Alle rechtspraak  

IEF 11548

Website in de vorm van een gewijzigde homepage The Pirate Bay

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 6 juli 2012, KG RK 12-1468 (Stichting BREIN tegen Greenhost)

Nog een ex parte in zake The Pirate Bay-blokkade [zoekopdracht]. Ex parte verzoekschrift ex 1019e Rv. Greenhost biedt via het subdomein all4xs/net/repress/thepiratebay.se een omzeiling van de eerdere blokkades van The Pirate Bay middels een dedicated / reverse proxy aan. Een proxy werkt als een "tussenstation" tussen de computer van de gebruiker en het internet. De voorzieningenrechter beveelt gerekwestreerde binnen zes uur na betekening van deze beschikking de dienst te staken, meer in het bijzonder het ter beschikking stellen van de website The Pirate Bay via het subdomein all4xs.net/repress/thepiratebay.be of via andere adressen. Op straffe van een dwangsom van €1000 voor iedere dag met een maximum van €1.000.000.

Uit het verzoekschrift:

III.1 Openbaarmaking door Greenhost
42. Met haar dienst voert Greenhost een "interventie" uit waardoor de beschermde werken toegankelijk worden gemaakt voor een ruimer publiek dan dat waarop de rechthebbenden doelden toen zij toestemming verleenden voor het gebruik van hun werken. Er is sprake van een uitbreiding (of het "opentrekken") van de kring van kijkers of luisteraars die tot de op The Pirate Bay aangeboden werken toegang hebben, als bedoeld in het arrest Airfield [red. IEF 10332] pars 76 en 77.

48. Daarnaast levert ook het ter beschikking stellen van bestanden die rechtstreeks op The Pirate Bay staan, waaronder de covers van muziek cd's, film- en game dvd's een inbreuk op de rechten van de aangeslotenen bij BREIN op. Deze covers worden ter beschikking gesteld in de zogenaamde "torrentbeschrijvingen" van The Pirate Bay via de server van Greenhost.

III.2. Artikel 26d Aw en 15e Wnr
52. Greenhost en haar dienst kan feitelijk gelijkgesteld worden met (de beheerders van) The Pirate Bay zelf omdat Greenhost welbewust uitsluitend de volledige inhoud van The Pirate Bay één-op-één ter beschikking stelt via haar subdomein [...]. Ook voor Greenhost geldt daarom dat zij gedwongen kan worden op grond van 26d Aw en 15e Wnr het faciliteren van inbreukmakend handelen te staken.

III.3 Ex parte bevel mogelijk tegen tussenpersonen
65. Een ex parte bevel is mogelijk tegen een tussenpersoon wiens diensten gebruikt worden om inbreuk te maken. Dat volgt uit artikel 9 lid 4 jo. 9 lid 1 Handhavingsrichtlijn, artikel 1019e Rv, dat artikel 9 lid 4 Handhavingsrichtlijn in de Nederlandse wetgeving implementeerd en de wetsgeschiedenis van artikel 1019Rv (...) Een soortgelijk bevel moet ook jegens tussenpersonen gevorderd kunnen worden (...) Deze maatregelen kunnen in passende gevallen ex parte genomen worden (vier lid)"

III.4. Regime van artikel 6:196c BW
72. Aan Greenhost komt geen beroep toe op artikel 6:196c BW en de daarin neergelegde aansprakelijkheidsexcepties voor verleners van mere conduit, caching en hosting diensten die voortvloeien uit artikel 12, 13 en 14 van de E-Commercerichtlijn (2000/31)

73. Greenhost is immers geen "hosting provider" en is ook geen aanbieder van "mere conduit". Zij biedt zelf een website aan in de vorm van een gewijzigde homepage van The Pirate Bay en waarmee zij The Pirate Bay één op één ter beschikking stelt aan het publiek. Zij biedt daarmee een eigen dienst aan, die in hoge mate gelijk is aan die van The Pirate Bay ( die evenmin van de genoemde excepties gebruik kan maken) en daarom, net zo goed als The Pirate bay, in aanmerking komt voor een verbod.

Persbericht Greenhost.

IEF 11542

Vragen HvJ EU filtermaatregel access-provider, kopie illegale bron

Oberste Gerichtshof (Oostenrijk), 11 mei 2012, 4Ob6/12d (Kino.to) - persbericht

Getipt door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.

Het Handelsgericht en het Oberlandesgericht beiden te Wenen hebben een access provider via een Einstweiliger verfüging (vergelijkbaar met een ex parte-procedure) verboden om klanten de toegang tot kino.to te verschaffen zolang daar bepaalde films onrechtmatig ter beschikking worden gesteld. Hoewel de website kino.to ondertussen offline is gehaald, blijven er fundamentele vragen die de getroffen access provider in de Revisionrekurs bij het Oberste Gerichtshof.

Op grond van artikel 8 lid 3 van de info-richtlijn [red. "De lidstaten zorgen ervoor dat de rechthebbenden kunnen verzoeken om een verbod ten aanzien van tussenpersonen wier diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht of naburige rechten"] vraagt de access provider zich af in hoeverre een onrechtmatig handelende aanbieder (kino.to) gebruik maakt van de diensten van de access provider, daar waar de 'opvrager' slechts via hun eigen provider toegang heeft op het aanbod.

Indien dit gebruik door de aanbieder niet wordt aangeboden, dan rest de vraag of ook klanten, als zij downloaden van of het aanbod van kino.to bekijken, een inbreuk maken op het auteursrecht dan wel naburige rechten. Dat is niet vanzelfsprekend, immers is een digitale privékopie en een tijdelijke verveelvoudiging (streaming) onder bepaalde voorwaarden toegestaan.

Is de access provider dan alsnog verantwoordelijk, dan is een algemeen verbod op de bemiddeling van het aanbod of de inrichting van specifieke maatregelen (filterverplichting) denkbaar. Daarbij moet worden bepaald of zulke maatregelen verenigbaar zijn met het evenredigheidsbeginsel uit het Unierecht.

Dirk Visser voegt toe: Dit is nogal van belang voor de Brein/providers-zaken (over The Pirate Bay) én voor de zaak ACI c.s. / Thuiskopie [red. IEF 11299] over de vraag of privé kopiëren uit illegale bron mag c.q. mag worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de Thuiskopie-vergoeding.

De exacte vragen (Duitstalig):

1. Ist Art 8 Abs 3 RL 2001/29/EG (Info-RL) dahin auszulegen, dass eine Person, die ohne Zustimmung des Rechteinhabers Schutzgegenstände im Internet zugänglich macht (Art 3 Abs 2 Info-RL), die Dienste der Access-Provider jener Personen nutzt, die auf diese Schutzgegenstände zugreifen?

