003, dat sindsdien in verschillende landen (gerechtelijke) acties werden ondernomen tegen het systeem, dat in 2009 besprekingen hebben plaatsgevonden tussen huidige gedingvoerende partijen met het oog op een minnelijke regeling echter zonder resultaat, dat eiseres pas is opgetreden middels dagvaarding dd. l l juni 2010, dat de zaak ten gronde zal worden behandeld in november 2010;

Daarnaast blijkt de gevraagde DNS blocking vrij gemakkelijk technisch te omzeilen (zie besluiten verweerders);

Gelet op de lange periode dat "Pirate Bay" reeds actief is zonder dat eiseres Daadkrachtig is opgetreden en gelet op de onduidelijkheid omtrent de rechten in de positie van partijen, rijst de vraag naar de opportuniteit van de gevorderde maatregel, aan wiens effectiviteit dan nog getwijfeld wordt, terwijl een uitspraak ten gronde binnen afzienbare tijd kan verwacht worden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8973

De veroorzaakte onmogelijkheid

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 10-401, Indies Film Rights B.V. tegen American Cinema International Inc. c.s.  (met dank aan Rogier Overbeek, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Bevoegdheidsincident. Stukgelopen samenwerking. Eiser, de Nederlandse filmdistributeur/licentienemer Indies Film Rights, ziet af van filmdistributie, nadat is gebleken dat  filmproducent/distributeur/  licentiegever ACI niet beschikt over de toestemming van alle oorspronkelijke rechthebbenden en vorder schadevergoeding. Indies stelt i.c. dat de arbitragebedingen in de distributieovereenkomst niet van toepassing zijn en dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is,  aanegzien het geschil zou zien op onrechtmatige daad in plaats van wanprestatie. Vordering afgewezen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd:

2.6. De vordering van Indies in de hoofdzaak komt er derhalve naar de kern genomen op neer dat Indies vergoeding wenst van schade die zij stelt te lijden vanwege de naar haar mening door ACI c.s. veroorzaakte onmogelijkheid om de rechten die haar in de distributieovereenkomst door ACI c.s. in licentie zijn gegeven, daadwerkelijk uit te oefenen.

2.7. Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering in wezen gebaseerd op een gestelde tekortkoming in de nakoming van de gesloten overeenkomst, maar in ieder geval zodanig verwant met de inhoud en rechtsgevolgen van de distributieovereenkomsten dat de daarin opgenomen arbitragebedingen, zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven, geacht moeten worden mede op vorderingen als deze betrekking te hebben.

Lees het vonnis hier.

IEF 8967

Afstand van het Umfeld

Rechtbank Amsterdam, 7 juli 2010, HA ZA 09-1368, B.V. Meubelfabriek Arco c.s. tegen Arrben SNC (met dank aan Kitty van Boven. I-EE)

Auteursrecht. Meubels. Eiser Arco stelt dat gedaagde  met de stoel ‘Betta’ inbreuk maakt op het auteursrecht op de stoel ‘Frame’ (afbeelding boven). Bodemprocedure na vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 juni 2008, IEF 6246, waarin de vorderingen werden afgewezen. Nu worden de vorderingen toegewezen.

In het voorafgaande kort geding stond het zitkuipje centraal. Voornamelijk vanwege het “kenmerkende kuipje” werd auteursrechtelijke bescherming van de Frame aangenomen:

4.6. Bij de beoordeling dient het werk als geheel in aanmerking te worden genomen. Voorshands oordeelt de voorzieningenrechter dat in het ontwerp van de stoel Frame weliswaar de toepassing van een hedendaagse minimalistische stijl is te herkennen maar dat overigens, in elk geval bij de vormgeving van het kuipje, de ontwerper duidelijk een eigen en nieuwe weg is ingeslagen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter meegewogen dat Hulshoff en Arrben niet aan de hand van voorbeelden hebben laten zien dat het kuipje niet nieuw of oorspronkelijk zou zijn. (…) Naar voorlopig oordeel komt de stoel Frame dan ook auteursrechtelijke bescherming toe.

