Auteursrecht  

IEF 10081

Groepsaansprakelijkheid

Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2011, LJN BR6484 (Kamer van Koophandel tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s.)

Met dank aan Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals N.V.

In navolging van IEF 8951. Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad schijnfacturen. In het tussenvonnis had de rechtbank al inbreuk op de IE-rechten vastgesteld en hoofdelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen achter de rechtspersonen. Het eindvonnis geeft bevel om inbreuk op IE-rechten te staken en handelsnaam in register door te halen. Dwangsom van toepassing.

Commentaar van Olaf van Haperen: "Op zich niet zo heel veel schokkends nu in het reeds eerder gepubliceerde tussenvonnis alle IE-rechtelijke vraagstukken reeds werden beoordeeld. Ondanks uitgebreid verweer na tussenvonnis is er ook door de rechtbank niet teruggekomen in haar voornemens om tot vaststelling van inbreuk en hoofdelijke aansprakelijkheid over te gaan. Bijzonder blijft natuurlijk dat de rechtbank over is gegaan tot het vaststellen van groepsaansprakelijkheid en daarom alle betrokkenen (hoofdelijk) zelfs de eenmanszaak/websitebouwer heeft veroordeeld tot het betalen van alle schade en kosten. Dat enkele nog over te dragen domeinnamen inmiddels al waren vrijgevallen mag gezien de termijn waarop dit eindvonnis is gewezen niet verbazen ...."

Lees het vonnis hier (pdf/ zuivere pdf / LJN).

IEF 10075

Toestemming uitgever niet voldoende

Rechtbank Alkmaar 3 augustus 2011, LJN BR4987 (eiser tegen SILK SCREEN HOLLAND B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Marcel de Zwaam, Bremer & De Zwaan advocaten.

Auteursrecht. Silk Screen publiceert boek 'Zeefdruk' van eiser op website zonder toestemming van eiser, maar met toestemming van uitgever. Eiser heeft zijn exclusieve rechten niet aan uitgever overgedragen dus schending van auteursrecht door Silk Screen. Dat Silk Screen na verzoek van eiser boek van website heeft gehaald is niet van invloed op de vraag of zorgvuldig is gehandeld. Rechtbank veroordeelt Silk Screen tot betaling schadevergoeding.

In het boek staat Bürhmann als uitgever vermeld en bij de copyright-notice staat Bürhmann vermeld. Verder is daarin opgenomen dat voor openbaarmaking of verveelvoudiging schriftelijke toestemming van de uitgever is vereist. De naam van [eiser]] staat op de titelpagina van het boek en achterin na de epiloog vermeld. Het betoog van Silk Screen dat zij in het licht van deze omstandigheden ervan uit mocht gaan dat Bührmann de auteursrechthebbende is, kan niet worden gevolgd. De loutere vermelding van een rechtspersoon als uitgever is niet te beschouwen als aanduiding van het makerschap. Ook de copyright-notice kan niet worden aangemerkt als een vermoeden dat de auteursrechten bij Bührmann rusten. Een en ander geldt temeer nu de naam van [eiser]] op twee plaatsen in het boek is vermeld, die gebruikelijk zijn voor de aanduiding van de naam van de auteur. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank er in het navolgende van uit gaat dat [eiser]] de auteursrechthebbende is op het boek. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat [eiser]] zijn exclusieve rechten zou hebben overgedragen aan bijvoorbeeld Walburg of Bührmann, zoals bedoeld in artikel 2 Aw.

(...)

Uitgangspunt is dat het op de weg van Silk Screen ligt om aannemelijk te maken dat zij zodanig zorgvuldig heeft gehandeld dat de schending van de auteursrechten van [eiser]] haar niet kan worden toegerekend.
In het boek staat vermeld dat voor verveelvoudiging of openbaarmaking van het boek de schriftelijke toestemming van Bührmann is vereist. Vast staat dat Silk Screen toestemming heeft verzocht en mondeling heeft verkregen, van de zeefdrukafdeling van Bührmann. Partijen twisten over de vraag of degene die die toestemming namens Bührmann gaf, daartoe bevoegd was.

De rechtbank constateert dat Silk Screen de toestemming niet schriftelijk heeft verkregen. Dit is niet in overeenstemming met het voorschrift dat vermeld staat in de copyright-notice. Bovendien heeft Silk Screen zelf in haar conclusie van antwoord en ter comparitie betoogd dat het boek bestemd was voor de promotie van Bührmann en dat aan Bührmann een impliciete exclusieve licentie zal zijn verstrekt om de tekst in elke denkbare vorm voor dat doel te gebruiken. Silk Screen heeft niet aangevoerd dat het gebruik van het boek op haar website binnen dit doel valt, zodat uit dit betoog van Silk Screen volgt dat ook volgens Silk Screen zelf Bührmann niet gerechtigd was om rechten aan haar te verstrekken.

