Alle rechtspraak  

IEF 1926

40 - 45d

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 april 2006, HA ZA 05-0354, Holierhoek tegen Rob Houwer Fils & TV Productuies B.V. c.s. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Proefproces over de toepasselijkheid van artikel 45d Auteurswet op de destijds gesloten scenario-overeenkomst en de exploitatierechten met betrekking tot de het filmwerk Soldaat van Oranje. De Rechtbank Den Haag wil er niet aan en bovendien heeft ‘De rechtbank (sector civiel) het niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden.’

Kees Holierhoek is scenario-schrijver en ook voorzitter van de stichting LIRA, een belangenorganisatie van auteurs. Jolierhoek is samen met drie anderen (de heren Gerard Soeteman, Paul Verhoeven en Erik Hazelhoff Roeifzema) co-scenarioschrijver geweest van de alom bekende en bekroonde film Soldaat van Oranje, die in 1977 in première ging te Amsterdam. Producent van deze succesvolle Nederlandse speelfilm is Houwer Film BV.

Met het oog op de te produceren speelfilm hadden Houwer Film BV en Holierhoek al op 9 september 1975 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan scenarist Holierhoek als wederprestatie voor a) het samen met anderen schrijven van het draaiboek voor de film Soldaat van Oranje en b) de algehele overdracht van alle auteursrechten aan filmproducent Houwer Film BV een bedrag van Fl. 22.500,- heeft ontvangen.

Bij aangetekende brief van 8 april 2004 heeft de huidige advocaat van Holierhoek jegens Rob Houwer aanspraak gemaakt op alsnog een billijke vergoeding voor de (verdere) exploitatie van de speelfilm Soldaat van Oranje, waaronder de verhuur van DVDs.

 Het gaat Holierhoek in deze proefprocedure om de reikwijdte van art. 45d Auteurswet. Holierhoek stelt dat een scenarioschrijver in de praktijk bij een overeenkomst met een filmproducent vaak gedwongen wordt afstand te doen van het recht op een billijke vergoeding voor iedere vorm van onvoorziene exploitatie van het filmwerk waaronder die door verhuur. Producenten weigeren daardoor vaak scenarioschrijvers mee te laten delen in de toekomstige opbrengsten van succesvolle speelfilms. Die praktijk is in strijd met deze wettelijke regeling, die voor wat betreft de billijke vergoedingen van dwingend recht is.

Een eenmalige afkoopsom is ook niet te rijmen met de ratio van de voor de rechtspraktijk onduidelijke regeling van art. 45d Auteurswet, welke ratio is de bescherming van de zwakke onderhandelingspositie van de auteur tegenover de filmproducent, aldus Holierhoek. Ook beoogt Holierhoek blijkens zijn repliek met de uitspraak van deze rechtbank het wetgevingsproces met betrekking tot een nieuw auteurscontractenrecht te beïnvloeden.

De rechtbank (sector civiel) heeft niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden, maar om in eerste aanleg concrete civiele geschillen tussen partijen te beslechten in de bijzondere feitelijke omstandigheden van elk geval. Voorzover de rechtbank thans kan nagaan verloopt overigens het door Holierhoek bedoelde wetgevingsproces (kamerstukken 29838) veel langzamer dan aanvankelijk werd verwacht.

De door Holierhoek gevorderde verklaringen voor recht - die blijkbaar zeer algemeen zijn geformuleerd met het oog op de door hem gewenste nieuwe wetgeving of ter opheldering van de in zijn stukken genoemde onduidelijkheden in de rechtspraktijk over het huidige art. 45d Auteurswet – zijn veel te algemeen zijn geformuleerd om in een civiele zaak als deze te kunnen worden toegewezen.


Terecht betogen Houwer BV cs dat het onderhavige overgangsrecht uit 1985 geen andere conclusie toelaat, dan dat de per 1 augustus 1985 ingevoerde wetsartikelen 45a t!m 45g Auteurswet toepassing missen indien voordien reeds een aanvang is gemaakt met het tot stand brengen van fllmwerken. Dat is het geval met de speelfilm Soldaat van Oranje (1977) en de onderhavige overeenkomst (1975).