Dat mes sneed echter aan twee kanten. Bij de inbreukvraag liet de voorzieningenrechter de sterk op elkaar lijkende frames buiten beschouwing – want te banaal. Wat overbleef waren twee (volgens de rechter) sterk verschillende zitkuipjes.

4.8. (…) Uit hetgeen hierboven met betrekking tot het auteursrecht van de stoel Frame is overwogen , volgt dat de auteursrechtelijke bescherming van de stoel Frame niet is gelegen in het frame (de draagconstructie van dunne vierkante buis). Omdat de zwevende indruk het rechtstreekse gevolg is van de minimalistische uitvoering van het frame is ook daaraan geen doorslaggevend gewicht toe te kennen. Bij de beoordeling dient dan ook met name acht te worden geslagen op de vormgeving van het kuipje. niet kan afwachten.

 

(…)

4.12. Samengevat onderscheiden de stoel Betta en de stoel Frame zich door een geheel verschillende uitvoering van het kuipje. (…) Bij de beoordeling is het grootste gewicht toe te kennen aan de steeds op eigen wijze vormgegeven kuipjes en is voor het auteursrecht minder relevant de banale vormgeving van de frames.

Geen inbreuk dus.

Bodemprocedure

Een tweede ronde volgt wanneer Arco een bodemprocedure aanspant. Daarin komt de rechtbank tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter.

Auteursrecht. Gedaagde Arrben heeft opgelet tijdens het kort geding en komt in de bodemprocedure op de proppen met allerlei voorbeelden van prior art (het “Umfeld”). De beschermings-hamvraag is of met de Frame, binnen de grenzen die worden getrokken door stijl enerzijds en eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand is genomen van het Umfeld. De rechtbank oordeelt van wel, zij het slechts ten aanzien van het frame van de Frame:

4.12. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat met het frame van de Frame voldoende afstand is genomen van het Umfeld en op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de gestelde vigererende minimalistische stijl van ontwerpen. De subjectieve toevoegingen betreffen de dunne metalen vierkante buizen met scherpe hoeken waarbij de armleuning in een scherpe hoek doorloopt in de rugleuning en waardoor – in combinatie met de dwarsverbindingen tussen de verticale staanders – een open kubuseffect ontstaat.

Arrben komt met een eerdere zitkuip en bokst voor elkaar dat de kuip en het “zwevend effect” als gevolg van de wijze van ophanging als niet oorspronkelijk worden geoordeeld. Uitsluitend het frame wordt door de rechtbank als auteursrechtelijk beschermde trek aangemerkt.

Inbreuk: Wat volgt is een vergelijking van de frames van de Frame en de beweerdelijk inbreukmakende stoel, de Betta. De rechtbank oordeelt dat de totaalindrukken overeenstemmen ondanks een tamelijk in het oog springend verschil. De Betta heeft een verbindingsbuis aan de onderzijde van het frame – de Frame niet. Opmerkelijk is dat de rechtbank de verbindingsbuis buiten beschouwing lijkt te laten omdat deze – volgens opgave van Arrben – is geplaatst uit technisch oogpunt:

4.21. (…) Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de auteursrechtelijk beschermde trek van de Frame (vooral) gelegen in het frame van deze stoel. Juist aan dit frame, waarmee Vogtherr [de ontwerper, red.] binnen de minimalistische stijl enerzijds en de eisen an functionaliteit anderzijds voldoende afstand van het Umfeld heeft genomen, ontleent de Frame zijn eigen karakter. Juist deze, voor de totaalindruk van de Frame (welke wordt gedomineerd door het ‘kubus-effect’ en het open karakter daarvan) bepalende auteursrechtelijk beschermde trek, is door Arrben overgenomen. Het frame van de Betta is (nagenoeg) identiek aan dat van de Frame. Het enkele feit dat de Betta aan de onderzijde van het frame nog een verbindingsbuis heeft, doet aan de overeenstemmende totaalindrukken van de frames (en de stoelen) niet af. De frames van beide stoelen verschillen daarvoor te weinig. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de verbindingsbuis, zoals door Arrben ter zitting is erkend, is geplaatst uit constructieoogpunt aangezien het frame van de Betta anders niet sterk genoeg zou zijn. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken die de beide werken maken zo weinig verschillen, dat een onafhankelijke, zelfstandige, schepping bepaald onwaarschijnlijk wordt geacht. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van het vermoeden van ontlening (…).