Reeds op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Silk Screen onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat haar verweer dat de schending van de auteursrechten haar niet kan worden toegerekend faalt. De vraag of hiermee op Silk Screen een onderzoeksplicht wordt gelegd, zoals Silk Screen betoogt, komt in het geheel niet aan de orde. Het feit dat Silk Screen - nadat [eiser]] haar wees op de inbreuk - het boek direct heeft verwijderd van haar website heeft geen invloed op de beantwoording van de vraag of destijds zorgvuldig is gehandeld, zodat ook dit verweer van Silk Screen niet op gaat.

Met de constatering dat Silk Screen de auteursrechten van [eiser]] heeft geschonden en dat deze schending haar kan worden toegerekend, komt de beoordeling van de door [eiser]] gevorderde schadevergoeding aan de orde. Silk Screen heeft gemotiveerd betwist dat [eiser]] enige schade heeft geleden.

Lees het gehele vonnis hier (pdf / link)

IEF 10071

Aanvullende werking van

Vrz. Rechtbank Breda 20 juli 2011, LJN BR4900 (Vereniging Verkeersslachtoffers tegen Stichting voor Verkeers Slachtoffers)

Met gelijktijdige dank aan André Schellart, Schellart advocaten.

Handelsnaamrecht en auteursrecht op website. Er is in geen geval sprake van een onderneming, echter wel kan sprake zijn van (aanvullende werking van) artikel 6:162 BW, waarbij de maatstaf art. 5 Hnw analoog wordt gehanteerd.

Reflexwerking: aanduiding Verkeersslachtoffer(s) is algemeen gebruikelijk en louter beschrijvend. Een alternatieve keuze in de vorm van gangbare synoniemen roept niet dezelfde evidente associatie op. Afwijzing van het gevorderde.

Auteursrecht op website: zowel de vereniging als de stichting hebben van websitebouwer Seneca BV een licentie gekregen. De vereniging laat na te onderbouwen "dat zij auteursrechthebbende is op de website van de stichting, onvoldoende onderbouwd is in het licht van de stukken waarin zij is aangeduid als licentiehouder hetgeen toch impliceert dat het auteursrecht niet bij haar berust." Afwijzing van het gevorderde.

3.4. Op grond van art. 1 Hnw wordt onder een handelsnaam verstaan de naam waaronder een onderneming wordt gedreven. Van een onderneming is sprake indien in georganiseerd verband het oogmerk om materieel voordeel te behalen bestaat.
Zowel de vereniging als de stichting handelen met het doel: “het in samenwerking met andere organisaties behartigen van de belangen van verkeersslachtoffers, in overleg met de europese, landelijke en provinciale overheden”. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan blijkt dat de vereniging en de stichting handelen met het oogmerk van materieel voordeel. De vereniging en de stichting zijn dan ook geen ondernemingen in de zin van art. 1 Hnw, zodat geen sprake is van een handelsnaam, noch bij de vereniging, noch bij de stichting.

3.5. Aan namen die geen handelsnaam zijn, kan evenwel bescherming toekomen op grond van de (aanvullende werking van) art. 6:162 BW, waarbij de maatstaf van art. 5 Hnw analoog wordt gehanteerd.

3.6. De voorzieningenrechter is met de stichting van oordeel dat de aanduiding Verkeersslachtoffer(s) algemeen gebruikelijk en louter beschrijvend is voor organisaties die actief zijn ten behoeve van verkeersslachtoffers. Het gebruik van deze aanduiding is zodanig essentieel voor het beschrijven van de door partijen beoogde belangenbehartiging dat deze niet door één partij kan worden geclaimd. Een alternatieve keuze in de vorm van een gangbaar synoniem is ook niet gesteld. Als zodanig kan in elk geval niet dienen “mobiliteitsslachtoffer(s)”, als door de vereniging wel aangedragen. Deze term roept niet dezelfde evidente associatie op als de naam in het geding. De term verkeersslachtoffer(s) mag in principe dus ook door de stichting in haar naam gebruikt worden. Dit zou slechts anders zijn indien de stichting met het voeren van die naam geen ander doel heeft dan de vereniging schade toe te brengen. Daarvan is geen sprake. Vast staat dat de stichting (ten minste mede) ten doel heeft de belangen van verkeersslachtoffers te behartigen, hetgeen reeds besloten ligt in de stelling van de vereniging dat de stichting is opgericht omdat de oprichters in de belangenbehartiging een andere koers wensten te varen dan de (meerderheid van de leden van) de vereniging. Het woord Verkeersslachtoffer(s) kan dan ook slechts worden opgevat als een aanduiding van diegenen wier belangen de stichting wenst te behartigen. De stichting handelt dan ook niet onrechtmatig jegens de vereniging. Het sub 1. gevorderde zal worden afgewezen. Vordering sub 2.