De nadien ook nog in 1995 gewijzigde - en mede daardoor in de rechtspraktijk volgens de processtukken voor meerderlei uitleg vatbare - lex specialis van art. 45d Auteurswet mist derhalve toepassing, en de rechtbank moet bij de beoordeling van het geschil tussen partijen over een billijke vergoeding voor exploitatierechten teruggrijpen op de lex generalis van art. 2 Auteurswet over de overdracht van auteursrechten en op het algemeen verbintenissenrecht, waaronder het centraal staande beginsel van de contractsvrijheid.

De overeenkomst tussen partijen uit 1975 laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere redelijke uitleg op de voet van het Haviltex-criterium toe, dan dat Holierhoek aan Houwer Films BV tegen betaling van een lumpsum van Fl. 22.500,- onder meer alle mogelijke auteursrechten overdroeg, waaronder ook die voor destijds wellicht minder voorzienbare toekomstige exploitatievormen inclusief de verhuur van DVDs.

Deze uitleg volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst en strekking van het contract . Voor deze uitleg van de overeenkomst pleiten tenslotte ook de onvoldoende weersproken stellingen van Houwer BV cs, dat fl. 22.500,- in 1975 in feite een zeer royale beloning vormde, en dat de filmproducent Houwer Film BV anders dan de scenarioschrijvers zoals Holierhoek alle mogelijke financiële risico’s liep bij deze destijds duurste en meest ambitieuze Nederlandse speelfilm ooit.

Kortom, Holierhoek gaat in deze procedure uit van een onjuiste uitleg en een onjuiste lezing van de door hem in 1975 ondertekende overeenkomst. Anders dan hij veronderstelt, heeft hij met fl. 22.500,- destijds wel degelijk ook een rechtsgeldig overeengekomen billijke vergoeding op voorhand ontvangen voor alle mogelijke toekomstige exploitatievormen van het filmwerk Soldaat van Oranje, waaronder de in 2005 klaarblijkelijk succesvolle verhuur van DVDs.

Indien die huidige DVDs al niet zouden zijn te beschouwen als de in de overeenkomst bedoelde beeldplaten etcetera, dan toch zijn zij te kwalificeren als vervangingen van de door de technische ontwikkelingen achterhaalde videocassettes uit de overeenkomst. Anders dan Holierhoek betoogt, ziet de rechtbank niet in waarom art. 45d Auteurswet ingevoerd in 1985 of enige andere rechtsregel aan deze contractvrijheid van partijen uit 1975 in de weg zou staan.

Van onvoorziene omstandigheden als (thans) bedoeld in art. 6:258 BW is niets relevants gesteld of gebleken. De slotsom van de rechtbank luidt dat de vorderingen van Holierhoek om de voormelde redenen moeten worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1924

Wichtige Grund

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 april 2006, HA ZA 04-1275. H+H Software GmbH tegen Axcom B.V. Vonnis met een heel klein beetje auteursrecht.

Microtest, Surfdiensten en Axcom sluiten een overeenkomst betreffende de levering van software welke ziet op het emuleren van een CD speler op de harde schijf. De rolverdeling is als volgt: Microtrest ontwikkelt de software en levert die aan Surfdiensten. Surfdiensten levert de software aan diverse universiteiten. Axcom fungeert als een soort tussenpersoon (“sole agent”) tussen Microtest en Surfdiensten. Surfdiensten betaalt royalty’s aan Axcom, die na inhouding van 17% de royalty’s doorbetaalt aan Microtest. H+H Software heeft de rechten en plichten van Microtest uit hoofde van de voornoemde overeenkomst overgenomen.

H+H Software constateert dat Axcom nimmer de, uit hoofde van de overeenkomst verplichte, rapportage over de verkopen en royaltyontvangsten heeft verstrekt. Voor H+H Software is dit grond om de overeenkomst (na aanmaning) te beëindigen.

In conventie vordert H+H schadevergoeding uit hoofde van auteursrechtinbreuk welke verband houdt met verkopen van de software na beëindiging. In reconventie vordert Axcom schadevergoeding wegens gederfde commissie-inkomsten.