Arrben stelt dat de Betta is ontleend aan een eigen ontwerp (de Monola), maar slaagt er niet in om het vermoeden van ontlening te ontkrachten:

4.24. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de Betta een zelfstandige schepping is, omdat deze voortvloeit uit de Monola. Daartoe is onvoldoende dat de Betta in hoofdlijnen past binnen de gestelde (mede) door Manuela Benvenuto ontwikkelde minimalistische stijl. Binnen die minimalistische stijl beschikt een ontwerper over voldoende alternatieven voor het maken van eigen creatieve keuzes. De Manola staat te ver af van de Betta om het oordeel te rechtvaardigen dat van ontlening aan de Frame geen sprake is. Hieruit volgt dat Arrben haar verweer dat louter sprake is van een toevallige gelijkenis zonder dat sprake is van - bewuste of onbewuste - ontlening onvoldoende op basis van specifieke feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt. Dit geldt temeer nu - als onweersproken ter zittting gesteld door Arco - vaststaat dat de Frame reeds in 2000 op de IMM-beurs is geïntroduceerd en sindsdien met regelmaat op de internationale vakbeurzen ten toon is gesteld. In dit verband is het - ook op basis van hetgeen Arrben heeft aangevoerd - niet uitgesloten dat bij een professioneel ontwerpster als Manuela Benvenuto, van wie - temeer bij gebreke aan enige betwisting - redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij deze beurzen heeft bezocht, de Frame bewust dan wel onbewust in het geheugen is blijven hangen ter inspiratie van het ontwerpen van de Betta.

Auteursrechtinbreuk wordt aangenomen. Arrben wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding nader op te maken bij staat. De provisionele vordering van Arco tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen nu Arco geen belang heeft gesteld inde zin dat zij de afloop van de hoofdprocedure niet kan afwachten.

Lees het vonnis hier.

IEF 8958

Het (standaard) proces-verbaal Merkvervalsing/Piraterij

Gerechtshof Amsterdam, 17 juni 2010, LJN: BN0072, Strafzaak (invoer gepirateerde DVD’s Schiphol)
 
Strafrecht. Auteursrecht. Verstekvonnis. Invoer gepirateerde DVD's op Schiphol. Ontoereikend standaard proces-verbaal.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 18 juli 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een of meer voorwerp(en), waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat, te weten zevenentwintig (27) datadragers bestaande uit althans één of meer dvd's voorzien van onder andere de titel(s) Burnout en/of Star Wars en/of God of War, heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd.

Het hof overweegt dat het, in het door de Belastingdienst/Douane West gebruikte (standaard) proces-verbaal Merkvervalsing/Piraterij, waarop slechts een aantal titels is vermeld, niet het bewijs kan vinden dat op de inbeslaggenomen DVD’s met inbreuk op eens anders auteursrecht werken zijn vervat. Dat bewijs kan evenmin worden gegrond op het proces-verbaal van bevinding van de verbalisant [verbalisant], omdat de daarin door de verbalisant vermelde constateringen daartoe naar het oordeel van het hof ontoereikend zijn.

Reeds op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Lees het arrest hier.

IEF 8956

Het terugsturen van de tekeningen

Vzr. Rechtbank Arnhem, 4 juni 2010,  LJN: BM9327, Architect tegen opdrachtgever (afbeelding met dank aan Wouter Seinen, CMS Derks Star Busmann).

