Alle rechtspraak  

IEF 1647

Uit de lucht (2)

Rechtbank Almelo, 22 december 2005 (vandaag op rechtspraak.nl), LJN: AV1919. Air Time Paragliding tegen Paragliding Inferno.

De prequel van dit eerder gepubliceerde en wel geanonimiseerde vonnis over auteursrecht op een website en een folder. Lees hier een eerder 'persbericht' van Air Time.

Air Time stelt dat grote delen van haar website en folder overgenomen zijn door Inferno.

Ten aanzien van de folder staat vast "(...) dat op tien pagina’s van de 16 pagina’s tellende folder van Inferno gelijke teksten dan wel overeenstemmende teksten als in de folder van Air Time zijn te vinden. Dat hele alinea’s letterlijk hetzelfde zijn kan uiteraard geen toeval zijn." Air Time wordt als maker van de folder aangemerkt en kan zich dus terecht beroepen op haar auteursrecht. De vordering ten aanzien van de folder wordt toegewezen.

Ten aanzien van de website stellen beide partijen maker te zijn van de lay-out van de site. Voldoende aannemelijk is volgens de rechtbank dat Air Time de maker van de lay-out van de site is, op basis van de producties van Air Time. De vraag is vervolgens of de Auteurswet van toepassing is op de lay-out van de website. Ja, zegt de rechtbank Almelo. " Uit de literatuur en jurisprudentie blijkt dat ook een origineel ontworpen lay-out (grafische vormgeving) van een website met een eigen karakter voldoet aan de vereisten om als ‘werk’ als bedoeld in de Auteurswet beschouwd te worden . ."

Nu de site van Inferno vele overeenstemmende elementen bevat, is er sprake van onrechtmatig handelen. Lees het vonnis hier.

IEF 1641

Niet mokken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 15 februari 2006, HA ZA 04-2892. Home Products Benelux B.V. / Atag Etna Pelgrim Home Products B.V. Tegen Boretti B.V.

Nog geen auteursrechtelijke bescherming voor recepten, maar wel alvast voor kookplaten. Atag vordert Boretti te verbieden om inbreuk te maken op haar auteursrechten terzake de gaskookplaat, alsmede terzake de wokdrager en/of pandrager. Alleen de gehele gaskookplaat wordt beschouwd als een ongeoorloofde verveelvoudiging in gewijzigde vorm.

De rechtbank behandelt allereerst de beweerdelijke inbreuk van de losse pan- en wokdragers. "De rechtbank kan er daarbij veronderstellenderwijs van uitgaan dat deze individuele pan- en wokdragers een auteursrechtelijk te beschermen werk opleveren, nu zij van oordeel is dat voor geen van beide dragers van inbreuk sprake is." Ten aanzien van de pan- en wokdragers stelt de rechtbank dat de totaalindrukken onvoldoende overeenstemmen en dat, gezien de relatief eenvoudige ontwerpen, Boretti voldoende afstand heeft gehouden.

Voor de kookplaat als geheel ligt dat anders. Bij dupliek heeft Boretti nog wel genoemd dat de kookplaat van Atag niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijk bescherming, maar heeft die stelling niet nader onderbouwd. Integendeel, desgevraagd heeft Boretti zelfs geen concreet voorbeeld kunnen geven van haar stelling dat Atag met haar kookplaat de trend “bestaande uit een strakke vormgeving van zwarte glazen rechthoekige bodemplaten met zwarte branders en knoppen” zouden hebben nagevolgd.

Mede in aanmerking genomen dat aan Atag voor het ontwerp de 'Goed Industrieel ontwerp prijs 1998' heeft gekregen en Boretti onvoldoende heeft weersproken dat tot aan het op de markt komen van de gaskookplaten van Atag niet zozeer individuele pandragers maar roosters werden ingezet, gaat de rechtbank ervan uit dat de kookplaat is te beschouwen als een werk in de zin van de auteurswet.