Het vonnis betreft hoofdzakelijk de vraag of H+H Software naar Duits recht de overeenkomst ‘fristlos’ mocht opzeggen, oftewel was er een ‘Wichtige Grund’ voor opzegging. Volgens de rechtbank is het antwoord daarop jawohl met dien verstande dat de opzegging niet fristlos maar met een termijn van drie maanden diende te geschieden. De liefhebber van het Handelsgesetzbuch wordt uitgenodigd om de betreffende overwegingen van de rechtbank nader te bestuderen (r.o. 4.3 – 4.14).

Verkopen die na de beëindiging hebben plaatsgevonden maken inbreuk op het auteursrecht van H+H Software. H+H Software berekent haar schade aan de hand van gemiste licentievergoedingen welke zij berekent aan de hand van door Surfdiensten verstrekte informatie. De daarbovenop gevorderde schade bestaande uit gederfde winst wordt afgewezen aangezien (a) de gemiste licentievergoeding reeds is toegewezen en (b) onvoldoende is toegelicht dat dergelijke schade zich heeft voorgedaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 1912

Esthetisch bepaald

Rechtbank Zutphen, 11 april 2004, LJN: AW0898. Holtkamper B.V. tegen Gerjak B.V.

Vonnis in de hier al even voorbesproken caravantenttrailerzaak. De Rechtbank Zutphen komt met esthetische variant van het begrip ‘technisch bepaald’: iets kan uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs uit iets anders voortvloeien.

Een tenttrailer is een aanhanger met een uitvouwbare tent. De vormgeving van diverse tenttrailers van Holtkamper bestaat sinds 1982 uit een per model verschillend patroon van driehoekige vlakken, gevormd door tentramen, raamluifel en/of vlakken tentdoek.

Gedaagde Gerjak heeft in haar assortiment onder meer tenttrailers. Najaar 2005 brengt Gerjak een nieuwe uitvoering van haar tenttrailer model Tago Settler op de markt. De tent van deze tenttrailer bestaat uit patronen met driehoekige vlakken.


Door Holtkamper c.s. is echter niet weersproken, dat een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van tenttrailers reeds ruim vóór 1982 is toegepast in door andere fabrikanten vervaardigde tenttrailers. Dit brengt met zich dat - zo er voor tenttrailers al een auteursrecht zou rusten op de driehoeksconstructie - dit auteursrecht niet toekomt aan eiser 1, de directeur van Holtkamper, hetgeen door Holtkamper c.s. ook niet is gesteld.

Uit de keus voor een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van een tenttrailer vloeien driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voort. Hieruit volgt, dat om voor driehoekige elementen en patronen ten behoeve van tenttrailers auteursrechten te doen ontstaan, vereist is dat de combinaties daarvan een oorspronkelijk werk opleveren en daarmee aan de betreffende tenttrailers een eigen en persoonlijk karakter geven.

Indien en voor zover in rechte al mocht komen vast te staan, dat aan de door Holtkamper B.V. gebruikte combinaties van driehoekige elementen en patronen ten behoeve van haar tenttrailers auteursrechten toekomen aan eiser 1, hetgeen door Gerjak gemotiveerd is bestreden, kan dit Holtkamper c.s. niet baten.

Immers, zoals hiervoor overwogen, is iedere individuele tenttrailer van Holtkamper B.V. door de toegepaste andere combinaties en andere kleurstellingen in zijn totaliteit afwijkend van de Tago Settler tenttrailer. Deze stelling van Holtkamper c.s. moet daarom worden verworpen.

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Vast staat dat Gerjak met de keus voor het toepassen van een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van de Tago Settler tenttrailer heeft voortgebouwd op ook door andere fabrikanten dan Holtkamper B.V. eerder gebezigde constructies, alsmede dat uit de keus voor die constructie combinaties van driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voortvloeien.

Lees het vonnis hier.
IEF 1894

Vrijdagmiddagberichten

In tegenstelling tot Kalou (zie eerder bericht vandaag) zal Rita Verdonk geen stappen ondernemen tegen de nieuwe commercial van Centraal Beheer. Zij liet in een uitzending op Radio 538 weten de reclame-uiting wel te kunnen waarderen. Lees hier meer.

- Christian Copyright Licensing International Inc., the world's largest provider of Christian music licensing, makes it possible for churches to legally copy and distribute praise-and-worship music to their congregations. "Music is a big deal in our church," said Randy Elrod, creative arts pastor. Lees hier meer. 