2. Wenn Frage 1 verneint wird:

Sind eine Vervielfältigung zum privaten Gebrauch (Art 5 Abs 2 lit b Info-RL) und eine flüchtige und begleitende Vervielfältigung (Art 5 Abs 1 Info-RL) nur dann zulässig, wenn die Vorlage der Vervielfältigung rechtmäßig vervielfältigt, verbreitet oder öffentlich zugänglich gemacht wurde?

3. Wenn Frage 1 oder Frage 2 bejaht wird und daher gegen den Access-Provider des Nutzers gerichtliche Anordnungen nach Art 8 Abs 3 Info-RL zu erlassen sind:

Ist es mit dem Unionsrecht, insbesondere mit der danach erforderlichen Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten, vereinbar, einem Access-Provider ganz allgemein (also ohne Anordnung konkreter Maßnahmen) zu verbieten, seinen Kunden den Zugang zu einer bestimmten Website zu ermöglichen, solange dort ausschließlich oder doch weit überwiegend Inhalte ohne Zustimmung der Rechteinhaber zugänglich gemacht werden, wenn der Access-Provider Beugestrafen wegen Verletzung dieses Verbots durch den Nachweis abwenden kann, dass er ohnehin alle zumutbaren Maßnahmen gesetzt hat?

4. Wenn Frage 3 verneint wird:

Ist es mit dem Unionsrecht, insbesondere mit der danach erforderlichen Abwägung zwischen den Grundrechten der Beteiligten, vereinbar, einem Access-Provider bestimmte Maßnahmen aufzutragen, um seinen Kunden den Zugang zu einer Website mit einem rechtswidrig zugänglich gemachten Inhalt zu erschweren, wenn diese Maßnahmen einen nicht unbeträchtlichen Aufwand erfordern, aber auch ohne besondere technische Kenntnisse leicht umgangen werden können?

IEF 11527

Promotiesticker voor nieuw merk aan het eind van de distributierelatie

Vzr. Rechtbank Arnhem 28 juni 2012, LJN BX3806 KG ZA 12-276 (De Bever tegen Nedac Sorbo)

Uitspraak ingezonden door Menno Jansen, Spectrum advocaten

De Bever ontwikkelt en produceert reinigingsmiddelen, waaronder een lijn met de naam BLUE WONDER. Nedac Sorbo heeft sinds 2005 met De Bever een exclusieve licentieovereenkomst voor de distributie van Blue Wonder- producten. Sinds 2010 is er onderhandeld over de verlenging van deze overeenkomst en over de beëindiging van de samenwerking, omdat De Bever zelf haar producten op de markt zal gaan brengen. Om bekendheid te geven aan de introductie van de nieuwe Sorbo Ultra Clean heeft Nedac Sorbo een promotieactie gehouden waarbij een oranje actiesticker is aangebracht op de Sorbo Blue Wonder-fles. In totaal zijn zo er 38.000 flessen geleverd.

Niet het beeldmerk, maar slechts het woordmerk wordt vermeld in deze promotiecampagne. Een beroep op de overeengekomen finale kwijting faalt, omdat de afspraken hierover niet gaan over expliciete afspraken over hoe partijen met elkaars merkrechten zullen omgaan.

Dat Nedac Sorbo gerechtigd is tot het verhandelen van de nog beschikbare voorraad tot 1 augustus impliceert geen toestemming om het merk Blue Wonder te gebruiken voor de presentatie en promotie van de eigen concurrerende nieuwe productlijn.

5.17. Deze promotieactie van Nedac Sorbo, waarbij flessen van de Blue Wonder-producten die voorzien zijn van het woordmerk Blue Wonder zonder toestemming van De Bever zijn beplakt met de actiesticker die verwijst naar het concurrerende product van Nedac Sorbo en waarbij bovendien de indruk wordt gewekt dat de Blue Wonder-producten zullen verdwijnen, kan bij de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van het merk Blue Wonder, hierin bestaande dat het product Blue Wonder afkomstig is van partijen gezamenlijk, althans dat tussen hen een commerciële band bestaat. Hierdoor zal het merk Blue Wonder door de consument geassocieerd kunnen worden met de waren van Nedac Sorbo, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder. Daarnaast kan er bij de consument verwarring ontstaan omdat de wijze van bestickering en de inhoud van de tekst op de actiesticker suggereert dat het product Blue Wonder als zodanig van de markt zal verdwijnen en zal worden vervangen door het product Sorbo Ultra Clean. Ook hierdoor wordt de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder aangetast.

De vorderingen zijn echter ruim geformuleerd, maar het wordt Nedac Sorbo verboden om de gebruikte actiesticker en de suggestieve tekst daarop te gebruiken. Ook wordt zij verboden om Blue Wonder te gebruiken ter presentatie en promotie van haar eigen productlijn. Sorbo dient opgave te doen en online te rectificeren.

In reconventie wordt het De Bever verboden inbreuk te maken op de auteursrechten en merkrechten van Nedac Sorbo, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het aanbieden van Sorbo Blue Producten (door Nedac Sorbo vormgegeven fles met bedrukking van het etiket). Nedac Sorbo is tot 1 augustus 2012 gerechtigd om de (Sorbo) Blue Wonder-producten uit te leveren. En De Bever dient een brief te zenden aan afnemers waarin de distributierelatie wordt uitgelegd.

Promotie/actiesticker
5.4. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat thans door Nedac Sorbo haar nieuwe productlijn reinigingmiddelen "Sorbo Ultra Clean" en door De Bever haar vernieuwde productlijn Blue Wonder-producten op de markt worden afgezet. Dit is in de vaststellingsovereenkomst met zoveel woorden geregeld. Daarnaast brengt Nedac Sorbo haar bestaande voorraden (Sorbo) Blue Wonder-producten op de markt, waartoe zij tot 1 augustus 2012 is gerechttigd ingevolge de vaststellingsovereenkomst. Een deel van deze (Sorbo) Blue Wonder-producten is echter bestickerd met de betreffende oranje actiesticker in het kader van de promotieactie van Nedac Sorbo. Daaromtrent zijn partijen niet uitdrukkelijk iets overeengekomen.