3.7. De vereniging stelt dat zij auteursrechthebbende is op de website van de stichting. Ter onderbouwing stelt de vereniging dat zij de website door Seneca BV heeft laten bouwen en dat zij Seneca BV hiervoor heeft betaald. De kosten van het bouwen van de website zijn opgenomen in het door haar aan Seneca BV betaalde bedrag van [Euro] 2.680,00 exclusief BTW, aldus de vereniging.

3.8. De stichting betwist dat de vereniging auteursrechthebbende is op de website van de stichting. De stichting voert aan dat zowel de vereniging als de stichting een licentie voor de bouw van een website van Seneca BV hebben gekregen. Ter onderbouwing van haar verweer heeft de stichting een brief d.d. 4 juli 2011 van Seneca BV overgelegd waarin Seneca BV mededeelt dat zij aan de vereniging om niet een Smartsite iXperion licentie heeft gegeven en dat deze aanbieding tevens omvatte de benodigde webhosting tegen een gematigd tarief van [Euro] 2.680,00 per jaar. Voorts deelt Seneca BV mede dat zij aan de stichting een gelijkluidend aanbod met gelijke condities heeft gedaan.

3.9. In het licht van het gemotiveerde verweer van de stichting had het op de weg van de vereniging gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij heeft nagelaten. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat de stelling van de vereniging dat zij auteursrechthebbende is op de website van de stichting, onvoldoende onderbouwd is in het licht van de stukken waarin zij is aangeduid als licentiehouder hetgeen toch impliceert dat het auteursrecht niet bij haar berust. Feiten of omstandigheden op grond waarvan sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van de stichting, zijn evenmin gesteld of gebleken. De vordering sub 2. zal dan ook worden afgewezen.

IEF 10062

Tussen de bedrijven door

Rechtbank Dordrecht 20 april 2011, HA ZA 08-2320 (Interlink Consultants V.O.F. tegen h.o.d.n. RDK Products) en Rechtbank Dordrecht 31 maart 2010, HA ZA 08-2320 (Interlink Consultants V.O.F. tegen h.o.d.n. RDK Products)

Als randvermelding. In navolging van IEF 5911. Stukgelopen samenwerking. Overeenkomst van (nadere) opdracht.

RDK en Interlink beogen samen te werken inzake de bouw van een (instap)website voor het aanbieden van kozijnen en LED verlichting. RDK Products is groothandel in o.a. kunststof/houten/aluminium ramen, deuren en serres en Interlink adviseert o.a. grafische ontwerpen. Later, zo stelt Interlink, wordt opdracht gegeven uitgebreid systeem te bouwen met voorraadadministratie, offerte en factuursysteem. Vonnis 31 maart 2010: Interlink doet aanbod tot bewijzen van de gestelde overeenstemming en redelijkheid van de in rekening gebrachte uren en kosten. Vonnis 20 april 2011: Interlink bewijst niet dat de werkzaamheden als vervolg op de opdracht voor een instapwebsite zijn verricht. Vorderingen worden over en weer afgewezen.

 

31 maart 2010 4.1. Anders dan Interlink heeft gesteld, kunnen de door Interlink verrichte werkzaamheden niet worden aangemerkt als op mondelinge overeenkomsten van opdracht  gebaseerde uitvoeringshandelingen waardoor - naar de Rechtbank begrijpt - overeenkomsten van opdracht zouden zijn geconstitueerd. Uit de desbetreffende e-mailberichten volgt niet dat [RDK] aan Interlink opdracht heeft gegeven om een uitgebreid systeem te bouwen rond RDK  Products met als doelen: nieuwe website, voorraadadministratie, het uitbrengen van offertes en facturen, etc., zoals Interlink stelt. (...)
Niet goed duidelijk is ook waarom Interlink de door haar voorgeschoten geldbedragen, althans verrichte betalingen kwalificeert als opdracht. In het licht van art. 7:400 lid 1 BW is daarvan geen sprake. Veeleer zou sprak kunnen zijn van een overeenkomt van geldlening, of een samenwerkingsovereenkomst. Daarop is de vordering evenwel - naar velen malen met nadruk word aangevoerd - niet gestoeld.