- Onderzoek naar de honderd meest waardevolle merken ter wereld. Microsoft blijkt de gelukkige winnaar. De naam van de softwareproducent heeft een waarde van 62 miljard dollar. Goede tweede is General Electric (55,8 miljard). Coca-Cola volgt met 41,4 miljard. Het enige Nederlandse bedrijf in de lijst is ING op plaats 76, met een respectabele waarde van 6,35 miljard dollar. Lees hier meer.

- Shape Blog. Intellectual Property Protection for 3-D Stuff, Design, Fabrication, and other things. Zie hier.

- Onvermoede mogelijkheden van (het onlangs gewijzigde) artikel 15b Aw: Luister naar premier Jan-Peter Balkenende: ,,Ik was de afgelopen dagen/ in Boedapest. Daar zag/ ik een grote kop/in De Telegraaf van zaterdag.//Eerlijk gezegd vond ik/ dat het daarna betrekkelijk/ rustig bleef.'' De bundel verschijnt kort voor Prinsjesdag.

- Verboden voor- en achternamen? Middels pagina grote advertenties in dagbladen maakt Honig duidelijk dat zij een spaaractie heeft waarbij men een oranje shirt met naam en nummer naar keuze kan bestellen. Op de bon in de advertentie in de kranten kan met de gewenste naam invullen. Daarbij staat de volgende tekst: “Max. 15 letters incl. spaties en geen (achter)-namen van bekende voetballers! Zie ook www.honig.nl”.

Op de site is echter niets terug te vinden over deze opmerkelijke extra voorwaarde. Stof tot nadenken. Wat betekent dit? Waarom doet Honig dit? Bang voor claims van de onvermijdelijke Frank en Ronald? Mag iemand die De Boer heet nu wel of niet een shirt met zijn eigen naam bestellen? Zijn alle voor- én achternamen uitgesloten die voorkomen op deze lijst? Wie het weet mag het zeggen. Bestel shirts hier.

- Oplossing voor Videma-rekeningontvangers? Brian Gannon, mine host at the Fisherman’s Inn, was prosecuted by the Federation Against Copyright Theft and convicted for showing the Premier League match between Chelsea and Birmingham at the Hollingworth Lake hostelry in August 2004. The court decided Mr Gannon had not acted dishonestly. The court decided the pub was showing a transmission from Greece not the UK. The criminal offence doesn’t cover broadcasting services from outside the United Kingdom." Lees hier meer.

IEF 1893

Losse verkoop

Rechtbank Haarlem, 5 april 2006, LJN: AV9107 Microsoft Corporation, tegen P.R.A.T.  h.o.d.n. Stocks Trading  & Castania Trading B.V, Castania Holding B.V.

Interessant vonnis over echtheidscertificaten, licenties, auteursrecht, verzamelingen van werken en merkenrecht.

De kern van het geschil betreft de vraag of het verkopen van Echtheidscertificaten zonder het (exemplaar van het) computerprogramma waarvan zij de echtheid beogen te garanderen, geoorloofd is. Door dat toch te doen of door deze te verkopen met niet bijbehorende software, zou de indruk worden gewekt dat de software afkomstig is van Microsoft of dat Microsoft toestemming zou hebben gegeven voor gebruik van die software.

Dit handelen levert bovendien strijd op met hetgeen in de Auteurswet is bepaald. Door losse Echtheidscertificaten te verhandelen als ware het licenties, geeft de verkoper aan derden toestemming om een nieuw exemplaar van het betreffende programma te vervaardigen. Dat is een verveelvoudigingshandeling waarvoor Microsoft geen toestemming heeft gegeven. Daarnaast wordt gehandeld in strijd met de BMW, omdat zonder toestemming van Microsoft gebruik wordt gemaakt van het aan Microsoft toekomende merk, terwijl Microsoft gegronde redenen heeft om zich tegen het aan Castania c.s verweten gebruik te verzetten.

Het gaat hier om de zogenoemde OEM-software: dit is software die wordt meegeleverd bij hardware. Kenmerkend volgens Microsoft is dat die software is gebonden aan de hardware waarmee de software is verkocht. Met uitzondering van OEM-software die wordt meegeleverd bij een computer, maar daarop nog niet is geïnstalleerd en die zich nog in zijn geheel in de oorspronkelijke verpakking bevindt, mag volgens de stellingen van Microsoft OEM-software niet worden doorverkocht.