5.6. (...) Dit Blue Wonder-beeldmerk is afgebeeld op de verpakkingen van de vernieuwde productlijn Blue Wonder-producten van De Bever. Dit beeldmerk komt echter in het geheel niet voor in de beweerde inbreukmakende promotieactie van Nedac Sorbo noch op de verpakking van de (oude) Blue Wonder-producten waarop de actiesticker is bevestigd, zodat de promotieactie ook geen inbreuk kan opleveren op dit beeldmerk. Dit Blue Wonder-beeldmerk zal bij de beoordeling van de gestelde merkinbreuk dan ook verder buiten beschouwing worden gelaten. Derhalve dient te worden beoordeeld of Nedac Sorbo met haar promotieactie inbreuk maakt op het woordmerk van Blue Wonder van De Bever.

Verweer: geen inbreuk
5.15 Nedac Sorbo voert ten slotte het verweer dat de promotieactie geen merkinbreuk oplevert, omdat de op de actiesticker en de website www.uwhulpinhuis.nl vermelde informatie feitelijk juist is en op geen enkele wijze denigrerend richting De Bever is en ook geen afbreuk doet aan de reputatie van het merk Blue Wonder. Zij stelt dat op de actiesticker slechts op referende wijze gebruik wordt gemaakt van het merk Blue Wonder. Nedac sorbo dient immers de consument te kunnen informeren dat zij niet langer het product Sorbo Blue Wonder in haar assortiment van schoonmaakmiddelen opneemt, maar zal vervangen door producten van het merk Sorbo Ultra Clean.

Vzr: herkomstaanduidingsfunctie aangetast
5.16. De voorzieningenrechter constateert dat de tekst "Ultra Clean" op de actiesticker in een vergelijkbaar lettertype en grootte is als de tekst "Blue wonder" op het etiket van de fles (Sorbo) Blue Wonder en voorts dat de actisticker zodanig op het etiket van de fles is geplaatst dat de tekst Ultra Clean pal boven de tekst Blue Wonder staat. Door deze wijze van bestickering lijkt het alsof de naam van het Blue Wonder-product wordt gewijzigd in Sorbo Ultra Clean. Met de bijgeschreven tekst op de actiesticker dat Sorbo Blue Wonder wordt vervangen door Ultra Clean wordt de indruk versterkt dat Blue Wonder-producten geheel van de markt zullen verdwijnen. (...)

5.17. Deze promotieactie van Nedact Sorbo, waarbij flessen van de Blue Wonder-producten die voorzien zijn van het woordmerk Blue Wonder zonder toestemming van De Bever zijn beplakt met de actiesticker die verwijst naar het concurrerende product van Nedac Sorbo en waarbij bovendien de indruk wordt gewekt dat de Blue Wonder-producten zullen verdwijnen, kan bij de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van het merk Blue Wonder, hierin bestaande dat het product Blue Wonder afkomstig is van partijen gezamenlijk, althans dat tussen hen een commerciële band bestaat. Hierdoor zal het merk Blue Wonder door de consument geassocieerd kunnen worden met de waren van Nedac Sorbo, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder. Daarnaast kan er bij de consument verwarring ontstaan omdat de wijze van bestickering en de inhoud van de tekst op de actiesticker suggereert dat het product Blue Wonder als zodanig van de markt zal verdwijnen en zal worden vervangen door het product Sorbo Ultra Clean. Ook hierdoor wordt de herkomstaanduidingsfunctie van het merk Blue Wonder aangetast.

Reconventie: gebruik van Sorbo-merken door De Bever
6.9. Naast het hiervoor omschreven gebruik van de Sorbo-merken van Nedac Sorbo heeft Der Bever de merknaam Sorbo ook gebruik door op 11 mei 2012 aan afnemers (Sorbo) Blue Wonder producten aan te bieden die opgenomen zijn in de als bijlage gevoegde artikellijst. De Bever erkent dat in de bijgevoegde artikellijst in de productomschrijvingen de merknaam Sorbo meerdere keren is geplaatst, maar stelt dat dit een administratieve fout betreft en dat zij aan afnemers alleen haar eigen nieuwe productlijn van Blue Wonder artikelen verkoopt, waarop geen enkele verwijzing naar Nedac Sorbo of de Sorbo-merken is geplaatst, zodat reeds hierom geen sprake kan zijn van verboden merkgebruik. Dit betoog faalt, nu  het enkel aanbieden van waren ingevolge artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE wordt aangemerkt als gebruik van een merk in de zin van artikel 2.20 lid 1 BVIE. Niet is vereist dat de producten ook daadwerkelijk zijn verkocht. Voor zover er al sprake zou zijn van een administratieve fout, dan nog is dit een gebruik van de merknaam Sorbo dat voor rekening en risico komt van Nedac Sorbo.

6.10 Dit, zonder toestemming van Nedac Sorbo, gebruik van Sorbo-merken door De Bever, bestaande in het aan afnemers aanbieden van (Sorbo) Blue Wonder producten, voorzien van het Sorbo-beeldmerk, en in het veelvuldig gebruiken van de Sorbo-merken in de meest aangewezen informatiebronnen voor afnemers en consumenten van de nieuwe Blue Wonder-producten van De Bever, zoals de hiervoor genoemde twee websites van De Bever en haar accountboek, die door De Bever in het economisch verkeer wordt gebruik ter promotie van haar eigen nieuwe producten die concurrerend zijn aan de producten van Nedac Sorbo, kan bij de afnemers en de consument verwarring veroorzaken omtrent de commerciële relatie tussen partijen en de herkomst van de Sorbo-merken. Hierdoor kunnen de Sorbo-merken geassocieerd worden met de waren van De Bever, zodat afbreuk wordt gedaan aan de herkomstaanduidingsfunctie van de Sorbo-merken. Met dit gebruik van de Sorbo-merken maakt Nedac Sorbo [red. vermoedelijk De Bever bedoeld] dan ook inbreuk op de exclusieve merkrechten van Nedac Sorbo op de Sorbo-merken in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE.

Zie hier de grosse.

IEF 11521

UsedSoft: Gebruikte Softwarelicenties (arrest)

HvJ EU 3 juli 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft)

In navolging van IEF 11221. Gebruikte software, tweedehands softwarelicenties, begrip 'rechtmatige verkrijger'.

Uit't persbericht: An author of software cannot oppose the resale of his ‘used’ licences allowing the use of his programs downloaded from the internet. The exclusive right of distribution of a copy of a computer program covered by such a licence is exhausted on its first sale.

Antwoord:

1) Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, moet aldus worden uitgelegd dat het distributierecht voor een kopie van een computerprogramma is uitgeput indien de houder van het auteursrecht die het – mogelijkerwijs kosteloos – downloaden van die kopie van internet op een gegevensdrager heeft toegestaan, tegen betaling van een prijs waardoor hij een met de economische waarde van de kopie van het hem toebehorende werk overeenstemmende vergoeding kan ontvangen, tevens een gebruiksrecht voor die kopie zonder beperking in de tijd heeft verleend.