De totaalindrukken van beide kookplaten vertonen een dusdanige gelijkenis, dat de gaskookplaten van Boretti niet als zelfstandige werken zijn aan te merken. "Bij dit een en ander is verder van doorslaggevend belang dat ook al zouden sommige van eerder genoemde keuzes ieder voor zich een uiting van een stijl/trend (“terughoudend” design) zijn of in zekere mate technisch bepaald (er zouden voor de branderconfiguratie maar drie mogelijkheden zijn: wokbrander links, rechts of in het midden), zoals door Boretti betoogd, door toepassing van juist deze combinatie van voornoemde keuzes, Boretti onvoldoende afstand heeft gehouden." Het grootste verschil tussen de twee kookplaten, te weten de stand van de branders (+-vorm en x-vorm) creëert geen wezenlijk andere totaalindruk. Gelet op de overeenstemming is het vermoeden gerechtvaardigd dat Boretti haar ontwerp aan Atag heeft ontleend.

Lees hier het vonnis.

IEF 1613

Wegens uitgebleven herbezinning (2)

Rechtbank 's-Gravenhage, 8 februari 2006, ZA 05-2233. ACI Adam BV tegen Stichting de Thuiskopie en SONT. Incidenteel vonnis. In de procedure omtrent de hoogte van de thuiskopievergoeding (eerder bericht en dagvaarding hier) vorderde SONT in het bevoegdheidsincicent dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van de vorderingen van ACI c.s, voorzover gericht tegen SONT, kennis te nemen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.

SONT beroept zich op artikel 16g AW waaruit volgt dat de Rb Den Haag competent is met betrekking tot de thuiskopievergoeding. ACI c.s. verwijzen naar een passage uit de memorie van toelichting met betrekking tot de laatste wetswijziging van 16g Aw waaruit volgt dat “de competentie van de rechtbank niet beperkt dient te zijn tot geschillen omtrent de hoogte van de tegemoetkoming, maar zich ook kan uitstrekken tot geschillen omtrent de grondslag van de tegemoetkoming”.

5.3. Uit de tekst van de artikel 16g Aw en voormeld citaat valt af te leiden dat er geen beperking is gesteld aan de bevoegdheid van de rechtbank om te oordelen omtrent enig geschil inzake de Thuiskopie-vergoeding, of dit nu gaat om de hoogte dan wel om de grondslag(en) van die vergoeding. Nu de in deze zaak ingestelde vordering daarop betrekking heeft, is deze rechtbank in beginsel bevoegd daarvan kennis te nemen, tenzij zich bijzondere, aan die bevoegdheid derogerende omstandigheden zouden voordoen.

De beroepen van SONT op dergelijke bijzondere omstandigheden (artikel 2:15 BW en artikel 11 van de statuten van SONT) worden afgewezen.

5.4 SONT betoogt dat daarvan inderdaad sprake is, en heeft daartoe in de eerste plaats gewezen op de voor ACI c.s. openstaande mogelijkheid om op basis van artikel 2:15 BW vernietiging van besluiten van het bestuur van SONT respectievelijk haar voorzitter te vorderen.Dat betoog gaat echter niet op. De enkele omstandigheid dat aan ACI c.s. als belanghebbenden (inderdaad) de bevoegdheid toekomt om vernietiging van dergelijke besluiten na te streven, betekent nog niet dat daarmee de rechtbank onbevoegd is geworden om van anders geformuleerde vorderingen inzake de hoogte en/of grondslag van de Thuiskopie-vergoeding kennis te nemen en evenmin dat wie een dergelijke anders geformuleerde vordering aanhangig maakt, daarin om die reden op voorhand niet kan worden ontvangen. De vraag in hoeverre er een verband bestaat tussen de diverse mogelijkheden voor belanghebbenden om omtrent hoogte en grondslag van vastgestelde en nog vast te stellen Thuiskopie vergoedingen de rechtbank te adiëren raakt niet de bevoegdheid van de rechtbank, doch heeft betrekking op de toewijsbaarheid van de diverse vorderingen en dient daarmee in hoofdzaak aan de orde te komen.