Castania c.s. betoogt dat Microsoft wel degelijk losse Echtheidscertificaten op de markt brengt. Dat geldt vooral voor OEM-software, waarbij producenten van hardware losse Echtheidscertificaten van Microsoft kunnen verkrijgen. Nu Microsoft die Echtheidscertificaten ook op die manier in het verkeer brengt, mogen ze ook als zodanig worden doorverhandeld. Castania c.s. betoogt dat sprake is van uitputting van het merkenrecht, zodat overheveling van de licentie van de ene persoon of computer naar de andere toegestaan is.

Verder verwijst Castania c.s. naar artikel 12b Auteurswet op grond waarvan het in het verkeer brengen van een exemplaar van een verzameling geen inbreuk op het auteursrecht oplevert indien al eerder een exemplaar van die verzameling in het verkeer is gebracht.

Castania c.s. betwist ook te hebben gehandeld in strijd met de merkenrechten van Microsoft: het gaat om producten die vrij verhandelbaar zijn en Microsoft maakt misbruik van haar machtspositie. Ten slotte stelt Castania c.s. dat Microsoft zich schuldig maakt aan koppelverkoop, hetgeen verboden is.

De verweren van Castania c.s. falen. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat Echtheidscertificaten zijn bedoeld om de echtheid van de geleverde software te garanderen en niet als een licentie zijn te beschouwen. Een Echtheidscertificaat wordt door of vanwege Microsoft steeds in combinatie met een handboek, de licentieovereenkomst en de software (al dan niet geïnstalleerd op een computer) in het verkeer gebracht en is niet bedoeld om los verhandeld te worden. Gesteld noch gebleken is welk doel gediend zou worden met het verhandelen van losse Echtheidscertificaten anders dan dat hiermee de handel in illegale software wordt gefaciliteerd. Immers met een Echtheidscertificaat wordt het mogelijk ongeautoriseerde kopieën of niet van Microsoft afkomstige software als van Microsoft afkomstig voor te wenden. De stelling van Castania c.s. dat zij zelf nooit vervalste software in het economisch verkeer heeft gebracht en dat het de verantwoordelijkheid van de afnemer van de Echtheidscertificaten is wat hij daarmee doet, doet aan het voorgaande niet af. Door de verkoop van losse Echtheidscertificaten wordt naar de buitenwereld immers de indruk gewekt dat het gaat om licenties, hetgeen, zoals Microsoft heeft gesteld, niet het geval is.

Van uitputting van het merkenrecht is evenmin sprake: uitputting ziet immers op het in het verkeer brengen van een bepaald exemplaar en hier kan onder exemplaar uitsluitend worden begrepen een compleet softwarepakket, bestaande uit een Echtheidscertificaat, software, handleiding en licentieovereenkomst. Door slechts onderdelen van zo’n exemplaar (zonder toestemming van Microsoft) verder te verspreiden, wordt inbreuk gemaakt op het merkenrecht van Microsoft, omdat sprake is van een gewijzigd exemplaar.

Gelet op het voorgaande gaat het beroep van Castania c.s. op uitputting van de auteursrechten van Microsoft evenmin op: er is immers sprake van een nieuwe vorm van openbaarmaking. Daarvoor heeft Castania c.s. de toestemming van Microsoft nodig, die zij niet heeft.

Castania c.s. stelt verder dat een OEM-pakket moet worden beschouwd als een verzameling van werken als bedoeld in artikel 10 lid 3 Auteurswet. Vervolgens stelt Catania c.s. dat nu Microsoft zelf losse Echtheidscertificaten en handleidingen in het verkeer brengt, het anderszins in het verkeer brengen van losse Echtheidscertificaten geen inbreuk op het auteursrecht opleveren.