2) De artikelen 4, lid 2, en 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 moeten aldus worden uitgelegd dat in geval van wederverkoop van een gebruikslicentie die de wederverkoop van een van de website van de houder van het auteursrecht gedownloade kopie van een computerprogramma met zich brengt, welke licentie aanvankelijk aan de eerste verkrijger door die rechthebbende zonder beperking in de tijd was toegekend tegen betaling van een prijs waarmee deze laatste een met de economische waarde van die kopie van zijn werk overeenstemmende vergoeding moest kunnen ontvangen, de tweede en iedere latere verkrijger van die licentie zich op uitputting van het distributierecht op grond van artikel 4, lid 2, van die richtlijn kunnen beroepen en bijgevolg kunnen worden beschouwd als rechtmatige verkrijgers van een kopie van een computerprogramma in de zin van artikel 5, lid 1, van die richtlijn en het in deze laatste bepaling bedoelde reproductierecht hebben.

Prejudiciële vragen.

1) Dient de persoon die verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van een kopie van een computerprogramma kan aanvoeren, als ‚rechtmatige verkrijger’ in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24[...] te worden aangemerkt?

2) Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, vervalt het recht om controle uit te oefenen op de distributie van een kopie van een computerprogramma overeenkomstig artikel 4, lid 2, [...] van richtlijn 2009/24[...], ingeval de verkrijger de kopie – met toestemming van de rechthebbende – heeft gemaakt door deze kopie van internet te downloaden op een gegevensdrager?

3) Zo de tweede vraag eveneens bevestigend wordt beantwoord, kan dan ook de persoon die een ‚tweedehands’ softwarelicentie heeft verkregen zich met het oog op het maken van een kopie van het computerprogramma als ‚rechtmatige verkrijger’ volgens artikel 5, lid 1, en artikel 4, lid 2, [...] van richtlijn 2009/24[...] beroepen op verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van de kopie van het computerprogramma die door de eerste verkrijger met toestemming van de rechthebbende is gemaakt, door deze kopie van internet op een gegevensdrager te downloaden, ingeval de eerste verkrijger zijn kopie heeft gewist of deze niet meer gebruikt?

Op andere blogs:
Op andere blogs:
1709blog (UsedSoft ruling: exhaustion rules okay)
Bird&Bird (ECJ ruling on "UsedSoft" case)
DeBrauw Legal Alert (UsedSoft v Oracle opens up market for second-hand software licences)
Dirkzwagerieit (Handel in licenties gedownloade software toegestaan)
Holla advocaten (Tweedehands software: het kan!)
ICT~Office (Europese rechter opent de deur voor handel in tweedehands software)
ICTRecht (Gastpost: Videogames na Usedsoft v. Oracle)
IE-Forum (Toepassing UsedSoft-arrest in verfmengsoftware PPG)
IE-Forum (Toepassing Usedsoft-zaak in verfmengsoftware: te kort door de bocht?)
IP-Watch (Form Over Function – The ECJ Rules On Software Copyright)
ITenRecht (HvJ: ruime uitleg wettelijke licentie - ruim baan voor tweedehands software)
ITenRecht (UsedSoft, een nadere beschouwing)
ITenRecht (Doorverkopen software geen wanprestatie?)
ITenRecht (De UsedSoft-uitspraak: een kleine revolutie)
IViR (Noot onder HvJEU 3 juli 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft/Oracle International), Nederlandse Jurisprudentie 2013-11, nr. 118, p. 1337-1349)
IViR (N. Helberger, ‘Verkauft ist verkauft; wiederholen ist gestohlen’. Reflecties op de UsedSoft-uitspraak van het Europese Hof, Annotatie bij Hof van Justitie 3 juli 2012 (UsedSoft / Oracle), Tijdschrift voor Consumentenrecht & Handelspraktijken, 2013-2, p. 91-96.)
IusMentis (Gedownloade software mag worden doorverkocht)
KluwerCopyrightBlog (Welcome to the Brave Old World – UsedSoft and the ‘Full’ Online Exhaustion)
Mitopics (Tweedehands software, kan het echt?)
NautaDutilh (Resale of software licences now allowed)
SCL The IT Law Community (Resale of Software Licences: Latest ECJ Judgment)
SOLV (Column Menno Weij in Automatiseringsgids: Usedsoft-uitspraak)
Webwereld (Europese Hof: doorverkopen softwarelicentie mag)

IEF 11495

Opheffing samenloop leidt tot verruiming rechten 'namakers'

Conclusie A-G Timmerman BenGH 13 juni 2012, in zaak A 2011/4 (MAG Instrument Incorporated tegen Edco C.S.)

Conclusie ingezonden door Niels Mulder, DLA Piper.

Merkenrecht. Auteursrecht. Modellenrecht.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest  van 28 oktober 2011 (LJN BR3059) prejudiciële vragen gesteld met betrekking tot de overgangsbepaling van het Protocol houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen van 20 juni 2002 (hierna: het Protocol) . Dit is geschied nadat een vonnis van de rechtbank Amsterdam (LJN BA1277) en een arrest van het gerechtshof Amsterdam (LJN BK8821) is gewezen.

Feiten
MAG produceert en verkoopt diverse modellen zaklampen (de 'Mag-Lite zaklampen') en treedt op tegen het op de markt brengen van een zaklamp door Edco (de 'Alu-zaklamp'). Naar aanleiding van een eerder geschil in 1998 hebben de partijen een overeenkomst gesloten, waarbij Edco zich zou onthouden van verhandelen van kopieën van MAG's zaklampen. Edco heeft zich hier niet aan gehouden.

Prejudiciële vragen en beantwoording door A-G

1. Dient art. IV van het Protocol aldus te worden uitgelegd dat onder de in dat artikel genoemde handelingen moeten worden begrepen, de handelingen waartegen de houder van de tekening of het model zich niet kon verzetten krachtens de tekst van art. 14 lid 8 BTMW, zoals dat gold vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van dat Protocol?

2. Indien vraag 1 ontkennend beantwoord wordt, dient dan nochtans als regel van overgangsrecht te worden aangenomen dat artikel 14 lid 1 BTMW, zoals gewijzigd bij het Protocol, niet van toepassing is op handelingen die worden verricht door degene die daarmee vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit Protocol was begonnen, indien de houder van de tekening of het model zich niet kon verzetten tegen deze handelingen krachtens art. 14 lid 8 BTMW zoals dat gold vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van dit Protocol?