20 april 2011 2.15. Interlink, gelijk ook [RDK], maakt een onderscheid tussen het bouwen van een (nieuwe) website en het toevoegen van content aan een bestaande website. (...) [RDK] heeft onbetwist aangevoerd dat Interlink omstreeks april 2007 tekst en foto's op de website heeft geplaatst met de mededeling dat ze dat "Tussen de bedrijven door zou verzorgen".

2.16. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de getuigenverklaringen en de door Interlink nader in het geding gebrachte stukken niet bewijzen dat werkzaamheden die Interlink volgenns de betreffende factuur heeft verricht, zijn geschied ter uitvoering van de door Interlink gestelde nadere overeenkomst van opdracht, als vervolg op de opdracht voor een instapwebsite.

Lees het vonnis van 31 maart 2010 hier en vonnis 20 april 2011 hier.

IEF 10056

Aantal hits en combinatie van zoektermen

Vrz. Rechtbank Haarlem 28 juli 2011, LJN BR 4466 (Reprise Biopharmaceutis LLC en Dr.A tegen Ferring B.V.)

Als randvermelding. Deurwaarderskortgeding. Conservatoir bewijsbeslag met betrekking tot IE-recht. Nadat de deurwaarder is aangevangen met de beslaglegging, ontstaat een discussie tussen de advocaten van betrokken partijen over de wijze waarop de beschikking, waarbij verlof is verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder, moet worden geïnterpreteerd. De deurwaarder heeft op de voet van artikel 438 lid 4 Rv het kort geding tussen partijen aanhangig gemaakt. Uitleg van een beslagverlofbeschikking die is gegeven door ondertekening van de woorden “Toegestaan als verzocht”.

De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de deurwaarder beslag mag leggen op de in het rekest nader genoemde bescheiden, ook in digitale vorm. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting bij artikel 843a Rv dat onder ´bescheiden´ tevens op een gegevensdrager aangebrachte gegevens wordt verstaan. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat de deurwaarder niet mag overleggen met verzoekers over de wijze waarop hij beslag legt. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het proces-verbaal van beslaglegging geen informatie mag bevatten over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden. Wel hebben verzoekers er recht op en belang bij om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Compensatie van de proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv.

17. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Het proces-verbaal van beslaglegging mag geen informatie over de inhoud van de in beslag genomen bescheiden bevatten. Met Reprise en [A] is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers er wel recht op en belang bij hebben om te weten of het beslag doel heeft getroffen. Dit brengt met zich dat in het proces-verbaal van bewijsbeslag mag worden vermeld, gespecificeerd naar elk van de onder 2 genoemde beslagobjecten, of het beslag doel heeft getroffen.

18. Ten aanzien van het laatste geschilpunt – mag er wel of niet gedurende het beslag overleg gevoerd worden met verzoekers over het aantal hits en het daarna uit te voeren combineren van zoektermen – heeft de deurwaarder zich op het standpunt gesteld dat inhoudelijk overleg met verzoekers gedurende het beslag over het aantal hits, niet in strijd is met de beschikking noch met de geheimhoudingsplicht, nu er inhoudelijk niet over de bescheiden wordt gesproken. Een dergelijk overleg leidt er volgens de deurwaarder alleen maar toe dat de hoeveelheid definitief in beslag genomen data afneemt waardoor Ferring op geen enkel punt in haar belangen wordt geschaad. Ook Reprise en [A] stellen dat het praktisch is dat zij tijdens het beslag overleg voeren met de deurwaarder over de mogelijke zoektermen en combinaties daarvan die leiden tot inbeslagname van bepaalde bescheiden.

IEF 10055

Niet-ontvangen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2011 (Lensink curator Fan Media B.V. en Herselman)

Met dank aan Erik Vollebregt, Greenberg Traurig

In't kort. SEKAM-betalingen, ongerechtvaardigde verrijking. Formats en licentie Televisieprogramma's. Einde samenwerkingsovereenkomst. Volgens de samenwerkingsovereenkomst heeft er overdracht van auteursrechten plaatsgevonden en is er geen sprake van een ongerechtvaardigde verrijking. Er is ook geen recht op de helft van de Sekam-vergoedingen. Liquidatietarief, want geen specificatie ex art. 1019h Rv.

4.5 Uit het voorgaande volgt dat het onder r.o. 4.1. weergegeven verweer van Herselman dat Fan Media de auteursrechten ex artikel 3 van de samenwerkings-overeenkomst heeft overgedragen, slaagt. Hieruit volgt dat Fan Media geen recht had op de Sekam-vergoedingen en dus ook niet is veramrd door het niet ontvangen daarvan. Dit betekent dat de stelling van Lensink dat de boedel van Fan Media schade heeft geleden door het niet-ontvangen van de Sekam-vergoedingen faalt. Reeds hierom komt aan Fan Media geen vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking toe. De Primaire grondslag van de vordering faalt derhalve. Daarmee wordt toegekomen aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag daarvan.