Het beroep op artikel 12b Auteurswet wordt verworpen. Anders dan Catania c.s. betoogt, moet een OEM-pakket niet als een verzameling, maar als één werk worden beschouwd. Door een Echtheidscertificaat afzonderlijk van de overige bestanddelen van een OEM-pakket te verhandelen, wordt niet een exemplaar van een verzameling verhandeld, maar wordt de toestand van het pakket veranderd, omdat wezenlijke onderdelen daarvan ontbreken. De verdere verspreiding daarvan is in strijd met de auteursrechten van Microsoft.

Castania c.s. heeft voorts aangevoerd dat Microsoft misbruik maakt van haar machtspositie op de markt van personal computers door gebruik te maken van koppelverkooptechnieken. Dit betoog faalt eveneens, aangezien van koppelverkoop slechts sprake kan zijn indien twee of meer op zich zelf staande producten uitsluitend in onderlinge samenhang te koop worden aangeboden. Het Echtheidscertificaat zoals door Microsoft bedoeld, is geen op zich zelf staand product.

De conclusie is dan ook dat het leveren van losse Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met niet-bijbehorende software, onrechtmatig jegens Microsoft is en dat daarnaast inbreuk wordt gemaakt op de auteurs- en merkenrechten van Microsoft.

De rechtbank is van oordeel dat uit de door Microsoft overgelegde voldoende blijkt dat Stocks losse Echtheidscertificaten heeft verkocht aan License Express onder de noemer “licentie”. Stocks mag dan stellen dat de facturen betrekking hebben op Echtheidscertificaten met software-cd’s, maar die stelling sluit niet aan op de vermelding op de facturen. Immers op sommige facturen staat de geleverde software apart vermeld. De berekende prijzen van de licenties sluiten aan op de prijzen die zijn vermeld in de prijslijsten van Castania.

Zelfs als Stocks wel Echtheidscertificaten heeft verkocht in combinatie met software-cd’s, doet zulks niet af aan de onrechtmatigheid, omdat die cd’s niet behoorden bij de Echtheidscertificaten. Voor wat betreft Castania geldt dat niet is gebleken dat zij daadwerkelijk losse Echtheidscertificaten (al dan niet in combinatie met software-cd’s) heeft verhandeld. Castania was echter wel van plan om tot verhandeling van Echtheidscertificaten al dan niet in combinatie met software-cd’s over te gaan zodra zij hiertoe de mogelijkheid zou hebben.

Van vereenzelviging is i.c. geen sprake. Vereenzelviging is het volledig wegdenken van de identiteitsverschillen tussen de rechtssubjecten. Daarvan kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Het is aan Microsoft om te stellen en te bewijzen dat van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden sprake is, waarbij de enkele verwevenheid tussen de rechtssubjecten onvoldoende is om hen met elkaar te vereenzelvigen. Vooral van belang zijn de motieven van de verschillende rechtspersonen om hun formele identiteitsverschil in stand te laten. De rechtbank is van oordeel dat Microsoft dienaangaande onvoldoende heeft gesteld. Uit de omstandigheden die Microsoft naar voren heeft gebracht, blijkt weliswaar van een verwevenheid tussen Castania en Stocks, maar dat is, zoals uit het voorgaande blijkt, onvoldoende.

Lees het vonnis hier.

IEF 1869

Implementação

HvJ EG, 4 april 2006, conclusie AG Sharpston, zaken  C-53/05  en C-61/05. Commissie tegen Portugal. Let op met verhuur- leenrecht in Portugal:

Accordingly I suggest that the Court should: In Case C-53/05, declare that Portugal has failed to fulfil its obligations under Article 5, read in conjunction with Article 1, of Council Directive 92/100/EEC of 19 November 1992 on rental and lending rights and on certain rights relating to copyright in the field of intellectual property and in Case C-61/05, declare that Portugal has failed to fulfil its obligations under Articles 2 and 4 of Council Directive 92/100/EEC of 19 November 1992 on rental and lending rights and on certain rights relating to copyright in the field of intellectual property.

Lees de conclusies hier en hier. (Nederlandse tekst niet beschikbaar).

IEF 1865

Illustratief

Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 maart 2006, 211014/ HA ZA 03-3410. Winston Delano Citroen tegen Rebo Productions B.V. (Met dank aan Bjorn Schipper, Van der Steenhoven Advocaten).