3.26 Dit alles overziend meen ik dat, alhoewel getwijfeld kan worden hoe het antwoord op
de eerste prejudiciele vraag moet luiden als art. IV Protocol naar de letter wordt gelezen, die
bepaling uitgelegd naar diens ratio en strekking tot de slotsom leidt dat de eerste prejudiciele
vraag bevestigend beantwoord dient te worden.

3.27 Als uw Hof zou menen dat art. IV Protocol naar de letter moet worden uitgelegd en dat de uitkomst daarvan is dat de eerste vraag ontkennend beantwoord dient te worden, meen ik dat de ratio van de regel, de strekking van de toelichting, de rechtszekerheid en de wenselijkheid van uniformiteit in het overgangsrecht, zoals die hiervoor zijn besproken, aanleiding geven om art. IV Protocol naar analogie toe te passen op handelingen waartegen op grond van het samenloopverbod onder het oude recht niet kon worden opgetreden. In gelijke zin betoogt Geerts34 . Dat zou betekenen dat de tweede prejudicie!e vraag bevestigend beantwoord dient te worden.

IEF 11486

Toch wel deel 3

Gerechtshof Amsterdam 26 juni 2012, LJN BW9334 (Uitgeverij Van Oorschot B.V. tegen Schafthuizen)

In navolging van IEF 9793  & IEF 9807

Auteursrecht. Citaten uit ongepubliceerd werk. Toestemming.

Betreft hoger beroep. In eerste instantie heeft [Schafthuizen] bij de Voorzieningenrechter een publicatieverbod gevorderd (op straffe van verbeurte van een dwangsom) van de aangereikte versie van het derde deel van de biografie van Gerard Reve, voor zover daarin citaten uit niet eerder gepubliceerd werk van Gerard Reve zijn opgenomen.

Het hof neemt in appel aan dat [Schafthuizen] (voorwaardelijk) toestemming heeft verleend voor het gebruik van de citaten, omdat hij in beginsel met het opnemen in de biografie van fragmenten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve akkoord ging doch daarbij een voorbehoud maakte met betrekking tot het kunnen schrappen van passages waardoor mensen (onnodig) zouden worden gekwetst of financiële zaken zouden worden geopenbaard.

Het standpunt van [Schafthuizen] dat een ontoelaatbare inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt acht het hof onvoldoende onderbouwd. Het door hem gevorderde verbod is voor zover het daarop is gebaseerd derhalve evenmin toewijsbaar.

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep.

3.4.1. Nadat [ uitgever ] bij brieven van 15 december 2008 en 27 januari 2009 toestemming had gevraagd voor het gebruik van citaten uit niet eerder gepubliceerde documenten in de uit drie delen bestaande biografie van Gerard Reve heeft [ Geïntimeerde ] bij brief van 6 februari 2009 medegedeeld, kort gezegd, dat hij deze eerst wilde inzien en daarbij de mogelijkheid wilde hebben om eventueel kwetsende zaken te schrappen en voorts niet wilde dat er financiële gegevens werden vermeld. Daaruit valt op te maken dat [ Geïntimeerde ] in beginsel met het opnemen in de biografie van fragmenten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve akkoord ging doch daarbij een voorbehoud maakte met betrekking tot het kunnen schrappen van passages waardoor mensen (onnodig) zouden worden gekwetst of financiële zaken zouden worden geopenbaard.

3.4.2. Dat [ Geïntimeerde ] onder deze voorwaarden uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van citaten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve in de (gehele) aan Gerard Reve te wijden biografie vindt bevestiging in de considerans van de onder 3.1. sub vii en viii genoemde – door [ Geïntimeerde ] ondertekende – aktes, waarin de gegeven toestemming onder genoemd voorbehoud wordt vooropgesteld. Ook de verdere inhoud van deze aktes geeft blijk van het bestaan van afspraken als door [ Appellanten ] gesteld: daaruit volgt immers dat [ Geïntimeerde ] wat het eerste en tweede deel van de biografie betreft heeft afgezien van inzage ter controle of aan de door hem gestelde voorwaarden was voldaan maar – zie de akte van 18 december 2009 onder 2 - aan die inzage en controle wel vasthield wat het derde deel van de biografie betreft (die de periode besloeg waarin hij als partner van Gerard Reve door het leven ging) en voorts, met instemming van Van Oorschot, ten aanzien van dat deel (extra) heeft bedongen dat door hem aan te wijzen personen onherkenbaar zouden worden gemaakt.

Derhalve moet worden aangenomen niet alleen dat [ Geïntimeerde ] (voorwaardelijk) toestemming heeft verleend voor het gebruik van de bedoelde citaten, maar tevens dat hij dit in de periode februari tot december 2009 meerdere malen uitdrukkelijk heeft bevestigd.

3.8. [ Geïntimeerde ] heeft zich erop beroepen dat de publicatie van het derde deel van de biografie een ontoelaatbare inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer doordat daarin het beeld wordt opgeroepen dat alles in het leven van Gerard Reve en zijn partner [ Geïntimeerde ] zou hebben gedraaid om erotiek, drank en geld. [ Appellanten ] hebben hiertegen ingebracht dat [ Geïntimeerde ] geen voorbeelden geeft van onjuistheden die in de tekst van het derde deel van de biografie zouden voorkomen en voorts dat daarin geen nieuwe feiten worden geopenbaard. Volgens [ Appellanten ] is de essentie van hetgeen in dat deel van de biografie wordt beschreven (en aan de hand van citaten wordt geïllustreerd) al lang bekend onder meer uit (mede) op instigatie van [ Geïntimeerde ] gepubliceerde brievenboeken en voorts uit uitspraken die Gerard Reve en [ Geïntimeerde ] zelf in interviews hebben gedaan. Bovendien schetst de biografie volgens [ Appellanten ] een reëel en voldoende veelzijdig beeld van de laatste 30 levensjaren van Gerard Reve en de rol die onder meer [ Geïntimeerde ] daarin heeft gespeeld.

[ Geïntimeerde ] heeft dit een en ander niet bestreden en zijn bezwaren tegen het derde deel van de biografie in hoger beroep ook niet verder feitelijk toegelicht en geconcretiseerd. Blijkens de inleidende zin van de memorie van antwoord draait de zaak ook in de visie van [ Geïntimeerde ] dan ook met name om de vraag of hij toestemming heeft gegeven voor het gebruik van citaten uit ongepubliceerd werk van Gerard Reve. Zijn standpunt dat met het derde deel van de biografie een ontoelaatbare inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt acht het hof in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. Het door hem gevorderde verbod is voor zover het daarop is gebaseerd derhalve evenmin toewijsbaar.