5.5. Een tweede reden waarom de rechtbank zich onbevoegd zou moeten verklaren van de vordering kennis te nemen is volgens SONT gelegen in de in artikel 11 van haar statuten neergelegde regeling omtrent de besluitvorming. Die regeling valt, aldus SONT, aan te merken als een vaststellingsovereenkomst op basis waarvan partijen als ACI c.s. zich hebben onderworpen aan een bindend advies van de Voorzitter van SONT. Ook deze stelling van SONT gaat niet op. Indien al sprake zou zijn van een vaststellingsovereenkomst in de door SONT bedoelde zin -hetgeen door ACI c.s. gemotiveerd is betwist-, dan brengt dat nog niet met zich dat de rechtbank slechts bevoegd zou zijn kennis te nemen van een vordering die ziet op vernietiging  van een op basis van die vaststellingsovereenkomst uitgebracht bindend advies, en zich onbevoegd zou moeten verklaren kennis te nemen van iedere andere vordering die betrekking heeft op de hoogte en/of grondslag van de Thuiskopie-vergoeding. Evenmin zou dat voor wat betreft een dergelijke (andere) vordering noodzakelijkerwijs leiden tot niet-ontvankelijkheid bij wege van incidenteel vonnis nog voordat ten gronde verweer is gevoerd. Ook hier geldt dat de verhouding tussen dergelijke vorderingen in de hoofdzaak zal moeten worden beoordeeld. De vraag of er wel of niet sprake is van een vaststellingsovereenkomst behoeft in het kader van dit incident dan ook niet te worden beantwoord.

Lees het vonnis hier

IEF 1605

Juridisch niets mis mee (5)

In aansluiting op deze eerdere berichten melden diverse media vandaag dat er weer interessante jurisprudentie aankomt: het kort geding tussen De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en de website www.zoekallehuizen.nl zal dienen op 2 maart.

De Telegraaf bericht: “Volgens de NVM maakt de website zich schuldig aan oneerlijke concurrentie, onrechtmatig handelen, inbreuk op auteurs- en databankrechten en wanprestatie. Wat de makelaarsvereniging vooral irriteert is dat de website gebruikmaakt van 'deeplinken': wie op een plaatje van een woning klikt, wordt rechtstreeks doorgeleid naar de pagina die de verkopende makelaar voor de betreffende woning heeft gemaakt.

Op Zibb.nl stelt Directie-secretaris A. Drok van de NVM “dat de vereniging geen problemen heeft met zoekallehuizen.nl. 'Het gaat erom dat een makelaar aangeeft dat zijn gegevens niet gebruikt mogen worden en dat zoekallehuizen.nl dat niet respecteert. Als de rechter zegt dat dit mag, is er het risico dat gegevens over huizen op kwalitatief slechte sites geplaatst mogen worden of dat gegevens zelfs foutief ergens terecht komen.'"

Volgens NVM-makelaar Gijs den Hollander van www.zoekallehuizen.nl is de site echter niets meer dan een soort gespecialiseerde 'Google voor de huizenmarkt'. Lees hier of hier meer.

IEF 1598

Namaakbatterij in namaakverpakking

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 februari 2006,  KG ZA 05-1655.  Nokia Corporation Tegen Erhan Telecom. Namaak Nokia-batterij Gedaagde moet inbreuk op de merk- en auteursrechten Nokia staken en gestaakt te houden, geen toewijzing schadevergoeding (niet spoedeisend) en niet nader genoemde nevenvorderingen (kader van kort geding te buiten gaand).

De Stichting Namaakbestrijding heeft bij gedaagde Erhan een batterij gekocht, verpakt in een blisterverpakking van blauw karton (met delen groen) waarop watervallen of stroomversnellingen staan afgebeeld. Zowel de verpakking, de batterij zelf als het op de batterij bevestigde etiket waren voorzien van het merk “NOKIA” en de aanduiding “BPS-2”. Erhan betwist dat deze batterij daadwerkelijk een namaakbatterij zou zijn. Nokia bewijst afdoende dat dat wel zo is.