Vonnis in de door illustrator Winston Citroen aangespannen bodemprocedure tegen uitgeverij Rebo Productions over de in of omstreeks 1984 verschenen uitgave “Jan Brusse’s Frankrijk Omnibus”. In de uitgave zijn zonder voorafgaande toestemming illustraties van Citroen opgenomen. Ook zijn enkele illustraties van Citroen gewijzigd en is de copyright notice verwijderd. De oorspronkelijke illustraties van Citroen zijn in 1979 met zijn toestemming voor het eerst gepubliceerd in het boek “Vrijheid, gelijkheid en wat broederschap” van Jan Brusse.

Gesteggel over al dan niet tussen partijen getroffen minnelijke regeling gaat vooraf aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Achteraf voorgestelde wijzigingen in een al eerder voorgelegde onthoudingsverklaring worden niet geaccepteerd. De Rechtbank overweegt dat reeds daarom tussen partijen géén overeenstemming is bereikt over de inhoud van een minnelijke regeling.

De Rechtbank overweegt vervolgens dat als gevolg van de verspreiding van de gewraakte omnibus sprake is van inbreuk op de auteursrechten van Citroen, in het bijzonder het openbaarmakingsrecht. Tevens is sprake van schending van de persoonlijkheidsrechten van Citroen. Géén uitputting van de auteursrechten van Citroen.

De Rechtbank rekent de gepleegde inbreuk aan Rebo Productions toe, en overweegt dat van een professionele exploitant van auteursrechtelijk beschermd materiaal verwacht mag worden dat zij enig onderzoek zou verrichten naar het gevaar van mogelijke inbreuk op een auteursrecht op de illustraties alvorens de omnibus in het verkeer te brengen.

Niettemin oordeelt de Rechtbank dat de gevorderde verklaring voor recht en het verbod moeten worden afgewezen. Het feit dat Rebo Productions geen exemplaren van de gewraakte omnibus (meer) in haar bezit heeft alsmede het ontbreken van een dreiging van inbreuk staan aan toewijzing hiervan in de weg. Nu boekhouding uit 1984 niet (meer)voorhanden is, wordt gevorderde opgave eveneens afgewezen.

Gevorderde afdracht van de door Rebo Productions op onrechtmatige wijze genoten winst wordt toegewezen. De Rechtbank begroot deze winst onder toepassing van artikel 6:97 BW en artikel 27a lid 1 Aw naar billijkheid op 10% van de inkoopprijs van de gewraakte omnibus.

Lees vonnis hier.

IEF 1833

De mare Liberum

Rechtbank Leeuwarden, 1 maart 2006, HA ZA 05-36. Imtech Marine & Offshore BV tegen  Alewijnse Noord BV en IP Engineering BV.  (Met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager Advocaten & Notarissen

Over de vraag of Imtech auteursrechten kan inroepen voor hoofdschakelkasten bestemd voor schepen, en zo ja, of Alewijnse Noord en IP Engineering inbreuk hebben gemaakt op deze auteursrechten.

Zowel Alewijnse Noord als Imtech leveren diensten op het gebied van boordautomatisering. Beide partijen vervaardigen in dit kader hoofdschakelkasten. IP Engineering is zowel leverancier van Alewijnse Noord als van Imtech. Royal Huisman Shipyard, een grote scheepswerf voor luxe jachten, heeft Alewijnse Noord een opdracht gegund tot het vervaardigen van een hoofdschakelkast. IP Engineering is door Alewijnse Noord ingeschakeld voor de vervaardiging van het plaatwerk van de betreffende hoofdschakelkast. In de procedure voor de Rechtbank Leeuwarden stelt Imtech dat de geleverde hoofdschakelkast een verveelvoudiging is van eerder door haar vervaardigde hoofdschakelkasten en vordert onder meer een inbreukverbod.

De vorderingen van Imtech stranden op het primaire verweer van Alewijnse Noord en IP Engineering, namelijk dat geen auteursrechten op de hoofdschakelkasten rusten, omdat de uiterlijke kenmerken uitsluitend het resultaat zijn van technische eisen en derhalve objectief bepaald zijn. 