3.11. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het vonnis van de voorzieningenrechter niet in stand kan blijven. De vordering van [ Geïntimeerde ] zal alsnog worden afgewezen. De grieven van [ Appellanten ] treffen in zoverre doel, bij een verdere bespreking daarvan bestaat onvoldoende belang.

[ Geïntimeerde ] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in beide instanties te dragen. Door [ Geïntimeerde ] is geen verweer gevoerd tegen de (hoogte van de) door [ Appellanten ] gevorderde kosten voor rechtskundige bijstand (€ 7.840 in eerste aanleg en in totaal € 12.282, - in hoger beroep). De genoemde bedragen zullen derhalve worden toegewezen, vermeerderd met een bedrag aan verschotten van € 258,- in eerste aanleg en van € 725,31 in hoger beroep.

De kostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [ Geïntimeerde ] heeft zich weliswaar tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het arrest van het hof verzet doch ziet daarbij kennelijk over het hoofd dat inzet van het onderhavig appel niet is de toewijzing van een door [ Appellanten ] gevorderde voorziening maar het alsnog afwijzen van een door [ Geïntimeerde ] in eerste aanleg gevorderd verbod (en het door het hof te wijzen arrest zich derhalve, behoudens de kostenveroordeling die door [ Geïntimeerde ] niet in zijn beschouwing wordt betrokken, niet leent voor executie en daarmee ook niet voor de door [ Geïntimeerde ] verlangde schorsing van de werking daarvan).

IEF 11481

Een nieuwsfeit met een "historisch sausje"

Kantonrechter Nijmegen locatie Nijmegen 15 juni 2012, CV EXPL 11-8791 \ 426 \ 225 (Guus de Jong Photography tegen B)

gelinkt van totalfootballnl.com

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee. advocaten.

Auteursrecht op (historische) foto's. (Geen) citaatrecht of artikel over actuele/toekomstige gebeurtenis waarbij foto uit 1962 wordt geplaatst.

De Jong heeft een schadevergoeding gevorderd ad €255 vanwege gederfde licentie-inkomsten en vordert daarnaast overige (immateriële) schadevergoeding voor het niet kunnen stellen van voorwaarden met betrekking tot het gebruik en verlies van exclusiviteitswaarde van de foto, eveneens €255. B. stelt dat hij geen bewijs heeft ontvangen dat de advocaat van De Jong is gemachtigd door De Jong. Artikel 80 lid 3 Rv vereist dat ook niet, de kantonrechter passeert deze stelling.

B. voert aan dat het niet zeker is dat De Jong de maker is en overlegt een fotokopie van de foto en op internet er niets dat wijst op de eigendom van De Jong. De kantonrechter verwerpt dit verweer onder vermelding van artikel 4 jo. 1 Aw, nu B er in het vervolg van zijn verweer ook van lijkt uit te gaan dat De Jong de maker en rechthebbende is van de foto. In dit geval wordt De Jong als maker gezien, omdat hij degene is die het werk openbaarmaakt. De plaatsing van de foto zonder voorafgaande toestemming op totalfootballnl.com is een auteursrechtinbreuk.

De ingeroepen excepties (citaatrecht en actuele reportage) treffen geen doel.

Er is niet voldaan aan het vereiste dat bij het citaat de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, waaronder de naam van de maker (15a lid 1 onder 4 Aw). De naam van De Jong wordt vermeld, maar niet wat de bron is. Aangezien de foto van De Jong is gemaakt tijdens de finale in het Olympisch Stadion in 1962, is er geen sprake van een actuele gebeurtenis, het betreft ook geen foto van de actuele gebeurtenis van de toekenning van de finale 2012 aan de Amsterdam ArenA waarover het artikel van B gaat.

De gevorderde schadevergoeding ad €510 wordt toegewezen en gedaagde B wordt veroordeeld in de proceskosten ad 2.468,61.

4.5. De kantonrechter verwerpt dit verweer, nog daargelaten dat B. er geen duidelijke juridische consequenties aan heeft verbonden en hij er in het vervolg van zijn verweer ook van lijkt uit te gaan dat De Jong de maker en rechthebbende is van de foto. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. (...)

4.14. B. voert in dit kader aan dat zijn artikel gaat over de omstandigheden rond de finale in het Olympisch Stadion in 1962, die is gewonnen door Benfica. Volgens B. is het dan logisch om beeld van Benfica te gebruiken, waarbij duidelijk het stadion is te zien. B. voert aan dat zijn website vaak een actuele gebeurtenis oftewel een nieuwsfeit gebruikt met een "historisch sausje".

4.15. Ook dit verweer faalt. Artikel 16a Aw heeft alleen betrekking op het opnemen van werken die zelf de actuele gebeurtenis vormen en niet op, bijvoorbeeld, foto's van dergelijke werken. Artikel 16a Aw houdt dus geen beperking in van het auteursrecht op de foto van de actuele gebeurtenis. Het beroep van B. op de uitzondering van artikel 16a Aw gaat daarom al niet op. Daar komt nog bij dat de foto van De Jong is gemaakt tijdens de meergenoemde finale in 1962 en dus geen foto is van de actuele gebeurtenis van de toekenning van de finale van 2013 aan de Amsterdam Arena, waarover het artikel van B. gaat.

IEF 11480

Tweemaal de economische waarde

Kantonrechter Zutphen 9 november 2011, zaaknr. 445601 CV EXPL 11-2080 (Cozzmoss B.V. tegen gedaagde B.)

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht. Integraal overnemen van artikelen op website.

Gedaagde drijft sinds 2002 een onafhankelijk pensioenbureau en heeft zonder uitdrukkelijke toestemming diverse artikelen van De Volkskrant op zijn website geplaatst.

Ten eerste dient te worden opgemerkt dat Cozzmoss ter zitting haar eis heeft verminderd en een deel van het gevorderde (vordering tot staking van inbreuk op het auteursrecht, onder last van een dwangsom) heeft ingetrokken. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk. Gedaagde is volgens de kantonrechter gehouden de geleden schade ad € 2.229,84 (tweemaal de economische waarde) door De Volkskrant te vergoeden, nu er sprake is van schending en aantasting van het auteursrecht van De Volkskrant. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot het betalen van schadevergoeding en proceskosten.

4.2 Niet is in geding dat gedaagde de artikelen van De Volkskrant in geding heeft geplaatst op zijn website. Nu hij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming heeft gevraagd aan De Volkskrant, en zij die ook niet heeft verleend voor die artikelen, heeft gedaagde door het plaatsten ervan haar auteursrechten geschonden. Dat hij zich niet bewust was van een schending van die auteursrechten, doet daar niet aan af. Het moet immers voor risico van gedaagde blijven dat hij handelt in strijd met wettelijke bepalingen betreffende auteursrechten. Gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij in het verleden expliciete toestemming had van De Volkskrant om haar artikelen met bronvermelding te plaatsen, nog daargelaten dat vast staat dat hij die toestemming voor de artikelen in geding in ieder geval niet heeft gevraagd.