Nokia heeft zulks in het kader van dit kort geding evenwel voldoende aannemelijk gemaakt door erop te wijzen dat de in de batterij aanwezige cel niet de gehele behuizing van de batterij vult (zoals blijkt uit een intern onderzoeksrapport), de in reliëf gevormde nummers in het door karton afgedekte gedeelte van de blisterverpakking in elkaar overlopen (waardoor deze zelfs niet meer leesbaar zijn) en de inkoop/verkoopprijs van Erhan beduidend lager ligt dan hetgeen gebruikelijk is (EUR 14,50 respectievelijk EUR 20,- tegenover EUR 40,-).

Deze feiten tezamen genomen maken niet aannemelijk dat de batterij (met verpakking) toch van Nokia afkomstig zou zijn en sprake zou zijn van fabricagefouten zoals Erhan nog heeft gesteld. 

Nu deze namaakbatterij verder voorzien is van het merk Nokia en voorts verpakt was in de beschreven verpakking die (afgezien van eerder genoemde in reliëf gevormde nummers in de blister) niet te onderscheiden valt van een originele Nokia batterij verpakking, is voldoende aannemelijk dat van merk- en auteursrechtinbreuk sprake is. 

Een verbod daartoe kan in dit kort geding worden toegewezen aangezien Nokia – in weerwil van het betoog van Erhan – geacht moet worden een spoedeisend belang bij haar verbodsvordering te hebben, gelet op de (dreiging van) voortschrijdende inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten.

Anders is dit evenwel voor het gevorderde voorschot op schadevergoeding, waarvan niet is toegelicht en ook niet valt in te zien welk spoedeisend belang Nokia thans bij toewijzing zou hebben. De nevenvorderingen zullen als het kader van dit kort geding te buiten gaand worden afgewezen.

De dwangsom is vatbaar is voor matiging door de rechter. Hiermee is ook de door Erhan betoogde verstrekkendheid van het verbod omdat hij verplicht zou worden iedere batterij uit de verpakking te halen en te controleren op technische eigenschappen die bovendien slechts aan Nokia bekend zouden zijn, afdoende geredresseerd te achten. Indien Erhan immers kan aantonen voldoende maatregelen te hebben genomen om de verkoop van namaakbatterijen van Nokia te voorkomen, zal een matiging van een eventueel verbeurde dwangsom in de rede liggen. Lees het vonnis hier.

IEF 1585

Scheepsmodel geen model

Rechtbank Dordrecht, 2 februari 2006, LJN: AV0868. Eisers tegen CRD / MONDO Marine. Scheepsmodel is geen model en ook niet auteursrechtelijk beschermd.

In opdracht van eiser sub 2 heeft eiser sub 1, een ontwerper van schepen, het exterieur en het interieur van een motorjacht met een lengte van 37 meter ontworpen, de "de 3700". Eiser sub 2 heeft met toestemming van eiser sub 1 in december 2002 het model van de 3700 gedeponeerd.

Op de website van gedaagde MONDO Marine wordt een motorjacht, de "MONDO Marine 40 Metri Fast" aangeboden, naar een ontwerp van "gedaagde sub 1 & Sydac". Eiser sub 1 en eiser sub 2 stellen dat MONDO Marine als scheepsontwerper CRD inbreuk maken op het auteursrecht en het modelrecht op de 3700. Rechtbank vindt dat echter niet aannemelijk.