Auteursrecht. Bouwtekeningen. Stukgelopen vriendschappelijke samenwerking. Architect zegt na onenigheid de samenwerking op en verzoekt per brief de bouwtekening te retourneren, stellend dat de opdrachtgever een ander bouwkundig plan moet laten ontwikkelen “omdat mijn bouwkundig ontwerp mijn persoonlijk eigendom blijft”. De opdrachtgever retourneert de bouwtekeningen, maar laat zijn woning toch naar het ontwerp van eiser verbouwen. De op het auteursrecht van de architect gebaseerde vordering faalt, omdat niet gesteld kan worden dat de opdrachtgever het in de brief “gedane voorstel heeft aanvaard om de samenwerking te beëindigen zonder gebruikmaking van het ontwerp”. De opdrachtgever dient echter wel een redelijke vergoeding te betalen.

4.2.  De grondslag van de primaire vordering van [eiser] berust op de stelling dat partijen wilsovereenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de samenwerking zonder gebruikmaking van het ontwerp. Die grondslag kan niet slagen. De brief van [eiser] van 7 juli 2007 houdt geen aanbod in als vermeld onder 4. in de dagvaarding en [gedaagde] hoefde in die brief, mede gelet op zijn op de comparitie afgelegde verklaring (‘Ik heb de tekeningen teruggestuurd omdat hij daarom vroeg’ en ‘de brief van 7 juli 2007 heb ik slechts gezien als een brief van een geïrriteerde man’) redelijkerwijs ook niet als een dergelijk aanbod op te vatten. De brief van [eiser] bevat niet meer dan de aankondiging van [eiser] dat hij heeft besloten de opdracht terug te geven, dat dit naar zijn mening inhoudt dat hij geen honorarium meer verlangt, dat [gedaagde] nu en in de toekomst geen gebruik mag maken van de door [eiser] tot op heden geleverde diensten alsmede het verzoek per omgaande alle tekeningen en berekeningen terug te zenden. Voor het overige zijn geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat een aanbod als in de dagvaarding omschreven door [eiser] is gedaan. Het terugsturen van de tekeningen door [gedaagde] kan derhalve niet als een aanvaarding van een door [eiser] gedaan aanbod worden aangemerkt. Tussen partijen is dan ook geen overeenkomst als door [eiser] gesteld tot stand gekomen. Dat betekent dat de vraag of [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] door in strijd met een tussen partijen gesloten overeenkomst toch overeenkomstig het ontwerp van [eiser] te verbouwen, onbesproken kan blijven. De primaire vordering, en in het verlengde daarvan de op artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gebaseerde vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten, strandt derhalve.

4.3.  De rechtbank leest de grondslag van de subsidiaire vordering zo, dat [eiser] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht een redelijke vergoeding (van EUR 9520,00 inclusief btw) vordert voor de door hem in opdracht van [gedaagde] verrichte werkzaamheden. In zoverre vordert [eiser] nakoming van die overeenkomst.

4.4.  Het staat vast dat [eiser] voor [gedaagde] de onder 2.1 vermelde werkzaamheden heeft verricht. Dat – zoals [gedaagde] stelt – sprake was van een vriendendienst en [eiser] de werkzaamheden niet in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf heeft verricht staat niet in de weg aan het aannemen van een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW), noch dat de opdrachtgever ([gedaagde]) loon is verschuldigd en dat, indien geen loon is bepaald, de opdrachtgever redelijk loon is verschuldigd (artikel 7:405 BW). Doorslaggevend is in dat verband dat op basis van de op de comparitie door partijen zelf afgelegde verklaringen kan worden vastgesteld dat tussen hen is gesproken over het in rekening te brengen loon voor de door [eiser] verrichte werkzaamheden (zij het dat zij beiden daaraan een verschillende invulling geven) en dat [gedaagde] ook heeft verklaard bereid te zijn een redelijk loon te betalen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8951

Voor alle deelnemers was duidelijk wat het ‘concept’ inhield

Rechtbank Rotterdam, 30 juni 2010, HA ZA 09-1052, Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton Advocaten en Nanda Ruyters, AKD Prinsen van Wijmen).