4.4 Op grond van het vorenstaande is gedaagde gehouden de door De Volkskrant geleden schade, die het gevolg is van de inbreuken op haar auteursrechten, te vergoeden. Om deze reden wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen, nu daaraan het belang is komen te ontvallen en zonder belang komt iemand geen actie toe. Gedaagde heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij de artikelen met een vertraging van een aantal dagen plaatste. Gelet op de aard van de berichten -het betreft nieuwsberichten- en het door hem gestelde doel van het plaatsen van de artikelen op de website (het informeren van geïnteresseerden over actuele ontwikkelingen op het gebied van pensioen) valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aan te nemen dat gedaagde een aantal dagen heeft gewacht met het plaatsen van de berichten.

4.6 Cozzmoss maakt aanspraak op tweemaal de economische waarde omdat de auteursrechten zijn geschonden en aangetast. Gedaagde voert aan dat de gehanteerde verdubbeling van de economische waarde lijkt op een boete en betwist dat daarvoor een rechtsgrond is.

Vooropgesteld moet worden dat ervan uitgegaan moet worden dat De Volkskrant door de inbreuk op haar auteursrechten schade lijdt. Die schade bestaat in ieder geval uit de economische waarde. Daarnaast is sprake van verlies van exclusiviteit. De aard van de schade brengt met zich met zich dat deze - behoudends zich hier niet voordoende uitzonderingen - geschat mag worden. De door Cozzmoss gehanteerde systematiek is niet onredelijk, nu ingezien kan worden dat door de plaatsing van de artikelen op de website zonder toestemming verlies aan exclusiviteit optreedt en de exploitatiemogelijkheden worden verminderd. Zou voor de schade worden uitgegaan van eenmaal de economische waarde, dan komt daarmee niet tot uitdrukking dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van De Volkskrant. In zoverre bestaat er dan ook voldoende grond om uit te gaan van tweemaal de economische waarde, zodat geoordeeld wordt dat ter zake van de schade een bedrag van € 2.229,84 kan worden toegewezen. In het midden kan worden gelaten of gedaagde voordeel heeft behaald met het plaatsen van de artikelen nu het gaat om de schade die De Volkskrant lijdt.

IEF 11479

NEN-normen niet vrij van auteursrecht

HR 22 juni 2012, LJN BW0393 (Knooble tegen Staat der Nederlanden)

Uitspraak mede ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken Droogleever Fortuijn, en Vivien Rörsch en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

In navolging van de NEN-normenserie. Uit't persbericht: De door het Nederlands Normalisatieinstituut tot stand gebrachte NEN-normen zijn geen door de overheid uitgevaardigde algemeen verbindende voorschriften en zijn daarom niet vrij van auteursrecht.

Achtergrond
Knooble B.V. stelt via haar website informatie beschikbaar die van nut is voor het voorbereiden en uitvoeren van bouwprojecten. Het Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI), een particuliere stichting, brengt ten behoeve van de normalisatie normen tot stand, zogenoemde NEN-normen, onder meer op het terrein van de bouw. Het Bouwbesluit, dat op de Woningwet berust en bouwvoorschriften bevat, verwijst op veel plaatsen naar die NEN-normen. De NEN-normen voor de bouw kunnen worden ingezien op het kantoor van het NNI en zij kunnen ook tegen betaling bij het NNI worden verkregen. Knooble vindt echter dat die NEN-normen haar gratis of tegen een redelijke vergoeding ter beschikking moeten worden gesteld. Het NNI weigert dat omdat zij vindt dat zij het auteursrecht heeft op deze NEN-normen. Knooble meent dat geen auteursrecht rust op de NEN-normen voor de bouw omdat zij deel uitmaken van de Woningwet en het Bouwbesluit doordat de voorschriften daarvan naar die normen verwijzen. Daarvoor doet Knooble een beroep op artikel 11 van de Auteurswet dat bepaalt dat geen auteursrecht bestaat op door de overheid uitgevaardigde wetten, besluiten en verordeningen (dat zijn algemeen verbindende voorschriften in de zin van artikel 89 lid 4 van de Grondwet).

De procedure bij het hof
De rechtbank was van oordeel dat de NEN-normen niet algemeen verbindend zijn omdat zij niet op de door de wet voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Daarom rust volgens de rechtbank auteursrecht op de normen. Het hof vond dat de NEN-normen weliswaar door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit publiekrechtelijk algemeen geldende normen zijn, maar geen algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet, omdat ze niet zijn uitgevaardigd door de regelgevende overheid maar door een private organisatie. Verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar deze normen maakt dat niet anders.

De procedure bij de Hoge Raad
Knooble heeft tegen het arrest van het hof cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (advocaat mr. M.E. Gelpke in Den Haag). De Staat en het NNI hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep (advocaten mrs. M.W. Scheltema en S.M. Kingma in Den Haag voor de Staat en mr. P.A. Ruig in Den Haag voor het NNI).

Op 30 maart 2012 heeft de advocaat-generaal mr. F.F. Langemeijer de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Den Haag in stand te laten.

De uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad volgt dit advies. Hij oordeelt dat het NNI niet bevoegd is om algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet uit te vaardigen. Die bevoegdheid krijgt het NNI ook niet door de verwijzing in de Woningwet en het Bouwbesluit naar de NEN-normen. Deze normen kunnen daarom niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften als bedoeld in artikel 11 van de Auteurswet. De NEN-normen zijn dan ook niet op grond van dat artikel vrij van auteursrechten.
De Raad van State oordeelde op 2 februari 2011 eveneens dat NEN-normen geen algemeen verbindende voorschriften zijn (LJN BP2750).

Citaten

3.10 De door het onderdeel, alsmede door onderdeel 2, gehuldigde opvatting dat op grond van art. 11 Auteurswet geen auteursrecht rust op de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit wordt verwezen, is onjuist. Zoals hiervoor in 3.8 is overwogen, zijn die normen niet afkomstig van de openbare macht en kunnen die niet worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften in de zin van de Grondwet of de Bekendmakingswet. Zij kunnen daarom niet gelden als "door de openbare macht uitgevaardigd" als in art. 11 Auteurswet bedoeld.