“Naar voorlopig oordeel is het lijnenspel van (bijna volmaakte krommen) waarop eisers zich beroepen terug te vinden in de ontwerpen P15, P17, P65 en P73 van CRD. Voorts is dit lijnenspel te zien in het overgelegde ontwerp van Bill Dickson, gepubliceerd in Yachts International van september 2000, en Tim Saunders, gepubliceerd in The Superyachts, volume 14, 2001, zodat voorshands aannemelijk is geworden dat dit een stijlkenmerk betreft. Naar voorlopig oordeel is evenmin gebleken dat de wijze waarop de stuurhuis is verzonken anders dient te worden aangemerkt dan als een stijlkenmerk.

Dat sprake is van inbreuk op auteursrecht omdat de 40 Metri Fast net als de 3700 de hiervoor genoemde elementen combineert is naar voorlopig oordeel niet gebleken, nu CRD en ook andere ontwerpers eerder een combinatie van (al) deze kenmerken in een ontwerp hebben verenigd.

Het model van de 3700 is gedeponeerd op 20 december 2002, dat wil zeggen voordat het Protocol van 20 juni 2002 per 1 december 2003 in werking trad. Derhalve dient de vraag of sprake is van een onaantastbaar depot c.q. een uitsluitend recht te worden beoordeeld aan de hand van de criteria in de (oude) Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen of Modellen (BTMW).

Gedaagde sub 2] en CRD voeren onder meer aan dat het ontwerp van de 3700 is afgeleid van een eerder ontwerp van gedaagde sub 2 of CRD, welk ontwerp deze in maart c.q. in juli 2002 aan eiser sub 2 heeft voorgelegd. Dat verweer wordt gelezen als een beroep op onvoldoende 'nieuw' zijn van het gedeponeerde ontwerp van de 3700 om de beoogde modelrechtelijke bescherming te bieden, althans een recht op voorgebruik als bedoeld in art. 17 (oud) BTMW.

Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het auteursrecht is overwogen en op de inhoud van productie 3 zijdens CRD en gedaagde sub 2, is het naar voorlopig oordeel niet onaannemelijk dat zodanig verweer in een bodemprocedure zal slagen. Dde vorderingen worden afgewezen." Lees het vonnis hier.

IEF 1556

Eerst even voor jezelf lezen

1 - GvEA, 26 januari 2006, zaak T-317/03. Volkswagen tegen OHMI - Nacional Motor. Automerken, oppositie Derbivariant tegen Variant (nog geen Nederlandse tekst beschikbaar). Lees het arrest hier.

2 - Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 januari 2006, KG C0501367/BR. Fatboy The Original B.V. tegen Davis Detail B.V. Distributieovereenkomst. Lees het arrest hier.

3 - Rechtbank ‘s-Gravenhage, 27 januari 2006, KG`ZA 05-1527. Angiotech Inc. / Boston Scientific Corp. tegen Occam / Biosensors. Octrooizaak over stents. Lees het vonnis hier.

4 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27 januari 2006, LJN: AV037. Appelant tegen Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V.

Daargelaten of er auteursrecht bestond op de afbeeldingen zoals die op de foto's voorkwamen, hebben partijen zich altijd gedragen alsof daarop auteursrecht bestond. Appellant baseert zijn stellingen (echter) geheel en al op het feit dat hij eigenaar van de positieve fotoafdrukken, zijnde roerende zaken, zou zijn (geweest)... Aldus is die vordering geabstraheerd van eventuele auteursrechtkwesties...Nu De Limburger eigenaar (zonder publicatierecht) was geworden van de foto's, heeft zij niet onrechtmatig gehandeld door, ofwel (vrijwel) aanstonds nadat [appellant] deze foto's had aangeleverd, ofwel jaren nadien, nadat die foto's gedurende enige tijd in het archief hadden gezeten, die foto's te vernietigen. Lees het arrest hier. ( En zie ook deze Limburger-Fotograaf-zaak uit 2004).