Recht op de helft van de Sekam-vergoedingen?
4.6. Tegen de subsidiaire grondslag van de vordering heeft Herselman meest verstrekkend aangevoerd dat het in de onderhavige procedure niet gaat om schikkingen met tussen individuele licentiehouders met derden, maar om de vraag of Fan Media een vordering heeft op Herselman. Dit verweer slaagt. (...) Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke wijze (elk van) deze gestelde betalingsverplichtingen - wat daar verder van zij - Herselman als gedaagde partij regarderen, laat staan hoe zulks kan leiden tot een betalingsverplichting van Herselman van de helft van de thans in het geding zijde Sekam-vergoedingen aan de boedel van Fan Media. Reeds hierom kan de subsidiaire grondslag van de vordering niet slagen. Dit brengt mee dat aan een beoordeling van het voorts hieromtrent gevoerde partijdebat niet wordt toegekomen.

IEF 10044

Hoewel fishing expeditions voorkomen

Vrz. Rechtbank Utrecht 2 augustus, LJN BR4420 (Cher c.s. tegen Universal International Music B.V.)

Met dank aan Sandra Frommelt en Max van Leyenhorst, Legaltree

Auteursrecht en een zelfstandig beroep op artikel 843a Rv. De Nederlandse tak van platenmaatschappij Universal moet de Amerikaanse rockster Cher direct inzage geven in documenten die met haar royalties te maken hebben. Cher heeft recht op 15 procent van de royalties van twee verzamelalbums die Universal wereldwijd heeft uitgegeven. Eerder bepaalde een Amerikaanse rechter dat Universal financiële documenten moest afstaan, Universal werkte niet mee en Cher vroeg om een voorlopige voorziening in kort geding.

Het Superior Court in de VS heeft met beroep op het Bewijsverdag verzocht om een getuige te horen en stukken op te vragen bij een in NL gevestigde vennootschap. Deze vennootschap weigert de stukken in te brengen. De eisende partij (popzangeres Cher) vordert dat de voorzieningenrechter UIM bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om deze stukken te overleggen. Deze gaat daartoe over na een grondige toets op rechtmatig belang, bestaan van rechtsbetrekking, aanduiding van 'bepaalde bescheiden' en gewichtige reden exhibitieplicht.

Rechtmatig belang: ja 4.4. (...) In de eerste plaats moet sprake zijn van een rechtmatig belang. Het belang van Cher om inzage te verkrijgen in de in Schedule A genoemde bescheiden is gelegen in de mogelijkheid om haar stelling dat zij jegens Incorporated nog aanspraak kan maken op royalties kan staven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu de distributie van de betreffende CD’s door tussenkomst van UIM heeft plaatsgevonden en UIM - naar aangenomen moet worden - beschikt over de daarbij behorende administratie, voldoende aannemelijk is dat Cher een rechtmatig belang heeft bij inzage daarin. (...)

Rechtsbetrekking: ja 4.5. Vervolgens zal de vraag worden beantwoord of de bescheiden die worden verzocht kunnen worden aangeduid als ‘aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’. UIM heeft in dit verband aangevoerd dat Cher geen partij is in de rechtsbetrekking waarop de informatie ziet. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Aangenomen moet worden dat het begrip ‘rechtsbetrekking’ sinds de wijziging van artikel 843a Rv. per 1 januari 2002, waarbij een modernisering van dit artikel is beoogd, ruim moet worden uitgelegd en niet slechts betrekking heeft op directe rechtsbetrekkingen tussen partijen zelf. In het onderhavige geval beroept Cher zich op een overeenkomst met Incorporated. Incorporated heeft ervoor gekozen om de uitvoering hiervan door een andere, zich binnen haar concern bevindende vennootschap, te weten UIM, te laten plaatsvinden. Cher heeft hierop geen invloed kunnen uitoefenen. Onder die omstandigheden kan UIM zich in redelijkheid niet op het standpunt stellen dat Cher geen partij is bij de rechtsbetrekking en moet het begrip rechtsbetrekking ruim worden uitgelegd in die zin dat ook andere rechtsbetrekkingen met betrekking tot de exploitatie van de muziek van Cher daaronder moeten worden begrepen.