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad. Uitgebreid tussenvonnis, 29 pagina's, in de bodemzaak tussen Kamer van Koophandel en Kantoor voor Klanten, betreffende de acquisitiefraude van december 2008 (zie vanaf IEF 7804). Een zoals de rechtbank overweegt ‘zowel feitelijk als juridisch grootschalige zaak’ waarin uiteindelijk tot het oordeel wordt gekomen dat inbreuk is gemaakt op zo goed als alle IE- rechten van de KvK (zelfs “Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" maken inbreuk op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel voorkomt) en,  heel interessant, dat er aanleiding is om de natuurlijke personen achter de rechtspersonen aansprakelijk te stellen ingevolge de groepsaansprakelijkheid van art 6:166 BW en hoofdelijk te veroordelen tot de schade (ca. €400.000) en de (o.a. 1019h) proceskosten (ca. €75.000). Mogelijk verbeurde dwangsommen na KG vonnis: €950.000 p.p.). Kort in citaten:

Merkenrecht: 5.6 Hoewel er tussen het beeld van merk en laatstbedoeld logo ook diverse verschillen zijn, vertonen zij als totaalindruk een duidelijke en overwegende visuele gelijkenis. Aan te nemen valt dat bij het in aanmerking komende publiek, bestaande uit Nederlandse ondernemers die merk en logo veelal niet naast elkaar zien, verwarring kan ontstaan. (…)  De conclusie moet zijn dat het gebruik van het logo inbreuk maakt op het merkrecht van Kamer van Koophandel (met name het woord-beeldmerk met inschrijvingnummer 0801253) als bedoeld in art. 2.20 lid 1 aanhef en onder b BVIE.

5.7 In de aanbiedingsbrief en op de website www.kvkhandelsregister.nl wordt (meermalen) het woord "KvKhandelsregister.nl" en het woord "www.kvkhandelsregister.nl" gebruikt. "KvK" respectievelijk "kvk" is een belangrijk onderdeel van het betreffende woord en dit element is gelijk aan of sterk overeenstemmend met het woordmerk "KvK" van Kamer van Koophandel, waardoor tussen beide woorden en het merk een grote gelijkenis bestaat. (…) Het gebruik van deze woorden maakt derhalve inbreuk op het bedoelde merk van Kamer van Koophandel.

5.8 Mede gelet op de wijze waarop de aanduiding "Kantoor voor Klanten" door Kantoor voor Klanten c.s. is gebruikt, acht de rechtbank de - voluit geschreven - aanduidingen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" eveneens inbreukmakend op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel" voorkomt, doordat deze zodanig overeenstemmen dat verwarring bij het publiek te duchten is.

Auteursrecht: 5.9 Vaststaat dat Kamer van Koophandel het auteursrecht bezit op het logo dat ook door haar als merk is gedeponeerd. Voorts kan worden gezegd dat de vormgeving van zowel haar factuur voor de jaarlijkse bijdrage als die van haar website www.kvk.nl een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. (…)

5.11 (…) Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van ontlening aan en nabootsing van de werken van Kamer van Koophandel - in het bijzonder van de auteursrechtelijk kenmerkende elementen daarvan - en zijn de bijdragebrief en de website www. kvkhandelsregister.nl te beschouwen als verveelvoudiging van die werken. Dat betekent dat daarmee inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van Kamer van Koophandel.

Handelsnaamrecht: 5.13 Ten aanzien van het gebruik van de namen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" moet, gelet ook op de wijze waarop Kantoor voor Klanten c.s. de eerstgenoemde naam hebben gebruikt (met de bedoeling om 'aan te sluiten' bij Kamer van Koophandel) en de aard van de betrokken ondernemingen, eveneens worden geoordeeld dat deze namen zo weinig afwijken van de handelsnaam "KvK" van Kamer van Koophandel dat gevaar voor verwarring bij het publiek bestaat.