5 - Hoge Raad, 27 januari 2006,  LJN: AU4618. Campina Melkunie B.V tegen Het Benelux-Merkenbureau. BIOMILD.

vervolg op HR 19 juni 1998, NJ 1999, 68; beroep bij de burgerlijke rechter tegen besluit BMB tot weigering van inschrijving van merkdepot, ontvankelijkheid cassatieberoep; onderscheidend vermogen van een door een combinatie van beschrijvende woorden gevormd merk als bedoeld in art. 6bis lid 1, aanhef en onder a, (oud) BMW, maatstaf, richtlijnconforme uitleg (art. 3 lid 1, aanhef en onder c, Eerste richtlijn 89/104/EEG), peilmoment bepaling onderscheidend vermogen.

3.3 Onderdeel 1.e klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat aanvaarding van BIOMILD als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren met die woordcombinatie aan te duiden. Blijkens de toelichting doelt het onderdeel daarbij op gebruik van de woordcombinatie anders dan ter onderscheiding van waren. Beide klachten falen. Nog afgezien daarvan dat de bestreden overweging de beslissing van het hof niet draagt, volgt uit het arrest van het HvJEG dat een merkinschrijving geweigerd moet worden, indien het gedeponeerde merk wordt gevormd door een woordcombinatie met de eigenschappen als in het dictum van dat arrest bedoeld, ook indien de houder van het merk, zou het zijn ingeschreven, het gebruik door derden van die woordcombinatie als aanduiding voor dezelfde of soortgelijke waren anders dan als merk, niet zou kunnen beletten.

3.4 Onderdeel 2 keert zich tegen rov. 8.5 en 8.6 van de bestreden beschikking met de klacht dat het hof heeft miskend, althans zijn andersluidende oordeel ontoereikend heeft gemotiveerd, dat plaats is voor een bevel tot inschrijving op de voet van art. 6ter BMW indien het gedeponeerde teken na het depot, maar vóór de beschikking van het hof, althans voor indiening van het verzoekschrift, althans voor de definitieve beschikking van het Benelux-Merkenbureau op het verzoek tot inschrijving, door inburgering onderscheidend vermogen heeft verkregen. De rechtsklacht stuit af op hetgeen het Benelux-Gerechtshof in rov. 40 van zijn arrest van 26 juni 2000 voor recht heeft verklaard in antwoord op de door de Hoge Raad onder V in de verwijzingsbeschikking gestelde vraag. Daaruit volgt immers dat in een procedure als bedoeld in art. 6ter BMW de rechter uitsluitend rekening mag houden met het gebruik dat van het gedeponeerde teken is gemaakt voorafgaand aan het depot. De motiveringsklacht kan evenmin tot cassatie leiden, nu deze zich richt tegen een rechtsoordeel. Lees het arrest hier.

IEF 1555

Ondertussen in Gramsbergen (3)

Korte noot prof. mr. D.J.G. Visser bij Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. De zaak betrof een nieuwe "huisstijl" van het gemeentenieuws (afbeelding huisstijl hier, vonnis hier).

Dit gebruik van een afbeelding van een gedeelte van een beeldengroep van mevrouw Nelleke Allersma is nog beoordeeld onder de oude tekst van art. 18 Aw. De rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt m.i. terecht dat in casu geen sprake is van een "hoofdvoorstelling". Ook onder de nieuwe tekst van art. 18 Aw zou dit m.i. (a fortiori) mogen, aangezien het beeld wordt afgebeeld "zoals het zich aldaar bevindt", in de vorm van een foto. Natekenen van het beeld ten behoeve van een logo of huisstijl, zou onder oud en nieuw recht vermoedelijk niet mogen". DJGV.

IEF 1554

Inzicht

Rechtbank Amsterdam, 26 januari 2006, KG 05-2473 OdC. Van Schendel c.s. tegen Van Doorn c.s. Stop je met ploeteren, krijg je dit. 

In november 2005 is bij Uitgeverij Van Doorn een boek verschenen met de titel Ontploeteren. Van Doorn staat als auteur op het boek vermeld. Op pagina 15 van het boek is onder meer het volgende opgenomen: "In diezelfde periode kwam ik Anton van Schendel tegen. Hoewel onze levensloop totaal verschillende was, stonden we op een vergelijkbaar punt in ons leven. We waren het ploeteren zat.