Bepaalde bescheiden: ja 4.6. Voorts moet worden beoordeeld of voldaan is aan de eis van ‘bepaalde bescheiden’. UIM heeft gemotiveerd betwist dat daarvan sprake is. Volgens UIM is onvoldoende duidelijk op welke documenten wordt gedoeld en zij illustreert dit aan de hand van in de Schedule A onder 7 geformuleerde verzoek. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel fishing expeditions voorkomen moet worden, de eis van bepaalbaarheid ook niet te strikt moet worden uitgelegd. Degene die een beroep doet op artikel 843a Rv zal immers in veel gevallen niet exact kunnen aangeven welke documenten hij nodig heeft om zijn vordering te onderbouwen. De bescheiden moeten echter wel zodanig worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of de verzoeker daarbij een rechtmatig belang heeft. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter, dat Cher in haar verzoek specifieke documenten moet benoemen en aanwijzen. De voorzieningenrechter zal in rechtsoverweging 4.8 aan de hand van de diverse onderdelen van Schedule A beoordelen of voldaan is aan de eis van bepaalbaarheid.

Gewichtige reden exhibitieplicht: ja 4.7. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of er gewichtige redenen zijn die aan de exhibitieplicht in de weg staan en of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. UIM heeft in dit verband aangevoerd dat zij al veel informatie heeft ingebracht hetgeen met veel zoekwerk gepaard is gegaan en dat van haar –temeer nu zij buiten het geschil staat- niet verwacht kan worden dat zij hierin nog meer tijd en energie steekt. Ook heeft zij aangevoerd dat een deel van de gevraagde informatie zich niet bij UIM maar bij Warner UK bevindt. Ten aanzien van dit laatste overweegt de voorzieningenrechter dat UIM slechts kan worden gehouden aan de verplichting om informatie aan te leveren waarover zij beschikt, zoals in het dictum tot uiting zal worden gebracht. (...)

IEF 10047

Oormerk tag voor schapen

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 8 augustus 2011, KG ZA 11-863 (APK Identification tegen Schippers Europe B.V.)

Met gelijktijdige dank aan mr. G.L. Kooy, Vriesendorp & Gaade.

Modellenrecht. Exclusieve leveringsovereekomst. Auteursrecht op oormerken met Radio Frequency IDentification-chips, met name nieuw model voor het vrouwelijke deel van de tag voor schapen.

Eiser heeft een gemeenschapsmodel (001652249-0001) en produceert en levert aan gedaagde middels een Supply Agreement met exclusiviteitsbeding inhoudende dat APK preferred supplier is en eerst onderhandeld zal worden over o.a. prijs als Schippers een andere leverancier zou willen. APK legt verklaringen over van Schippers dat zij al in hoge aantallen (inbreukmakende) tags inkoopt in China, echter dit zijn tags die door APK zijn geleverd aan Schippers en er is slechts offerte aangevraagd in China.

Afwijzing ordering, het is niet aannemelijk dat kopieën heeft (laten) vervaardigen, en uitputting van tags die APK zelf aan Schippers heeft geleverd. Geen wanprestatie of slaafse nabootsing. Proceskosten ex 1019h Rv: €4.467,86.

Spoedeisend belang 4.2. Het spoedeisend belang van APK bij het gevorderde verbod vloeit voort uit het voortdurende karakter van de gestelde inbreuk, de gestelde tekortkoming en het gestelde slaafse nabootsen. Beoordeeld moet dus worden of er sprake is van een inbreuk, een tekortkoming of een slaafse nabootsing.

Uitputting 4.3. Naar voorlopig oordeel is geen sprake van een inbreuk op de rechten van APK. Schippers heeft namelijk aangevoerd dat de door haar verhandelde tags waar APK op doelt, door APK zelf aan Schippers zijn geleverd. De voorzieningenrechter begrijpt dat Schippers daarmee een beroep doet op uitputting van het Gemeenschapsmodel- en auteursrecht (art. 21 GModVo en art. 12b Auteurswet). Dat beroep slaagt naar voorlopig oordeel omdat (i) niet in geschil is dat APK het afgelopen jaar meer dan een miljoen APK-tags aan Schippers heeft geleverd en (ii) de door APK bij afnemers van Schippers aangetroffen tags – ook volgens APK – volledig identiek zijn aan de APK-tags.