3.14 NNI heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv., omdat zij, naar de kern genomen, verweer voert ter handhaving van haar intellectuele eigendomsrechten. Die, door Knooble betwiste, aanspraak is gegrond, nu NNI, die op het standpunt staat dat zij auteursrechthebbende is ten aanzien van de NEN-normen, in cassatie verweer heeft gevoerd teneinde te voorkomen dat op vordering van Knooble voor recht zal worden verklaard dat de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit wordt verwezen, vrij zijn van auteursrechten.
Knooble heeft tevens betoogd dat, zo art. 1019h in dit geding al toepassing kan vinden, NNI heeft nagelaten duidelijk te maken welk deel van de door haar opgevoerde kosten betrekking heeft op de auteursrechtelijke aspecten van de zaak. Dit betoog, dat kennelijk ertoe strekt dat zij slechts in een deel van de kosten van NNI op de voet van art. 1019h zou behoren te worden veroordeeld, mist doel omdat de op art. 89 lid 4 Grondwet en art. 3 en 4 Bekendmakingswet betrekking hebbende geschilpunten bepalend zijn voor de uitkomst van het auteursrechtelijke geschilpunt (zie hiervoor onder 3.10).

3.15 NNI acht een bedrag aan proceskosten van € 60.000,-- redelijk en evenredig. Knooble heeft het door NNI gespecificeerde bedrag niet gemotiveerd bestreden, zodat de aan de zijde van NNI gevallen proceskosten als hierna te melden zullen worden toegewezen.

 

IEF 11478

Betalingsregeling kan niet worden ingewilligd

Kantonrechter Breda, locatie Tilburg 16 mei 2012, zaaknr. CV EXPL 11-11133 (Cozzmoss B.V. tegen gedaagde)

In de Cozzmoss-serie. Auteursrecht. Integraal overnemen van artikelen op website. Openbaarmaking.

Gedaagde, tevens handelende onder de namen Bureau Mediaplant, Kookstudiosterren.nl en NKC Nederlandse Kookstudio Classificatie, heeft een eenmanszaak en is actief op het gebied van webportals, uitgeverijen en marketing. Gedaagde heeft zonder toestemming artikelen van De Volkskrant, Trouw en Wegener op zijn website geplaatst.

De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een openbaarmaking door gedaagde en dus sprake van een auteursrechtinbreuk. Het feit dat gedaagde de bronnen heeft vermeld doet hieraan niets af. De kantonrechter wijst de gevorderde schadevergoeding ad €1153,32 toe. Het verzoek van gedaagde om een betalingsregeling in het vonnis op te nemen, kan niet worden ingewilligd. Het is aan partijen zelf om dit overeen te komen. De kantonrechter veroordeelt gedaagde tot het betalen van schadevergoeding met een verhoging van 100% en proceskosten.

3.2 Cozzmoss stelt dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van De Volkskrant, Trouw en Wegener, door zonder hun toestemming, op zijn website artikelen van De Volkskrant, Trouw en Wegener te openbaren, althans een ongeoorloofde verveelvoudiging daarvan. De betreffende auteursrechtelijk beschermde arikelen zijn integraal overgenomen, zodat er geen sprake is van een eigen oorspronkelijke schepping. Cozzmoss stelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade (verlies aan exclusiviteit van de auteursrechten en vermindering van exploitatiemogelijkheden) die De Volkskrant, Trouw en Wegener lijden door het inbreukmakend en onrechtmatig handelen. De gevorderde schadevergoeding is gebaseerd op het door De Volkskrant, Trouw en Wegener gehanteerde tarieven voor hergebruik. Op basis van het door Trouw en Wegener gehanteerde tarief van € 0,36 per woord en het door De Volkskrant gehanteerd tarief van € 0,37 per woord is de 'economische waarde' van de betreffende artikelen berekend. Primair stelt Cozzmoss dat de schadevergoeding factor 2 van de 'economische waarde' van de artikelen bedraagt, zijnde € 1.153,32. Deze schadevergoedingsberekening sluit aan en valt binnen hetgeen gebruikelijk is in de branche, aldus Cozzmoss. Subsidiair wordt een schadevergoeding, gebaseerd op de 'economische waarde' van € 576,66 gevorderd. Cozzmoss vordert daarnaast administratiekosten ad € 210,00.

3.4 Uit de inhoud van de betreffende artikelen blijkt genoegzaam dat deze een eigen oorspronkelijk karakter bezitten en het persoonlijk stempel van de maker dragen, en daarom auteursrechtelijk zijn beschermd. Op grond van artikel 1 van de Auteurswet hebben De Volkskrant, Trouw en Wegener dan ook het uitsluitend recht om deze artikelen openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel niet zonder voorafgaande toestemming van De Volkskrant, Trouw en Wegener. Als niet weersproken kan worden vastgesteld dat de betreffende artikelen integraal zonder toestemming op de webpagina www.kookstudiogids.nl zijn geplaatst. Dit plaatsen is aan te merken als openbaren en levert dan ook inbreuk op door Bogaard op de aan De Volkskrant, Trouw en Wegener toebehorende auteursrechten.

3.5 Dat gedaagde de bronnen heeft vermeld doet hier niet aan af nu gesteld noch gebleken is dat de webpagina www.kookstudiogids.nl kan worden aangemerkt als een medium dat eenzelfde functie vervult als een dag-, nieuws-, of weekblad, tijdschrift, radio of televisieprogramma in de zin van artikel 15 Auteurswet. Het is gedaagde dus reeds daarom -ondanks bronvermelding- niet toegestaan om de betreffende artikelen zonder toestemming over te nemen.

3.6 Cozzmoss heeft voldoende feiten gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat De Volkskrant, Trouw en Wegener als gevolg van de inbreuk schade hebben geleden. De kantonrechter stelt vast dat De Volkskrant, Trouw en Wegener de vergoeding voor de economische waarde zijn misgelopen, die zij hadden kunnen vragen als toestemming was gevraagd. Voorts dient geoordeeld te worden dat sprake is van verlies aan exclusiviteit en vermindering van exploitatiemogelijkheden. Deze schade kan niet exact worden vastgesteld en moet dus worden geschat. De kantonrechter acht een verhoging van de economische waarde met 100% gerechtvaardigd. Dat de website van Bogaard 3.000 bezoekers per maand heeft, doet hier niet aan af. Het primair gevorderde bedrag van € 1.153,32 als schadevergoeding komt de kantonrechter dan ook redelijk voor.

3.8 Het verzoek van gedaagde om een betalingsregeling in het vonnis op te nemen kan niet worden ingewilligd. Het is aan partijen om in onderling overleg een eventuele betalingsregeling overeen te komen. De wet biedt geen mogelijkheid zodanige betalingsregeling dwingend aan partijen op te leggen.