Van Schendel en Van Doorn blijken na de ontmoeting te hebben samengewerkt om met betrekking tot het thema ploeteren o.a. seminars, workshops e.d. te realiseren. In 2004 is een manuscript, waarop de namen van beide partijen zijn vermeld, met de titel Stoppen met Ploeteren  aangeboden aan uitgeverij Kosmos. In 2005 is dit boek ook daadwerkelijk verschenen, met alleen de naam van Van Doorn als auteur (lees het vonnis voor versies en feiten). Van Schendel maakt hiertegen bezwaar en wil dat het boek van de markt wordt gehaald.

De rechtbank vindt het voorshands echter aannemelijk dat de bijdrage van Van Schendel in hoofdzaak heeft bestaan uit het leveren van ideeën en inzichten, terwijl auteursrecht slechts kan rusten op de vorm waarin zij ideeën en inzichten worden neergelegd. Dat Van Schendel daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd is in dit geding onvoldoende gebleken. Van Doorns mededeling dat hij de naam van Van Schendel op het manuscript heeft vermeld uit dankbaarheid voor zijn betrokkenheid bij de totstandkoming daarvan, is op zichzelf een plausibele reden voor die vermelding, vindt de rechtbank. 

En zelfs als zou blijken dat Van Schendel een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, kan niet worden uitgesloten dat het werk tot stand is gebracht naar ontwerp en onder leiding en toezicht van Van Doorn. Dus. Vordering afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1553

Groeten uit Haarlem

Rechtbank Haarlem, 25 januar1 2005, LJN: AV0363. Matix Souvenirs B.V. tegen Deco World. Windmolens strijden voor de verandering eens tegen elkaar. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing. Aardig is dat de windmolens van beide partijen in dezelfde Chinese fabriek worden gemaakt.

Matix stelt dat Deco c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van Matix, dan wel Matix slaafs nabootst omdat Deco c.s. souvernir-molentjes verkoopt die grote gelijkenis vertonen met de souvenir-molentjes van Matix, zowel wat betreft het concept als wat betreft de vormgeving.

In een brief van 15 januari 2004 van Deco c.s. aan Matix is, voor zover van belang, vermeld:

“Op de beurs Regards 2002 heb je een eigen serie kunsthars molens geïntroduceerd, hetgeen je goed recht is. Aangezien jouw molens er gedetailleerder uitzagen en bovendien zeer gunstig in de prijs liggen, waren wij hier zakelijk gezien niet blij mee. That’s business, en wij accepteerden ons verlies resp. nederlaag t.a.v. de kwaliteit en prijs. Het idee echter van Nederlandse kunsthars molens in de vorm zoals wij deze reeds 10 jaar hebben, en jij de imitatie 1 jaar, is van Deco !

We hebben nu op de beurs Regards 2003 onze eigen serie molens ten toon gesteld, die we reeds 10 jaar op de markt brengen. Inderdaad fraaier dan onze oude serie, de techniek verbetert en we zijn nooit te oud om iets te leren. De modellen hebben wij al 10 jaar in de collectie! In principe heb je nu hetzelfde gevoel, dat wij tijdens de beurs Regards 2002 hadden t.a.v. de door jou van ons geïmiteerde serie kunsthars molens! Heet dit “een koekje van eigen deeg” ? Jouw opstelling is kinderachtig te noemen.(...)”

De rechtbank overweegt als volgt:
 
Zoals de rechtbank uit eigen waarneming heeft kunnen constateren staat vast dat geen van de 6 modellen van Deco c.s. identiek zijn aan de 4 modellen van Matix. (…) Op grond van die ontwikkeling is bij de laatste versie van de molentjes van Deco c.s. een stijlbreuk te constateren ten aanzien van haar oudere modellen. Vast staat voorts dat de molentjes van Deco c.s. sinds 2003, nadat Matix in 2002 haar eigen serie van 4 molentjes op de markt heeft gezet, op een soortgelijke voetplaat zijn bevestigd als de molentjes van Matix. Dat de kleurstelling van de molentjes van Deco c.s. van 2003 grote gelijkenis vertonen met Matix, ontkent Deco c.s. op zichzelf niet.