De rechtbank is wel met Imntech van oordeel dat de functionaliteit van een (element van een) product niet per definitie verhindert dat het product een eigen oorspronkelijk karakter heeft. De stelling van Imtech dat de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt neemt echter niet weg dat die keuzes grotendeels objectief zijn bepaald, omdat ze voornamelijk gericht zijn op een beoogd technisch effect. Dát er keuzes zijn gemaakt onvoldoende, het gaat erom wat voor soort keuzes er zijn gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1829

Goh

Rechtbank Zutphen, 13 februari 2006, LJN: AV6421. Van den Hurk Beheer B.V. tegen gedaagde.

Merkregistratie niet meer nodig: auteursrecht op logo, maar ook op de (merk)naam.

De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV de naam/het logo “O-NE” in de brief van 25 april 2005 als van haar afkomstig heeft openbaargemaakt. Op deze brief is niet de naam van de oorspronkelijke maker vermeld. Gesteld noch gebleken is dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ingevolge artikel 8 van de Auteurswet leidt dit ertoe dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV als de maker van dat werk wordt aangemerkt.

Onder deze omstandigheden wordt de gestelde overdracht van de auteursrechten van Studio Baz aan Van den Hurk Beheer BV als ongeldig gepasseerd, omdat er - zonder tegenbewijs, waarvoor in deze procedure geen plaats is – van wordt uitgegaan dat Studio Baz niet (meer) bevoegd was om de auteursrechten over te dragen. Daarbij komt nog dat voor deze overdracht een akte nodig is en dat een dergelijke akte in deze procedure niet is overgelegd noch dat het bestaan ervan op overige wijze aannemelijk is geworden. Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV auteursrechtelijke aanspraken heeft op de naam en/of het logo “O-NE”.
Het voeren van een handelsnaam betekent het bij het publiek ter identificatie gebruiken van een naam. Het sturen van een rekening door BAZ aan Van den Hurk Beheer BV op 17 april 2005 wordt niet aangemerkt als het voeren van de handelsnaam “O-NE” in voormelde zin, zodat de brief aan Sita van 25 april 2005 als het eerste - bepalende – voeren van de handelsnaam zal worden beschouwd.

Gedaagde wordt gevolgd in zijn verweer dat de vermelding van “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier, nog niet betekent dat de handelsnaam “O-NE” door Van den Hurk Beheer BV werd gevoerd.

Nu voormelde brief is ondertekend met de namen van bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde met daarachter de vermelding O-NE, is voldoende aannemelijk geworden dat - zoals gedaagde stelt - de naam voor het eerst werd gevoerd door een als een v.o.f. te kwalificeren samenwerkingsverband tussen bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde.

Dat het kantooradres van Van den Hurk Beheer BV en “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier vermeld staan en dat Van den Hurk Beheer BV voor het bedenken van de naam zou hebben betaald is in de onderhavige procedure niet relevant, nu dit niet betekent dat is voldaan aan het beslissende criterium van het zich onder de naam O-NE in het handelsverkeer begeven.

Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV de oudste rechten heeft op het gebruik van de handelsnaam O-NE

Lees het vonnis hier.


v

IEF 1808

Routeplanner

Rechtbank Arnhem, 21 maart 2006, LJN: AV6016. Algemene Omroepvereniging AVRO tegen Leo De Haas Tv-Produkties B.V. Contractrecht en wellicht interessant voor de liefhebbers van formats en aanverwante mediazaken.

De kort gedingrechter is van oordeel dat de AVRO en Leo de Haas TV Producties BV zijn overeengekomen hun samenwerking met betrekking tot het programma Blik Op De Weg  voort te zetten aan de hand van de toen gemaakte afspraken. Op grond van het contract met de AVRO is het De Haas verboden om tot 4 december 2006 overleg te voeren met Talpa en/of mee te werken aan uitzending door Talpa van Blik op de Weg.

De Haas blijkt zelf onderdeel te zijn van het format en moet dus ook zelf opdraven: “Bovendien kan AVRO op grond van het bij bedoelde overeenkomst behorende programmaformat (zie 2.3.) van De Haas eisen dat Leo de Haas de aflevering(en) van Blik op de Weg presenteert. (2.3. Het als bijlage 1 bij de onder 2.2. genoemde productieovereenkomst behorende programmaformat luidt onder meer als volgt.”De presentatie is in handen van Leo de Haas en kan in de studio of op lokatie opgenomen zijn.”).” Lees het vonnis hier.