 

4.4. APK heeft de uitputting slechts weersproken met de stelling dat de directeur van Schippers tijdens een gesprek met APK zou hebben erkend dat Schippers in China kopieën van de APK-tags laat vervaardigen. Die erkenning is echter op geen enkele manier onderbouwd door APK en wordt uitdrukkelijk betwist door Schippers. Volgens Schippers heeft de directeur in het betreffende gesprek slechts aangegeven dat Schippers een Chinese producent, die al andere tags voor Schippers maakt, heeft gevraagd een offerte te maken voor de productie van op APK-tags gelijkende producten. Schippers heeft uitgelegd dat zij dat heeft gevraagd omdat zij in het kader van heronderhandelingen met APK moest kunnen aantonen dat er sprake was van een “significant change in the market selling price” in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst. Die uitleg is voorshands aannemelijk aangezien vast staat dat partijen over de prijs hebben heronderhandeld (zie r.o. 2.7) en dat Schippers in dat kader een offerte van een Chinese producent heeft ingebracht (productie 3 van Schippers). In ieder geval is de blote stelling van APK over de erkenning door Schippers voorshands onvoldoende om de gestelde uitputting te weerspreken.

 

4.5. Het spreekt voor zich dat het voorgaande meebrengt dat ook de gestelde wanprestatie en slaafse nabootsing moeten worden verworpen. Het verhandelen van originele APK-tags is uiteraard niet in strijd met de Overeenkomst of onrechtmatig jegens APK.

Proceskosten 4.6. APK zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Schippers vordert onder verwijzing naar artikel 1019h Rv een bedrag van in totaal, met inbegrip van het griffierecht, € 4.467,86. Aangezien APK de redelijkheid en evenredigheid van die kosten niet heeft weersproken, zal zij worden veroordeeld tot betaling van dat volledige bedrag.

IEF 10046

Praktijkervaring opdoen

Antwoord minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)  op kamervragen Peters over de NPO die Nederlandse series niet wil delen met derden (ontvangen 24 juni 2011), Aanhangsel Handelingen TK 2010-11, 2970, 2011Z11351.

Over de toegankelijkheid van (door de publieke omroep gefinancierde) oude series die de NPO niet wil delen met derden middels online platform. Exploitatie van auteursrechten, toestemmingen volgens mediawet en onontgonnen terrein van online distributie door derden.

3 Bent u het met mij eens dat film-, documentaire- en televisieproducenten de
mogelijkheid moeten hebben om zelf online hun auteursrecht te exploiteren?
Zo nee, waarom niet?

Ja, indien dit in overeenstemming is met het contract dat een producent heeft gesloten met de omroep die de serie of film uitzendt en bekostigt. Afspraken over online hergebruik en daarmee de exploitatie van auteursrechten kunnen van geval tot geval verschillen.

4 Hoe beoordeelt u de handelswijze van de NPO om geen toestemming te verlenen aan individuele omroepen om mee te werken aan Ximon.nl, terwijl de NPO zelf geen auteursrecht heeft ten aanzien van de betreffende series en het ministerie van OCW meer dan een miljoen euro heeft geïnvesteerd in het platform?

Ik vind het gewenst dat mensen toegang krijgen tot Nederlandse televisieseries en speelfilms die in het verleden door de publieke omroep zijn uitgezonden. Dat kan de publieke omroep zelf doen, en in samenwerking met een partij als Ximon. Ik begrijp tegelijk ook de aarzelingen van de NPO, want men moet ook afwegen hoe een dergelijke samenwerking zich verhoudt tot de eigen actuele programmering en uitvoering van de wettelijke taak. Online distributie door derden is wat dat betreft nog ontontgonnen terrein. Juist daarom lijkt het mij goed dat de publieke omroep praktijkervaring op doet met Ximon . Mede op basis van deze ervaring kan de NPO vervolgens algemeen beleid formuleren voor hergebruik van ouder materiaal door derden, rekening houdend met de spelregels van de Mediawet.

Vanuit de bovenstaande noties, heeft het ministerie van OCW bemiddeld in deze zaak, maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid bij de raad van bestuur van de NPO en de afzonderlijke (rechthebbende) omroeporganisaties. De Mediawet staat samenwerking met Ximon niet in de weg. Het Commissariaat voor de Media heeft de betrokken afzonderlijke omroeporganisaties al toestemming verleend voor deze nevenactiviteit.

5 Waarom is het aan de NPO om al dan niet toestemming te verlenen om mee te werken aan Ximon.nl? Welk publiek belang wordt daarmee gediend?

Het betreft hier een nevenactiviteit van afzonderlijke omroeporganisaties. Het Commissariaat voor de Media toetst of deze nevenactiviteiten in overeenstemming zijn met de Mediawet. De raad van bestuur van de NPO moet op grond van de Mediawet eveneens toestemming verlenen aan nevenactiviteiten van afzonderlijke omroeporganisaties; hij toetst voorgenomen nevenactiviteiten aan het algemene belang van de publieke omroep als geheel. Deze bevoegdheid maakt onderdeel uit van een geheel aan bevoegdheden die de raad van bestuur heeft ter realisering van de publieke taak. In de kern stelt de raad van bestuur vast wat de programmatische strategie is van de publieke omroep als geheel. Daaronder valt ook de strategie voor distributie van nieuw en ouder materiaal via diverse radio en televisiekanalen en op internet. Zonder deze regisserende rol voor de raad van bestuur, zouden afzonderlijke publieke omroeporganisaties ieder hun eigen keuzes maken, waardoor goede prestaties van de publieke omroep als geheel onvoldoende zijn geborgd.