Aansprakelijkheid: 5.48 Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld onder 5.25 tot en met 5.47, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen in groepsverband, waaraan de verschillende deelnemers, te weten Kantoor voor Klanten, […], […],[…],[…],[…] en Kantoor voor Klantenservice, eik bewust hebben bijgedragen. Er was een plan gemaakt ("concept"), waarvoor een groot aantal onderling op elkaar afgestemde activiteiten nodig was (zie onder 5.23) en samenwerking vereist was. Het schadeveroorzakend onrechtmatig handelen gebeurde in naam van de daartoe opgerichte rechtspersoon Kantoor voor Klanten, de natuurlijke personen hadden elk één of meer taken op zich genomen en ook Kantoor voor Klantenservice had een rol. Voor alle deelnemers - ten aanzien van de twee rechtspersonen: hun bestuurders - was duidelijk wat het "concept" inhield en moet ook duidelijk zijn geweest dat de uitvoering ervan tot aanmerkelijke schade zou kunnen leiden, zowel voor de zeer omvangrijke groep van geadresseerde ondernemingen als voor Kamer van Koophandel. Dit heeft hen echter niet ervan weerhouden om bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering van het "concept". Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het deelnemen niet aan ieder van de deelnemers zou kunnen worden toegerekend. Niet is bestreden dat het onrechtmatig handelen tot schade heeft geleid. Dat betekent dat Kantoor voor Klanten c.s. daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 8949

Een zozeer banale variant

Vzr. Breda, 1 juli 2010, KG ZA 10-241, B.V. Rucanor c.s. tegen Jascal Sports (met dank aan Menno Jansen, JWJ advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Schoenen. Beide partijen kopen bij dezelfde Chinese fabrikant een basismodel in voor een kinderschoen. De door Rucanor in haar schoen (afbeelding rechts) toegepaste variaties (kleurstelling, motief) op het basismodel vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter “een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen”, dat van een werk in auteursrechtelijke zin en dus van inbreuk door Jascal geen sprake kan zijn. Vorderingen afgewezen.

4.3. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag af de schoen 'Vadim' eert voldoende eigen, oorspronkelijk karakter bezit om aangemerkt te kunnen worden als een auteursrechtelijk beschermd werk. Ter zitting is ge bleken dat zowel Rucanor Europe als Jascal Sport hun kinderschoen hebben ingekocht bij dezelfde fabrikant, te weten Xiamen Ocean in China. Die biedt een basismodel kinderschoen aan dat naar wens van de klant uiterlijk enigszins kan worden aangepast, met name qua kleurstelling en opdrukken. Daarbij geldt dat de vorm, de gebruikte materialen, de zool, het patroon en de constructie van deze schoen vaste gegevens zijn waarop de klant geen invloed kan uitoefenen. Tussen partijen staat vast dat alleen in de kleurstelling van delen van de zogenaamde 'upper', de opdruk en de toevoeging van een extra stiksel gevarieerd kan worden.
De door Rucanor Europe in de Vance-schoen toegepaste variaties in de kleurstelling en het schaakbordmotief aan de zijkant vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zozeer banale variant op in het (schoenen)modebeeld algemeen gangbare elementen, dat die de schoen -naast het basismodel- niet een zodanig eigen oorspronkelijk karakter geven dat gesproken kan worden van een werk in auteursrechtelijke zin. In feite kan alleen van. de toegevoegde stiksels worden gezegd dat deze iets enigermate origineels aan de basisschoen toevoegen, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende om de hele schoen 'Vadim' als een oorspronkelijk werk te beschouwen. Dat wil zeggen dat Rucanor Europe zich niet kan beroepen op auteursrechtelijke bescherming.

4.4. Het beroep van Rucanor en Rucanor Europe op slaafse nabootsing van de schoen 'Vadim' door Jascal Sports kan evenmin slagen. In dat kader dient immers de totaalindruk van de in geding zijnde schoenen met elkaar vergeleken te worden. Geconstateerd moet worden dat de sterke gelijkenis tussen de verschillende schoenen met name is gelegen in de vorm, de gebruikte materialen, de zool en de constructie van de schoen. De oorzaak van deze sterke gelijkenis is het feit dat elk van deze schoenen niet meer is dan een variant van een bestaand Chinees basismodel. Van slaafse nabootsing van de kinderschoen 'Vadim' kan onder deze omstandigheden pas sprake zijn indien de door Jascal Sports bestelde variaties voor haar kinderschoenen onvoldoende afstand houden tot de in China te bestellen variaties die Rucanor Europe heeft gekozen voor de 'Vadim'. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. (…)

Lees het vonnis hier.