Op zichzelf genomen is het idee om een serie souvenirs van bepaalde molentypes te vormen door Matix noch door Deco c.s. te monopoliseren. Op grond van de constatering dat elk van de 10 verschillende modellen een andere uitvoering van een molen voorstelt waarbij de plaatsing en de vorm van de bijgebouwen, de boompjes en de poppetjes bij elk model verschillend zijn, is de rechtbank van oordeel dat de individuele molentjes van Deco c.s. niet zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de molentjes van Matix en dat op grond daarvan geen sprake is van inbreuk op mogelijke auteursrechten ten aanzien van de afzonderlijke modellen.

Matix kan zich ook niet beroepen op bescherming van haar serie molens op grond van de gemeenschappelijke kenmerken van de individuele molentjes. Het auteursrecht geeft geen bescherming aan een bepaalde stijl waarin bepaalde werken zijn gemaakt. Dit geldt temeer waar het hier gaat om souvenir-molentjes die een nogal realistische weergave zijn van molens zoals die het Nederlandse landschap in werkelijkheid sieren.

Dat Deco c.s. voor de versie van 2003 dezelfde rechthoekige wieken voert die Matix ook op haar molens gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. In het midden kan dan ook blijven of Deco, zoals zij heeft aangevoerd, al sinds 1990 deze wieken voert voor andere molentjes uit haar collectie en reeds in 2002 deze rechte versie van de wieken los had besteld bij haar fabrikant teneinde alle schuin toelopende wieken op haar oude modellen 12 cm molens te vervangen. Dat zowel bij Matix als bij Deco c.s. de molentjes zijn geplaatst op een bruin-rode voetplaat, met een soortgelijk goudkleurig plaatje met opschrift, kan Matix evenmin baten.

Blijkens de getoonde catalogi komt het gebruik van een voetplaat, al dan niet met een aanduiding met de tekst “Holland” bovendien veelvuldig voor bij andere fabrikanten in de souvenirbranche en ook bij andere artikelen dan molentjes. Matix kan zich ook ten aanzien van de maatvoering van haar molentjes niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Daarbij verdient nog opmerking dat de molentjes van Deco c.s. weliswaar voorheen 11 cm maten en thans – net als die van Matix – 12 cm meten, maar de rechtbank heeft kunnen constateren dat dit hoogteverschil geheel verklaard wordt door de toegevoegde voetplaat. De conclusie is dat de molentjes van Deco c.s. geen inbreuk maken op enig auteursrecht van Matix.

Evenmin is sprake van slaafse nabootsing door Deco c.s. van de molentjes van Matix. De serie molentjes van Matix vertoont weliswaar grote gelijkenis met de serie molentjes van Deco c.s. van 2003, maar die borduren op hun beurt overduidelijk voort op de eerdere versies van de door haar op de markt gebrachte modellen. Deco c.s. heeft, onder meer door plaatsing van poppetjes die bij Matix niet aanwezig zijn, haar modellen verder gedetailleerd.

Het enkel navolgen van een bepaalde stijl brengt nog niet met zich dat sprake is van nabootsing. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de overeenkomsten mede het gevolg zijn van het feit dat Matix haar molentjes kennelijk laat vervaardigen door dezelfde Chinese producenten waarvan Deco c.s. haar molentjes al vele jaren betrekt. De rechtbank komt daarom op grond van de ontwikkeling die de Deco-molentjes hebben doorgemaakt en waarbij de afzonderlijke modellen van Deco c.s. in essentie steeds dezelfde basisvormen en compositie van gebouwen hebben behouden, tot het oordeel dat geen sprake is van nabootsing van Matix door Deco c.s. De vorderingen van Matix zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.