6 Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de NPO zodat de televisieseries snel toegankelijk zullen zijn voor het publiek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek informeren voor 15 juni 2011?

Mijn departement heeft diverse malen met de NPO over samenwerking met Ximon gesproken. De raad van bestuur van de NPO heeft mij onlangs laten weten dat hij heeft besloten alsnog groen licht te verlenen aan samenwerking van afzonderlijke omroepen met Ximon. Het zou gaan om televisieseries van vijf jaar en ouder en om een proefperiode van anderhalf jaar. De nadere voorwaarden zijn nog onderwerp van overleg. Omroepen beslissen als (mede) rechthebbende uiteindelijk zelf of ze daadwerkelijk met Ximon in zee gaan.

IEF 10032

Flagrante auteursrechtinbreuk

Hof 's-Hertogenbosch 26 juli 2011, LJN 4234 (Search Opleidingen B.V. tegen Aquatest B.V.)
beroep na: Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 29 november 2010, KG ZA 10-723 (Search Opleidingen B.V. tegen Aquatest)

Met dank aan Christel Jeunink, Van Iersel Luchtman N.V.

Search verleent sinds 1997 diensten op het gebied van milieu- en asbestvraagstukken en ontwikkelt en verzorgt in dit kader ook opleidingen en publicaties. Aquatest biedt via haar website cursusmateriaal aan dat gratis kan worden ingezien en gedownload, ook de door door Search verwaardigde uitgave "SCA Asbestdeskundige SC-570: 2009"

Aquatest heeft na eerste aanschrijving gesteld niet onrechtmatig te handelen en tot voor kort geweigerd de onthoudingsverklaring te tekenen. Vordering toegewezen voor wat betreft de auteursrechten. Nevenvorderingen: schriftelijke opgave van aantal cursisten en vermelding van gegevens en/of vergoedingen en controle door registeraccountant afgewezen. Matiging van de dwangsom. Proceskosten ieder draagt eigen kosten (herzien in hoger beroep - lees verder) 

4.1. Tussen de partijen is niet in geschil dat het desbetreffende opleidingsboek van Search een oorspronkelijk werk betreft in de zin van artikel 10 Auteurswet 2012 (Aw) en derhalve auteursrechtelijk bescherming geniet. Dat van openbaarmaking van een werk van letterkunde in de zin van artikel 12 Aw en van verveelvoudiging daarvan ingevolge artikel 13 Aw sprake is, is in dit kort geding geen punt van geschil. Aquatest heeft immers niet ontkend de bedoelde door Search ontwikkelde uitgave op haar website te hebben aangeboden.

4.3. Dat Aquatest (...) een onthoudingsverklaring aan Search heeft toegezonden doet aan het bovenstaande niet af. Daarbij acht de voorzieningenrechter met name van belang dat de eerste aanschrijving over de gestelde inbreuk op auteursrechten dateert van 31 mei 2010 en Aquatest pas op 8 november 2010 een onthoudingsverklaring heeft ondertekend met daarin opgenomen

Hof: vernietiging van afwijzing van de twee nevenvorderingen rekening en verantwoording; Proceskostenveroordeling omgekeerd, toewijzing van hoofdvorderingen tegenover afwijzing nevenvorderingen.

4.6 Met haar tweede grief is Search opgekomen tegen de beslissing van de voorzieningenrechter om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Search heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij in haar hoofdvordering in het gelijk was gesteld door de voorzieniningenrechter en dat afwijzing van de nevenvorderingen niet een dusdanige compensatie van de proceskosten rechtvaardigde. Aquatest is van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht de proceskosten heeft gecompenseerd als voormeld, omdat beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.

4.6.1. Het hof is van oordeel dat in deze zaak sprake is geweest van een flagrante auteursrechtinbreuk zodat Search terecht haar hoofdvorderingen in eerste aanleg heeft ingesteld. Toewijzing van de hoofdvorderingen van Search leidt er naar het oordeel van het hof toe dat Aquatest in eerste aanleg beschouwd dient te worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij op grond van art. 237 Rv. in de proceskosten van het geding in eerste aanleg dient te worden veroordeeld. De tweede grief slaagt.

Lees de uitspraak hier (pdf / LJN / opgeschoonde pdf)